BIJITEN LANDT"
Strijdende- Zielen.
15"® Jaargang.
ir 2 m
„DE E EM LAN DER'.
Donderdag 14 Juni 1917.
Mr. W. H. de Beaufort.
FEUILLETON.
MARIE VAN VERSENDAAu
n»OToreaectiei Mr D J VAN scHAARDENBURO.
ABONNEMENTSPRIJS:
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Idem tranco per post.. m «laL.!.'.
Per week
Wekeljjksch bijvoegsol „Dt Hollandse}is Huisvrouw' donder
redactie van Thérèse Hoven) per 3 mnd. 50 ets.
Wekeliiksch bijvoegsel „Wcreldrecüe" por 3 mnd. 52 Ct«.
Bureau: UTRECHïSCH ESTRAAT 46.
lntercomm. Telefoonnummer 66.
Dienstaanbiedingen 1—1> regels.. O.Stf.
Urooto lettors naar plaatsruimte.
Voor handel en bodrql bestaan zoor voordoolige bepalingen
tot het herhaald adverteorou in dit Blad, bij abonnement.
Eene circulaire, bevattende de voorwaardeu, wordt op
aanvraag toegezonden.
Wiet thuisblijven!
De verleiding is groot voor de kiezers om
morgen niet naar de stembus te gaan. Waar
om zouden wij het ons ontveinzen?
Men acht de oppositie-candidaten niet ge
vaarlijk, den strijd niet serieus en de zege
van mr. W. H. de Beaufort niet twijfelach
tig-
Alles goed en wel, maar deze overwegin
gen rechtvaardigen nog niet het besluit om
thuis te blijven.
Het moet den oppositiepartijen, den revo
lutionairen zoowel als den behoudzuchtigen,
heiden gelijkelijk noodlottig voor land en
volk, duidelijk gemaakt worden dat hun aan
hang uiterst gering is en hun stem, in hoe
veel toonaarden deze moge klinken, geen ge
hoor vindt onder de kiezers.
Dan kan het 'n dubbel fiasco worden èn
voor de candidaten èn voor hun negatieve
-programma's. In plaats van 'n kreet van pro
test zullen zij aan ons volk ontlok* hebben
het overtuigende bewijs van instemming
met en het vertrouwen in het wijs beleid
van de regeering.
Niets is gevaarlijker dan de redenatie:
onze candidaat komt er toch wel. Als ieder
een zoo denkt en daarnaar handelt, komt de
candidaat er juist niet.
En dan moeten wij ook dit wel bedenken,
dal, al moge er van de S. D. P. en het Co
mité van Actie tegen de Grondwetsherzie
ning weinig invloed uitgaan, er toch altijd
'n aantal ontevreden elementen zijn die niet
verder kijken dan hun neus lang is en de
regeering hoogst kwalijk nemen dat zij niet
altijd doet zooals zij dat zouden wenschen,
of zooals met hun belangen strookt.
In deze ongewone tijden staande voor 'n
ongewone taak, heeft de- regeering natuur
lijk meer dan eens maatregelen genomen
of nagelaten, welke achteraf bleken niet
noodig of juist wel noodig geweest te zijn.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat telkens
8ls 'n individu zich critiek op de regeering
veroorlooft, de regeering inderdaad ge
dwaald heeft en de betweter het altijd bij
het rechte eind had, maar wij kunnen ons
toch wel voorstellen dat sommigen, vooral
als zij op de een of andere wijze bij het ge
val betrokken waren of zich door de grap
penmakers van de Telegraaf goed het hoofd
op hol hebben laten brengen, alle dingen
op hun kop zien, de regeering langzamer
hand zijn gaan beschouwen als ten eenen-
male niet berekend voor haar taak en de
woordvoerders van het politieke onverstand
als de redders des vaderlands inhalen
Al dezulken zullen allioht, ook al staan
zij in de meeste opzichten vierkant tegen
over hem, hun stem morgen uitbrengen op
een oppositiecandidaat.'
