0oof <te ucagd.
Wim en zijn wedervaren.
Naar het Zweedsch
■van
Zach. Topelius.
Vrij bewerkt door C. TT
Vervolg.
Nog dieper het bosch in kwam hij eenige
arme jongens tegen, die balderen zochten
voor hun geit.
„Kijk eens, daar is Brita van den visscher!"
zeiden zij tegen elkaar. „Zij wil ons zeker hel
pen zoeken. Kom eens hier. Brita Wat doe
je in het bosch?"
„Ik ben Brita heelemaal niet!" antwoordde
Wim. terwijl hij een stok zocht om zich te
beschermen.
„Iioor je wat zc zegt?" riepen de jongens
door elkaar, terwijl zij hem met denne-appels
begonnen te gooien.
Wim gooide terug, en het werd een formeel
gevecht. De denne-nppels vlogen tusschen de
boonfen door, doch Wim kon het tegen die
overmacht van kinderen niet volhouden en
ging op de vlucht. Het viel echter niet mee in
een meisjesjurk hard te loopen, zoodat de
vijand hem spoedig inhaaidc en de denne-
appcls hem om de ooren suisden.
..Wc zullen haar leeren weg te loopen in
plaats van ons te helpen!" riepen de jongens.
..Ik ben geen, meisje, ik ben een jongen!"
gilde Wim, terwijl hij zijn stok in het rond
zwaaide. Hiermee kwam hij echter niet ver
der en hij besloot de jurk uit Ie trekken. Hij
hing haar aan een boom en vocht in een
allergrappigst toilet. Dc jongens lachten hem
uit, ja, ik geloof zelfs, dat de vogels en eek
horentjes in dc boomen^zich vroolijk maak
ten.
Gloeiend van verontwaardiging en warm
van inspanning, ging Wim eindelijk huilende
naar zijn familie terug. ,,Ik wil geen meisje
zijn, nooit meer!" snikte hij
Hij liet nu aan zijn tranen den vrijen loop.
Gelukkig warén zijn kleeren inlusschen in
dc zon gedroogd. „Trek ze maar gauw aan,"
zei Moeder, „dan zal Lotje je jurk uit het
bosch halen en all met onzen vriendelijken
dank aan den visscher terug brengen."
Wim verkleedde zich ?oo vlug mogelijk Wat
voelde hij zich weer gelukkig in zijn» Mouse
cn broek! Nu was hij weer een jongen, een
man, en zou hij wel tegen een heel regiment
met denne-appels willen vechten. Dit nam
echter niet weg, dat hij Ilink vernederd was.
„Maar hoe kun jc je ook als een held ge
dragen. als je een meisjesjurk aan hebt?"
dacht hij.
Intusschen was het tijd geworden om de
terugtocht te ondernemen. De heele familie
stapte weer in de boot en roeide huiswaarts.
Het meer was zoo helder als een spiegel en
de avondlucht weerkaatste er in. Wim vond
het bijna jammer, dat Jonas den mooien spie
gel met zijn roeisparu doorkliefde en de boot
een lang spoor achter zich liet.
Nauwelijks hadden zij dc landingplaats be
reikt, of Wim sprong met een kreet van
vreugde aan wal. Wat hij dan wel zag? Zijn
mooie schip de Neptunus, dat hij reeds
als verloren beschouwde en dat nu zacht op
de kabbelende golfjes deinde. ITet had een
goed stuurman aan boord, want de mier had
het veilig in de haven geloodst. Het lag wat
scheef cn een deel van den ballast was over
boord geslagen, doch dal deed er niet toe.
Later heeft de Neptunus nog menige reis
ondernomen en de lading bestond uit: stee-
nen, bladen, mieren en blijde hoop.
De hoop is zeker een lichte vracht, die dik
wijls gevaar loopt in het water te vallen. Dit
kan echter geen kwaad, zoolang een goed
stuurman aan boord is, die het schip ten
slotte in veilige haven, brengt.
HOOFDSTUK II.
Een bezoek aan den Sneeuw-
koning.
