MEUBLEMENT
ir 2 r.
16" Jaarqang.
DE E EM LAN DER".
Woensdag 1 Augustus 1917.
BUITENLAND^
FEUILLETON.
TOEWIJDING.
-r
B
i .j J ti.l MARIE VAN VERSENDAAL.
Hoofdredactie, j Mr D f VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOFF fit Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort1 l.BO.
Idem franco per post.. f-'*'*-
Per week (met gratie verzekering tegen ongelukkenl 0.14.
Afzonderlijke nummers0.05.
Wekel(jkooh bijvoegsel „De Hollandtdu Huinrouu" (onder
redactie ran Thérèse Hoven) per 8 mnd. 50 ets.
Wekelfchsoh bijvoegsel WereldrevUe" per 3 mnd. 52 ets.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 1—5 regels.. f 0.80.
Elke regel meorO.IS.
Dienstaanbiedingen 1—6 rogols., 0.50.
Qrooto lottere naar plaatsruimte.
Voor handol on b oir ijl bestaan roer voordoolige bepalingen
tot hot herhaald advorteoron in dit Blad, bij abonnomont.
Eenn oirculairo, bevattende (lo voorwaardon, wordt op
aanvraag toegezonden.
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
Politiek Overzicht
Het nieuwe oorlogsdoel.
Wat ons beridht is over het debat in het
Éngelscho lagerhuis van verleden Donder
dag, dat is geëindigd met de verwerping van
het'voorstel, dat het huis wilde doen ver
klaren, dat de Duitsche rijksdagresolutie
van 19 Juli beginselen huldigt waarvoor
Engeland steeds is opgekomen, geeft die
debatten zeer onvolledig weer. Van de re
devoeringen tot toelichting en verdediging
van dit voorstel is niets gemeld; de bericht-
rer heeft al zijne aandacht gegeven aan
bestrijding van het voorstel. Intusschen
yindt men toch het van de regeering tot
Zekere hoogte afwijkende standpunt van
"den gewezen eersten minister Asquith vtij
uitvoerig weergegeven. Het is niet zonder
}>elang daarop nog eens de aandacht te
Vestigen.
Asquith gaat niet zoo ver als Bonar Law,
'de woordvoerder van de regeering in dit
ïlebat, die aan het besluit van den rijksdag
als middel om tot den vrede te komen, elke
waarde heeft ontzegd. Wel roeent hij, dat de
voorstellers de waarde van dit besluit te
hoog aanslaan. Men kan z. i. niet zeggen,
dat de vrede onmogelijk is; alleen kan hij
niet inzien, dat de jongste gebeurtenissen
de Entente dichter bij haar oorlogsdoel ge
bracht hebben. In verband hiermee begroet
hij het besluit, dat op voorstel van Rusland
is genomen eene conferentie van de geal
lieerden te doen bijeenkomen, om het oor
logsdoel aan eene herziéning te onderwer
pen. Daaruit kan niet anders dan goeds
voortkomen; eene gedachten-wisseling tus-
schen de democratische landen is altijd van
nut. Niet genoeg kart er nadruk op gelegd
worden, dat men daarbij niet te maken
heeft met de stelling van de regeeringen,
maar met het belang van de volken. De re-
geerdngen komen daarbij slechts in zóóver
in aanmerking als zij de volken juist ver
tegenwoordigen. Wanneer de democratische
landen van de wereld dat inzien, zal een
duurzame en eervolle vrede niet meer on
afzienbaar verwijderd zijn.
Deze laatste opmerking krijgt eene bij
zondere beteekenis door de onthulling, die
de Duitsche rijkskanselier heeft gebracht
over de in het begin van dit jaar tusschen
3e regeeringen der Entent elanden gevoerde
overleggingen over het oorlogsdoel.
Wanneer men deze onthullingen als
juist mag aannemen, dan is daardoor
aan den dag gebracht, dat het vre
desaanbod d'er centrale mogendheden van
12 December 1916 eene zeer eigenaardige
uitwerking heeft gehad op die regeeringen.
Die hebben daarin eene aansporing gevon
den, om hunne eischen, wat het oorlogs
doel betreft, in de hoogte te drijven. Men
meende tot dusver, dat de Fransche eisch
betreffende de teruggave van Elzas-Lotha-
ringen doelde op het herstel van den toe
stand, die in 1315 in 't leven is geroepen
en tot 1871 heeft gegolden. Dat is echter
nu niet juist meer; want in de eerste maan
den van dit jaar is eene overeenkomst tot
stand gekomen, waarin aan Frankrijk^ werd
toegezegd, dat het bij de afrekening aan het
einde van den oorlog zou krijgen Elzas,
zooals het was in 1790, en bovendien van
het Duitsche gebied links van den Rijn het
Saarbekken en zooveel als het verder mocht
begeeren.
