0oof <te ucagd. Wim en zijn wedervaren. Naar het Zweedsch ■van Zach. Topelius. Vrij bewerkt door C. TT Vervolg. Nog dieper het bosch in kwam hij eenige arme jongens tegen, die balderen zochten voor hun geit. „Kijk eens, daar is Brita van den visscher!" zeiden zij tegen elkaar. „Zij wil ons zeker hel pen zoeken. Kom eens hier. Brita Wat doe je in het bosch?" „Ik ben Brita heelemaal niet!" antwoordde Wim. terwijl hij een stok zocht om zich te beschermen. „Iioor je wat zc zegt?" riepen de jongens door elkaar, terwijl zij hem met denne-appels begonnen te gooien. Wim gooide terug, en het werd een formeel gevecht. De denne-nppels vlogen tusschen de boonfen door, doch Wim kon het tegen die overmacht van kinderen niet volhouden en ging op de vlucht. Het viel echter niet mee in een meisjesjurk hard te loopen, zoodat de vijand hem spoedig inhaaidc en de denne- appcls hem om de ooren suisden. ..Wc zullen haar leeren weg te loopen in plaats van ons te helpen!" riepen de jongens. ..Ik ben geen, meisje, ik ben een jongen!" gilde Wim, terwijl hij zijn stok in het rond zwaaide. Hiermee kwam hij echter niet ver der en hij besloot de jurk uit Ie trekken. Hij hing haar aan een boom en vocht in een allergrappigst toilet. Dc jongens lachten hem uit, ja, ik geloof zelfs, dat de vogels en eek horentjes in dc boomen^zich vroolijk maak ten. Gloeiend van verontwaardiging en warm van inspanning, ging Wim eindelijk huilende naar zijn familie terug. ,,Ik wil geen meisje zijn, nooit meer!" snikte hij Hij liet nu aan zijn tranen den vrijen loop. Gelukkig warén zijn kleeren inlusschen in dc zon gedroogd. „Trek ze maar gauw aan," zei Moeder, „dan zal Lotje je jurk uit het bosch halen en all met onzen vriendelijken dank aan den visscher terug brengen." Wim verkleedde zich ?oo vlug mogelijk Wat voelde hij zich weer gelukkig in zijn» Mouse cn broek! Nu was hij weer een jongen, een man, en zou hij wel tegen een heel regiment met denne-appels willen vechten. Dit nam echter niet weg, dat hij Ilink vernederd was. „Maar hoe kun jc je ook als een held ge dragen. als je een meisjesjurk aan hebt?" dacht hij. Intusschen was het tijd geworden om de terugtocht te ondernemen. De heele familie stapte weer in de boot en roeide huiswaarts. Het meer was zoo helder als een spiegel en de avondlucht weerkaatste er in. Wim vond het bijna jammer, dat Jonas den mooien spie gel met zijn roeisparu doorkliefde en de boot een lang spoor achter zich liet. Nauwelijks hadden zij dc landingplaats be reikt, of Wim sprong met een kreet van vreugde aan wal. Wat hij dan wel zag? Zijn mooie schip de Neptunus, dat hij reeds als verloren beschouwde en dat nu zacht op de kabbelende golfjes deinde. ITet had een goed stuurman aan boord, want de mier had het veilig in de haven geloodst. Het lag wat scheef cn een deel van den ballast was over boord geslagen, doch dal deed er niet toe. Later heeft de Neptunus nog menige reis ondernomen en de lading bestond uit: stee- nen, bladen, mieren en blijde hoop. De hoop is zeker een lichte vracht, die dik wijls gevaar loopt in het water te vallen. Dit kan echter geen kwaad, zoolang een goed stuurman aan boord is, die het schip ten slotte in veilige haven, brengt. HOOFDSTUK II. Een bezoek aan den Sneeuw- koning. Wat is het gezellig in den winter in het hoekje bij den haard te zitten! Misschien lach kant te betreden, doch >Vim vertrouwde op i zijn Vliegende Slee en wiWe een tocht naar Suikerla-nd