0oor> de <fl«a$d- Wim en zijn wedervaren. Naar het Zweedsch ■van Zach. Topelius. Vrij bewerkt door C. H. HOOFDSTUK V. Toen het meisje dc eigenaardige verschijning fluisterden: „Wij zijn zoo heel blij, dal gij ons, den voet naar zijn doel; dit laalsle zijn al de zag, met hel geitenvel, den papieren helm nederige bloempjes, zoo bewondert; en als ge bezette boomen. Nu is het zaak voor de met wapperende veeren en den grootcn baard gestorven zijt zuilen wij blueien op uw graf..." anderen den bal niet zóóver te laten komen, van touw, liep zij al schreeuwende hard weg. 't Was in den tijd, toen weer de myosolis dat hij den boom raakt, maar hem dadelijk Zij kon toch niet helpen, dat zij hem voor een bloeide, dat er een vrceselijke ziekte over heel ierUg te schoppen. Hierbij heeft hij in zóóver soort boeman aanzag. de streek was uitgebroken. Dagelijks stierven vrije speelruimte, dat hij 2ieh rondom den Hij liep haar achterna en het arme kind er een groot aantal menschen, mannen, vrou- i)00m ZOover bewegen kan, als hem dit moge- zou zekej-van schrik gevallen zijn, als Wim wen en kinderen. En toen nu deze ziekte zich ]jjt js ZOnder met zijn hand den stam los te niet over zijn lang geitenvel gestruikeld was al meer en meer uitbreidde, vooral in het laten, en nu met zijn neus op den grond lag. dorp, waar dc oude kruidenzoekster woonde. Wat baatte het Wim nog, of hij al koning gaven de domme dorpslieden het oudje daar van het heele woud was en Zijne Majesteit van de schuld, ,,'t Komt alles door die leelijk© had niets te eten? Het was nog vroeg in den tooverheks, fluisterden zij. „We moesten haar zomer cn de bramen waren nog niet rift. Ge- zoo spoedig mogelijk uit het dorp verjagen." haar liever doodeni", zeiden Robinson Crusoë. Juffrouw Suze was een verstandige vrouw, lukkig vond hij eindelijk wat boschbessen en „Laten we Zij wist luie, kleine jongens en meisjes aan daar moest de arme Robinson den geheelen eenigen, die wreeder waren, „als wij haar 't leeren te krijgen. Eerst kostten de letters dag op teren. alleen van hier verjagen, zal zij ook haar {Wim veel tranen, maar toen hij een mooie „Morgen zal het wel beter gaan," dacht hij, boozc ziekte over de andere streken van het '.griffel kreeg om ze mee aan te wijzen, begon „en moet ik eens naar Vrijdag uilzien; dan land uitstorten en dan zal ons land uitster- het op een spelletje te lijken. En toen Wim zijn we met ons tweeën om ons tegen dc Wil- ven. Komt, laten we haar verbranden; ze is alle letters kende, tracteerde juffrouw Suze op den te verdedigen." toch maar een booze tooverheksI" 6troopwafels als een belooning voor zijn ijver. Tegen dal het donker werd, spreidde hij zijn Nog dienzelfden avond richtten de dorps- Nu leerde hij kleine woordjes spellen en bed van denr.enaaldcn en bladeren en legde lieden een brandstapel op, en kwam men over- jWim kreeg cr zoo'n plezier in, dat hij thuis zich meW het geitenvel tot over zijn ooren een den volgenden dag de kruidenzoekster in de boeken van Frits begon te lezen en daar- getrokken hongerig ter ruste. haai* woning te verrassen en haar mee te van genoot. Hij vond lezen nu heelemaal niet Intusschen hadden Wim's ouders den ben- voeren naar de plek, waar het vreeselijke zou vervelend meer. gel overal gezocht. Zij waren natuurlijk erg plaats vinden. Op zekeren dag vond hij op zolder een oud ongerust, wat er met den jongen gebeurd was. j 't Arme vrouwtje, dat heelemaal niets wist boek zonder omslag. Daarin las hij, hoe Robin- Zij waren bang, dat hij in het water gevallen van hel ontzettende lot, dat haar dien dag son Crusoë van zijn ouders