Wanneer men voor de toewijzing van El
zas aan Frankrijk den rechtstoestand van
1790 als leiddraad neemt, dan komt men tot
zonderlinge dingen. In dat jaar toch was
Elzas geenszins eene onverdeeld Fransche
bezitting. Dit vindt men vermeld in het ge
schiedboek van de Pransche revolutie van
Ludwig Hausser, waarin wordt aangehaald
een artikel van een te Parijs verschijnend
persorgaan, de Moniteur, (no- 53 van het
jaar 1790), dat gewaagt van een verzoek
om steun, door den bisschop van Straats
burg, die zich had te beklagen over de
secularisatie van kerkelijk goed, gericht tot
het Duitsche rijk, waarvan hij lid was, waar
aan door het blad de volgende opmerking
was toegevoegd: „Die steun zal hem zeker
niet geweigerd worden en het zou kunnen
zijn, zooals men algemeen en hardop zegt,
dat zijne klacht, gevoegd bij de klachten
van de andere staten van het rijk, die goede
ren in Elzas bezitten, aanleiding gaf tot de
hereeniging van dit land met het Duitsche
rijk, waarvan het door eerzucht werd afge
scheiden en waartoe het nu opnieuw moet
behooren volgens de beginselen van het
volkenrecht."
Frankrijk heeft, toen het de toestemming
van zijne bondgenooten vroeg om, als
Duitschland overwonnen was, Elzas voor
zich op te eischen zooals het was in 1790,
niet den toen daar bestaande rechtstoestand
voor oogen gehad, maar de gren9omschrij-
ving op dat tijdstip, die een veel grooter
gebied omvatte dan Elzas, dat van 1815 tot
1871 aan Frankrijk heeft behoord. Het
maakt een eigenaardigen indruk in een Pa-
rijsch orgaan van 1790, meer dan een
een eeuw na de bezetting van Straatsburg
door de troepen van LouirXIV, te lezen, dat
de'hereeniging van Elzas met het Duitsche
rijk zou zijn overeenkomstig de beginselen
van het volkenrecht. De band tusschen El
zas en Frankrijk schijnt destijds nog vrij los
te zijn geweest. Die band is later hechter
geworden, toen de vereeniging van Elzas
met Frankrijk zooveel .nauwer was. Maar dat
kan in ieder geval slechts gelden van het ge
deelte van Elzas, dat van 1815 tot 1871
deel heeft uitgemaakt van Frankrijk; voor
het verdere deel bestaat geen band en wat
van de Pruisische Rijnprovincie wordt ver
langd valt er geheel buiten.
Wanneer de Fransche Kamer in haar be
sluit van 4 Juni spreekt van de „teruggave
van ELzas-Lotharingen aan het moederland"
nis voornaamste grondslag voor den vrede,
dan kan dat slechts gelden van het gebied,
dat op het Weëner congres aan Frankrijk is
toebedeeld. Door meer te verlangen en voor
Reclame.
door bijz. otiiHlandlglierieii.
Prachtig modorn moquette Salon- on Huiskamer Ameublement, Massiof Eikon, handwerk,
aangoboden. Als niouw. mot nog vier iaar schrift, garantie. Van Eoliedo firma afkomstig. Zeer
geschikt voor iongel ui. Nu voor den hal ven prijs to koop. To zion on ovor to nemen dngoRjks
van 10 lot 4 uur tot a.s. Vrijdagmiddag aan de Verhuizing en Bergplaats van Inboedels van
GEBR. CIRKEL, Koestraat 14—16. Tel. 473, Amersfoort.
zich op te eischen het Elzas van 1790, gaat
Frankrijk den weg op der veroveringspoli
tiek, en Frankrijks bondgenooten, die zich
verbinden -er toe te zullen medewerken,
maken zich daaraan medeplichtig. Wij zijn in
dezen oorlog zoozeer er aan gewend ge
raakt, dat het geweld op den troon zit, dat
wij ons over deze onthulling betretfende het
oorlogsdoel van de Entente niet kunnen ver
bazen. Maar wat hier aan den dag is ge
bracht, is eene daad van geweld en roof van
de slechtste soort.
