15de Jaargang. N° 266 Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 46. Kennisgeving. Politiek Overzicht féubllétömT MARIE VAN VERSENDAAu Hoofdredactie! Q f VAN SCHAARDENBURa - ABONNEMENTSPRIJS: £#r maanden joot Amersfoort f 1.86. Idem franco per post1.80» Per week (met gratie verzekering tegen ongelukken) - 0.1®\ Afzonderlijke nummers 0.05. Wekelyksoh bijvoegsel -D* Holtondsch* BuitvnM*" (onder redactie van Thérèae Hoven) per 8 mnd. 50 ets. Wekelrjkfloh bijvoegsel WtrtldrtvUi" per 8 mnd. 52 Ct». Maandag 14 Mei 1917. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER AÜVERTEEHÉN Van 1—5 rogola.. f 0.80. Eikeregel moor- <>.15. Dienstaanbiedingen 1—G regels.. O.Ö1). Grooto letters naar plaatsruimte. Yoor haridol eu bodrijt bestaan zoor voordeeltje bopalingon tot het herhaald adverteeron in dit Blad, b(j abonnomont, Eene circulaire, bevattendo de voorwaarden, wordt oj» uauvrnag toegezonden. flöurgemeester en Wethouders van Amers foort brengen ter algemeene kennis, dat blij kens ontvangen mededeeling Bestuurders-Col- iotoren van het Hendrik Nannes en Catrijn ppes Leen" te Bolsward, voornemens zijn op Oen nader te bepalen lag in de maand Juni over re gaan tot eene begeving. Jongelieden uit het geslacht der stichters, wier ouders niet in staat zijn, uit eigen middelen huime studie te bekostigen, worden iritgenoo- digdl zich voor mededinging schriftelijk aan te jnrteklen bij D. N. Zirithoff te Bolsward, onder overlegging van een gebcorteacte, aanwijzing van genoten onderwijs en, zoo noodig, bewijs van afstamming, vóór of op 1 Juni e.k. Sollicitanten moeten op 5 Mei, jl., ten min ste 12 jaar oud zijn en den leeftijd* vah 24 jaren nog niet hebben bereikt. Zij zullen zich te on derwerpen hebben aan een vergelijkend exa men, waarvan de datum later zal worden be kend gemaakt. Reis- en verblijfkosten zullen hiet worden vergoed. Volgens art. S van het leensreglemvnt wor den jongelieden, ouder dan IC jaren, die geen opleiding aani een gymnasium, hoogere bur gerschool of een daarmee in hooldzaak gelijk staand onderwijs hebben ontvangen, niet dan bij gebreke aan hen, welke die opleiding of dat wdcrwijs- wèl hebben genoten, benoemd. Amersfoort, 11 Mei 1917. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris. De Burgemeester, A. I'. VrSNST VAN RATvOWIJCK. BUITENI.AND7~ De wereldstrijd in het westen. n (Slot). De strijd, die sedert 9 April j.l. aan het westelijke front wordt gevoerd, slaat in dezen wereldstrijd, waarin wij van zoo menigvuldige reuzenworstelingen getuige zijn geweest, het record in dezen zin, dat nog nooit zoo talrijke strijdkrachten aan beide zijden tegen over elkaar in het vuur zijn gebracht. Wij krijgen niet rechtstreeks te hooren hoe sterk de legers zijn, die tegen elkaar strijd voeren. De beide partijen laten 't aan de te genpartij over het publiek daarover in te lich ten. De officieele cijfers krijgen wij dus niet Onder de oogen, maar het schijnt toch, dat men. over en weer tamelijk juist over elkaar is ingelicht, zoodat over 't geheel genomen op'de cijfers, die worden genoemd, kan wor den afgegaan. Het zijn cijfers, die er van getuigen hoe hoog aan beide zijden de inspanning der krachten wordt opgevoerd. De Nordd. Allg. Zeitung schrijft: „In de reuzenslagen in het wésten hebben de Franschen en Engelschen reeds meer dan een millioen in den strijd geworpen. De Engelschen zetten tot den 6en Mei in 't geheel 44 divisiën in, waarvan 12 divisiën voor de tweede maal, hetgeen be antwoordt aan een getal van rond 700,000 strijders. De Franschen streefden met volle 53 divisiën