15de Jaargang.
N° 266
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 46.
Kennisgeving.
Politiek Overzicht
féubllétömT
MARIE VAN VERSENDAAu
Hoofdredactie! Q f VAN SCHAARDENBURa
-
ABONNEMENTSPRIJS:
£#r maanden joot Amersfoort f 1.86.
Idem franco per post1.80»
Per week (met gratie verzekering tegen ongelukken) - 0.1®\
Afzonderlijke nummers 0.05.
Wekelyksoh bijvoegsel -D* Holtondsch* BuitvnM*" (onder
redactie van Thérèae Hoven) per 8 mnd. 50 ets.
Wekelrjkfloh bijvoegsel WtrtldrtvUi" per 8 mnd. 52 Ct».
Maandag 14 Mei 1917.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER AÜVERTEEHÉN
Van 1—5 rogola.. f 0.80.
Eikeregel moor- <>.15.
Dienstaanbiedingen 1—G regels.. O.Ö1).
Grooto letters naar plaatsruimte.
Yoor haridol eu bodrijt bestaan zoor voordeeltje bopalingon
tot het herhaald adverteeron in dit Blad, b(j abonnomont,
Eene circulaire, bevattendo de voorwaarden, wordt oj»
uauvrnag toegezonden.
flöurgemeester en Wethouders van Amers
foort brengen ter algemeene kennis, dat blij
kens ontvangen mededeeling Bestuurders-Col-
iotoren van het Hendrik Nannes en Catrijn
ppes Leen" te Bolsward, voornemens zijn op
Oen nader te bepalen lag in de maand Juni over
re gaan tot eene begeving.
Jongelieden uit het geslacht der stichters, wier
ouders niet in staat zijn, uit eigen middelen
huime studie te bekostigen, worden iritgenoo-
digdl zich voor mededinging schriftelijk aan te
jnrteklen bij D. N. Zirithoff te Bolsward, onder
overlegging van een gebcorteacte, aanwijzing
van genoten onderwijs en, zoo noodig, bewijs
van afstamming, vóór of op 1 Juni e.k.
Sollicitanten moeten op 5 Mei, jl., ten min
ste 12 jaar oud zijn en den leeftijd* vah 24 jaren
nog niet hebben bereikt. Zij zullen zich te on
derwerpen hebben aan een vergelijkend exa
men, waarvan de datum later zal worden be
kend gemaakt. Reis- en verblijfkosten zullen
hiet worden vergoed.
Volgens art. S van het leensreglemvnt wor
den jongelieden, ouder dan IC jaren, die geen
opleiding aani een gymnasium, hoogere bur
gerschool of een daarmee in hooldzaak gelijk
staand onderwijs hebben ontvangen, niet dan
bij gebreke aan hen, welke die opleiding of dat
wdcrwijs- wèl hebben genoten, benoemd.
Amersfoort, 11 Mei 1917.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris. De Burgemeester,
A. I'. VrSNST VAN RATvOWIJCK.
BUITENI.AND7~
De wereldstrijd in het
westen.
n (Slot).
De strijd, die sedert 9 April j.l. aan het
westelijke front wordt gevoerd, slaat in dezen
wereldstrijd, waarin wij van zoo menigvuldige
reuzenworstelingen getuige zijn geweest,
het record in dezen zin, dat nog nooit zoo
talrijke strijdkrachten aan beide zijden tegen
over elkaar in het vuur zijn gebracht. Wij
krijgen niet rechtstreeks te hooren hoe
sterk de legers zijn, die tegen elkaar strijd
voeren. De beide partijen laten 't aan de te
genpartij over het publiek daarover in te lich
ten. De officieele cijfers krijgen wij dus niet
Onder de oogen, maar het schijnt toch, dat
men. over en weer tamelijk juist over elkaar
is ingelicht, zoodat over 't geheel genomen
op'de cijfers, die worden genoemd, kan wor
den afgegaan.
Het zijn cijfers, die er van getuigen hoe
hoog aan beide zijden de inspanning der
krachten wordt opgevoerd. De Nordd. Allg.