wegliep, aan boord of minstens verdwaald was. De ondoordachte wachtte, had reeds vroeg in den morgen haar ging, schipbreuk leed en op de kust van een jongen had heelemaal niet aan den angst van huisje verlaten om kruiden te verzamelen, verlaten eiland werd geworpen, waar hij lan- zijn vader en moeder gedacht. i Vóór ze echter met kruidenzoeken begon, was gen tijd alleen blecl* wonen met zijn knecht liet kleine herdcrinnelje was schreiende in ze, op haar krukje geleund, -naar de sloot ge- Vrijdag. Dat was nog eens een mooie geschic- het dorp gekomen en vertelde van een vree- strompeld om de myosolis haar morgengroet denis! Wim zou wót graag in Robinson's selijk monster met een ruig vel, dat zij was te breDgcn. Daar gekomen legde ze haar plaats zijn geweest en begreep niet, hoc bit- tegen gekomen. De bangste menschen durf- krukje in het gras, boog zich moeizaam over ter berouw deze held over zijn wcgloopen had. den het boscli niet in, doch de moedigsten den rand der sloot, streelde met haar dorre, Hoe langer Wim las, hoe heerlijker het onder ben meenden, dat het misschien een gerimpelde hand héél zacht de blauwe !hem leek Robinson Crusoë te zijn. Het boek ontsnapte gevangene was, die het boscli inge- bloempjes en fluisterde: „Ik heb vandaag een vertelde hem, dat Robinson van het hoofd tot vlucht was, en zij besloten den misdadiger op voorgevoelt dat spoedig mijn einde nadert en de voeten in dierenvellen gekleed ging. Nu tc sporen tegen dat het donker werd. 1 dat, als ge het volgende jaar zult bloeien, ik was er bij toeval op de vliering een oud gie- Wim hoorde hen niet aankomen, want niet- 11 niet* meer zal kunnen begroeten; daarom tenvel, dat Wim om zich heen sloeg. Hij zag tegenstaande al zijn zorg en moeilijkheden,mijn lieve, kleine bloempjes, houdt woord en er daardoor natuurlijk veel avontuurlijker uit. was hij waarschijnlijk doordat hij den ge- bloeit later op mijn graf...." In een hoek lagen een paar papieren zakken; heefen dag in de lucht was geweest in een En weer was het als bogen zich de bloem- één daarvan zette hij op zijn hoofd., nadat hij diepen slaap gevallen, toen zij zijn hut hoofdjes naar de oude vrouw en lispelden: er een veer op had gezet, die hij in een mand naderden. De mannen waren met stokken en „Wij zullen bloeien op uw graf!" gevonden had. Van een handvol louw maakte schoppen gewapend en kwamen behoedzaam Toen nu de dorpslieden het oude vrouwtje hij een baard, dien hij aan zijn ooren vast- naderbij, totdat zij zóó dicht bij waren, dat niet in haar huisje vonden, gingen zij haar bond. Toen slak hij zijn hoofd fier omhoog, zij in de hut konden gluren. zoeken op alle wegen. Eenigen gingen naar vonnis velt," zei de deftige leeuw. „Naar wei- om er zoo schrikwekkend mogelijk uit te zien. „Juist zooals we dachten daar ligt bij te het bosch, andprën naar de heide, sommigen j hen maatstaf wilt gij onze meerdere of min- Dit gebeurde op pen avond in dpn voor- slapenfluisterden zij tegen elkaar. liepen langs de heuvels cn de mergelgroeven, i dere waarde bepalen?" zomer. Onder aan de trap riep Lotje hem om „Voorzichtig!" waarschuwde één hunner. en de molenaar, die bij de rivier zijn molen „Naar welken maatstaf?" herhaalde de oen boterham te komen eten. De uitrusting 1 „Wat heefi hij voor een vel? 