Eene mededeeling van Havas, die ons zoo
juist onder de oogen komt, bevestigt de
door den rijkskanselier gedane onthulling in
zóóver, dat inderdaad de toestemming van
Rusland verkregen is om aan Duitschland
Elzas naar de gTensomschrijving van 1790
te ontnemen. Intusschen was het gedeelte,
vallende buiten de grens, die in 1815 aan
Elzas gegeven was, dat thans deel uitmaakt
van Beieren, besterod tot de vorming van
een afzonderlijken staat, een soort buffer
staat, waarschijnlijk in vereeniging met het
gebied, dat men van de Pruisische Rijnpro
vincie wilde afscheiden.
De oorlog*
Berlijn, 1 Augustus. (W. B.) Aan
het begin van het 'vierde oorlogsjaar heeft de
Duitsche keizer de volgende proclamatiën
uitgevaardigd:
1. Aan het Duitsche leger, de marine ën
de koloniale troepen!
Het derde oorlogsjaar is ten einde. Het
aantal van onze vijanden is gestegen, ech
ter niet hun uitzicht op een gunstig eind
resultaat.
Rumenië hebt gij in het voorjaar terneer-
geworpen; het Russische rijk beeft thans op
nieuw onder uw slagen. Beide staten hebben
hun huid ter wille van vreemde belangen
verkocht en zijn aan het verbloeden. In
Macedonië hebt gij krachtig weerstand ge
boden aan den vijandelijken stormloop. In
de geweldige slagen in het Westen zijt gij
het terrein blijven beheerschen. Vast staan
uw liniën, die het dierbare vaderland be
hoeden voor de verschrikkingen en verwoes
tingen van den oorlog. Ook mijne marine
bereikte groote resultaten. Zij betwistte den
vijanden de heerschappij ter zee en bedreigt
hun levenszenuw.
Ver van-het vaderland houdt een kleine
Duitsche troep in de kolonie stand tegen
een veelvuldige overmacht.
Aan onze zijde zijn de successen van dit
derde oorlogsjaar, ons zal de eindoverwin
ning ten deel vallen.
Met bewogen gemoed dank ik u uit mijn
naam en uit naam van het vaderland voor
datgene, wat gij ook in het afgeloopen oor
logsjaar hebt gepresteerd. Eerbiedig geden
ken wij daarbij de dapperen, die gesneu
veld en gestorven zijn voor de eer van het
vaderland.
De oorlog woedt voort en blijft ons opge
drongen. Wij strijden voor ons bestaan.
Met bet zwaarder worden onzer taak neemt
onze kracht toe. Wij zijn onoverwinnelijk.
I Wij willen overwinnen. God zal met ons
zijnl
In het veld, 1 Augustus 1917.
WILHELM.
2. Aan het Duitsche volkl
Drie jaren van zwaren strijd liggen achter
ons. Met droefheid gedenken wij onze doo-
den, met trots onze strijders, met vreugde
alle arbeidenden, met bezorgdheid allen, die
in gevangenschap smachten.
Boven alle gedachten uit gaat echter de
vaste wil, dat deze rechtvaardige verdedi
gingsstrijd tot een goed einde wordt ge
voerd. Onze vijanden steken de hand uit
naar Duitsch gebied. Zij zullen het nooit
krijgen. Zij drijven steeds nieuwe volken in
den strijd tegen ons. Dat schrikt ons niet
af. Wij kennen onze kracht en zijn vastbe
sloten haar te gebruiken. Zij willen ons
zwak en machteloos aan 'hunne voeten zien,
maar zij dwingen ons niet. Onze vredes
voorwaarden beantwoorden zij met hoon.
Daarom hebben zij weer bemerkt, hoe
Duitschland weet te vechten en te overwin
nen. Zij belasteren overal in de wereld den
Duitschen naam, maar kunnen den roem
der Duitsche daden niet verdelgen.
Zoo staan wij ongeschokt, zegevierend en
onbevreesd aan het einde van dit jaar.
Zware beproevingen kunnen ons nog be
schoren zijn. Met ernst en vertrouwen gaan
wij ze tegemoet. In drie jaren van geweldig
volbrengen werd het Duitsche volk bestand
tegen alles wat 's vijands macht verzinnen
kon. Willen de vijanden het lijden van den
oorlog verlengen, dan zal het op hen zwaar
der rusten dan op ons.
