BS"' Jaargang. ,DE E EM LAN DER". Woensdag 16 Mei 1917. "BUITENLAND. N° 263 FEUILLETON. Een Tooueel-voorstelli!!!! in een Limhurgsch dorp. Hoofdredactie: MARIE VAN VERSENDAAu Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURG. Uilgevers: VALKHOFF Co. ABONNEMENTSPRIJS: 3 maanden voor Ameraioort f Idem franco per post.. Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.18®* Afzonderlijke nummers 0.05. Wekelijkaoh byvoegsel „D# BolUitxdscJn HuUvrouw' (on^er redactie van Thérèfle Hoven) per 3 mud. 50 ets. Wekelrjksch bijvoegsel WerddrevU*" per 3 mnd. 52 ets. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46. lntercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER AD VERTENTI13N: Van 1—5 rogcis 0.8O. Elko rogol moero. 15. Dienstaanbiedingen 15 regels.. Grooto lettors naar plaatsruimte. Voor haudel en bedrjjt boataim zoor voordoolige bepalingen tol liét horhoahi advortoorou in dit Blad, bi.i abonnement. Eonu circulaire, bevattende do voorwaardou, wordt op aanvraag toegezondon. „Bemocratiseering der diplomatie." De diplomatie is door dezen oorlóg in dis- Ciediet gebracht. Dat "spreekt wel vanzelf als men ziet welk 'n afgrijselijke ellende over de menschheid gebracht is door een kleine collectie diplo maten. De binnenlandsche politieke strijd had overal te veel de aandacht afgeleid van bui- tenlandsche zaken. De diplomaten hadden vrij spel. 'n Goed diplomaat is de grootste zegen voor z'n land. Slechte diplomatie leidt een volk ten verderve. En Europa heeft helaas maar te veel slechte diplomatên gehad in hei begin der 20e eeuw. Nu is opeens de reactie gekomen. De vol keren wenschen niet meer dat in de toe komst slechts door een dozijn schitterende uniformen over de hoogste goederen der menschheid beschikt zal worden. Het is dan ook ongerijmd, dat over een nieuwe uitgave van 1000 de regeeringen niet beslissen mogen zonder de medewer king van de volksvertegenwoordiging, maar dat een oorlog, welke, afgezien van alle rouw en ellende, milliarden gelds en milli- oenen levens kost, gemaakt kan worden in de kabinetten van enkele ministers. Dat laten de ontwaakte volkeren zich niet meer welgevallen. En zoo is geboren de leuze „democratiseering der diplomatie". Tot zoover is alles heel begrijpelijk. Maar hoe nu verder. Met het woord alleen komt men er niet. Wat bedoelt men dan met „democratiseering der diplomatie" Wil men dat de diplomaten voortaan meer uit dè democratische kringen gefecru- teera moeten worden Voortreffelijk, maar wat wint men er mee Zou „de heer X" zoo veel beter diplomaat zijn dan „graaf van A tot Z" Het is_niet het blauwe bloed dat- goede diplomaten maakt, maar het roode evenmin. Dat echter het blauwe bloed oor logszuchtiger zou zijn, is niet bewezen. Het tegendeel zou eerder waarschijnlijk zijn dank zij de internationale familierelaties van de hoogste -aristocratie en de fiifanci-' eele belangen welke zij in de verschillende landen heeft. Bedoelt men meer invloed van het volk, van de volksvertegenwoordigers op het bui- tenlandsch beleid Wij zijn er vlak vóór. Maar hoe is dat practisch uitvoerbaar en wat bereikt men er al weer mee Bij het debat over de motie-Van Leeuwen in de Tweede Kamer is de practische moei lijkheid wel gebleken. Den voorsteller zelf scheen niet duidelijk te zijn wat hij wenschte Dat de geheele volksvertegenwoordiging in het buitenlandsch beleid gemoeid zou moe- tien worden, is reeds terstond uitgesloten. Blijft de mogelijkheid van een commissiev uit haar midden. Doch wat moet de regee ring daarmee aanvangen De regeering is verantwoordelijk, de commissie