ondernemen, j Zoo gezegd, zoo gedaan. Alle jongens en I meisjes keken hem angstig aan. Hij verdween in de diepe sneeuw en bleef plotseling vast zitten in Suikerland. Alleen zijn hoofd ze in den zonneschijn liepen in plaats van in den stroomenden regen. Ze hadden gelukkig niet ver te gaan. Een stuk of wat gemutste hoofden keken over 't ondergordijntje, toen ze aanbelden. Of de kinderen ook w tdjyom waren op zoo'n donkeren regendag! De oudjes, die toch al was no» zichtbaar, toen zijn muts en einde- weinig afwisseling hadden en nu met den lijk verdween hij heelemaal. Wim cn zijn feestdag ook geen steekje konden breien voor Vliegende Slee waren onder de dikke sneei'w bedolven. Toen Wim in de sneeuw wegzakte, sloot hij de oocen. Hij voelde zich al dieper en dieper zinken, tot hij eindelijk met een hevigen schok stilhield. Nu keek hij eens rond cn zag een groo' paleis van ijs met sclfilterende pilaren en groote gangen alsof alles van zilver was. Daar kwam de Sneeuwkoning het poleis uit; hij droeg een jas van wolfsvellen en had een langen baard, die glinsterde als ijzel. De Sneeuwkoningin kwam nu oo^: zij had een lange witte janon aan en droeg een kroon van ijs-diamanten op het hoofd. „Welkom in mijn Koninkrijkf zei de Koning ..TTier moet je nu .maar wat blijven. Daar ik veel van vriendelijke iongens houd zooals jij. zal ik je aan mijn hof verbinden '•n je tot mijn ln aar maken. Jij cn je V 1 i c- gende Slee zullen tot eer cn aanzien ge raken." „Alstublieft," antwoordde Wim, maar ik zou graag wat warms willen eten; het is al een hcMe tijd geleden, dat ik ontbeten heb „Goed," zei dc Sneeuwkoning „Ik zal je een verzetje, genoten van 't bezoek en waren kinderlijk opgetogen over alles wat ze zagen. Bic s pop werd uit-'en aangekleed, de loco motief liep door de kamer, totdat de vrouw tjes- er draaierig van werden en dc mooie platen werden uit den treuren bekeken "en door Rie uitgelegd. De middag was voorhij, voordat zij er om dachten. „Hè," zei Ric, toen Hans en zij weer thuis waren, „wat hebben we een plezier gehad!" „Ja." zei Hans', „ik had er eerst niets geen zin in, maar t was leuk De regen kon me niels n r schelen." „Weet je, hoe dat kwam?" vroeg moeder doordat je meer aan Jl genoegen van anderen dan aan je eigen plezier gedacht hebt. Ont houdt dit maar goed. kinderen cn denkt nog vaak eens terug aan dezen regcnachtigen Pinksterdag grooten bek open cn dicht; kortom het was een rumoerig troepje, dat Hagenbeek voor zich zag. Zonder cr zich echter aan te sloren, pakte Hagenbeek 'den weerspannige beet en was op het punt hem te verplaatsen, toen zijn voet uitgleed cn hij midden in den woeli- gen hoop terecht kwam. Hagenbeek bleef een oogenblik onbewege lijk liggen, sprong toen op, en eer de dieren tot bezinning kwamen, was hij buiten gevaar. Hij vertelde later, dat hij duizend angsten had uitgestaan, maar hij wist zich te bedwin gen, en had daaraan zijn leven te danken. Een anderen keer moesten uit een kooi, waarin zich acht reuzenslangen bevonden, er eenige tot verzending worden uitgezocht. Hagenbeek was daarmee druk bezig, toen zijn hoed afviel en midden tusschen de kron kelende slangen rolde. Eén der slangen greep hem dadelijk vast. en terwijl Hagenbeek bukte om haar den hoed af te nemen, kronkelde één der andere slangen zich om zijn been. Hij liet de eerste slang den hoed maar hon den en hield het andere ondier vast. doch de eerste liet nu den hoed los en hielp