Wat is het gezellig in den winter in het
hoekje bij den haard te zitten! Misschien lach
kant te betreden, doch >Vim vertrouwde op
i zijn Vliegende Slee en wiWe een tocht
naar Suikerla-nd ondernemen,
j Zoo gezegd, zoo gedaan. Alle jongens en
I meisjes keken hem angstig aan. Hij verdween
in de diepe sneeuw en bleef plotseling vast
zitten in Suikerland. Alleen zijn hoofd
ze in den zonneschijn liepen in plaats van in
den stroomenden regen.
Ze hadden gelukkig niet ver te gaan.
Een stuk of wat gemutste hoofden keken
over 't ondergordijntje, toen ze aanbelden.
Of de kinderen ook w tdjyom waren op zoo'n
donkeren regendag! De oudjes, die toch al
was no» zichtbaar, toen zijn muts en einde- weinig afwisseling hadden en nu met den
lijk verdween hij heelemaal. Wim cn zijn feestdag ook geen steekje konden breien voor
Vliegende Slee waren onder de dikke
sneei'w bedolven.
Toen Wim in de sneeuw wegzakte, sloot hij
de oocen. Hij voelde zich al dieper en dieper
zinken, tot hij eindelijk met een hevigen schok
stilhield. Nu keek hij eens rond cn zag een
groo' paleis van ijs met sclfilterende pilaren
en groote gangen alsof alles van zilver was.
Daar kwam de Sneeuwkoning het poleis uit;
hij droeg een jas van wolfsvellen en had een
langen baard, die glinsterde als ijzel. De
Sneeuwkoningin kwam nu oo^: zij had een
lange witte janon aan en droeg een kroon
van ijs-diamanten op het hoofd.
„Welkom in mijn Koninkrijkf zei de
Koning ..TTier moet je nu .maar wat blijven.
Daar ik veel van vriendelijke iongens houd
zooals jij. zal ik je aan mijn hof verbinden
'•n je tot mijn ln aar maken. Jij cn je V 1 i c-
gende Slee zullen tot eer cn aanzien ge
raken."
„Alstublieft," antwoordde Wim, maar ik
zou graag wat warms willen eten; het is al
een hcMe tijd geleden, dat ik ontbeten heb
„Goed," zei dc Sneeuwkoning „Ik zal je
een verzetje, genoten van 't bezoek en waren
kinderlijk opgetogen over alles wat ze zagen.
Bic s pop werd uit-'en aangekleed, de loco
motief liep door de kamer, totdat de vrouw
tjes- er draaierig van werden en dc mooie
platen werden uit den treuren bekeken "en
door Rie uitgelegd.
De middag was voorhij, voordat zij er om
dachten.
„Hè," zei Ric, toen Hans en zij weer thuis
waren, „wat hebben we een plezier gehad!"
„Ja." zei Hans', „ik had er eerst niets geen
zin in, maar t was leuk De regen kon me
niels n r schelen."
„Weet je, hoe dat kwam?" vroeg moeder
doordat je meer aan Jl genoegen van anderen
dan aan je eigen plezier gedacht hebt. Ont
houdt dit maar goed. kinderen cn denkt nog
vaak eens terug aan dezen regcnachtigen
Pinksterdag
grooten bek open cn dicht; kortom het was
een rumoerig troepje, dat Hagenbeek voor
zich zag. Zonder cr zich echter aan te sloren,
pakte Hagenbeek 'den weerspannige beet en
was op het punt hem te verplaatsen, toen
zijn voet uitgleed cn hij midden in den woeli-
gen hoop terecht kwam.
Hagenbeek bleef een oogenblik onbewege
lijk liggen, sprong toen op, en eer de dieren
tot bezinning kwamen, was hij buiten gevaar.
Hij vertelde later, dat hij duizend angsten
had uitgestaan, maar hij wist zich te bedwin
gen, en had daaraan zijn leven te danken.
Een anderen keer moesten uit een kooi,
waarin zich acht reuzenslangen bevonden, er
eenige tot verzending worden uitgezocht.
Hagenbeek was daarmee druk bezig, toen
zijn hoed afviel en midden tusschen de kron
kelende slangen rolde. Eén der slangen greep
hem dadelijk vast. en terwijl Hagenbeek bukte
om haar den hoed af te nemen, kronkelde één
der andere slangen zich om zijn been.