't Kon wel had, zocht met den barbier en den dorps- mensch, „wel. naarmate gij ons meer of min- werd uitgetrokken en in een hoek gelegd, eens een beer zijn 1" omroeper langs den oever der kleine rivier en der nut verschaft!" doch den geheelen verderen avond was Wim I „Laten wij hem dan doodsteken, terwijl hij dóór vonden zij werkelijk de oude kruiden- I „Prachtig?" schimpte de -beleedigde leeuw, in droomen van verlaten eilanden verzonken slaapt, anders kon hij ons wel eens opeten," zoekster, die zich juist nóg dieper over den „Hoever zoudt gij mij dan wel beneden den - kant boog om een, wat lager groeiend ezel stellen! Gij kunt onze rechter niet zijn. Treft de drijver echter een boom met den bal, dan ndemt diegene he^drijversambt over, die den boom niet gedekt en voor den bal gevrijwaard heeft. Kan de drijver er niet in slagen een boom te raken, dan roept hij, ter* wijl hij in de handen klapt: „Van boom ver wisselen 1 Een twee driel" waarop alle spelers van boom verwisselen. De baldrijver neemt hier ook aan deel. Wie bij dezen wed ren zonder boom blijft, is de boldrijver voor het volgende spel. Fabelen van Lessing;. I. De strijd der dieren om den voorrang. Er ontstond eens een heftige strijd onder de dieren om den voorrang. Eindelijk zei het paarcl, ora aan den twist een einde te maken: „Laat ons den mensch raadplegen, hij behoort niet tot de onzen en kan düs slechts te onpar tijdiger zijn." „Maar heeft hij daartoe wel het verstand?" liet een mol zich hooren; „want om onze, dikwijls diep verborgen gaven te ontdekken, heeft men wel een buitengewoon verstand noodig." „Goed gezegd 1" zei de veldrat. „Zeker!" riep nu ook de egel, „ik geloof nooit, dat de mensch daarvoor genoeg ver stand heeft." „Zwijgt allen, gij dwazen!" sprak het paard; „wij weten 't reeds: die zich op de rechtvaar digheid van zijn zaak het minst durft verla ten, is altijd het eerst hij de hand om het ver stand van zijn rechter in twijfel te trekken." De mensch werd rechter. „Een enkel woordje, alsjeblieft, vóór gij uw o mensch 1 verlaat onze vergadering!" De mensch verwijderde zich. „Nu!" spotte de mol, terwijl de veldrat en de egel hem weer toejuichten, „nul Ziet ge wel paard, dat de mensch onze rechter niet kan zijn? De leeuw denkt er al precies zoo over als wij." „Maar ik heb daartoe vrij wat beter gron den dan jij," zei de leeuw en wierp een blik vol diepe verachting op den mol. De leeuw vervolgde: „Als ik het goed naga, en toen hij in bed lag, kon hij den slaap niet j stelde een ander voor. vatten en lag hij uren lang onrustig te woc- Juist op dat oogenblik droomde Wim van bloempje te kunnen streelen. En toen de man- len. menschcneters, die op Robinson's eiland ncn haar nu ruw aanspraken en zeiden dat „Wat was Robinson to"êli gelukkig!" dacht landden en hem al bijna geroosterd hadden zij mee moest gaan naar het dorp en dat ze hij. „Wat zou ik graag zóó iemand zijn: in voor hun avondmaal. De droom was zóó grie- daar op een brandstapel zou verbrand wor- een bosch wonen, je eigen huis bouwen, zelf zelig, dat hij hevig ontsteld wakker werd en den. schrikte het vrouwtje zóó hevig, dat ze je eten koken cn op dc jacht gaan. Wal een juist de v oorden: „laten wij hem dan dood- zich vastgreep aan het gras, waarin het boffer, die Robinson Crusoë! En wat moet steken!" c iving. bloempje bloeide. Doch zoo zich vatsgrijpend, •hij knap en dapper geweest zijn o, als ik Natuurlijk meende Wim niet anders, of dit verloor ze haar evenwicht en viel in de sloot, eens zoo'n heerlijk leven had!" waren de Wilden, die op het punt waren hem en toen de mannen haar daaruit hadden. ge- Maar het volgend oogenblik yroeg hi^zich te roosteren. Zoo dapper als hij anders was, haald, omdat ze het genoegen, van de toover- af: „Zal ik wegloopen en probeereu het zoo zonk nu al zijn moed in zijn schoenen. Hij heks op den brandstapel te zien branden, niet le doen?" Bij de gedachte alleen al