de tweede slang bij haar aanval. Er was niemand in de nabijheid, die helpen kon, en een vol kwar tier bracht Hagenbeek in dien gevaarlijken toestand door. doch eindelijk kwam hulp en werd hij spoedig verlost. Om te kunnen nagaari, hoe groot het ge vaar was, waarin dc handelaar had verkeerd diene de mededèeling, dat diezelfde reuzen- eerst in ijskcu water onderdompelen en dan opstaat, is Luilak en moet trakleercn. Dirk, Luilak. door Hcrraanna. Wie 's Zaterdags vóór Pinksteren het laatst slang dien avond eenige lammeren verslond, zul jc de lekkerste sneeuwtaart krijgen, die je ooit nog in jc leven gegeten h'M, want zij is gevuld met bevroren dauw cn bestrooid met sn eeuwsuiker." „Dank u." zei Wim nu. Ik geloof niet, dat ik nu nog honger heb." ..Wat bedoel je daarmee, kleine bengel?" rico dc Sneeuwkoning boos uit. „Ik zal je loe ren mijn goede gaven te versmaden. Kom eens hier. Sneeuwkoningin. Blaas dien jongen eens in een sneeuwvlok." Hierop blios de Sneeuwkoningin cn rilde Wim over al zijn ledematen, fn het volgend oogenblik was hij veranderd in een sneeuw vlok en vloog hij tusschen vele duizenden door de lucht. Dit was al heel eigenaardig en Wim maakte zich ongerust over zijn Vliegende Slee. Even later opende hij de oogen en zag hij. dat hij thuis in zijn eigen bed lag Zijn hoofd voelde echter heel zwaar. Bij zijn bed stonden Vjider en Moeder, Frits en Lotje, Jonas cn Lena. Allen riepen uit: „Goddank, hij komt bij P „Wat!" riep Wim uit, terwijl hij rechtop in zijn bed ging zitten. „Bon ilc dan niet in het land van den Sneeuwkoning, in Suiker- land? Heb ik dan den Sneeuwkoning niet gesproken, die mij in ijskoud water wilde onderdompelen, en de Sneeuwkoningin, die mjj in een sneeuwvlok veranderde? Hoe ben ik Ihuisgckomen?" „Lieve jongen, je spreekt wartaal," ant woordde zijn vader. „Ben je heelemaal ver geten, dat je zoo onvoorzichtig was den heu vel van den anderen kant af te glijden? Daar heb je je hoofd tegen een boomstronk gesloo- len en hebben mannen je uit de sneeuw ge haald. "De rest moet je gedroomd hebben Maar ga nu weer rustig liggen, dan zal Moe der een compres om je hooM ,.n j)0n je spoedig weer beter." „Waar is de Vliegende c. vroeg Wim, die nog maar nauwelijks gcln« fcon, wat zijn vader zei. „Die ligt doormidden i -ra ken," luidde het antwoord. Laten wc hopen, dat Wim cn >iji Vlie gende Slee spoedig herstellen zullen en dat geen van beiden ooit weer zóó roekeloos mag zijn. (Word! .rvolgd.) Pinksteren. door ITermanna. Het regende dat 't goot!Op Pinkste ren! Dat was een teleurstelling. Ilans en Rie hadden er al zoo'op gevlast na kerktijd een groote buitenwandeling met die een echte slaapmuts was, hij kwam altijd 't laatst beneden had natuurlijk de meeste kans Luilak te zullen worden. Frieda en Lize plaagden cr hem' al mee en vroegen waar hij op iraklecren zou. Dirk liet de zus jes echter maar praten; hij wou en zou nu eens niet Luilak zijn. Den avond te voren nam hij den wekker mee paar boven en zette dien op vier uur. Toen t wérk te bestemder tijd afliep, schrikte Dirk wakker. Al gauw herinnerde hij zich, dat het Luiloksdag was. Terwijl hij zich aankleedde, lachte hij in zijn vuistje. maar toen dagen lang rustig bleef liggen om die kleinigheid te verteren Het geschilderde geld. „Als gij mij binnen acht dagen de hyur niet betaalt, zet ik u met al wat gij bezit de deur uit", zei eens een hotelhouder tot een jongmensch De aangesprokene, dien wij