is het niet. Hoe is bij verschil van inzicht dan samen-* werking mogelijk? En welke waarborg is er dat de commissieleden beter diplomaat zijn of beter diplomatiek inzicht hebben dan de officieele, die, ook al verstaan zij de kunst weinig, althans dit voor hebben dat zij het klappen van de zweep kennen. Wij behoe ven slechts te denken aan de mogelijkheid dat in zulk een commissie „temperament volle" mannen als Van Hamel, Ter Spill, Duys, Van Groenendaal, Scheurer en Kuy- per niet te vergeten, zitting kregen en weg i9» onze gerustheid over de strikte handha ving van onze neutraliteit. In practijk zouden misschien 5 menschen méér in de gehei menissen ingewijd worden doch overigens bleef medezeggenschap van het volk even zeer uitgesloten. Wij vermoeden dat men zich in dezen te veel laat leiden dóór de overweging dat de volken vredelievender zijn dan de regeerin gen en dat democratiseering van de diplo matie den vrede hechter maakt. Wij geloo- ven er niet veel van dat de wereldvrede zoo veel veiliger zou zijn als de volkeren wat meer zeggenschap in de diplomatie hadden. De volkshartstochten worden gemakkelijk op gezweept, de diplomaten weten het hoofd koel te houden. Chauvinistische redevoerin gen missen nooit hun ncodlottigen 'invloed op de massa, maar he'bben weinig vat op vorsten en ministers. Hebben wij niet in Ita- jjë juist doof het volk den oorlog zien af dwingen? Heeft niet in Amerika de regee ring langen tijd den wensch tot interventie weerstaan en was niet de volksvertegenwoor diging terstond voor den oorlog gewonnen? ^Democratiseering der diplomatie, het be ginsel heeft onze volle sympathie. Maar men verwachte er niet alle heil van, en zeker niet den wereldvrede. Om 'n herhaling van de huidige afzichte lijke gebeurtenissen te voorkomen, zijn reeds doeltreffender maatregelen geopperd. Geen lapmiddeltjes uit de democratische apotheek, geen transigeeren met het oorlogsmonster, 't beest zeIf moet onschadelijk en afgemaakt worden; eerst dan is de menschheid voldoen de legen hem beveiligd. z Politiek Overzicht Het oorlogsdoeidebat in den Duitschen rijksdag. Telkens wanneer de Duitsche rijksdag op een rustpunt van zijn arbeid is gekomen en zich gereed maakt naar huls te gaan, is de rijkskanselier gewoon in de vergadering op te treden, om in breede trekken zijne inrich ten over den toestand bloot te leggen. Dit- maal bestond daartoe nog eene bijzondere aanleiding. Er zit eene stemming in de lucht, dat de groote worstelstrijd, dien wij beleven, zijn einde nadert. De vrede zendt zijne voorboden uit. Dit maakte de belang stelling gaande voor de vraag hoe^ de Duit sche regeering zich den vrede denkt, die den oorlogstoestand zal beëindigen, en wat het doel is, dat zij door den oorlog hoopt te bereiken. Van twee kanten waren interpellatiën ge steld om van den rijkskanselier verklaringen te krijgen over het oorlogsdoel, dat hij zich heeft gesteld. Van conservatieve zijde wilde men weten of de rijksregeering zou opko men voor machtsuitbreiding en voor ver goeding van de door den oorlog geleden schade; van sociaal-democratische zijde werd eene verklaring verlangd, dat zou wor den gestreefd naar een wede, waarbij als richtsnoer zou gelden: geen gebiedsinlijving en geen oorlogsschadevergoeding. De beide interpellatiën stemden hierin overeen, dat van de rijksregeering werd verlangd, dat zij door haar antwoord klaarheid zou doen op gaan over haar standpunt. Die klaarheid heeft het antwoord van den rijkskanselier niet gebracht. Hij heeft ge weigerd eene verklaring, in den vorm van een programma gegeven, over