of meer dan 400,000 man, vruchteloos naar de overwinning. De eenige uitkomst van deze reusachtige inspanning zijn reuzenverliezen." Het tegencijfer heeft Havas ons verschaft in deze mededeeling: „Het aantal Duitsche divisiën, die in dezen oven werden geworpen (bedoeld is het ge bied tusschen Soissons en Reims), wordt op 75 geraamd. Om de beteekenis van deze ontplooiing der strijdkrachten te meten, moet er aan herinnerd worden, dat de vijand niet meer dan 155 divisiën heeft op de geheele uitgestrektheid van het westelijke front." Eene herinnering aan de zware Duitsche verliezen geeft de mededeeling van Reuter, dat sints 1 April 35 Duitsche divisiën uitge put uit het westelijke front zijn gehaald. Deze cijfers stellen de uitkomsten, die de nu reèds vijf weken durende strijd heeft op geleverd, in een eigenaardig licht. Die uit komsten zijn niet anders te kenschetsen dan wij reeds hebben gedaan; zij zijn minimaal, fn het Fransche strijdgebied heeft men een détailkaart noodig om de veranderingen te kunnen aanwijzen. Bij Atrecht is de front verschuiving tengevolge van den eersten aanval (dien van 9 April) wel van eenige be teekenis als men mede in aanmerking neemt dat de Duitsche linie ook uit eigene beweging teruggebogen is. Sedert was zij ge ring; bij den tweeden aanval gingen Gavrelle en Guémappe verloren, bij den derden Ar- leux en bij den vierden Fresnoy, dat later door de Duitschers is terug gewonnen. Men is zich daarvan aan de zijde der ge allieerden zeer goed bewust. Een Fransche militaire schrijver, generaal Verraux, erkent in de Oeuvre, dat het offensief der Fransche troepen beperkt is moeten worden; hij schrijft: „De elastische tegenstand van den vijand in verband met de natuurlijke sterkte van zijne verdedigingsstelling heeft verhin derd, dat ons vooruitdringen zoo snel en krachtig geschiedde als wij hadden ver- vacht. Het oogenb'lik om ver vooruit te gaan is nog niet gekomen. Dat is bedroevend, maar het is zoo. Wij hebben slechts de eer ste Duitsche liniën bereikt en achter hen liggen anderen onaangeroerd." In de Rappel geeft Camille Devilar uiting aan de diepe teleurstelling, die de bekend making van de aan de Aisne en in Cham pagne verkregen resultaten „van de eerste minuut af in alle kringen" heeft teweeg ge bracht; hij zegt: „Sedert al te langen tijd heeft men m het publiek van het groote of fensief gesproken, dat in de Champagne zou opgaan. Een gewichtige moreele factor, de onvrijwillige terugtocht van den vijand, hielp nog mee de geesten op te wekken. Men meende, dat niets meer ons kon tegenhou den en dat het offensief de liniën van deze teruggaande legers zou doorbreken. Maar de vijand wist precies, dat het ging om de be slissing en dat slechts van Fransch-Bngel- sche zijde gevaar dreigde. Hindenburg be reidde zich dus voor. Hij ving den stoot op, niet zonder te moeten terugwijken. Wij triomfeerden over de beletselen, waar wij meer dan twee jaren verlamd tegenover stonden. Maar wij staan nu laat ons dit zonder smart toegeven voor een stalen muur, dien wij in onzen haat reeds gebar sten waanden." Ook een gezaghebbend orgaan van de provincie, de Nouvellrste de Bordeaux, er kent, dat men gedwongen is na te denken over „de zinnelooze overijling van ons eer ste oordeel. Uit den tegenwoordigen toe stand blijkt duidelijk, dat de vijand ons tot eene zeer moeielijke actie dwingt." Dit neemt niet weg, dat men desondanks nog vasthoudt aan de hoop, dat in de toe komst de zaken een gunstiger keer zullen nemen. De onzijdigen, die buiten den strijd staan, zijn meer onbevangen in hun oor