Hij liet de eerste slang den hoed maar hon
den en hield het andere ondier vast. doch de
eerste liet nu den hoed los en hielp de tweede
slang bij haar aanval. Er was niemand in de
nabijheid, die helpen kon, en een vol kwar
tier bracht Hagenbeek in dien gevaarlijken
toestand door. doch eindelijk kwam hulp en
werd hij spoedig verlost.
Om te kunnen nagaari, hoe groot het ge
vaar was, waarin dc handelaar had verkeerd
diene de mededèeling, dat diezelfde reuzen-
eerst in ijskcu water onderdompelen en dan opstaat, is Luilak en moet trakleercn. Dirk,
Luilak.
door Hcrraanna.
Wie 's Zaterdags vóór Pinksteren het laatst slang dien avond eenige lammeren verslond,
zul jc de lekkerste sneeuwtaart krijgen, die
je ooit nog in jc leven gegeten h'M, want zij
is gevuld met bevroren dauw cn bestrooid met
sn eeuwsuiker."
„Dank u." zei Wim nu. Ik geloof niet, dat
ik nu nog honger heb."
..Wat bedoel je daarmee, kleine bengel?"
rico dc Sneeuwkoning boos uit. „Ik zal je loe
ren mijn goede gaven te versmaden. Kom
eens hier. Sneeuwkoningin. Blaas dien jongen
eens in een sneeuwvlok."
Hierop blios de Sneeuwkoningin cn rilde
Wim over al zijn ledematen, fn het volgend
oogenblik was hij veranderd in een sneeuw
vlok en vloog hij tusschen vele duizenden door
de lucht. Dit was al heel eigenaardig en Wim
maakte zich ongerust over zijn Vliegende
Slee.
Even later opende hij de oogen en zag hij.
dat hij thuis in zijn eigen bed lag Zijn hoofd
voelde echter heel zwaar. Bij zijn bed stonden
Vjider en Moeder, Frits en Lotje, Jonas cn
Lena. Allen riepen uit: „Goddank, hij komt
bij P
„Wat!" riep Wim uit, terwijl hij rechtop in
zijn bed ging zitten. „Bon ilc dan niet in het
land van den Sneeuwkoning, in Suiker-
land? Heb ik dan den Sneeuwkoning niet
gesproken, die mij in ijskoud water wilde
onderdompelen, en de Sneeuwkoningin, die
mjj in een sneeuwvlok veranderde? Hoe ben
ik Ihuisgckomen?"
„Lieve jongen, je spreekt wartaal," ant
woordde zijn vader. „Ben je heelemaal ver
geten, dat je zoo onvoorzichtig was den heu
vel van den anderen kant af te glijden? Daar
heb je je hoofd tegen een boomstronk gesloo-
len en hebben mannen je uit de sneeuw ge
haald. "De rest moet je gedroomd hebben
Maar ga nu weer rustig liggen, dan zal Moe
der een compres om je hooM ,.n j)0n
je spoedig weer beter."
„Waar is de Vliegende c. vroeg
Wim, die nog maar nauwelijks gcln« fcon,
wat zijn vader zei.
„Die ligt doormidden i -ra
ken," luidde het antwoord.
Laten wc hopen, dat Wim cn >iji Vlie
gende Slee spoedig herstellen zullen en
dat geen van beiden ooit weer zóó roekeloos
mag zijn.
(Word! .rvolgd.)
Pinksteren.
door ITermanna.
Het regende dat 't goot!Op Pinkste
ren! Dat was een teleurstelling.
Ilans en Rie hadden er al zoo'op gevlast na
kerktijd een groote buitenwandeling met
die een echte slaapmuts was, hij kwam
altijd 't laatst beneden had natuurlijk de
meeste kans Luilak te zullen worden. Frieda
en Lize plaagden cr hem' al mee en vroegen
waar hij op iraklecren zou. Dirk liet de zus
jes echter maar praten; hij wou en zou nu
eens niet Luilak zijn.
Den avond te voren nam hij den wekker
mee paar boven en zette dien op vier uur.
Toen t wérk te bestemder tijd afliep,
schrikte Dirk wakker. Al gauw herinnerde
hij zich, dat het Luiloksdag was. Terwijl hij
zich aankleedde, lachte hij in zijn vuistje.
maar toen dagen lang rustig bleef liggen om
die kleinigheid te verteren
Het geschilderde geld.