begon zijn vond het vreeselijk opgegeten te worden, zelfs wilden missen, was het arme vrouwtje al ster- i dan is die strijd om den voorrang geen aasje hart onstuimig te kloppen. Hij ging overeind al rammelde hij zelf van den honger. En wat vende En in haar reeds bijna koude, j waard. Houd mij voor den voornaamste of in zijn bed zitten. Iedereen sliep. Frits was in zouden Vader en Moeder, Frits en Lotje, krampachtig-gesloten hand hield ze een bosje geringste 't kan mij niet schelen. Mij is het diepe rust en in de andere kamer hoorde hij Jonas en Lena bedroefd zijn, als zij hoorden uilgetrokken gras, waartusschen een paar 1 genoeg, dat ik weet. wie ik benf En met sta- zijn vader snurken. Het was niet heelemaal hoe treurig het met hun Wim was afgcloo- kleine, blauwe bloempjes, en nog even met tigen tred verliet hij de vergadering. •donker en hij kon de witte bloesems van de pen! Bij die gedachte alleen begon hij bitter te moeite die hand naar den mond brengend, Toen volgden hem de wijze olifant, dr korseboomen in den tuin al duidelijk onder-1 schreien en kon hij niets anders uitbrengen kuste zij de bloempjes en mompelde: „Ver-koene tijger, de ernstige beer, de sluwe vos, scheiden. dan: geet-mij-niet!" Daarna glimlachte zij, sloot de Wim's hart klopte steeds luider. Eindelijk „O, lieve mijnheer Menscheneter, laat mij oogen en stierf, stond hij stilletje op en kleed zich geruischloos alstublieft in het leven.Jk ben heusch veel !e „*t Is jammer, dal ze nu dood is," sprak de aan. Nic-mand werd wakker. Hij ging naar j mager om geroosterd te worden, want ik heb molenaar. „Zie je wel, dat ze een tooverheks de keuken en kreeg een stuk brood cn een niets dan wat boschbessen gegeten." 'was; ze sprak zelfs tegen het bosje gras in stuk kaas uit de kast. Daarna liep hij behoed- i „Wie ben je?" riep één der mannen. „Kijk, haar hand." zaam naar den zolder, waar hij spoedig zijn het is Wim, dien wij den heelen dag al ge-1 ..En de bloempjes, die er tusschen zitten, uitrusting voud. Natuurlijk nam hij het boek i zocht hebben. Kom eens gauw mee naar je gaf ze ook- al zoo'n gekkennaam, die noemde Robinson Crusoë mee om precies tc weten, 1 ouders, baasje; of je krijgt met ons te doen! j zij „v e r ge e t-m ij-n ie t," zei de omroeper, wat en hoe hij doen moest. Toen sloop hij op Beschaamd stond Wim nu op en de man-1 „Misschien hielpen die bloempjes haar bij de teenen dc deur uit. nen, die hem voor een beer hadden aangc- de tooverkunslen!" riep de dorpsbarbier, en Het was een prachtige, heldere avond. Wim zJen, keken ook op hun neus. Zij namen hem hij trachtte de hnnd der doode te openen en liep 'nu niet zacht meer, maar had zijn pas in optocht mee. Zijn ouders waren zóó blij, de bloempjes daaruit te nemen. Maar dit versneld, wel wetend, dat hij iels ondernam dat zij hem terugzagen, dat zij niet op zijn lukte hem niet. - - *- -- - - het edele paard, kortom allen, die hun eigen waarde voelden of meenden te voelen. En wie verlieten het laatst dc vergadering en bromden hard over den slechten afloop Dat waren de aap en de ezel. dat hij natuurlijk niet doen mocht. Na korten vreemd uiterlijk letten. En zoo nam de doode „Ondeugende jongen, wal heb je ons een bloempjes, die bij haar leven haar lievelings- tijd bereikte hij het bosch en het duurde niet lang, of de zon kwam op angst bezorgd," zeiden zij slechts. „Maar je bloemen waren geweest, met zich mee in het Wim ging aan den kant van den weg zitten zup al wel genoeg gestraft zijn, doordat je graf om zijn boterham op te eten. Hij was heele- den heelen dag van boschbessen moest leven." I En teen men