Zeitung schrijft: „In de reuzenslagen in het
wésten hebben de Franschen en Engelschen
reeds meer dan een millioen in den strijd
geworpen. De Engelschen zetten tot den 6en
Mei in 't geheel 44 divisiën in, waarvan 12
divisiën voor de tweede maal, hetgeen be
antwoordt aan een getal van rond 700,000
strijders. De Franschen streefden met volle
53 divisiën of meer dan 400,000 man,
vruchteloos naar de overwinning. De eenige
uitkomst van deze reusachtige inspanning
zijn reuzenverliezen." Het tegencijfer heeft
Havas ons verschaft in deze mededeeling:
„Het aantal Duitsche divisiën, die in dezen
oven werden geworpen (bedoeld is het ge
bied tusschen Soissons en Reims), wordt op
75 geraamd. Om de beteekenis van deze
ontplooiing der strijdkrachten te meten, moet
er aan herinnerd worden, dat de vijand niet
meer dan 155 divisiën heeft op de geheele
uitgestrektheid van het westelijke front."
Eene herinnering aan de zware Duitsche
verliezen geeft de mededeeling van Reuter,
dat sints 1 April 35 Duitsche divisiën uitge
put uit het westelijke front zijn gehaald.
Deze cijfers stellen de uitkomsten, die de
nu reèds vijf weken durende strijd heeft op
geleverd, in een eigenaardig licht. Die uit
komsten zijn niet anders te kenschetsen dan
wij reeds hebben gedaan; zij zijn minimaal,
fn het Fransche strijdgebied heeft men een
détailkaart noodig om de veranderingen te
kunnen aanwijzen. Bij Atrecht is de front
verschuiving tengevolge van den eersten
aanval (dien van 9 April) wel van eenige be
teekenis als men mede in aanmerking
neemt dat de Duitsche linie ook uit eigene
beweging teruggebogen is. Sedert was zij ge
ring; bij den tweeden aanval gingen Gavrelle
en Guémappe verloren, bij den derden Ar-
leux en bij den vierden Fresnoy, dat later
door de Duitschers is terug gewonnen.
Men is zich daarvan aan de zijde der ge
allieerden zeer goed bewust. Een Fransche
militaire schrijver, generaal Verraux, erkent
in de Oeuvre, dat het offensief der Fransche
troepen beperkt is moeten worden; hij
schrijft: „De elastische tegenstand van den
vijand in verband met de natuurlijke sterkte
van zijne verdedigingsstelling heeft verhin
derd, dat ons vooruitdringen zoo snel en
krachtig geschiedde als wij hadden ver-
vacht. Het oogenb'lik om ver vooruit te gaan
is nog niet gekomen. Dat is bedroevend,
maar het is zoo. Wij hebben slechts de eer
ste Duitsche liniën bereikt en achter hen
liggen anderen onaangeroerd."
In de Rappel geeft Camille Devilar uiting
aan de diepe teleurstelling, die de bekend
making van de aan de Aisne en in Cham
pagne verkregen resultaten „van de eerste
minuut af in alle kringen" heeft teweeg ge
bracht; hij zegt: „Sedert al te langen tijd
heeft men m het publiek van het groote of
fensief gesproken, dat in de Champagne zou
opgaan. Een gewichtige moreele factor, de
onvrijwillige terugtocht van den vijand, hielp
nog mee de geesten op te wekken. Men
meende, dat niets meer ons kon tegenhou
den en dat het offensief de liniën van deze
teruggaande legers zou doorbreken. Maar de
vijand wist precies, dat het ging om de be
slissing en dat slechts van Fransch-Bngel-
sche zijde gevaar dreigde. Hindenburg be
reidde zich dus voor. Hij ving den stoot op,
niet zonder te moeten terugwijken. Wij
triomfeerden over de beletselen, waar wij
meer dan twee jaren verlamd tegenover
stonden. Maar wij staan nu laat ons dit
zonder smart toegeven voor een stalen
muur, dien wij in onzen haat reeds gebar
sten waanden."
Ook een gezaghebbend orgaan van de
provincie, de Nouvellrste de Bordeaux, er
kent, dat men gedwongen is na te denken
over „de zinnelooze overijling van ons eer
ste oordeel. Uit den tegenwoordigen toe
stand blijkt duidelijk, dat de vijand ons tot
eene zeer moeielijke actie dwingt."