voorloopig Pieter Paul zullen noemen, was een jóng schilder, die beloofde eenmaal een groot kunstenaar te zullen worden, daar hij veel talent had. Als hij echter wat geld ver diend had, leefde hij korten tijd als een 't Was zoo slil in huis, allen sliepen zeker nog. groot heer en was het geld dan weer op, Voorzichtig sloop hij naar beneden. Wat dan leed hij gebrek en. betaalde den hotel- was dat? Dc klok in de huiskamer wees tien houder niet, terwijl hij hoopte op de toe uur aan! De tafel was netjes opgeruimd, dc komst. stoelen stonden op hun plaats. Nu was de hotelhouder het lange wachten Dirk begreep er eerst niets van. Toen werd moede gewör<jen, maar de jonge schilder hij kwaad; - kwaad op den wekker, die Geef mjj acht d en dan 2al verkeerd hep. kwaad op a.duclf omdat hij u mijn schuJ,d b°talen." De man gaf toe, nu toch weer Luilak zou zijn. Dó&rom was J t zoo slil in buis geweest; t ontbijt was al lang afgeloopcn en om hem lc foppen hielden ze zich nu allen schuilt Maar daarvan zouden ze geen plezier hebben! Dirk maakte zich een boterham, staande bij «Je kast enging toen weer naar bed, hij had immers toch vacantie! In een ommezien sliep hij even gerust als vóór 't af loopen van den wekker. Moeder kwam hpm als gewoonlijk roepen. want hij mocht den jongen man graag lijden, vooral ook omdat deze, als hij goed bij kas was, zijn geld bij hem verteerde. Hij wilde dus niet te hard tegen hem zijn. De jonge schilder sloot zich vanaf dit oogenblik in zijn kamer op en verliet die nooit zonder den sleutel mee te nemen, ter wijl hij verbood, dat zij schoongemaakt zou worden. Acht dagen later trad hij met een reistasch in de hand de gelagkamer binnen en zei tegen zijn gastheer„Ik ga weg, maar „Gauw Dirk," zei ze, „sta vlug op! Vader en boyen op tafel zult ge meer geld vinden, dan de meisjes slapen nog Blijf nu niet liggen, ik 'schuldig ben I" Daarop ging bij heen. denk er aan, t a Luilaksdag.i De hotelhouder snelde naar boven naar Nog maar half wakker ging Dirk overeind de kamer van den schilder. De deur stond zitten en keek moeder verbaasd aan. i ku k^öl „Slapen vader en de meisjes nog?" vr00g open en tot injn groote vreugde zag h,j heel hij ongelovig - - „En - en - t is al wat Seld °P ta maar, o wee, hij bemerkte tot zijn schrik, dat het slechts gesohilderd geld was. -Hij was jammerlijk bedrogen f De man keek wanhopig om zich heen, maar toen bedaarde zijn boosheid. Aan den lang tien uur!" „Jongen, je droomt zeker nog, 't is zes uur", sprak moeder, wier beurt het nu was om verbaasd te kijken. Maar Dirk hield 't vol: 't was al lang tien uur en 't ontbijt was al afgeloopcn; moeder muur hingen een menigte kleeren, die de wou hem zeker foppen. schilder had achtergelaten. Die kon hij ver- Lnngzamerhand begon moeder lc begrijpen. koopen, dan kreeg hij tenminste het geld, hoe de vork in den steel zat. Zij. lachte harte- dat het toekwam. Hij greep naar een man lijk en vertelde hem toen. dat de klok in de tel Van rood fluweel, maar o wee, ook de huiskamer gisteravond was blijven stilstaan, kleeren waren slechts geschilderd f en daar de gordijnen van de naar den tuinkant I De hotelhouder vertelde zijn ongeluk aan gelegen ramen in dezen tijd van 't jaar nooit ijn (en Zoo werd de geschiedenis al- 0pslnfpn wprrlpn wac nr»f Hue niof m>r. 1 gesloten werden, was het dus niet te ver- wonderen, dat Dirk zich zoo vergist had. Ilij had er met moeder nu de grootste pret om en haastte