Op die wijze zijn misschien wel 'n paar
honderd stemmen bij elkaar te schomme
len maar het zou toch te zot zijn als in 'n
district met 12000 kiezers het aftredend lid
ten val gebracht kon worden door 'n handje
vol heterogene menschen „negatieven"
20U men hen kunnen noemen, want men
hoort alleen maar wat zij niet willen, nooit
wat zij w e 1 willen. Dat weten zij waarschijn
lijk zelf niet. In het manifest dat voor den
heer Baerveldt verspreid wordt, komt men
er dan ook rond voor uit, dat van hem niet
de geringste opbouwende kracht in de Ka
mer te vreezen zal zijn, het is er alleen
om te doen „om aan ontevredenheid uiting
te geven".
Prosit! Daar komt men niet veel verder
mee
Er behoeven geen zieken naar de stem
bus gesleept, geen onwilligen opgehaald,
geen afwezigen uit Groningen of Zeeland
ontboden te wordenmaar ieder die er toe
in staat is, loope morgen even naar het
stembureau en brenge zijn stem uit op
Het zijn niet slechts de vrijzinnigen, op
wie de plicht rust de herkiezing van mr. de
Beaufort te waarborgen. Hij is niet de can
didaat der vrijzinnige partijen, doch van
alle politieke partijen die de Grondwets
herziening hielpen tot stand komen.
De aanval van de oppositie is dan ook
niet gericht tegen de persoon van den can
didaat al zou deze toch het slachtoffer
worden doch tegen de Grondwetsherzie
ning.
De socialisten hebben jaar en dag voor
wat thans door" deze herziening verwezen
lijkt wordt, gestreden. Op hen rust dus zeer
zeker de plicht deze laatste poging om die
herziening te doen mislukken, te helpen ver
ijdelen.
Maar ook rechts mag niet volstaan met
zich afzijdig te houden. Zij dienen <je her
kiezing van mr. de Beaufort evenzeer te hel
pen bevorderen als de vrijzinnigen in an
dere districten de herkiezing van de recht-
sche aftredenden.
De besturen hebben, voor zoover wij
weten, hun kiezers niet opgewekt om naar
de stembus te gaan, ongetwijfeld verwacht
ten zij dat dezen zulks als van zelf sprekend
beschouwen.
Politiek Overzicht
Spanje en de wereidstrijd.
De jongste regeeringskrisis in Spanje is
te beschouwen als eene voortzetting van.de
krisis, die eenige Weken geleden heerschle.
Toen is graaf Romanones afgetreden als
hoofd van de regeering, omdat hij voor zich
tot de overtuiging gekomen was, dat Spanje
zijne onzijdigheid moest prijsgeven en
moest varen in het zog van de Entente.
Aangezien die meening niet werd gedeeld
door de meerderheid van zijne ambtgenoo-
ten en ook niet door een groot deel van de
openbare meening, meende hij niet in de
regeering te kunnen blijven.
Sedert is de strijd om Spanje's houding
in den wereidstrijd verder gegaan. Een
nieuwe krisis is uitgebroken, die tot uitkomst
heeft gehad, dat ip plaats van de liberalen
in Spanje de conservatieven aan het hoofd
van de regeering zijn gekomen. De nieuwe
regeerders hebben tot dusver bekend ge
staan als voorstanders van Spanje's onzij
digheid. Dit geeft op zich zelf aanleiding
tot de opvatting, dat ook ditmaal de krisis is
opgelost in den zin van de neutralisten. Die
opvatting vindt nader nog steun, wanneer
men bedenkt, dat tof de krachtigste voor
standers van de onzijdigheidspolitiek be
hoort don Antonio Maura, de staatsman,
die vroeger gedurende vele jaren de leider
van de conservatieve partij is geweest. Om
redenen, die met de binnenlondsche poli
tiek samen hingen, heeft hij die positie prijs
gegeven; maar hij is gebleven een man van
groot gezag, naar wiens stem gaarne ge
luisterd wordt in de zaken, die zich boven
de engere partijpolitiek verheffen. Deze
staatsman heeft in de krisisdagen, waarin
Romanones zich genoopt voelde, tot heen
gaan, in eene vergadering te Madrid zijne
inzichten met groote vrijmoedigheid en-
gezet. Men zal wel niet mistasten in de mee
ning, dat in deze rede is uitgedrukt de op
vatting, die het richtsnoer aangeeft voor de
houding van de nieuwe Spaansche regee
ring in deze zaak. Daarom is het van ge
wicht van die rede kennis te nemen.