Wat daar buiten aan het front volbracht
wordt, daarvoor brengt het vaderland zijn
dank door onvermoeiden arbeid. Nog is het
zaak verder te strijden en wapens te sme
den, maar ons volk zij er zeker vanniet
voor de schim van ijdele eerzucht wordt
Duitsch bloed vergoten en Duitsche vlijt
aangewend, niet voor plannen tot verove
ring of onderwerping, maar voor een sterk,
vrij rijk, waarin onze kinderen veilig zullen
wonen. Aan dezen strijd zij al ons doen en
denken gewijd. Dat zij de gelofte van dezert
dag I
WILHELM, R. I.
In het veld, 1 Aug. 1917.
In het oosten zijn de verbonden Duitsche
en Oostenrijksch-Hongaarsche troepen over
een 50 K.M. breed front de Zbrucz overge
gaan, de grensrivier, die Oost-GoliciÖ
scheidt van het Russische gouvernement Po-
dolië.
Aan het westelijke front is in Vlaanderen
het offensief begonnen, dat de tot hot uiter
ste opgevoerde artilleriestrijd op het En-
gelsche frontgedeelte in de laatste dagen
deed verwachten. Het tooneel van den strijd
ligt over een front van 25 K.M. aan woers-
konten van /peren. Volgens een bericht van
Reuter was gistervoormiddag om 10 u jr de
Britsche strijdmacht 1000 yards voociitge-
rukt. Het avondbericht van het Djitscho
hoofdkwartier meldt, dat de eerste nomal is
afgeslagen.'
Op het Fransche fronlgedeelte berichten
de Franschen van een geslaagden aanval
op een front van 1500 Meters ten zuiden
van La Royère en ten westen von de Epine
de Chevrigny. Het Duitsche bericht maakt
melding van een aanval, die eene gewich
tige hoogtestelling bij Cerny van ruim 1500
krijgsgevangenen in handen van de Duit-
schers bracht.
P a r ij s, 31 Juli. (Havas). Naar aanlei
ding van de vragen van den Duitschen rijks
kanselier, tot de Fransche regeering in het
openbaar gericht, of in de geheime zitting
van den len Juni geen kennis was gegeven
aan de Kamer van een geheim verdrag, dat
vóór de Russische revolutie gesloten is,
waarbij de czaar zich verbond de Fransche
aansprakem op Duitsch gebied aan den lin
ker Rijnoever te ondersteunen, verklaarde
Ribot 't volgende:
De voorstelling van den rijkskanselier be
vat een grove onjuistheid en een volstrek
ten leugen, n.I. waar Poincaré wordt toege
dacht, zonder medeweten van Briand bevel
te hebben gegeven het verdrag te onder
teekenen.
Doumergue verkreeg, ten gevolge van een
onderhoud met den Czaar, van Briand mach
tiging nota te nemen van de beloften van
den Czaar, om de Fransche aanspraken op
Elzas-Lotharingen, dat Frankrijk door ge
weld is ontrukt, te steunen en Frankrijk d«
vrijheid te laten naar waarborgen te streven
tegen een nieuwen aanval, niet door an
nexatie van gebied aan den linker Rijnoever,
maar door dit gebied tot een zelfstandigen
staat te verheffen, Frankrijk en België ta
beschermen tegen een inval van Duitsche
zijde. Ij
Wij willen geen gewelddadige annexatie*
maar slechts teruggave van hetgeen onf
toebehoort. Ij
Wat wil de rijkskanselier? Hij tracht ziji^
verlegenheid te verbergen, die hij onder*
vindt door het bepalen van het Duitschët
oorlogsdoel en van de voorwaarden, waai*'
op hij vrede 2011 willen sluiten. Hij tracht
vooral de aandacht af te leiden van dö
Tot de bitterste ontgoochelingen des le
vens behooren de vervulde wenschen.
14
Roman
van
K a r a m a t i.
t Was bijna nacht toen hij te DreikircE uit
den trein stapte. Waarom dat ellendig opont
houd? Lieve Hemel, hij zou nog den ganschen
nacht moeten doorworstelen, voordat hij
eenige kans had Elsa te zien. Den volgenden
piorgen zou hij naar de kerk kunnen gaan:
daar zou ze zeker wezen. Dan in den namid
dag op t gebruikelijk Hollandsch visite-uur
haar te spreken vragen? Geen denken aan.