Dit neemt niet weg, dat men desondanks
nog vasthoudt aan de hoop, dat in de toe
komst de zaken een gunstiger keer zullen
nemen. De onzijdigen, die buiten den strijd
staan, zijn meer onbevangen in hun oor
deel en het kan ons dus niet verwonderen,
dat in een Zwitsersch orgaan, de te Bern
verschijnende Bund, -de bekende militaire
schrijver Stegemann zich aldus uitlaat:
„Zelfs wanneer men zich de uit den nood
geboren begripsbepaling van dezen reuzen-
slagen als een aanhoudend werkende druk
toeëigent en aanneemt, dat dit offensief zal
slagen wanneer het den aanvaller gelukt den
tegenstander langzamerhand terug fe drin
gen en nu en dan in lange tusschenpoozen
enkele steunpunten zijner versterkte zóne
te nemen* dan kan men niet inzien hoe dit
offensief zegevierend over een voorterrein
van verscheidene honderden Kilometers
diepte kan vooruitgaan, zonder zich geheel
te verbloeden." Naar zijne meening zal
men, ook bij eene zeer voorzichtige beoor
deeling van den toestand, niet kunnen ver
mijden van een mislukking van het offensief
te spreken.
De oortog,
Washington, 13 Mei. (R.) Na een
stoi machtig debat heeft het huis van verte
genwoordigers van het congres zijne ge
machtigden in de commissie uit de beide
huizen op te dragen het voorstel te doen om
de door den Senaat geschrapte 'bepnUng tot
machtiring van Roosevelt om een divisie
naar Frankrijk te brengen, weder in de
legerwet op te nemen.
Washington, 13 Mei. (R.) Bij de in
wijding van een nieuw Rode Kruisgebouw
verklaarde president Wilson, dat het hart
van 'het volk bij dezen oorlog is, en dat het
van oordeel is, hier een gelegenheid te heb
ben gevonden, den aard van de Vereenigde
Staten aan den dag te doen komen.
„Wij hebben geen grieven voor onszelven.
Wij namen deel aan dezen oorlog, omdat wij
de dienaren der menschneid zijn. Wij wil
leen geene voordeelen van dezen oorlog
aanvaarden. Wij doen mede, omdat wij ge-
looven in de beginselen, waarop de Ameri-
ka'ansche regeering is gegrondvest."
Berlijn, 12 Mei. (W.-B.). Door nieuwe
duikbootsuccessen in de Atlantische oceaan
en in het Engelsch^ kanaal zijn weer zes
stoomschepen, zeven zeilschepen en twaalf
visschervaartuigen met 29,500 ton vracht
ruimte in den grond geboord.
B er 1 ij n12 Mei. (W.-B.). Officieel be
richt.
Russische motoitbooten, die zich aan den
ingang van de golf van Riga vertoonden,
werden door onze batterijen onder een krach
tig vuur genomen. Uit onze weernemingen
bleek, dat een boot tot zinken gebracht en
een tweede boot zwaar beschadigd werd.
Eenige vijandelijke monitors beschoten
heden morgen bij bedekte lucht op grooten
afstand Zeebrugge. Zij verwijderden zich,
toen onze batterijen het vuur openden. De
msterieeles chade is geringmenschen-
levens zijn niet verloren gegaan.
Twee vijandelijke vliegtuigen werden neer
geschoten.
Londen, 13 Mei. (R.) Bericht van de
admiraliteit.
Een gedeelte van onze strijdkrachten in
Dover voerden gistermiddag met succes een
zeer hevig bombardement op Zeebrugge uit.
De zeeluchtdienst werkte hieraan mede.
Er werden meer dan vijftien luchtgevech
ten. geleverd, waarin vier vijandelijke ma
chines vernield en vijf beschadigd naar den
grond gebracht werden. Twee van onze
vliegtuigen worden vermist; een daarvan is
in Nederland geland en geïnterneerd.
B er 1 ii n12 Mei. (W.-B.) Avondbe-
richt uit het Duitsche hoofdkwartier.
De heden morgen gemelde aanvallen van
de Engelschen geschiedden tusschen Ga
vrelle en do Scarpe aan beide zijden van
den straatweg Atrecht—Kamerijk en bij Bul-
lecourt. Zij zijn onder zware verliezen voor
den vijand mislukt. Bij Roeux wordt nog
gestreden.
Aan de Aisne en in Champagne niets
nieuws.
P a r ij s, 12 Mei. (Havas). Namiddag
communiqué.