In de eerste plaats werd door den spre
ker nadruk gelegd op het nadeel, dat de oor
log berokkent aan de onzijdigen. De blok
kade tusschen de oorlogvoerenden komt
eene verstikking van de neutralen nabij.
Naarmate de oorlog zich heeft uitgebreid,
is de benadeeling van de onzijdigen steeds
grooter geworden. Maar dat is het gevolg
van iedere blokkade. „Wij onzijdigen, heb
ben ons niet vereenigd, en daarom zijn wij
heden zwak. Dat is nu de toestand. Wij zijn
zwak, zoo zwak, dat wij de onbedoelde uit
werkingen moeten verdragen die een ge
volg zijn van den oorlog. Maar om dezelfde
reden, waarom wij ons in het lot van de
zwakken moeten schikken, mogen wij ons
niet vernederen, door de wapenen op te ne
men om te strijden voor eene vreemde zaak,
als wij voor onze eigen zaak niet kunnen
optreden."
Spanje behoort door zijne ligging en ge
schiedenis tot de westelijke groep van de
Europeesche natiën. Maar dat kan slechts
gelden van een Spanje, dat aan het komende
geslacht althans de mogelijkheid laat de
grootheid van het verleden te herstellen.
„Wanneer zoo zegt Maura Spanje tot
de westersche groep moet behooren als een
verkleind en verminkt, vernederd land, dan
zou ik zeggen: Neen! Den toestand, dien wij
tot dusver gedragen hebben, kunnen wij
dragelijk vinden als gevolg van onze zwakte,
want zwakte vernedert niet; maar wanneer
wij hem als basis van een bondgenootschap
aannemen, dan zouden wij de verachting van
onze nakomelingen verdienen."
Tusschen Frankrijk en Engeland bestaat
eene natuurlijke gemeenschap in de weste
lijke Middellandsche zee, aan de kusten van
den Atlantischen oceaan ei) in Marokko, die
door het toetreden van Italië nog is ver
sterkt. Maar wat volgt daaruit? „Er volgt uit,
dat wij iii de straat van Gibraltar, die voor
Spanje het begin en het einde van zijne on
afhankelijkheid beteekent, als wij de grond
slagen van de Spaansche onafhankelijkheid
onderzoeken, niet alleen de vesting Gibral
tar moeten zien, maar de opheffing van de
Spaansche souvereiniteit ook buiten Gibral
tar en de hegemonie van Engeland, dat ons
niet vergunt meester over onze kusten en
kustwateren te zijn."
Maura gewaagt verder van Marokko en
betoogt, dat Spanje niet zeker kan zijn van
de verbinding met Marokko, zoolang Enge
land het verhindert de souvereiniteit over de
zeeëngtc uit te oefenen. „De Status quo in
de straat van Gibraltar beteekent, dat wij
ons uit Marokko moeten terugtrekken.
Spanje kan in Marokko niet blijven, zonder
de volkomen heerschappij over zijn gebied
in de zeestraat te bezitten. Dat beteekent,
dat het Spaansche volk als eerste bewijs, dat
de sedert eeuwen bestaande waardeering van
Spanje door Frankrijk en Engeland herzien
wordt, het verdwijnen van deze schandvlek
moet verlangen."
Het is een merkwaardig teeken des tijds,
een bewijs hoezeer door dezen wereidstrijd
alles uit zijne voegen wordt gerukt, dat nu
ook de kwestie van Gibraltar uit de verge
telheid wordt opgehaald. Gibraltar behoort
sedert 1704 aan de Engejschen. In de 18e
eeuw is eenige malen door Spanje beproefd
Gibraltar weer te veroveren: zoo in 1724 en
in het jaar 1779 in eene vierjarige belege
ring. Sedert heeft. Spanje er in berust, dat
op de gewichtigste plek van het land een
vreemdeling zit en zich de heerschappij
over den ingang van de Middellandsohe zee
aanmatigt. Maar een doorn in zijn vleesch
Is dit voor Spanje gebleven. Nu is in dezen
wereidstrijd door een Spaanschen staatsman
van groot gezag er op gewezen, dat de
Spaanschè zelfstandigheid er onder lijdt, dat
Engeland Gibraltar bezet houdt en dat Tan-
ger niet aan Spanje behoort. Men voelt uit
de rede'van Maura, dat de daadwerkelijke
steun van Spanje voor de Entente te krij
gen is. Alleen moet er de prijs voor worden
betaald, dien Spanje verlangt. Is de Entente
daartoe niet bereid, dan denkt Spanje er niet
aan zijne onzijdigheid te verlaten.