deel en het kan ons dus niet verwonderen, dat in een Zwitsersch orgaan, de te Bern verschijnende Bund, -de bekende militaire schrijver Stegemann zich aldus uitlaat: „Zelfs wanneer men zich de uit den nood geboren begripsbepaling van dezen reuzen- slagen als een aanhoudend werkende druk toeëigent en aanneemt, dat dit offensief zal slagen wanneer het den aanvaller gelukt den tegenstander langzamerhand terug fe drin gen en nu en dan in lange tusschenpoozen enkele steunpunten zijner versterkte zóne te nemen* dan kan men niet inzien hoe dit offensief zegevierend over een voorterrein van verscheidene honderden Kilometers diepte kan vooruitgaan, zonder zich geheel te verbloeden." Naar zijne meening zal men, ook bij eene zeer voorzichtige beoor deeling van den toestand, niet kunnen ver mijden van een mislukking van het offensief te spreken. De oortog, Washington, 13 Mei. (R.) Na een stoi machtig debat heeft het huis van verte genwoordigers van het congres zijne ge machtigden in de commissie uit de beide huizen op te dragen het voorstel te doen om de door den Senaat geschrapte 'bepnUng tot machtiring van Roosevelt om een divisie naar Frankrijk te brengen, weder in de legerwet op te nemen. Washington, 13 Mei. (R.) Bij de in wijding van een nieuw Rode Kruisgebouw verklaarde president Wilson, dat het hart van 'het volk bij dezen oorlog is, en dat het van oordeel is, hier een gelegenheid te heb ben gevonden, den aard van de Vereenigde Staten aan den dag te doen komen. „Wij hebben geen grieven voor onszelven. Wij namen deel aan dezen oorlog, omdat wij de dienaren der menschneid zijn. Wij wil leen geene voordeelen van dezen oorlog aanvaarden. Wij doen mede, omdat wij ge- looven in de beginselen, waarop de Ameri- ka'ansche regeering is gegrondvest." Berlijn, 12 Mei. (W.-B.). Door nieuwe duikbootsuccessen in de Atlantische oceaan en in het Engelsch^ kanaal zijn weer zes stoomschepen, zeven zeilschepen en twaalf visschervaartuigen met 29,500 ton vracht ruimte in den grond geboord. B er 1 ij n12 Mei. (W.-B.). Officieel be richt. Russische motoitbooten, die zich aan den ingang van de golf van Riga vertoonden, werden door onze batterijen onder een krach tig vuur genomen. Uit onze weernemingen bleek, dat een boot tot zinken gebracht en een tweede boot zwaar beschadigd werd. Eenige vijandelijke monitors beschoten heden morgen bij bedekte lucht op grooten afstand Zeebrugge. Zij verwijderden zich, toen onze batterijen het vuur openden. De msterieeles chade is geringmenschen- levens zijn niet verloren gegaan. Twee vijandelijke vliegtuigen werden neer geschoten. Londen, 13 Mei. (R.) Bericht van de admiraliteit. Een gedeelte van onze strijdkrachten in Dover voerden gistermiddag met succes een zeer hevig bombardement op Zeebrugge uit. De zeeluchtdienst werkte hieraan mede. Er werden meer dan vijftien luchtgevech ten. geleverd, waarin vier vijandelijke ma chines vernield en vijf beschadigd naar den grond gebracht werden. Twee van onze vliegtuigen worden vermist; een daarvan is in Nederland geland en geïnterneerd. B er 1 ii n12 Mei. (W.-B.) Avondbe- richt uit het Duitsche hoofdkwartier. De heden morgen gemelde aanvallen van de Engelschen geschiedden tusschen Ga vrelle en do Scarpe aan beide zijden van den straatweg Atrecht—Kamerijk en bij Bul- lecourt. Zij zijn onder zware verliezen voor den vijand mislukt. Bij Roeux wordt nog gestreden. Aan de Aisne en in Champagne niets nieuws. P a r ij s, 12 Mei. (Havas). Namiddag communiqué. De Duitsche artillerie toonde zich minder werkzaam in den loop van den nacht op den Chémin des Dames. Fransche batterijen openden een verniefigingsvuur op de Duit sche verdedigingswerken en hebben munitie depots ten N.