De Duitsche artillerie toonde zich minder
werkzaam in den loop van den nacht op den
Chémin des Dames. Fransche batterijen
openden een verniefigingsvuur op de Duit
sche verdedigingswerken en hebben munitie
depots ten N.-O. van Juvincourt in de lucht
doen vliegen.
Patrouille-schermutselingen hadden plaats
In de streek ten zuiden van Pargny en in
Champagne in de bosschen ten westen van
den Mont Cornillet.
Op den linker-Maasoever was de artillerie-
strijd in de streek van het bosch van Avo-
court den geheelen nacht zeer hevig. Infan-
teriegevechten hadden evenwel niet plaats.
Fransche afdeelingen drongen de Duit
sche liniën binnen ten noorden van Beson-
veaux en op verscheidene punten in Elsas,
in den sector van Ammertzweiller. Wij maak
ten hier een aantal gevangenen.
Op de vest van het front verliep de nacht
kalm.
Avondcommuniqué.
Onze artillerie was werkzaam inzonderheid
bij Saint-Quentin, op het Aisne-plateau en
in Champagne. Er was geene infanterie-
actie behalve een Fransche raid 'bij Berry-
auJBac.
Er waren Vrijdag talrijke gevechten in de
lucht» waarin zeven Duitsche vliegtuigen
vernield werden en zeven anderen zwaar
beschadigd naar den grond kwamen.
Londen, 12 Mei. (R.). Bericht van
maarschalk Haig.
In den afgeloopen nacht en in den vroe
gen morgen van heden vielen wij met succes
de Hindenburglinie in de buurt van Bulle-
court, aan weerszijden van den weg van
Atrecht naar Kamerijk, en ten noorden van
de Scarpe aan. Wij bereikten overal het
gestelde doel en maakten eenige honderden
gevangenen.
Ten oosten van Lempire plaatselijke ge
vechten, die voor ons gunstig verliepen.
Geslaagde nachtelijke raids, ten oosten
van Yperen, brachten ons gevangenen.
Avondbericht.
Na een hevig gevecht kregen de Engel
schen voet in Bullecourt, waar het gevecht
nog voortduurt.
Een tegenaanval van den vijand op de ver
overde stellingen werd door ons artillerie
vuur afgeslagen.
B e r l ij n, 12 Mei. (W. 1>.) In de si ek
van Atrecht nam den Hen Mei het vijan
delijk artillerievuur 's namiddags aan beide
zijden van de Scarpe in he\i;.'heid toe en
ging in den avond in trommelvuur over. Om
half tien vielen de Engelschen ten Noorden
van de Scarpe in enkele sectoren in dichte
stormcolonnes aan. Op bijna*alle punten
werden zij bloedig teruggeslagen Slechts
slaagden zij er in het dorp Roeux en het
ten noorden daarvan gelegen station binnen
te dringen, maar door een te :en-aanval wer
den zij onmiddellijk weder uit het dorp ge
worpen: Ook ten zuiden van de Scarpe mis
lukten vele vijandelijke aanvallen meestal
reeds in on9 spervuur. Van de vroege och
tenduren af werd den 12en Mei een aller
hevigst vijandelijk vuur op het geheele front
van Acheville tot Quéanfc gerioht, dat
zooals reeds gemeld door aanvallen werd
gevolgd.
Door de beschieting van Douai door Ijet
Engelsche geschut werd geen schade aan
militaire werken aangericht; wel weiden
Fransche inwoners gedood en gewond.
In de streek van St.-Quer.tin werden in
patrouille-gevechten een aantal Engelschen
gevangen genomen. De stad St.-Quentin
was aan een levendig artillerie-vuur bloot
gesteld
Aan de Aisne maakten wij bij den reeds
geslaagden aanval aan beide zijden van
Cerny een officier en 134 man krijgsgevan
gen. Ten Oosten van Chevreux maakten
wij bij de zuivering van een Franschen post
eveneens gevangenen en veroverden wij
machinegeweren.
Ten Noorden van Reims en in het weste-
'lirk !:ed>" an Champagne heerschte le
vendige artillerie-bedrijvigheid, in het bij
zonder in den namiddag en 's avonds in de
streek van Berry-au-Bac. Hier zwol van acht
uur 's avonds af het vijandelijk vuur op de
linie bij hoogte 108 ten Oosten van Berry-
au-Bac tot trommelvuur aan, dat om negen
uur 's avonds door een stormaanval werd
gevolgd. Na een verbitterd gevecht van een
uur'in de voorste foopgroven bleef de stel
ling voor ons behouden. De ':ranschen le-
(««Kuasu»
wjK»«nwwa)i
Vele vrouwen vragen eerst aan hun man
fcijn meeningen eerst dèn volgen zij hun
eigen zin.