De oorlog,
Boulogne, 13 Juni. (R.) Generaal
Pershing, de bevelhebber van het eerste
Amerikaansche leger, en zijn staf, zijn hier
aangekomen. Zij werden met warmte ver
welkomd.
Van de verschillende oorlogstooneelen
wederom niets bijzonders. Het Italiaansche
offensief op het gedeelte van de Tirolsche
grens, waar de Oostenrijkers in Mei van
het vorige jaar veroveringen hebben ge
maakt, is alweer gestaakt. Aan het Isonzo-
front is plaatselijke artilleriestrijd.
De City en het Eastend van Londen zijn
gister geteisterd door een luchtraid, die in
ruimen kring onder de burgerlijke bevolking
verwoestingen heeft aangericht, maar, zoo-
"als altijd, leger en vloot ongedeerd heeft
gelaten.
14 Juni. De persoonlijke verliezen ir\
deze luchtraid zijn in 't geheel 55 mannen,
16 vrouwen, 26 kinderen gedood, 223 man
nen, 122 vrouwen en 94 kinderen gewond.
De nadere berichten over de wijze, waar
op de abdicatie van koning Constantijn van
Griekenland in haar werk is gegaan toonen
aan, dat daarbij elke schijn is vermeden, die
zou kunnen doen denken, dat dit een vrij
willige daad is geweest. Den koning is de
formeele eisch gesteld, dat hij afstand moest
doen van den troon, en er is hem geene vrij
heid gelaten zijn opvolger aan te wijzen,
maar met voorbijgang van zijn eerstgebo
rene is zijn tweede zoon Alexander daartoe
benoemd.
B e r 1 ij n13 Juni. (W.-B.). Uit Straats
burg wordt berichtBij de sluiting van de
Tweede Kamer van den landdag van Elzas-
Lotharingen drukte de voorzitter Ricklin de
'hoon uit, dat spoedig een eervolle vrede
mr-" gesloten worden. Hij zeideWij mo
gen dezen roep om den vrede luid laten klin
ken, want ons land en zijne bevolking heb
ben onder dezen oorlog onnoemelijk veel te
lijden. Het wordt steeds duidelijker, dat de
losscheuring van Elzas-Lotharingen" van het
Duitsche rijk onder de oorlogsoogmerken
van den tegenstander een eerste plaats in
neemt. Daarom beschouwen wij 't als onzen
gewetensplicht te verklaren, dat het volk van
EHas-Lotharingen de gedachte, dat om zij
nentwil dit ontzettende bloedvergieten wordt
voortgezet, met alle beslistheid afwijst. (Luid
bravo) en naar niets streeft don in zijn on
verbreekbaar toebehooren tot het Duitsche
rijk zijne cultureele, economische en staats
rechtelijke toekomst na te jagen onder vol
ledige" handhaving van zijne rechtmatige
eigenaardigheid. (Luide toejuichingen op de
banken).
De in het veld staande dappere zonen van
ons land, onze trots en onze hoop, strijden
en sterven niet alleen voor de redding van
het bestaan van het Duitsche rijk. Zij heb
ben nog een eigen, bijzonder oorlogsdoel:
het bevechten voor het land van hunne ge
boorte, van gelijkgerechtigheid, gelijkstel
ling onder de Duitsche bondsstaten. Het
Duitsche volk kan aan deze Rappere helden
zijn dank op geen waardiger en edeler wijze
brengen, dan door hen, nadat de vrede za!
zijn bevochten, als volledig rHiikgerechtrg-
de staatsburgers in hun land te laten terug-
keeren. (Levendige instemming). Uwe in
stemming bewijst mij, dat ik u uit het hart
gesproken heb. In dezen zin roepen wij:
Leve Elzas-Lotharingen, het Duitsche rijk en
de Duitsche keizer
Wij hebben beleefd-hoe op het gebied der
mon--' -^ikheid de groote sociaal-politieke
vraagstukken steeds dichter bij de oplossing
ziin gebracht. Wij hebben ondervonden wat
wij aan het Duitsche rijk hebbenhet zou
ondank zijn, dit niet te willen erkennen. Er
is ooit zooveel van het nationaliteitenbegin
sel geschreven en gesproken als heden. De
nationaliteit heeft hare grondslag in de af
stamming en de taaL Uit officieele mede-
deelingen, die berusten op de volkstelling en
Geest te hebben berokkent lang niet zoo
veel voldoening als het zich te verbeelden.