-O. van Juvincourt in de lucht doen vliegen. Patrouille-schermutselingen hadden plaats In de streek ten zuiden van Pargny en in Champagne in de bosschen ten westen van den Mont Cornillet. Op den linker-Maasoever was de artillerie- strijd in de streek van het bosch van Avo- court den geheelen nacht zeer hevig. Infan- teriegevechten hadden evenwel niet plaats. Fransche afdeelingen drongen de Duit sche liniën binnen ten noorden van Beson- veaux en op verscheidene punten in Elsas, in den sector van Ammertzweiller. Wij maak ten hier een aantal gevangenen. Op de vest van het front verliep de nacht kalm. Avondcommuniqué. Onze artillerie was werkzaam inzonderheid bij Saint-Quentin, op het Aisne-plateau en in Champagne. Er was geene infanterie- actie behalve een Fransche raid 'bij Berry- auJBac. Er waren Vrijdag talrijke gevechten in de lucht» waarin zeven Duitsche vliegtuigen vernield werden en zeven anderen zwaar beschadigd naar den grond kwamen. Londen, 12 Mei. (R.). Bericht van maarschalk Haig. In den afgeloopen nacht en in den vroe gen morgen van heden vielen wij met succes de Hindenburglinie in de buurt van Bulle- court, aan weerszijden van den weg van Atrecht naar Kamerijk, en ten noorden van de Scarpe aan. Wij bereikten overal het gestelde doel en maakten eenige honderden gevangenen. Ten oosten van Lempire plaatselijke ge vechten, die voor ons gunstig verliepen. Geslaagde nachtelijke raids, ten oosten van Yperen, brachten ons gevangenen. Avondbericht. Na een hevig gevecht kregen de Engel schen voet in Bullecourt, waar het gevecht nog voortduurt. Een tegenaanval van den vijand op de ver overde stellingen werd door ons artillerie vuur afgeslagen. B e r l ij n, 12 Mei. (W. 1>.) In de si ek van Atrecht nam den Hen Mei het vijan delijk artillerievuur 's namiddags aan beide zijden van de Scarpe in he\i;.'heid toe en ging in den avond in trommelvuur over. Om half tien vielen de Engelschen ten Noorden van de Scarpe in enkele sectoren in dichte stormcolonnes aan. Op bijna*alle punten werden zij bloedig teruggeslagen Slechts slaagden zij er in het dorp Roeux en het ten noorden daarvan gelegen station binnen te dringen, maar door een te :en-aanval wer den zij onmiddellijk weder uit het dorp ge worpen: Ook ten zuiden van de Scarpe mis lukten vele vijandelijke aanvallen meestal reeds in on9 spervuur. Van de vroege och tenduren af werd den 12en Mei een aller hevigst vijandelijk vuur op het geheele front van Acheville tot Quéanfc gerioht, dat zooals reeds gemeld door aanvallen werd gevolgd. Door de beschieting van Douai door Ijet Engelsche geschut werd geen schade aan militaire werken aangericht; wel weiden Fransche inwoners gedood en gewond. In de streek van St.-Quer.tin werden in patrouille-gevechten een aantal Engelschen gevangen genomen. De stad St.-Quentin was aan een levendig artillerie-vuur bloot gesteld Aan de Aisne maakten wij bij den reeds geslaagden aanval aan beide zijden van Cerny een officier en 134 man krijgsgevan gen. Ten Oosten van Chevreux maakten wij bij de zuivering van een Franschen post eveneens gevangenen en veroverden wij machinegeweren. Ten Noorden van Reims en in het weste- 'lirk !:ed>" an Champagne heerschte le vendige artillerie-bedrijvigheid, in het bij zonder in den namiddag en 's avonds in de streek van Berry-au-Bac. Hier zwol van acht uur 's avonds af het vijandelijk vuur op de linie bij hoogte 108 ten Oosten van Berry- au-Bac tot trommelvuur