Een Tooneel-voorstellinij
in een Limhurgsch dorp.
door
anr. L. H. J. Lamberts Ilurrelbrlnck.
„O Moeder, welk een schoone zomerdag",
piep* het stemmetje, „wij zullen heerlijke
beziën en bosebbessen gaan plukken niet
Waar?"
„Ja, mijn lief kind, laat ons dieper in het
woud gaan, dwalen om ons dagelijksdh voed
sel le zoeken... maar waar zou onze trouwe
ihinde blijven; ik heb haar al den geheejen
morgen niet gezien."
Op hetzelfde oogenblik een blatende geil,
die door onzichtbare handen van achter de
Struiken op het tooneel wordt geduwd.
Een onbedaarlijk, niet te bedwingen lachen,
ditmaal niet alleen van ons maar ook van den
notaris, den burgemeester en van verschil
lende intellectueele eersterangers; ik ontdek
pelt's een zwevende glimlach om de lippen van
Ben kosterszoon, maar de woede van de zacht
zinnige Genoveva uitsluitend tegenover ons,
de vreemdelingen; zij is ongetwijfeld beducht
$oor 't verlies der klandizie der dorpsnota
belen in den spékwinkel van hare vader. 0
moeder, lieve moeder, zie, zij is gewond," ter
wijl Evelijn de naam op het program ver
meld met angstige ontzetting wijst naar
roodgeverfde streep op de witte geiten
vacht.
De wonde schijnt echter het dier niet te
deren; 't beknabbelt reeds met gretigen wel
lust de versdie blaren der berken... Een drie
maal herhaalde stoot op ten trompet, welke
Genoveva doet opspringen van haar boom
stamzetel.
„Wat deert u, lieve moeder, waarom schrikt
gij zóó?"
„Hebt gij dat bazuingeschal gehoord, mijn
dierbaar kind?"
„Ja zeker, maar waarom jaagt u dit zulk
een vrees aan; het zal ongetwijfeld weer een
jachtstoet zijn, zooals wij er zoo menigeen
van deze* onze schuilplaats hebben aan
schouwd."
„Gewis, mijn zoon, maar deze... o, ik ken
dit teeken; vluchten wij snel van hier", ter
wijl zij zijn -handje grijpt.
Zij heeft echter geen tijd meer aan haar
voornemen gevolg te geven, weerhouden door
de verschijning van haren gemaal met zeven
jagers, waarin ik herken het geheele Bra-
banlsche leger, thans echter zonder harnas
sen, terwijl in stede van lansen hunne vinge
ren zich klemmen om bogen met slappe koor
den; hun aantal is vergroot door de tegen
woordigheid van Hasdrubaï.
„Hel edel wild kan niet ver van hier ver
wijderd zijn, Sire." geeft Harold als zijn mee
ning te kennen, de vorige generaal, thans
opperjagermeester, ik heb het bloedspoor
tot hier kunnen volgen.
Doodstil, hei nu ook zwijgend jongetje vast
tegen het lijf geperst, slaat Genoveva in den
versten hoek van het tooneel; zij heeft de
streepoogen, zoover als zij bij machte is,
geopend, ten teeken van hevigen angst; ook
der hinde is de schrik om het harte geslagen,
wat zij kenbaar maakt door nieuw geblaat bij
het zien harer vervolgers, door geen dezer
echter gehoord.
Zonder zich om te wenden, allen met voor
overgebogen lijven, zoeken zij het verdere
spoor, nog meerdere bloeddruppels, op den
eersten plank van hel tooneel."
Toen een prachtig vernuftig denkbeeld, dat
zich meester maakt van het brein des
konings, „laat ons dan verder zoeken" terwijl
hij langzaam zich omdraait, beweging door
alle deelnemers, van het edele jachtvermaak
automatisch gevolgd.
„Hé, eene vrouw met een kind in dit een
zaam' woud," weer de vorst en hij nadert
haar met twee deftige, plechtige schreden,
terwijl noch hij, nocli iemand uit zijn gevolg
het door hefi gezochte edele wild ontwaart,
dat thans, vlak voor hen, rustig voortknab-
helt, maling hebbende aan de hem vervolgen
de jagers en aan de door dezen hem toege
brachte wonde.