het oorlogs doel af te leggen, .als zijnde op dit oogen blik niet in 's lands-belang. Hij heeft zich er toe bepaald in het algemeen te zeggen, dat hij niet kan voldoen aan Wat de beide Inter pellatiën van hem verlangen. Het sociaal democratische standpunt is niet het zijne, omdat bij de tegenpartij nog geen spoor van bereidwilligheid aanwezig is om wede te sluiten. In Londen een paar dagen gele den nog verklaard dat het oorlogsdoel, dat twee jaren geleden verkondigd werd, onge wijzigd gehandhaafd wordt. Hoe ken men tegenover zulk een tegenstander zeggen: „Ga voort met uwe pogingen om ons te ver nietigen; wij onzerzijds zullen u geen haar krenken!" Een dergelijke politiek wijst de rijkskanselier af. Maar evenzeer wijst hij eene veroveringspolitiek af. Duitschland is niet in den strijd gegaan om veroveringen te maken, maar sl e ©hts om zich zijn recht van bestaan en de toekomst van zijne.natie te verzekeren. Geen veroveringsprogram wil dus de rijkskanselfëF*oTfd^scbfijven en evenmin eene verklaring afleggen, dat Duitschland van alle verovering'zal afzien. Hij gaat zijn eigen weg in de vraag van het oorlogsdoel en daarbij is voor hém het eenige richtsnoer de spoedige en tegelijk gelukkige beëindi ging van den oorlog. Meer dan dit mag hij niet zeggen, verder dan dit mag hij niets doen. Maar daarin stemt hij overeen met het opperste legerbestuur en met Duitsch- land's-bondgenooten, die met hem vol ver trouwen zijn *op een voor hen gunstig einde van den strijd. Dan zal de tijd komen, waar op men over het oorlogsdoel zal onderhan delen met de tegenstanders. „Dan willen wij zoo besloot -de rijkskanselier een vrede verkrijgen, die ons de wijheid geeft, om in onbelemmerde ontplooiing van onze krachten weder op te bouwen wat deze oor log verwoestte, opdat uit al het bloed een rijk en een volk herrijze, sterk en onafhan kelijk' en onbedreigd door zijne vijanden, een toevlucht van den vrede en den arbeid." Op de rede van den rijkskanselier is nog een debat gevolgd, dat aan de woordvoer ders van eenigen der partijen gelegenheid schonk hunne méening te zeggen. Niet alle partijen hebben daarvan gebruik gemaakt; men mist onder de sprekers de woordvoer ders van de nationaal-liberalen en de vrij zinnigen. In de debatten kwam niet eene sterke oppositie uit tegen het standpunf van den rijkskanselier, wanneer men de oppo- neerende minderheid van de sociaal-demo craten uitzondert. Men krijgt zelfs den in druk, dat de conservatieven en-de sociaal democraten niet ver van elkaar staan. Sohei- demann besloot zijne rede met te zeggen: „Ik ben vast overtuigd, dat geen vrede zal worden gesloten, zonder dat er grenspalen verzet worden; maar dat moet in weder- zijdsch overleg gebeuren." Wanneer daar tegenover de conservatief von Griife ver klaarde: „De afwijzing van den vrede van Scheidemarm beteëfcent nog geen verove ringsoorlog", -dan mag men aannemen, dat zoo min van de eene als van de andere zijde aan de politiek van den rijkskanselier, die den gulden middenweg wil bewandelen, ern stige bezwaren in den weg zullen worden gelegd. In zoover mag men' zeggen, dat na genoeg de geheele rijksdag achter den rijks kanselier staat. Uit de rede van den rijkskanselier rele- veeren wij nog den buitengewoon vriende lijken toon, die tegenover Rusland werd aan geslagen, die bewijst, dat van de zijde van den vierbond de grootst mogelijke gezind heid bestaat om met Rusland tot eene schik king te komen, die de wederzijdsche belan gen tot haar recht doet komen. Ook tot de onzijdige staten werden eenige vriendelijke woorden gericht. Die zouden