zich, voor de tweede maal, met aankleeden. om ruchtbaar en daardoor de naam van den even bekwamen als sluwen schilder overal bekend. Voorname lieden bezochten zelfs het hotel om het geschilderde geld en de je de andere jongens uit. die voor hun plezier i vader en moeder te zullen doen. Ze zouden builen in de kou spelen. Maar dan moet ik j ^an Pinksterbloemen en van die groote, gele toch zeggen, dat jc ongelijk hebt en nooit een dotters op de weiden en langs de slootkanten flinke man zulk worden. Er is iets ergers dan koude handen en dat is een jeugdig kouwelijk oud mannetje. Zoo iemand mocht zijn heele leven wel in een glazen kastje zitten, want de wereld is veel te koud en te hard voor hem. Een jongen moet geen koudklcum zijn, want dan zal hij heel wat ellende in zijn leven ondervinden. Als de zon schittert op dc witte sneeuw. plukken voor de oude vrouwtjes in bet armhuis. Daarvan kon nü natuurlijk geen sprake wezen. Met verdrietige gezichten stonden Hans en Rie voor 't raam en telden de druppels, die in de vensterbank spatten. Ze waren allebei danig uit hun humeur en zonder te weten hoe, waren ze in een ommezien aan 't kib- is niets zoo heerlijk als te sleden. Wim was kelen, één van die jongens, die niet weten wat kou I „Kinderen. zei moeder, „denkt er loch is. Zelfs al vergelen zij hun handschoenen. 1 aan» l *s Pinksteren, 't feest van den Niet ver van zijn huis was een vrij steil Heiligen Geest, Gods goeden en Heiligen heuveltje, bij de jongens bekend onder den 9eest: Dic. ons wil leeren verdraagzaam en naam van: Glij heuvel. De jongens Irokken 1 inschikkelijk te zijn en niet in de eerste plaats er hun sleedjes op en gleden m volle vaart aa" ons ze^ le denken." naar beneden en degenen, die het bovenste j »'1 *s ooli 200 saai dal 't al maar regent," eind wat erg steil vonden, gleden alleen de pniltelde Rie, een beetje beschaamd, onderste helft af. j »»Ik had 't zoo leuk gevonden die bloemen Op een mooien winterdag gingen de jongens te Pakkenvoor de vrouwtjes", voegde 'r> u - i ze er aan toe. „Zeg maar gerust: over de pret van 't pluk- Toen allen te zamen om de ontbijttafel geschilderde kieeren te bekijken, en onze zaten. vader als L u i 1 a k. wat dc kinde- j hotelhouderm aakte goede zaken, zoodat hij ren nog 't leukst van alles vonden kwam bet geld, dat hij aan den schilder te kort was Dirk met zijn verhaal voor den dag. Je kunt denken hoe'n schik de heele familie daarin had! Hij maakte zich echter zóó boos, ajs hij naaf de beschilderde tafel keek, dat hij die op zolder liet zetten om er zich niet langer aan te ergeren. Op zekeren dag kwam een Engelschman in het hoteLen deze liet zich ook de geschie denis van net geschilderde geld vertellen. Hij wensohte de tafel te zien, bewonderde die zeer en bood er den hotelhouder zóóveel geld voor, als er op geschilderd was. Dat liet onze vriend zich geen tweemaal vragen en hij ontving voor de tèfel een!som, zoo groot, als er wel nooit voor een tafel betaald zal zijn. De schilder had dus goed voorspeld, want de hotelhouder had meer geld ontvangen, dan hij hem schuldig was. De jonge kunstenaar, die deze Streek uit haalde, was niemand anders dan de later zoo beroemd geworden Pieter Paul Rubens. Feu zonderling verblijf. Tijdens mijn verblijf te Solo, éoo schrijft men aan het Soer. TTand.bl., werd ik voorge steld aan raden Masharco Wrcksodiningrat, die mij uitnoodigde tot een bezoek aan zijn woning. Dc raden, die zich