„Als gij mij binnen acht dagen de hyur
niet betaalt, zet ik u met al wat gij bezit de
deur uit", zei eens een hotelhouder tot een
jongmensch De aangesprokene, dien wij
voorloopig Pieter Paul zullen noemen, was
een jóng schilder, die beloofde eenmaal een
groot kunstenaar te zullen worden, daar hij
veel talent had. Als hij echter wat geld ver
diend had, leefde hij korten tijd als een
't Was zoo slil in huis, allen sliepen zeker nog. groot heer en was het geld dan weer op,
Voorzichtig sloop hij naar beneden. Wat dan leed hij gebrek en. betaalde den hotel-
was dat? Dc klok in de huiskamer wees tien houder niet, terwijl hij hoopte op de toe
uur aan! De tafel was netjes opgeruimd, dc komst.
stoelen stonden op hun plaats. Nu was de hotelhouder het lange wachten
Dirk begreep er eerst niets van. Toen werd moede gewör<jen, maar de jonge schilder
hij kwaad; - kwaad op den wekker, die Geef mjj acht d en dan 2al
verkeerd hep. kwaad op a.duclf omdat hij u mijn schuJ,d b°talen." De man gaf toe,
nu toch weer Luilak zou zijn. Dó&rom was J
t zoo slil in buis geweest; t ontbijt was al
lang afgeloopcn en om hem lc foppen hielden
ze zich nu allen schuilt Maar daarvan zouden
ze geen plezier hebben!
Dirk maakte zich een boterham, staande bij
«Je kast enging toen weer naar bed, hij
had immers toch vacantie!
In een ommezien sliep hij even gerust als
vóór 't af loopen van den wekker.
Moeder kwam hpm als gewoonlijk roepen.
want hij mocht den jongen man graag lijden,
vooral ook omdat deze, als hij goed bij kas
was, zijn geld bij hem verteerde. Hij wilde
dus niet te hard tegen hem zijn.
De jonge schilder sloot zich vanaf dit
oogenblik in zijn kamer op en verliet die
nooit zonder den sleutel mee te nemen, ter
wijl hij verbood, dat zij schoongemaakt zou
worden. Acht dagen later trad hij met een
reistasch in de hand de gelagkamer binnen
en zei tegen zijn gastheer„Ik ga weg, maar
„Gauw Dirk," zei ze, „sta vlug op! Vader en boyen op tafel zult ge meer geld vinden, dan
de meisjes slapen nog Blijf nu niet liggen, ik 'schuldig ben I" Daarop ging bij heen.
denk er aan, t a Luilaksdag.i De hotelhouder snelde naar boven naar
Nog maar half wakker ging Dirk overeind de kamer van den schilder. De deur stond
zitten en keek moeder verbaasd aan. i ku k^öl
„Slapen vader en de meisjes nog?" vr00g open en tot injn groote vreugde zag h,j heel
hij ongelovig - - „En - en - t is al wat Seld °P ta
maar, o wee, hij bemerkte tot zijn schrik, dat
het slechts gesohilderd geld was. -Hij was
jammerlijk bedrogen f
De man keek wanhopig om zich heen,
maar toen bedaarde zijn boosheid. Aan den
lang tien uur!"
„Jongen, je droomt zeker nog, 't is zes
uur", sprak moeder, wier beurt het nu was
om verbaasd te kijken.
Maar Dirk hield 't vol: 't was al lang tien
uur en 't ontbijt was al afgeloopcn; moeder muur hingen een menigte kleeren, die de
wou hem zeker foppen. schilder had achtergelaten. Die kon hij ver-
Lnngzamerhand begon moeder lc begrijpen. koopen, dan kreeg hij tenminste het geld,
hoe de vork in den steel zat. Zij. lachte harte- dat het toekwam. Hij greep naar een man
lijk en vertelde hem toen. dat de klok in de tel Van rood fluweel, maar o wee, ook de
huiskamer gisteravond was blijven stilstaan, kleeren waren slechts geschilderd f
en daar de gordijnen van de naar den tuinkant I De hotelhouder vertelde zijn ongeluk aan
gelegen ramen in dezen tijd van 't jaar nooit ijn (en Zoo werd de geschiedenis al-
0pslnfpn wprrlpn wac nr»f Hue niof m>r. 1
gesloten werden, was het dus niet te ver-
wonderen, dat Dirk zich zoo vergist had.