aangenamer aandoen, wanneer van Duitschland's hande lingen in den verscherpten duikboot-oorlof niet de onzijdigen nog altijd mede de slacht offers waren. Niet het minst opmerkelijke in deze rede van den rijkskanselier is het stilzwijgen, dat over den duikbootoorlog wordt in acht genomen. Behalve een kort woord van hulde aan de duikbootbemannin gen, „wier daden, voor zichzelf spreken", vindt men daarover niets in deze rede. Van Amerika wordt met geen woord gerept. Ligt in dit zwijgen eene erkenning, dat een be leid, dat de Vereenigde Staten aan de zijde van de Entente heeft gebracht en de gan- sche nieuwe wereld tegen Duitschland in het harnas heeft gejaagd, niet valt le roe men? De oorlog. Aan het westelijke front is het 'gister rus tig geweest. Waar strijdactie was, kwam zij alleen van de artillerie. B e r 1 ij n, 15 Me i. (W. B.) Naar aanlei ding van het bericht der Engelsche admi raliteit over de, naar het heet, geslaagde be schieting van Zeebrugge door strijdkrachten uit Dover wordt van officieele zijde ver klaard, dat: 1. de beschieting van Zeebrugge door Engelsche zeestrijdkrachten zonder eenig militair succes was en dat daardoor slechts geringe materieele schade werd aan gericht, en 2. geen enkel Duitsch vliegtuig vernield of naar den grond gebracht is. Londen, 15 Mei. (R.) Een telegram uit Bagdad van den "Den, ontvangen van een dagbladcorrespondent, bericht: De treinen loopen thans tusschen Bagdad en Samarra 70 mijlen NNW. van Bagdad. Eenige brug* gen waren op hun terugtocht door de Tinken vernield; nioar de lijn is zeer spoedig her* steld. Heden morgen is de rivierstoomboot Mijidieh naar Basra vertrokken met 700 passagiers. Er waren groote vreugdetoonee- len op de kade, want de meeste passagiers waren sedert het begin van den oorlog vat» hunne gezinnen gescheiden. De Duitsche rijksdag heeft gister de oor* logsdoel-inlerpelletiën behandeld. De rijks kanselier heeft daarbij het woord gevoerd. Het is in den rijksdag geene gewoonte eer» interpellatie-debat te besluiten met het aan nemen van eene motie; rnaar uit den inhoud der gevoerde debatten mag worden afge leid, dat de overgroote meerderheid van den rijksdag instemt met de verklaringen, die over het politiek beleid van de rijksregee ring zijn afgelegd. Budapest, 14 Mei. (W. B.) De jaar vergadering van de Hongaarsche journalis- tenvereeniging heeft besloten een telegram te zenden aan den president van den inter nationalen persbond, om hem (e verzoeken de 'eden van dien bond uit de neutrale en de vijandelijke landen bijeen te roepen lot een congres in de hoofdstad \an een neu traal land, om daar te beraadslagen over het spoedig verkrijgen van den vrede. B u d a p e s t, 1 5 Mei. (W. B.) Aan de Az Est wordt uit Stockholm bericht: ïh de voor bereidende zitting van de socialistische vre despartij is het bericht ontvangen, dat do Russische arbeidsraad alle socialistische partijen, zoowel van de centrale mogendhe den als van de Ententelanden, zal oproe pen tot eene conferentie naar Stockholm. De Zweedsche afgevaardigde Stroem zeide van deze conferentie,*dat zij waarschijnlijk zal bijeenkomen. De. Ententcregeeringen zullen niet kunnen achterblijven, possen aan de socialistische vertegenwoordigers le ver strekken voor deelneming aan deze confe- lentie. Zij zullen willen vermijden mot den Russischen arbeidsraad, die thans een mach tigen invloed uitoefent, in strijd te geraken. Stroem zeide verder: Het is wel mogelijk, dat de socialistische meerderheidspartijen, welker programma nationalistische of impe rialistische neigingen verraadt, genoodzaakt