Om een uur of elf zou 't best gaan, meende
hij. Voordat hij zich ter ruste legde, zwierf
hij door de stille straten van 't kleine plaatsje
{rond. Hij dorst niet naar de kostschool te vra
gen en zocht die dus zelf. 't Kostte hem wei-
[®ig moeite, dat viel mee. Daar rees het ge-
houw tusschen 't donkere geboomte somber
ij oor hem op. 't Was lang over tienen en er
ifteerschte diepe rust, als trouwens overal in
landelijke stadje. De Wschool lag iets lioo-
;»er dan de overbje hniz*\ van Dreikirch, op
minuten gaans wellicht van 't laatste
1 ^aar de hoofdstraat eindigde, aan een
zacht glooiend opliep. Op
1 ftonden links en r$£hta kleine
villa's en optrekjes, des daags allerliefst uit
komend tusschen geboomte en kleurige bloem
perken. De geel en licht rozerood gepleister
de muren en scherp daartegen afgeteekende
daken, de torentjes, verandaaljes en uitbouw-
seltjes, het klimop, dat hier en daar den gan-
schen voorgevel overdekte, hadden dan een
speelgoed-achtig aanzien, Irisch en prettig
jong voor 't oog. Die moderne gebouwtjes
leken dan wuft bij het oude gevaarte, het vroe
gere adellijke slot, waar thans Frau Altorf
haar geduchten scepter zwaaide, veel ge-
duchter wellicht dan het machtje van den
obscuren landheer, die er in vroeger tijden
zijn deftigheidje mocht gehuisd hebben. Ze
maakten dan den indruk van dartele, onbe
suisde kinderen, lachend en joelend om een
grijsaard, wiens ernstige statigheid en som
bere wenkbrauwfrons hun slechts vroolijken
spot kon ontlokken. Nu 't nacht was, een
maanlooze nacht met slechts een enkele ster
glurend achter dikke wolken, kwam de kolos
onder de dwergjes nog indrukwekkender uit.
De slanke hoektorens wezen spookachtig ten
hemel en de groote, roestige windwijzers gier
den en krijschten in den nachtwind. Als de
grijns van een mummie scheen koud het licht
van een kleine groenglazen lantaarn over een
deel van de brcedc trap mei de sleenen
rustende leeuwen beneden en de kolommen
der vestibule boven, een lichtstrook teekenend
op de kiczelslcenen der oprijlaan. Overigens
was de voorkant van 't gebouw, geheel zicht
baar van 't ijzeren hek op een honderdtal
schreden daarvoor, een grauw blok met twee
rijen donkere vlekjes en een paar daarboven
de gesloten vensterblinden als donkere
eilandjes in de zee van 't overal woekerend
klimop.
't Was vrij koeL Theo haalde den kraag van
zijn zomerjas hoog op en tuurde naar het ge
heimzinnige slapende slot. Geen spoor van
leven ergens je ontdekken... IIu, dat nachtelijk
tafereel heeft iets ijzig bangmakends, iets, dat
de ziel doet haken naar koesterende moeder
lijke bescherming... Toch boeit het in zijn
kille eenzaamheid met machtige bekoring
Theo's dichteroog, en onwillekeurig blijft hij
eenigc oogenblikken er op staren, genietend
met zóetweemoedig kunstenaarsgenot. Hij was
immers nu meer dan ooit kunstenaar, nu al
het zwevende en zoekende, 't naar schoonheid
dorstende en schoonheid tooverende zijner
ziel zich als 't ware concentreerde in zijn lief
de voor Elsa, haar en alles om haar overstel
pend met machtige bekoorlijkheid. Ons armen
menschenkinderen is trouwens allen in meer
dere of mindere mate eigen de wereld te zien
en te beoordeelen onder gemoeds- en
lichaamsinvloeden. Zien, vinden, beoordeelen
en weten zijn in den grond slechts een, hoe
ook onze waan moge lachen om 't volk van
"West-Java, dat zoo eenvoudig is voor zien en
weten in zijne taal een woord te bezigen, en
wij wellicht de schouders ophalen, medelij
dend neerziend op het Indische: wat is, is
niet wat niet is, is.