krijgsman ih hart en nieren schijnt te voelen, leidde ons; eerst een kamer binnen, 4iï z.g. wapenkamer, waar olie meubelen, stoelen, tafels, enz. voorstellingen geven van alle mogelijke wapens, zoowel de meest bekende Europcesche, «als de haast nooit geziene inlandschc. Dc poolen waren schitterende nabootsingen van o. a. militaire sabels, geheel natuurge trouw, dc zitting was van inlandschc klingen, de armleuning van revolvers, zoodal men angstig werd cr op te leunen, de rug van ge weerkolven, enz. Alles was in stijl gehouden, tot zelfs de schilderijen toe. Daar na het wapengekletter arbeid cn stu die volgt, zooals de raden ons verzekerde, leidde hij ons in zijn studeerkamer^ waar dc meubels een geheel anderen stijl volgden. Dc pootcn der stoelen waren hier inktflesschcn; aan alle kleuren was gedacht, en de flcsschen waren zeer natuurgetrouw in hout nage bootst. Wij zalen nu op de potlooden, leunden legen penhouders en ook hier was dc gehcele om geving in dien kantoorslijl gehouden, zoodat wij bij het werk niet afgeleid werden, door iels, wat bij dien arbeid niet te pas komt. En daar na arbeid ontspanning moet vol gen, kwamen wij nu in oen kamer waar dc zeldzaamste muziekinstrumenten stonden, lot de eerstgemaakte piano's toe Het meubilair voldeed ook hier weder volkomen aan den eisch. Dc meubelen waren gesneden, in den vorm van bijaa alle instrumenten, die men zich maar denken kan, violen, cello's ctc. De pooten waren lange fluiten, de armleu ningen picolo's, dc ruggen der 'stoelen lieren en behalve de ons bekende instrumenten, trof men cr alle mogelijke inlandschc instrumen ten aan. Onze gastheer bracht ons daarna in de keuken, waar men alle meubelstukken, de aanrechttafels, kortom al het keukengerei, waarop onze keukenprinsessen zoo trolsch zijn, aanwezig vond in den vorm van potten, pannen, ja, wat niet nl. Een gedeelte van hel aanwezige meubilair was voorzien van al die gereedschappen, welke een timmerman gebruikt, zoodat b.v, de keukenprinses op een zaag zat. die tot draagpunten hamers had, terwijl zij leunde tegen schroevendraaiers. Vervolgens opende onze gastheer voor ons de deur der speelkamer, waar tevens gelegen heid is om zich te verfrisschcn. De meubels waren thans gedraaid in den vorm van speelkaarten cn alles" wat daarbij "te pas komt, van cbtmpagneflcsschen, wijn- flesscben en glazen, terwijl een stóel apart stond, waarop alleen een paar handboeien prijkten, vermoedelijk als een ernstige waar schuwing bedoeld. De raden zou heel wat dankbare belang stellenden krijgen, indien hij zijn huis ter be zichtiging zou openstellen. met hun sleedjes naar den Glij heuvel. Sommige hadden nog een klein zusje op hun slee en moesten niet al te wild zijn, want dan begon het kleine ding te schreeuwen. „Niet bang zijn; er gebeurt niets!" riepen de jon gens en opnieuw gleden zij naar beneden. Maar soms gebeurde het wel eens, dat een slee omtuimelde en was een pijnlijke hand of voet of een bloedende neus het gevolg daarvan. Spoedig was dit echter vergeten en {Werd de tocht weer voortgezet. Wim had met Kerstmis een prachtige slee fee kregen, die al spoedig dc Vliegende Slee werd genoemd, omdat hij alle^anderen Voorbij gleed. De VI ie ge en Slee en Wim ^aren onafscheidelijk. Jé hadt ze eens op tien Glijheu\el moeten zien! Van boven M vlogen zij als een pijl uit den boog naar Sleden, terwijl de sneeuw in wolken om hen heen stoof. Niemand had zoo'n prachtslee hu