zullen zijn hun programma bij deze gele genheid te herzien. Ik houd dezen stap voor eene gewichtige stap op den weg naar den vrede, omdat ik er zeker van ben, dat de arbeidsraad zich niet in strijd bevond met de voorloopige regeering, toen hij deze uit- noodiging liet uitgaan. Berlijn, 15 Mei. (K. N.) Uit Stock holm wordt o-an het Berl. Tageblatt geseind, dat te Kiew een congres gehouden werd van arbeiders, soldaten en boeren in Zuid west-Rusland, waaraan 400 personen heb ben deelgenomen. Het congres besloot tol instelling van een arbeiders-, soldaten- en De opgaande zon wordt aangebeden en de ondergaande gevloekt. door mr. L. H. J. Lamberts Hurrclbrinck. De partijen zijn tamelijk gelijk wat aantal betreft; de Brabanders, waarbij zich ook thans heeft gevoegd Hasdrubal, in weerwil van zijne .verbanning, aangewakkerd door de scheldende vloekende Genoveva, welke immer .voort raast cn tiert: „maak ze tot moos, flat canailleluug, steek zc c mets door hun don der, die Bokkcnricjers,19) daartegenover wij, vijf Leidschc studenten in bondgenootschap Jnet Drikus. 't Gevecht weldra algemeen; Koos cn Her man hameren hun spiervuisten op de gezich ten van hun aanvallers; ik zie, terwijl ik met Rodolf of Roderik den strijd heb aanvaard, den generaal Harold neerstorten onder de üeukslagcn van Arie; Hugo is bezig den anderen hopman te verwurgen, terwijl Dri kus, de vroegere brouwersknecht, een paar andere krijgslieden als leege biertonnen door de zaal keilt. Wij zijn aan*de winnende band als plots de Scheldnaam der Roosdalers. feeks, de helleveeg, dat gebraadsel der Helle, Brabant's vorstin, de hulp inroept van niéuwe machten, als de kiesche, zedige Genoveva hare dorpsgenoolen toeschreeuwt; „mè laot geer uch dat zoe mèr'gewère, Nondediu, dat die smérlep eur jonges op hun verdommenis sloon, lafbek, dat geer zeet," terwijl ze zelve hare gelukkig botte klauwen mijn vriend Herman in het gezicht slaat; met een enkele stool heeft deze de fee van zich afgeduwd, waarbij de blonde vlechtpruik haar hoofd afglijdt. Haar manmoedige oproep tot den strijd heeft echter weerklank gevonden in de harten der Emmikhovers; een dreigend ge murmel van hen, dieMn onze onmiddellijke nabijheid' zijn; woeste kreten en scheldwoor den van de meer verwijderde, die onze vuisten niet kunnen bereiken. „Allo, komt mèr op, es geer de courage in eur zielemint höbt" schettert de door ons stil zwijgend als aanvoerder erkende Drikus, „komt mèr op niksnutse," tevens weer een paar van het vijandelijk leger neersmakkend. Toen weer een gemeene, vieze, vuile streek van dien filou, van dien valscherik, van Has drubal, die zijn mager, beenderig karkaslijf zoo veel mogelijk buiten den strijd heeft ge houden. y „Laot mich door" op eens zijn kraakstem aan de andere zijde van de schuur, „laot mich door" hoog zwaaiend met zijn latte-armen een met beide handen omklemden kegel, „laot mich door" ofschoon niemand hem in den weg slaat, „laot mi«h door, dat ich ze allemaol tot pap slaon, die hondsvotte, die schinnaoze" een oogenblik later heeft een vuistslag van Koos beide kegels over den grond doen rollen. »,M'ne maan, m'oe maan"' en ander yrou- wengegil, als 's konings raadsman niet ter stond opslaat, „m'ne erme maan. cr heet cm vermaord, dè duppeschucger." „Mè slaot ze dan toch op hunne mieter" ahveer Genoveva; „zeet geer20) nondedommc kèls -j- lafbèk zeet geer. lafbek nllerfiaol." Onze toestand wordt "ernstiger; van alle zijden dringen de 'vijandelijke horden tegen ons op; wij zijn omsloten door dichten muur van lijven, die ons belet onze armen uit te