Geen invloed die machtiger liet menschc-
lijk gemoed beheerscht dan de liefde, de liefde
In al haar vormen, 't verlangen der
wereld, dat .alles en allen onbewust door
dringt en drijft tcrt vereeniging, de duizcl-
kracht die 't heelal bouwt, onderhoudt en vol
maakt, de geducblsle en lieflijkste van Gods
openbaringen. Zonder die liefde geen leven,
geen voortbrenging, geen kunstuiting, en hoe
grooter de liefde, des le heiliger de kunst, des
tc schooner haar schepping. Daarom schande
over hen, die een apostelschap der kunst
huichelen, zonder dc liefde te bezitten, 't Zijn
valsche priesters zónder wijding en hunne
werken zijn des doods. Gelijk een volgeling
van Mohammed zich reinigt voordat hij den
tempel betreedt en zijn gebed verricht, zoo
reinige de kunstenaar zijn hart, voordat hij
zich aan den arbeid zet; want die arbeid moet
heilig zijn, heiliger dan 't heiligste gebed.
Slechts dan vervult Gods liefde het hart zijns
uitverkorenen: 't kunstwerk, dat hij schept,
zal leven, omdat 't geboren werd uit den
schoot Van alle leven, en zijn weg vinden lot
de harten der menschen, ze verkwikkend en
louterend. En dc kunstenaar zal, met het
heerlijke besef der vervulling zijner laak, God
danken, dat Ilij hem daartoe waardig achtte...
Gansch andere gedachten dan deze hielden
den jongen man bezig, die op gemeld laat uur
in den omtrek van Frau Altorfs instituut
dwaalde. Zijn verbeelding verplaatste hem- in
Elsa's kamertje, toen hij, het oude kasteel om
wandelend, nog een licht ontwaarde, hoog in
een der uitgebouwde hoektorentjes. Dat moet
haar eigen vertrekje wezen, denkt hij, waar
zo nu nog naarstig zit tc studeeren... 0 zeker.
De andere meisjes zijn vermoedelijk al naar
bed. Theo betrapt zich op de zelfvraag: „zou
ze aan mij denken?", maar verwerpt onmid
dellijk die mogelijkheid, op even onlogische
wijze als hij de vraag gedaan heeft, met een
bitter lachje om zijn eigen naiveteit.
Nog een poos drentelt hij rond. De nacht
wind is aangewakkerd en blaast in zijn lok
ken, een enkel dor blad raakt zijn wangen. Hij
drukt den vilten hoed vaster op 't hoofd met
een onwillig, kregelig gebaar, duikt dieper in
zijn kraag en gaat dan met haastige schre
den terug naar 't stadje. Weldra waart zijn
donkere gestalte langs de zwijgende straten,
waar 't schril geklikklak zijner schoenen
onaangenaam terugkljnfct In zijn ooren. Hij
haast zich nog meer. Ecnigc öogenblikkctl
later stuift hij zijn hotel binnen, den slaperi*
gen portier voorbij.
„Votre bougie, Monsieur!" bromt deze, al|
de zenuwachtige laatkomer al op de trap is*
Boven gekomen, steekt Theo dc lamp aan,1
smijt zijn hoed op dc canapce, en zet zicH
met zijn overjas aan, aan de tafel. Het hoofd
op de linkerhand steunend woelt hij in zijn'
haren, blijft zoo een wijl zitten, springt daij
op, en grijpt naar papier en inkt op de kleind
tafel in den hoek. Dan, met strak vertrokken
gezicht, de wenkbrauwen hoog op cu de oogen
starend, als trachtten zc oen vastpunt in d*
verte tc bereiken, begint hij een brief aaa
zijn moeder; maar hij brengt het niet verdelg
dan „Lieve Moeder.': Als in een droom bad
hij zich gedrongen gevoeld haar tc schrijven.,
met een flauw besef van zijn schuld, zijn onbe-«\
suisd vertrek zonder haar iets tc zeggen en
't allerergste de woordbreuk, die hij thatH
ging plegen in weerwil zijner plechtige be**
loften... Moest hij haar nu ronduit gaan ver^
klaren, dat zijn voornemen daartoe onhcr*,
roepclijk was, dat hij morgen van plan waf1
te doen wat zijn moeder ongelukkig zon,
maken Elsa zijn liefde openbaren? Dati
zou te sluitend zijn. Hij wilde er niet aait
denken. Neen, hij kan niet bedaardweg gaaui^
vertellen, dat hij zoo handelen wil... Maar dart
niet schrijven, en toch daartoe overgaan, wiH
lens en wetens? Een oogenblik ziet hij zijn tod#
'stand duidelijk in.*'
7 r
Tssroritt *srrol«W