aan, dat om negen uur 's avonds door een stormaanval werd gevolgd. Na een verbitterd gevecht van een uur'in de voorste foopgroven bleef de stel ling voor ons behouden. De ':ranschen le- (««Kuasu» wjK»«nwwa)i Vele vrouwen vragen eerst aan hun man fcijn meeningen eerst dèn volgen zij hun eigen zin. Een Tooneel-voorstellinij in een Limhurgsch dorp. door anr. L. H. J. Lamberts Ilurrelbrlnck. „O Moeder, welk een schoone zomerdag", piep* het stemmetje, „wij zullen heerlijke beziën en bosebbessen gaan plukken niet Waar?" „Ja, mijn lief kind, laat ons dieper in het woud gaan, dwalen om ons dagelijksdh voed sel le zoeken... maar waar zou onze trouwe ihinde blijven; ik heb haar al den geheejen morgen niet gezien." Op hetzelfde oogenblik een blatende geil, die door onzichtbare handen van achter de Struiken op het tooneel wordt geduwd. Een onbedaarlijk, niet te bedwingen lachen, ditmaal niet alleen van ons maar ook van den notaris, den burgemeester en van verschil lende intellectueele eersterangers; ik ontdek pelt's een zwevende glimlach om de lippen van Ben kosterszoon, maar de woede van de zacht zinnige Genoveva uitsluitend tegenover ons, de vreemdelingen; zij is ongetwijfeld beducht $oor 't verlies der klandizie der dorpsnota belen in den spékwinkel van hare vader. 0 moeder, lieve moeder, zie, zij is gewond," ter wijl Evelijn de naam op het program ver meld met angstige ontzetting wijst naar roodgeverfde streep op de witte geiten vacht. De wonde schijnt echter het dier niet te deren; 't beknabbelt reeds met gretigen wel lust de versdie blaren der berken... Een drie maal herhaalde stoot op ten trompet, welke Genoveva doet opspringen van haar boom stamzetel. „Wat deert u, lieve moeder, waarom schrikt gij zóó?" „Hebt gij dat bazuingeschal gehoord, mijn dierbaar kind?" „Ja zeker, maar waarom jaagt u dit zulk een vrees aan; het zal ongetwijfeld weer een jachtstoet zijn, zooals wij er zoo menigeen van deze* onze schuilplaats hebben aan schouwd." „Gewis, mijn zoon, maar deze... o, ik ken dit teeken; vluchten wij snel van hier", ter wijl zij zijn -handje grijpt. Zij heeft echter geen tijd meer aan haar voornemen gevolg te geven, weerhouden door de verschijning van haren gemaal met zeven jagers, waarin ik herken het geheele Bra- banlsche leger, thans echter zonder harnas sen, terwijl in stede van lansen hunne vinge ren zich klemmen om bogen met slappe koor den; hun aantal is vergroot door de tegen woordigheid van Hasdrubaï. „Hel edel wild kan niet ver van hier ver wijderd zijn, Sire." geeft Harold als zijn mee ning te kennen, de vorige generaal, thans opperjagermeester, ik heb het bloedspoor tot hier kunnen volgen. Doodstil, hei nu ook zwijgend jongetje vast tegen het lijf geperst, slaat Genoveva in den versten hoek van het tooneel; zij heeft de streepoogen, zoover als zij bij machte is, geopend, ten teeken van hevigen angst; ook der hinde is de schrik om het harte geslagen, wat zij kenbaar maakt door nieuw geblaat bij het zien harer vervolgers, door geen dezer echter gehoord. Zonder zich om te wenden, allen met voor overgebogen lijven, zoeken zij het verdere spoor, nog meerdere bloeddruppels, op den eersten plank van hel tooneel." Toen een prachtig vernuftig denkbeeld, dat zich meester maakt van het brein des konings, „laat ons dan verder zoeken" terwijl hij langzaam zich omdraait, beweging door alle deelnemers, van het edele jachtvermaak automatisch gevolgd. „Hé, eene vrouw met een kind in dit een zaam' woud," weer de vorst en hij nadert haar met twee deftige, plechtige schreden, terwijl noch hij, nocli