Ilij had er met moeder nu de grootste pret
om en haastte zich, voor de tweede maal, met
aankleeden.
om ruchtbaar en daardoor de naam van den
even bekwamen als sluwen schilder overal
bekend. Voorname lieden bezochten zelfs
het hotel om het geschilderde geld en de
je de andere jongens uit. die voor hun plezier i vader en moeder te zullen doen. Ze zouden
builen in de kou spelen. Maar dan moet ik j ^an Pinksterbloemen en van die groote, gele
toch zeggen, dat jc ongelijk hebt en nooit een dotters op de weiden en langs de slootkanten
flinke man zulk worden. Er is iets ergers dan
koude handen en dat is een jeugdig kouwelijk
oud mannetje. Zoo iemand mocht zijn heele
leven wel in een glazen kastje zitten, want de
wereld is veel te koud en te hard voor hem.
Een jongen moet geen koudklcum zijn, want
dan zal hij heel wat ellende in zijn leven
ondervinden.
Als de zon schittert op dc witte sneeuw.
plukken voor de oude vrouwtjes in bet
armhuis.
Daarvan kon nü natuurlijk geen sprake
wezen.
Met verdrietige gezichten stonden Hans en
Rie voor 't raam en telden de druppels, die
in de vensterbank spatten. Ze waren allebei
danig uit hun humeur en zonder te weten
hoe, waren ze in een ommezien aan 't kib-
is niets zoo heerlijk als te sleden. Wim was kelen,
één van die jongens, die niet weten wat kou I „Kinderen. zei moeder, „denkt er loch
is. Zelfs al vergelen zij hun handschoenen. 1 aan» l *s Pinksteren, 't feest van den
Niet ver van zijn huis was een vrij steil Heiligen Geest, Gods goeden en Heiligen
heuveltje, bij de jongens bekend onder den 9eest: Dic. ons wil leeren verdraagzaam en
naam van: Glij heuvel. De jongens Irokken 1 inschikkelijk te zijn en niet in de eerste plaats
er hun sleedjes op en gleden m volle vaart aa" ons ze^ le denken."
naar beneden en degenen, die het bovenste j »'1 *s ooli 200 saai dal 't al maar regent,"
eind wat erg steil vonden, gleden alleen de pniltelde Rie, een beetje beschaamd,
onderste helft af. j »»Ik had 't zoo leuk gevonden die bloemen
Op een mooien winterdag gingen de jongens te Pakkenvoor de vrouwtjes", voegde
'r> u - i ze er aan toe.
„Zeg maar gerust: over de pret van 't pluk-
Toen allen te zamen om de ontbijttafel geschilderde kieeren te bekijken, en onze
zaten. vader als L u i 1 a k. wat dc kinde- j hotelhouderm aakte goede zaken, zoodat hij
ren nog 't leukst van alles vonden kwam bet geld, dat hij aan den schilder te kort was
Dirk met zijn verhaal voor den dag.
Je kunt denken hoe'n schik de heele familie
daarin had!
Hij maakte zich echter zóó boos, ajs hij naaf
de beschilderde tafel keek, dat hij die op
zolder liet zetten om er zich niet langer aan
te ergeren.
Op zekeren dag kwam een Engelschman
in het hoteLen deze liet zich ook de geschie
denis van net geschilderde geld vertellen.
Hij wensohte de tafel te zien, bewonderde
die zeer en bood er den hotelhouder zóóveel
geld voor, als er op geschilderd was. Dat
liet onze vriend zich geen tweemaal vragen
en hij ontving voor de tèfel een!som, zoo
groot, als er wel nooit voor een tafel betaald
zal zijn.
De schilder had dus goed voorspeld, want
de hotelhouder had meer geld ontvangen,
dan hij hem schuldig was.
De jonge kunstenaar, die deze Streek uit
haalde, was niemand anders dan de later
zoo beroemd geworden Pieter Paul Rubens.
Feu zonderling verblijf.
Tijdens mijn verblijf te Solo, éoo schrijft
men aan het Soer. TTand.bl., werd ik voorge
steld aan raden Masharco Wrcksodiningrat,
die mij uitnoodigde tot een bezoek aan zijn
woning.