strekken of te slaan. Drikus heeft inmiddels nog. gelegenheid een tweetal In de voorste rij bij de keel te grijpen, hunne koppen tegen elkaar te bonzen 't zou ons laatste helden feit zijn; wTij zijn omsingelddoor een over weldigende overmacht, die verdere weer stand onmogelijk maakt. Eensklaps een onverwachte hulp. „Achleroet, achteroet" hoor ik de mij wel bekende, thans zoo Welluidende stem van mijn buurman van dezen avond, va'n den bur gemeester en ik zie Zijn Edel Achtbare, onmiddellijk gevolgd door den veldwachter, door vier marechaussees on floor Baars, die donderschreeuwt „dat heer-in zien schoor gein ruizie wouw höbbe, dat ze allemaol mèr moostc opdonderen, dal er noc genog liauvv van die ganze comedieboel; er hauw nog gei tien francs de ganze aovend geloesch."?i) Spoedig zijn wij ontzet door de Gemeente en Rijkspolitie, die ons geleidt langs de ver toornde Emmikhovensehe kunstenaars en kunstliefhebbers, die zich, in weerwil van het bijzijn der gestelde machten, niet kunnen weerhouden ons uit te noodigen te verrekken, dood te vallen cn te crepeeren, waarop wij Ben jelui. yerdiend. met hooghartige minachting hebben geant woord door slechts spollcnden glimlach. Ook het vijandig geknor,geblaf en getok der diergaarde, builen ,laat ons koud. Met behulp van Baars en den garde cham- pieter heeft Drikus spoedig het rijtuig inge spannen cn verlaten wij hel vijandelijk ter rein. Wij hebben den strijd heldhaftig gestreden. Drikus verzekert mij den volgenden mor gen, det dat noc weer ins zoc'n echte kloppar- tei waor gewès van oei d'n lied, dat heer nog gei wief hauw, dat cr plezeer hyuw gehad in z'n hier en z'n vruri. Jonges,, jonges, waal höbt geer uch' ge weerd, waat e petalters") höbt geer dao laote likke, de ganse murge könnc ze aon 't oprape blieve, es ze hun ru'kké nog könne buklfc, de lammelingen; zwensn) höbbe ze gehad, zwens wie de verkes, die boerepreicn... mè laot ze ins op dc Roosdaler kermis komme, dan zulle veer zc nog beter tracteere, dat gèf ich lnin op e breefke e souvenir höli icli mich loeli al vas milgebrach van gislerenaovend, menier." ,Jao, e blauw oug, wie ich /een Drikus." „Oh da's niks, da's neet dc mcuitc wecnl, dao kalle21) veer neet ins euver, dao höb ich ouch lol genog veur gehad, mè ich höb nog get25) anders, neet gel blauws mè gel geelv, dè zeet mer ins hei1' en van onder zijn werk kiel haalt hij de pruik van Genoveva. „Aardappelenmaar levens ook „klap pen.'' Slaag. S1) Spreken. n) Iets. De ons toegebrachte wonden zijn gelukkig ook niet van ernstigen aard; mijn boordje ge scheurd, bovendien een pijnlijk gevoel op den neus; Koos heeft geen knoop meer aan /.ijn vest, ook dc das ontbreekt. Aric een. scheur in z'n jas en twee tanden los; Hugo een ge sloten oog en Herman, die een oogenblik met de kóningin van Brabant is handgemeen ge weest, een vuilen bloedstreep op den wang. 'n Paar dagen later de notaris van Emmik- hoven bij ons om enkele pachten le betalen; als hij met mijn vader de zaken heeft gere geld, liet vriendelijk verzoek of hij soms ook even den jongenheer, den student, zou mogetf spreken, „alleen" als het kon. „Is" het over dien avond bij u in het dorp?"- Ja... mijnheer... ja... ziet u... ik had cr maaf liever niet met u over gesproken... maar-* nu u het toch weet../' „Of ik hel weet... neen, maar die is goedi ik heb al zes dagvaardingen hier voor mi) liggen... 't zijn me lieverds, die jongen van mij en z'n vrienden... enfin, als u hem nog wat te zeggen hebt, gaat u don maar naar zijn kamer hier tegenover." (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 1