haar, alleen gewikkedl in een maal niet slaperig. De vogels zongen vroolijk Wim kuste zijn vader en moeder en vroeg laken, in een kuil, heel achter op het dorps- en de struiken hadden nog nooit zoo. heerlijk hun vergiffenis, met een groot stuk brood in kerkhof, begroef, gingen de bloempjes ook geroken zijn mond. Hij dacht bij zich zelf, dat noten daarin. Nu begon hij zijn hut le bouwen. Hij nam en geiten wel heel lekker zouden zijn, doch Doch ziet, eenige jaren later, toen de krui- fcijn mes en sneed lange dennetakken af. De dat hij op dit oogenblik Robinson's eiland wót graag voor een boterham zon willen ruilen. (Wordt vervolgd.) denzoekster reeds door allen vergeten was, bloeiden op zekeren dag eenige kleine,, blauwe bloempjes tusschen het gras, dat het graf der oude vrouw dekte. „Hé, kijk dóór eens," sprak de oude dood graver tot den nu eveneens ouden molenaar, waarmee hij op het kerkhof stond te praten, ..daar bloeien waarlijk, die kleine bloemen, Er woonde eens in het Walenland een arme (ije aan den slootkant thuis hooren, op dat Ilij had zoo'n schik in zijn werk, omdat hij vrouw, die haar brood verdiende met het zoe- graf." allerlei moeilijkheden overwon en zich zelf ken van geneeskrachtige kruiden. Die vrouw Js dat soms het graf van de tooverheks?" fwisl te redden. Hij dacht echter niet verder hield zóóveel van de bloemen en de planlen, j vroeg de molenaar verbaasd. Ba dan zijn neus lang was. dat ze nimmer een bloem van den stengel af- j „Ja, 't is de plek, waar ik haar eens onder- Toen de hut klaar was, trok hij zijn geiten- plukte, en als er soms een-bloem, die zij, in het slopte," sprak óp minachtenden toon de dood- frel weer aan en zette hij zijn papieren helm kleine tuintje, achter haar huis met zorg had graver. Zijn vliegen nnttig Een Engelsch chemicus heeft ontwoord op die vraag gegeven. Hij plaatste een vlieg onder een microscoop en zag dat 't diertje bedekt was met een menigte ongelooflijk kleine parasieten. Hij nam vervolgens waar, hoe de vlieg en bij herhaalde proefne-- vrouw nu de m»n£ elke vlieg, die hij nam met de poot- jes al het kleine ongedierte tezamen streek, dat ze op het lijf had, en dat de verschillende bewegingen, die een vlieg maakt, geen an der doel hebben dan dit. Zij verwijdert het goedje dan gemakkelijk met den snuit, en leeft er van. Op plaatsen waar de lucht bedorven was en gerekend mocht worden verzadigd te zijn dikste gebruikte hij als stutten, de dunnere ivormden de muren en het dak. Spoedig was ideze hut gereed. Een oude boomstronk deed dienst als zitplaats en een groote steen als tafel. Zijn bod wilde hij maken van denne- iiaalden en mos. Dat was nog het allermooiste en Wim bekommerde zich niet om zijn be krabde en geschramde handen. De legende van het vergeet-mij-nietje. iweer op. Hij ging op den boomstronk zitten en leunde met zijn ellebogen op zijn steenen tafel. Het leek hem. alsof hij koning vau het heele fcosch was. Wat jammer, dat hij geen spiegel had, om zich zelf in te kunnen bewonderen. Hij moest er al heel indrukwekkend uitzien l gekweekt, het kopje liet hangen en stierf, dan „Wel dan zijn het de kleine, blauwe bloe- was de arme vrouw hierover zoo bedroefd,1 men, die zij, toen zij stierf, in de hand hield!" alsof er een van haar vrienden was gerior- riep de molenaar; „zij zelf noemde ze: „Ver ven. Nu, eigenlijk waren wel dc bloemen haar I geet-mij-niet". Kijk toch eens hoe mooi blauw eenige vrienden, want de lieden uit hel dorpje, ze zijn, veel blauwer dan de myosotis aan den waar dc kruidenzoekster woonde, zeiden dat slootkant." zij een tooverheks was en