Wim was er 4én-en-al lof over. Aan den anderen kant ging de Glijheu- h e 1 steil naar beneden, zóó steil zelfs, dat hr geen pad was. Dit gedeelte noemde men B u k e r 1 a n d, want wie probeerde daar af Ie aaien, zakte tot over zijn middel in de Meeuw, Geen dw jongens waagde het dezen Van alles wat. Oplossing; van liet «triespronsraadsel uit het vorige nummer. Klein op de wereldkaart, Maar om zijn moed verm.aard, Is Nederland! Door eendracht sterk en groot, Weerstond het storm en nood, Ter zee, te land! Ter zee, te land! Een gevaarlijk handelsartikel. Karl Hagenbeek, de grootste handelaar in dieren van Europa, heeft in Hamburg een uitgesterkt park, waarin dieren uit alle werelddeelen ten verkoop worden aange boden. Dat dit een zeer gevaarlijk handelsartikel gekomen, reeds dubbel had teruggewonnen ken zelf," zei Hans eerlijk. „Ik had tenminste is; behoeven we natuurlijk niet te zeggen. De den meesten lust in de wandeling." „Nu ja," zoo moest Rie toestemmen, ,ik eigenlijk ook." De kinderen stonden een poosje stil uit te kijken. „Hans", begon Rie op eens, „als we loch eens naar 't armhuis gingen, al hebben we geen bloemen." Hans stak zijn tong uit. „Daar is ook wat aan," zei hij spottend, maar ging toch bereid willig aan moeder vragen, of ze er met capes en overschoenen dóór mochten. Ja l mocht; moeder vond 't zelfs een aardig plan en raadde hun aan een paar boeken met duidelijke platen mee te nemen. Misschien waren cr wel oudjes, die daar schik in had den. Hans kreeg nu op eens plezier in de visite. Hij haalde zijn locomotief en 't daarbij be- hoorende spoorwêgmaterïaal uit de kast. Zoo iÊts hadden ze zeker nog nooit gezien. Rie nam bij de boeken ook nog haar nieuwe bakerpop mee. Zoo toegerust begaven zij zich op weg, vroolijk wuivend naar moeder, also| dieren moeten in.weerwil van hun aangeboren kracht en wildheid, met de grootste voorzich tigheid behandeld worden, daar zij bij de minste wond aanmerkelijk in waarde verlie zen. Het gevaarlijkste van alles is wel het over brengen der dieren, wat Hagenbeek altijd zelf doet, daar bij hun kostbaar leven niet in ge vaar wil brengen; niettegenstaande alle voor zorgsmaatregelen, gebeurt het daarbij wel eens, dat zijn eigen leven groot gevaar loopt. Twee van die voorhallen, door Hagenbeek zelf ahn zijn vrienden verhaald, willen vrij hier eens oververtellen. v Op zekeren dag pakte Hagenbeek een kist uit, waarin twaalf alligators rustig bij elkan der lagen. Deze dieren moesten naar hun kooien worden overgebracht. Voorzichtig had hij er reeds drie in hun nieuwe woning ge plaatst en maakte hij zich gereed den vier den alligator te grijpen, toen het dier onrustig werd en ook zijn makkers aan den gang maalvlc. Zij .woelden en draaiden, en sloegen hun Uit Lien én Lot gaan samen wandlen Heerlijk in den zonneschijn; Ieder rijdt haar poppenwagen, 'n Karreije, heel licht en fijn. In den wagen zit geen popje Allen hebben maaz'len thuis Weet je wie die kleuters rijden? Kwik, de hond, en Beer incluis. wandelèn. Door C. H. Beer zit rechtop in den wagen Vastgebonden, zie je 't wel? Kwik, beweeglijk als elk hom Vindt het ritj' een aardig Lot heeft al haar krachten n Dat hij Beer niet bijt in 't oor En op einde van de wand'li Zucht zij: „Pop is kalmer, ht Toch komt zonder ongelukken 1 Viertal weer bij Moeder thuis, 'k Kon ze juist nog even kieken, in de straat, vlak bij hun hui>

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 7