Roman van Helcne Dickraar.
Geautoriseerde vertaling uit het Noorsch
door
A. M. VAN DER LINDEN-VAN EDEN.
22
Het was goed van Margretha om je mee te
trooncn, Ilarald, zoo'n slaaf van je arbeid als
jij bent" zei Ellen met haar vriendclijken glim
lach. terwijl zij voortging haar bloemen te
schikken. „Wat was het vandaag verrukkelijk
mooi daar boven... De natuur alleen heeft de
macht om alles wat er gezonds en oorspron
kelijks binnen in den menseh is, op te wek
ken vind je niet?"
.,Ja het is hetzelfde gevoel dat je in hel
gebergte overvalt," antwoordde Ilarald en
haalde diep adem. „Iets veerkrachtigs
waardoor je de overtuiging krijgt dat toch
niet alle jeugd uit je ziel verdwenen is," zei
hij na even gezwegen te hebben. „En nu
juist vandaag.''
Op hetzelfde oogenblik hoorde zij den l'ris-
schcn lach van Margretha. Ilarald hield op
en glimlachte.
„De twee jongs ten," zei bij met vue-
Bloed. „Lk hoor Margrelha's lach en Ilans
haar aanmoedigend."
„Ik geloof, dat hem dit wel gelukt," zei Ellen
wat kortaf, maar onwillekeurig glimlachte zij
toch.
Een oogenblik stilte.
„Ja, Margretha heeft een zonnig, warm ge
moed!"
Het was Ilarald, die sprak.
Ellen had het eind van een lange grasspriet
in den mond genomen, terwijl zij die om dc
stelen van haar veldbouquct bond met haar
door dc zon verbruinde hand. Zij nam er
goed den tijd voor cn bond de stelen flink
vast.
„Arme Margretha!" zei ze eindelijk. De
klank van haar slem was weer bits en zij
keek niet op. Anders zou zij Haralds vragen-
den blik en den bijna smartelijken trek op zijn
gelaat hebben gezien.
„Beklaag je iemand, die zoo goed in staat is
het leven vol goedheid en warmte te maken
voor zich zelve en voor dc haren?"
„Ik beklaag allen, die te veel vertrouwen
hebben zij kunnen nog van zoovéél beroofd
worden."
Zij sprak ernstig en kalm, zonder bitterheid
als een natuurlijke uiting van een door
denken en ervaring rijpe levensbeschouwing
niets anders.
„Je vindt, dat het veiliger is ongevoelig tc
zijn?"
„Neen, niet ongevoelig. Maar vóór alle din
gen eischl het leven iets anders, iets dat meer
noodig is: arbeid je plicht doen gaarne,
.gewillig.... Liefst niet droomen over het geluk
voor zich persoonlijk dat is gevaarlijk...
Maar", zij viel zich zelve in dc rede „je bad
me iels te vertellen?"
Haar toon was nu weer zacht cn warm. Hel
was het eigenaardig aantrekkelijke in Lllea
Mivilles slem, dat er zooveel buiging in was,
die getuigde van de rijke wisseling in haar
ziel.
„Ja ik moet je eens vertellen dat ik van
daag nog eens verblijd ben geworden... ik
kreeg van morgen een brief van een van mijn
vroegere leerlingen. Zij is eenige maanden
geleden getrouwd en woont nu in Kopenha
gen. Zij schrijft, dat zij er behoefte aan had
mij te danken voor den geest, dien ik haai' op
school heb „ingeblazen", zooals zij het noemt
Zij beweert, dat die haar niet alleen heeft
heen geholpen over menige klip in haar meis
jesleven, maar haar ook geschikt heeft ge
maakt voor haar nieuwen levenskring... En
dan brengt zij mij een groet van haar man
een van de eersten der jongeren dóór met
zijn dank voor alles wat ik heb geschreven
niet het mkist voor mijn laatste repliek in
den strijd tegen de oude godsdienstvormen
liet was mij als een groet van deze enke
len," van wie Kierkegaard spreekt, „die
iemands gedachten hereiken" zei hij als lot
zich zelve.