tooverdranken he-1 „Als de tooverheks die bloemen „vergeet- ïlij had hard gewerkt en zijn jeugdige maag reidde uit de kruiden, die zij zocht. Doch de mij-niet" noemde, dan zullen zij ook wel zoo JÖecd haar rechten gelden. Al zijn brood en lieden, die zoo spraken, waren heel dom en heelen," sprak de doodgraver somher; „zij azijn kaas waren verdwenen, zoodat hij besloot omdat ze in hun domheid dachten, dat hel kende de namen van alle planten en bloemen tc doen als Robinson. Hij ging noten zoeken, vrouwtje met die dranken hun kinderen en j en ook van de kruiden, waarmee zij de men- Maar, vreemd genoeg, hij vond in het heele j hun vee betooverde en ziek maakte, gingen schcn en dieren ziek maakte. Die vrouw was bosch geen enkele noot. Wim staarde naar i ze haar uit den weg, en de brutaalsten onder, héél slimt" de toppen der boomen, waar hij geen andere hen keken haar met booze oogen aan. Zoo En sinds dien dag, zoo zegt de bevolking uit ivruchten zag dan denne-appels. Bij gebrek kwam het dus, dat de arme kruidenzoeksïer die streek, noemt men de myosotis „ver aan iels beters proefde hij er één, maar die altijd alleen met haar bloemen was en zich geet-mij-niet." was zóó hard en smaakte zóó leelijk, dat hij hem dadelijk weggooide. „t Hindert niets 1" dacht hij. „Ik zal een geit schieten, dat is een heerlijk ontbijt!" Hij nam zijn pijl en boog en trok op de |acht. Van geiten ontdekte hij niet het minste spoor, maar daar liep een haas tusschen het kreupelhout, en een klein eekhorentje sprong Tante Joh. Uit de volksmond opgeschreven. van klein gespuis, vond hij ook een aantal vliegen, die er zich verdrongen en er wek gedaan uitzagen, terwijl op plaatsen, waaf de lucht zuiver was, niet anders dan een paar magere vliegen te zien waren. Zoo heb ben deze diertjes dus nog wel iets anders te doen dan voor ons genoegen als acroba ten langs de zoldering te loopen en ons te plagen. Zij zijn onvermoeide jagers, kleine Nimrods, levend van wat hun jachtveld op levert ze verzamelen en verteren duizenden zwervende diertjes, die als stofjes in de lucht zweven en den dampkring verontrei nigen. Zij zijn met hun allen een levende luchtzuiveringsmachine, een filtreertoestel, en wat zij samenschuiven en straks opeten, komt al vast niet in uwe longen Mevr. M. dhineesche vrou irenToeteii. Hebt ge wel eens gehoord, dat 't bezit van heel kleine voeten voor de Chineesche vrou wen zoo heel begeerlijk is? Om die te ver krijgen worden allerlei middeltjes aange wend. De meisjes doen zich allerlei pijnen aan om den voet niet grooter te doen worden dan een kindervoet. Niet alle Chineeschö vrouwen hebben zulke kleine voeten rij, die voor haar brood moeten werken, zouden zulke kleine voeten niet kunnen gebruiken, 't Lichaam zou niet voldoende steun hebben Hoe die dwaze gewoonte ontstaan is, weeJ men niet recht Men vertelt, dat een zekere keizerin z g. paardenvoeten had en 't van haar echtge noot gedaan wist te krijgen, dat hij als bevel uitvaardigde„paardenvoeten bij Chinee sche vrouwen moeten schoon geheeten wor den". Gewoonlijk begint men m$t het vijfde jaai de voeten te knellen in wijde, maar veel te korte pantoffels, die aan den voorkant bïjnz rechthoekig oploopen. En wat is het gevolg van die voeten-mis-, handeling? Dat de dames zeer slecht loo pen en dus bijna geen beweging kunnen ne men. Daardoor is haar spijsvertering zeer slecht en die slechte spijsvertering is de oor zaak van allerlei ziekten en ongesteldheden. Wie nu deze gewoonte belachelijk vindt, moet niet vergeten, dat de beschaafde Euro peanen op een andere wijze even dwaas en onverstandig doen, als