Dc raden, die zich krijgsman ih hart en
nieren schijnt te voelen, leidde ons; eerst een
kamer binnen, 4iï z.g. wapenkamer, waar olie
meubelen, stoelen, tafels, enz. voorstellingen
geven van alle mogelijke wapens, zoowel de
meest bekende Europcesche, «als de haast nooit
geziene inlandschc.
Dc poolen waren schitterende nabootsingen
van o. a. militaire sabels, geheel natuurge
trouw, dc zitting was van inlandschc klingen,
de armleuning van revolvers, zoodal men
angstig werd cr op te leunen, de rug van ge
weerkolven, enz. Alles was in stijl gehouden,
tot zelfs de schilderijen toe.
Daar na het wapengekletter arbeid cn stu
die volgt, zooals de raden ons verzekerde,
leidde hij ons in zijn studeerkamer^ waar dc
meubels een geheel anderen stijl volgden. Dc
pootcn der stoelen waren hier inktflesschcn;
aan alle kleuren was gedacht, en de flcsschen
waren zeer natuurgetrouw in hout nage
bootst.
Wij zalen nu op de potlooden, leunden legen
penhouders en ook hier was dc gehcele om
geving in dien kantoorslijl gehouden, zoodat
wij bij het werk niet afgeleid werden, door
iels, wat bij dien arbeid niet te pas komt.
En daar na arbeid ontspanning moet vol
gen, kwamen wij nu in oen kamer waar dc
zeldzaamste muziekinstrumenten stonden, lot
de eerstgemaakte piano's toe Het meubilair
voldeed ook hier weder volkomen aan den
eisch. Dc meubelen waren gesneden, in den
vorm van bijaa alle instrumenten, die men
zich maar denken kan, violen, cello's ctc.
De pooten waren lange fluiten, de armleu
ningen picolo's, dc ruggen der 'stoelen lieren
en behalve de ons bekende instrumenten, trof
men cr alle mogelijke inlandschc instrumen
ten aan.
Onze gastheer bracht ons daarna in de
keuken, waar men alle meubelstukken, de
aanrechttafels, kortom al het keukengerei,
waarop onze keukenprinsessen zoo trolsch
zijn, aanwezig vond in den vorm van potten,
pannen, ja, wat niet nl.
Een gedeelte van hel aanwezige meubilair
was voorzien van al die gereedschappen,
welke een timmerman gebruikt, zoodat b.v,
de keukenprinses op een zaag zat. die tot
draagpunten hamers had, terwijl zij leunde
tegen schroevendraaiers.
Vervolgens opende onze gastheer voor ons
de deur der speelkamer, waar tevens gelegen
heid is om zich te verfrisschcn.
De meubels waren thans gedraaid in den
vorm van speelkaarten cn alles" wat daarbij
"te pas komt, van cbtmpagneflcsschen, wijn-
flesscben en glazen, terwijl een stóel apart
stond, waarop alleen een paar handboeien
prijkten, vermoedelijk als een ernstige waar
schuwing bedoeld.
De raden zou heel wat dankbare belang
stellenden krijgen, indien hij zijn huis ter be
zichtiging zou openstellen.
met hun sleedjes naar den Glij heuvel.
Sommige hadden nog een klein zusje op hun
slee en moesten niet al te wild zijn, want dan
begon het kleine ding te schreeuwen. „Niet
bang zijn; er gebeurt niets!" riepen de jon
gens en opnieuw gleden zij naar beneden.
Maar soms gebeurde het wel eens, dat een
slee omtuimelde en was een pijnlijke hand
of voet of een bloedende neus het gevolg
daarvan. Spoedig was dit echter vergeten en
{Werd de tocht weer voortgezet.
Wim had met Kerstmis een prachtige slee
fee kregen, die al spoedig dc Vliegende
Slee werd genoemd, omdat hij alle^anderen
Voorbij gleed. De VI ie ge en Slee en Wim
^aren onafscheidelijk. Jé hadt ze eens op
tien Glijheu\el moeten zien! Van boven
M vlogen zij als een pijl uit den boog naar
Sleden, terwijl de sneeuw in wolken om
hen heen stoof. Niemand had zoo'n prachtslee
hu Wim was er 4én-en-al lof over.