iemand uit zijn gevolg het door hefi gezochte edele wild ontwaart, dat thans, vlak voor hen, rustig voortknab- helt, maling hebbende aan de hem vervolgen de jagers en aan de door dezen hem toege brachte wonde. „Wie zijt gij vrouw, die hier vertoef op doze sombere door geen andere mcnschen- vqet betreden plek met dit knaapje?" Erg stom van den koning en zijn gevolg, dat zij haar niet herkennen; geen enkele uit het geheele publiek, die niet terstond heeft gezien, dat de vluchtelinge niemand anders Is dan de voormalige he er sobere s van Bra bant. „Wie ik ben, vraagt gij. eene ongelukkige, wreed verstootene vrouw." „Wee mij, wee mij, mijn harte krimp" de vorst terzijde, de vijf uitgespreide vingers op zijn horst, het hoofd achterover, de oogen half gesloten, de knieën gebogen. Dan na enkele luchthappingen: „wie is er zoo snood gewees om eene nog zoo jeugdige, bekoorlijke vrouw, «net zulke trouwe, onschul dige oogen te verstooten?" „Mijn echtgenoot."' Weer ter zijde: „verschrikkelijk die bcproc-, ving, die marteling, dat zelfverwijt; ik verga van smart en schande," terwijl zijn vingers klauwen in z'n boezeroen, ter plaatse van zijn hart en nog altijd diezelfde onbegrijpelijk stomme kerel, nog altijd heeft hij haar niet herkend. Na herhaald oogengedraai en nieuwe hijgende happen in de lucht: „en... waarom sliet hij u van zich af?" „Omdat hij het oor verleende aan de val- sche inblazingen van een vuigen lasteraar." „Van een vuigen lasteraar, zegt gij? Spreek vrouw, Wie is die ellendeling en openbaar mij levens den naam van den zwakkeling, van uwen echtgenoot, die aan dien gcmccncn laster geloof heeft geslagen, die meer ver trouwen heeft geschonken aan den Ucligen bedrieger dan aan zijn brave gade: zeg mij hunne namen en ik zal hen kastijden met zware straffen, want ik ben machtig, de mach tigste van het geheele land." „Die iwakkeling zijl gij. Had am ar, koning van Brabant cn de lasteraar staat aan uwe zijde", met uitgestrekten arm in de richting van Ilasdrubal." Koude rillingen, die huiveren langs de rug gen van het diep bewogen publiek, maar tegelijkertijd een krachtig applaus ten be wijze van blijvoelen, „det det canaille noe toch indelik ins z'n poorlie zou kricge, det ze dat locder vas en zeker dc kop zom- nof- hauwe." „...Wat... wat... gij... gij mijne gcniaünne, mijne Genoveva." Goddank, eindelijk heeft bij Jiaar herkend „onschuldig onschul dig!" „Ja, Hadamar, onschuldig, zooals ik met dure ecdeii heb gezworen ziel uwen zoon, is hij niet uw evenbeeld?" „Ja, voorwaar het is zoo, bij den IIcmel bet is zoo" en nu zien ook dc anderen met uit zondering van Hasdrubaï, nochtans, in het bleek, mager ventje met het schriel spichtig gezichtje, omlijst door dc steile peenwilte haren, de sprekende gelijkenis als twee drup pelen water met den grooten, dikken, plom pen, loggen, zwartharige vader, met rood, rond, bol gezicht. „Aan mijn bors mijn tcere gade en zoon." „Ifadamar", „vader", als uit één mond ent de armen nijptangen weer beide lichamen met gloeiende kussen van vader en zoon, 4 dit had dc pastoor toegestaan. Een plechtige stille in dc geheele schuur; slechts niet le smoren snikjes cn schrapende kuchjes; zelfs de beesten daarbuiten zwijgen vol eerbied. Die gelijkenis is derhalve voor den vorst het onwedcrlegbaar bewijs van de tróuw zijner vrouw, aan wier eeden hij vroeger geen geloof heeft willen hechten; zij over tuigt tevens Hasdrubaï, dat zijn misdaad is ontdekt, dat thans zijn gemeene liederlijk heid aan het volle daglicht is gekomen. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 1