„Wie zijt gij vrouw, die hier vertoef op
doze sombere door geen andere mcnschen-
vqet betreden plek met dit knaapje?"
Erg stom van den koning en zijn gevolg,
dat zij haar niet herkennen; geen enkele uit
het geheele publiek, die niet terstond heeft
gezien, dat de vluchtelinge niemand anders
Is dan de voormalige he er sobere s van Bra
bant.
„Wie ik ben, vraagt gij. eene ongelukkige,
wreed verstootene vrouw."
„Wee mij, wee mij, mijn harte krimp" de
vorst terzijde, de vijf uitgespreide vingers op
zijn horst, het hoofd achterover, de oogen
half gesloten, de knieën gebogen.
Dan na enkele luchthappingen: „wie is er
zoo snood gewees om eene nog zoo jeugdige,
bekoorlijke vrouw, «net zulke trouwe, onschul
dige oogen te verstooten?"
„Mijn echtgenoot."'
Weer ter zijde: „verschrikkelijk die bcproc-,
ving, die marteling, dat zelfverwijt; ik verga
van smart en schande," terwijl zijn vingers
klauwen in z'n boezeroen, ter plaatse van zijn
hart en nog altijd diezelfde onbegrijpelijk
stomme kerel, nog altijd heeft hij haar niet
herkend.
Na herhaald oogengedraai en nieuwe
hijgende happen in de lucht: „en... waarom
sliet hij u van zich af?"
„Omdat hij het oor verleende aan de val-
sche inblazingen van een vuigen lasteraar."
„Van een vuigen lasteraar, zegt gij? Spreek
vrouw, Wie is die ellendeling en openbaar
mij levens den naam van den zwakkeling, van
uwen echtgenoot, die aan dien gcmccncn
laster geloof heeft geslagen, die meer ver
trouwen heeft geschonken aan den Ucligen
bedrieger dan aan zijn brave gade: zeg mij
hunne namen en ik zal hen kastijden met
zware straffen, want ik ben machtig, de mach
tigste van het geheele land."
„Die iwakkeling zijl gij. Had am ar, koning
van Brabant cn de lasteraar staat aan uwe
zijde", met uitgestrekten arm in de richting
van Ilasdrubal."
Koude rillingen, die huiveren langs de rug
gen van het diep bewogen publiek, maar
tegelijkertijd een krachtig applaus ten be
wijze van blijvoelen, „det det canaille noe
toch indelik ins z'n poorlie zou kricge, det
ze dat locder vas en zeker dc kop zom- nof-
hauwe."
„...Wat... wat... gij... gij mijne gcniaünne,
mijne Genoveva." Goddank, eindelijk heeft
bij Jiaar herkend „onschuldig onschul
dig!"
„Ja, Hadamar, onschuldig, zooals ik met
dure ecdeii heb gezworen ziel uwen zoon,
is hij niet uw evenbeeld?"
„Ja, voorwaar het is zoo, bij den IIcmel bet
is zoo" en nu zien ook dc anderen met uit
zondering van Hasdrubaï, nochtans, in het
bleek, mager ventje met het schriel spichtig
gezichtje, omlijst door dc steile peenwilte
haren, de sprekende gelijkenis als twee drup
pelen water met den grooten, dikken, plom
pen, loggen, zwartharige vader, met rood,
rond, bol gezicht.
„Aan mijn bors mijn tcere gade en zoon."
„Ifadamar", „vader", als uit één mond ent
de armen nijptangen weer beide lichamen
met gloeiende kussen van vader en zoon, 4
dit had dc pastoor toegestaan.
Een plechtige stille in dc geheele schuur;
slechts niet le smoren snikjes cn schrapende
kuchjes; zelfs de beesten daarbuiten zwijgen
vol eerbied.
Die gelijkenis is derhalve voor den vorst
het onwedcrlegbaar bewijs van de tróuw
zijner vrouw, aan wier eeden hij vroeger
geen geloof heeft willen hechten; zij over
tuigt tevens Hasdrubaï, dat zijn misdaad is
ontdekt, dat thans zijn gemeene liederlijk
heid aan het volle daglicht is gekomen.
(Wordt vervolgd.)