Aan den anderen kant ging de Glijheu-
h e 1 steil naar beneden, zóó steil zelfs, dat
hr geen pad was. Dit gedeelte noemde men
B u k e r 1 a n d, want wie probeerde daar af
Ie aaien, zakte tot over zijn middel in de
Meeuw, Geen dw jongens waagde het dezen
Van alles wat.
Oplossing; van liet «triespronsraadsel
uit het vorige nummer.
Klein op de wereldkaart,
Maar om zijn moed verm.aard,
Is Nederland!
Door eendracht sterk en groot,
Weerstond het storm en nood,
Ter zee, te land!
Ter zee, te land!
Een gevaarlijk handelsartikel.
Karl Hagenbeek, de grootste handelaar in
dieren van Europa, heeft in Hamburg een
uitgesterkt park, waarin dieren uit alle
werelddeelen ten verkoop worden aange
boden.
Dat dit een zeer gevaarlijk handelsartikel
gekomen, reeds dubbel had teruggewonnen
ken zelf," zei Hans eerlijk. „Ik had tenminste is; behoeven we natuurlijk niet te zeggen. De
den meesten lust in de wandeling."
„Nu ja," zoo moest Rie toestemmen, ,ik
eigenlijk ook."
De kinderen stonden een poosje stil uit te
kijken.
„Hans", begon Rie op eens, „als we loch
eens naar 't armhuis gingen, al hebben we
geen bloemen."
Hans stak zijn tong uit. „Daar is ook wat
aan," zei hij spottend, maar ging toch bereid
willig aan moeder vragen, of ze er met capes
en overschoenen dóór mochten.
Ja l mocht; moeder vond 't zelfs een aardig
plan en raadde hun aan een paar boeken met
duidelijke platen mee te nemen. Misschien
waren cr wel oudjes, die daar schik in had
den.
Hans kreeg nu op eens plezier in de visite.
Hij haalde zijn locomotief en 't daarbij be-
hoorende spoorwêgmaterïaal uit de kast. Zoo
iÊts hadden ze zeker nog nooit gezien. Rie
nam bij de boeken ook nog haar nieuwe
bakerpop mee. Zoo toegerust begaven zij zich
op weg, vroolijk wuivend naar moeder, also|
dieren moeten in.weerwil van hun aangeboren
kracht en wildheid, met de grootste voorzich
tigheid behandeld worden, daar zij bij de
minste wond aanmerkelijk in waarde verlie
zen.
Het gevaarlijkste van alles is wel het over
brengen der dieren, wat Hagenbeek altijd zelf
doet, daar bij hun kostbaar leven niet in ge
vaar wil brengen; niettegenstaande alle voor
zorgsmaatregelen, gebeurt het daarbij wel
eens, dat zijn eigen leven groot gevaar loopt.
Twee van die voorhallen, door Hagenbeek
zelf ahn zijn vrienden verhaald, willen vrij
hier eens oververtellen. v
Op zekeren dag pakte Hagenbeek een kist
uit, waarin twaalf alligators rustig bij elkan
der lagen. Deze dieren moesten naar hun
kooien worden overgebracht. Voorzichtig had
hij er reeds drie in hun nieuwe woning ge
plaatst en maakte hij zich gereed den vier
den alligator te grijpen, toen het dier onrustig
werd en ook zijn makkers aan den gang
maalvlc.
Zij .woelden en draaiden, en sloegen hun
Uit
Lien én Lot gaan samen wandlen
Heerlijk in den zonneschijn;
Ieder rijdt haar poppenwagen,
'n Karreije, heel licht en fijn.
In den wagen zit geen popje
Allen hebben maaz'len thuis
Weet je wie die kleuters rijden?
Kwik, de hond, en Beer incluis.
wandelèn.
Door C. H.
Beer zit rechtop in den wagen
Vastgebonden, zie je 't wel?
Kwik, beweeglijk als elk hom
Vindt het ritj' een aardig
Lot heeft al haar krachten n
Dat hij Beer niet bijt in 't oor
En op einde van de wand'li
Zucht zij: „Pop is kalmer, ht
Toch komt zonder ongelukken
1 Viertal weer bij Moeder thuis,
'k Kon ze juist nog even kieken,
in de straat, vlak bij hun hui>