ze door inrijgen, aan meisjes en vrouwen middeltjes geven, die men met de hand bijna omspannen kan. Mis vormde voeten vindt men in China mooi, misvormde middels vindt men in Europa mooi. En welke van die twee dwaasheden wel het ongezondst voor het lichaam is Mevr. M. De beste Aanbeveling. Een handelaar had eens in verscheidene couranten een advertentie laten plaatsen, waarin hij een boodschapjongen vroeg. Er meldden zich heel wat jongens bij hem aan, en eindelijk deed hij een keuze. Een vriend vroeg hem. waarom hij juist dezen oenen jongen gekozen had, die toevallig geen enkele aanbeveling had over te leggen. „Hij had aanbevelingen genoeg, luidde het antwoord- „Ten eerste veegde hij zijn schoe nen aan de mat af, vóór hij in mijn kamer, kwam, dus is hij ordelijk en netjes. Verder stond hij zijn stoel aan een ouden man af, die even later kwam; hij heeft dus een goed harl. Hij nam dadelijk zijn pet af en beant* woordde mijn vragen vlug en eerbiedig; hij is dus beleefd. Hij raapte het boek op. dal ik opzettelijk op den grond liet vallen en legde het op tafel, terwijl al de anderen het lieten liggen; dus is hij oplettend en ordelievend* Voorts -wachtte hij kalm, totdat hij aan de" beurt kwam, zonder vooruit le dringen; du® is hij bescheiden. Terwijl ik met hem sprak', zag ik, dat zijn kleeren geborsteld, zijn haar netjes gekamd en zijn handen schoon waren. Zijn dat geen aanbevelingen genoeg?" De overmoedige visch. 1*1 'IF zoo aan die bloemen had gehecht. Haar liefste bloem was echter de myosotis, het kleine blauwe bloempje, dat aan den slootkant groeide en dat toen nog niet den naam droeg van vergeet-mij-niet. Als de tijd daar was, dat het bloempje bloei de, ging de vrouw dagelijks naar dc sloot, bukte zich over den rand tot dicht bij de fijne. Van den eenen tak op den anderen. Wim leg- j blauwe bloempjes, en de kleine, fijn-tecre 'de op beiden aan, maar het lot was hem niet j bloemhoofdjes en bewonderend, mompelde zij;spelers zijn. gunstig en hij raakte niets. Boos wierp hij „Ach, wat zijn jullie mooi en lief! Ge zijt ge- Vóór het spel begint, verzamelen alle spe- £ijl en boog weg. j lijk kleine bloemen-feeën met die beeldige j Iers zich in het midden der speelplaats. Bij Hij was nu een weitje genaderd en zag een blauwe kroontjes op uw slanke stengels"! En 1 „een twee drie!" hollen allen naar een jöeisje met een paar koeien telkens, als ze zoo tot de bloempjes sprak, boom en degene, die er geen krijgen kan, is „Geef me wat melk!" riep Wim, want zijn scheen het haar toe, dat zich de kleine, de baldrijver. Deze krijgt nu een bal, en werpt daag begon steeds vreemder le doen 'blauwe kopjes naar haar toebogen en zachtjes hem niet met de hand, maar stoot hem met Van alles wat. Het froombnlspel. Als speelplaats neemt men een tuin met boomen, een laan of een gedeelte van een. bosch en kiest één boom minder dan er mede- O, wat een groote vogel daar aan den waterkant, je ziet 't aan gindsche palmer hij woont niet in ons land. Een vischje sprong naar hoven en zei: ik heb de eer Ti, "veilig, op een afsland, te groeten, eed'le heer. Al lacht ge nog zoo vriend'lijk, tóch kom "k niet dichterbij; slim zijt ge, maarmijn waarde, niet slim genoeg voor mij! Het vischje was aan 't pralen; dón gaat het altoos mis hap deed de groote snavel weg was de arme visch! Die had niet goed berekend, hoe lang de snavel was, docht veilig zich in *t water, een heel eind van hel gras. Zijn overmoedig plagen kwam *t vischje duur te staan; was 't maar in alle stille gauw daar vandaan gegaanl üerm%*tfe

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 6