Ellen zag hem aan met een cigenaardigen
blik met iets als een zwijgend protest tegen
over een zeker gemis aan gevoel van eigen
waarde, dal haar geheel vreemd was.
Maar verdiept in zijn licvelingsthema en
er van overtuigd dal zijn denkbeelden weer
klank vonden in een ander even ontvankelijk
intellect, zelfs' al week het af van 't zijne,
ging Ilarald voort:
„Het slaat bij mij vast dal de hoogst be
gaafde geest en misschien nog meer het
'meest liefdevolle hart - in onzen tijd g. cn
nuttiger werk kan vrrrirhlen dan klnerkcid
te brengen in de tegenwoordige godsdienstige
beweging! Die raakt toch aan bijna iedere
wetenschap, bedient er zich van daarom
moet men trachten uit den godsdienst hel zout
te winnen, dat de menschen noodig hebben
voor de richting van onzen lijd, bet zout, dat
het beste in ons voor verslapping en werke
loosheid kan bewaren. Predikanten zouden
hier de voorgangers moeten zijn maar dit
kan men nauwelijks verwachten in ieder
geval nog niet," voegde hij er aan toe.
„Och neen, d i c hebben immers de letter
lijke openbaring in den bijbel om zich aan te
houden. Die wijzen aan alles, voor alle tijden
een onveranderlijke waarde cn beteekenis
aan."
En haar stem klonk ongewoon bard.
Ilarald was verrast. „Dat doen zij tot op
zekere hoogte, maar wij moeten erkennen,
dat onze wetenschap nog maar stukwerk is
dat wij er nog niet in geslaagd zijn om
alles tot enkele vaste beginselen terug te bren
gen Niet waar?"
Ellen deed alsof zij zijn laatste woorden r.iet
gehoord had.
,.Ja. die predikanten met hun bijbels," sloof
zij op, „dat is...
Zij zweeg op eens.
„Ik geloof dat het in onze dagen voor vrou
wen moeiclijker is dan voor mannen om reli
gieus tc zijn!" viel zij op eens heftig uil
,.Er zijn zooals je weet nog geen vrouwelijke
predikanten" ging zij kalmer voort, met den
zelfden ironischen, bitleren glimlach.
Zij hadden reeds dikwijls over de positie
der vrouw in dezen tijd cn over haar jongste
cisehen gesproken. Over het geheel genomen
was zij zeer gereserveerd geweest, en had zij
zich hij de bestaande verhoudingen neerge
legd cn hmir eigen subjectieve, persoonlijke
inccningcn op dit stuk verzwegen.
„Vrouwelijke predikanten?" herbaalde
Ilarald, alsof hij haar gedachtengang niet
goed begreep. „Geloof je, dat zij een ruimer
blik zouden hebben? Maar de godsdienst, bet
christendom heeft immers juist aan dc vrouw
in dc maatschappij ecu hooge nlaats aange
wezen; aan den godsdienst dankt zij haar
maatschappelijke verheffing."
„Vind-je?"
Er lag iels aanmatigends in baar toon. En
zij ging voort, hier en daar, een bloem die
aan den weg stond, te plukken en in haar
bouqiïel te steken als wilde zij doen bc#
grijpen dat zij geen antwoord wenschte of
verwachtte.
„Ja, vindt j ij dat niet, Ellen?"
Ellen keek verrast op Zijn slem klonk" zo®
zacht en kalm, cn hij zag haar aan met eer
biedigen schroom-met iets onzekers alsof
hij zich hier geplaatst voelde tegenover een
vraag, waarover hij het recht niet had zichi
uit tc spreken.
Toen was het Ellen of haar iets onver
wachts en moois tegemoet trad, iets dat zii
vroeger nooit ondervonden had door deze
eenvoudige woorden: „Vindt j ij dat niet.
Ellen?" alsof zij tot haar gekomen waren
met de natuurlijke bedoeling zich hiermede
onbepaald aan haar zijde tc scharen.
Tegelijk verdween uit haar ziel dat harde,
ecnigermate wantrouwende, iets als een „wees
op uw hoede," dat haar tot nu toe van Ilarald
had verwijderd cn haar verhinderd had de
diepte van zijn karakter te peilen.
fWordt vervolgd.}