MEUBLEMENT ir 2 r. 16" Jaarqang. DE E EM LAN DER". Woensdag 1 Augustus 1917. BUITENLAND^ FEUILLETON. TOEWIJDING. -r B i .j J ti.l MARIE VAN VERSENDAAL. Hoofdredactie, j Mr D f VAN SCHAARDENBURG. Uitgevers: VALKHOFF fit Co. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort1 l.BO. Idem franco per post.. f-'*'*- Per week (met gratie verzekering tegen ongelukkenl 0.14. Afzonderlijke nummers0.05. Wekel(jkooh bijvoegsel „De Hollandtdu Huinrouu" (onder redactie ran Thérèse Hoven) per 8 mnd. 50 ets. Wekelfchsoh bijvoegsel WereldrevUe" per 3 mnd. 52 ets. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 1—5 regels.. f 0.80. Elke regel meorO.IS. Dienstaanbiedingen 1—6 rogols., 0.50. Qrooto lottere naar plaatsruimte. Voor handol on b oir ijl bestaan roer voordoolige bepalingen tot hot herhaald advorteoron in dit Blad, bij abonnomont. Eenn oirculairo, bevattende (lo voorwaardon, wordt op aanvraag toegezonden. Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 46. Intercomm. Telefoonnummer 66. Politiek Overzicht Het nieuwe oorlogsdoel. Wat ons beridht is over het debat in het Éngelscho lagerhuis van verleden Donder dag, dat is geëindigd met de verwerping van het'voorstel, dat het huis wilde doen ver klaren, dat de Duitsche rijksdagresolutie van 19 Juli beginselen huldigt waarvoor Engeland steeds is opgekomen, geeft die debatten zeer onvolledig weer. Van de re devoeringen tot toelichting en verdediging van dit voorstel is niets gemeld; de bericht- rer heeft al zijne aandacht gegeven aan bestrijding van het voorstel. Intusschen yindt men toch het van de regeering tot Zekere hoogte afwijkende standpunt van "den gewezen eersten minister Asquith vtij uitvoerig weergegeven. Het is niet zonder }>elang daarop nog eens de aandacht te Vestigen. Asquith gaat niet zoo ver als Bonar Law, 'de woordvoerder van de regeering in dit ïlebat, die aan het besluit van den rijksdag als middel om tot den vrede te komen, elke waarde heeft ontzegd. Wel roeent hij, dat de voorstellers de waarde van dit besluit te hoog aanslaan. Men kan z. i. niet zeggen, dat de vrede onmogelijk is; alleen kan hij niet inzien, dat de jongste gebeurtenissen de Entente dichter bij haar oorlogsdoel ge bracht hebben. In verband hiermee begroet hij het besluit, dat op voorstel van Rusland is genomen eene conferentie van de geal lieerden te doen bijeenkomen, om het oor logsdoel aan eene herziéning te onderwer pen. Daaruit kan niet anders dan goeds voortkomen; eene gedachten-wisseling tus- schen de democratische landen is altijd van nut. Niet genoeg kart er nadruk op gelegd worden, dat men daarbij niet te maken heeft met de stelling van de regeeringen, maar met het belang van de volken. De re- geerdngen komen daarbij slechts in zóóver in aanmerking als zij de volken juist ver tegenwoordigen. Wanneer de democratische landen van de wereld dat inzien, zal een duurzame en eervolle vrede niet meer on afzienbaar verwijderd zijn. Deze laatste opmerking krijgt eene bij zondere beteekenis door de onthulling, die de Duitsche rijkskanselier heeft gebracht over de in het begin van dit jaar tusschen 3e regeeringen der Entent elanden gevoerde overleggingen over het oorlogsdoel. Wanneer men deze onthullingen als juist mag aannemen, dan is daardoor aan den dag gebracht, dat het vre desaanbod d'er centrale mogendheden van 12 December 1916 eene zeer eigenaardige uitwerking heeft gehad op die regeeringen. Die hebben daarin eene aansporing gevon den, om hunne eischen, wat het oorlogs doel betreft, in de hoogte te drijven. Men meende tot dusver, dat de Fransche eisch betreffende de teruggave van Elzas-Lotha- ringen doelde op het herstel van den toe stand, die in 1315 in 't leven is geroepen en tot 1871 heeft gegolden. Dat is echter nu niet juist meer; want in de eerste maan den van dit jaar is eene overeenkomst tot stand gekomen, waarin aan Frankrijk^ werd toegezegd, dat het bij de afrekening aan het einde van den oorlog zou krijgen Elzas, zooals het was in 1790, en bovendien van het Duitsche gebied links van den Rijn het Saarbekken en zooveel als het verder mocht begeeren. Wanneer men voor de toewijzing van El zas aan Frankrijk den rechtstoestand van 1790 als leiddraad neemt, dan komt men tot zonderlinge dingen. In dat jaar toch was Elzas geenszins eene onverdeeld Fransche bezitting. Dit vindt men vermeld in het ge schiedboek van de Pransche revolutie van Ludwig Hausser, waarin wordt aangehaald een artikel van een te Parijs verschijnend persorgaan, de Moniteur, (no- 53 van het jaar 1790), dat gewaagt van een verzoek om steun, door den bisschop van Straats burg, die zich had te beklagen over de secularisatie van kerkelijk goed, gericht tot het Duitsche rijk, waarvan hij lid was, waar aan door het blad de volgende opmerking was toegevoegd: „Die steun zal hem zeker niet geweigerd worden en het zou kunnen zijn, zooals men algemeen en hardop zegt, dat zijne klacht, gevoegd bij de klachten van de andere staten van het rijk, die goede ren in Elzas bezitten, aanleiding gaf tot de hereeniging van dit land met het Duitsche rijk, waarvan het door eerzucht werd afge scheiden en waartoe het nu opnieuw moet behooren volgens de beginselen van het volkenrecht." Frankrijk heeft, toen het de toestemming van zijne bondgenooten vroeg om, als Duitschland overwonnen was, Elzas voor zich op te eischen zooals het was in 1790, niet den toen daar bestaande rechtstoestand voor oogen gehad, maar de gren9omschrij- ving op dat tijdstip, die een veel grooter gebied omvatte dan Elzas, dat van 1815 tot 1871 aan Frankrijk heeft behoord. Het maakt een eigenaardigen indruk in een Pa- rijsch orgaan van 1790, meer dan een een eeuw na de bezetting van Straatsburg door de troepen van LouirXIV, te lezen, dat de'hereeniging van Elzas met het Duitsche rijk zou zijn overeenkomstig de beginselen van het volkenrecht. De band tusschen El zas en Frankrijk schijnt destijds nog vrij los te zijn geweest. Die band is later hechter geworden, toen de vereeniging van Elzas met Frankrijk zooveel .nauwer was. Maar dat kan in ieder geval slechts gelden van het ge deelte van Elzas, dat van 1815 tot 1871 deel heeft uitgemaakt van Frankrijk; voor het verdere deel bestaat geen band en wat van de Pruisische Rijnprovincie wordt ver langd valt er geheel buiten. Wanneer de Fransche Kamer in haar be sluit van 4 Juni spreekt van de „teruggave van ELzas-Lotharingen aan het moederland" nis voornaamste grondslag voor den vrede, dan kan dat slechts gelden van het gebied, dat op het Weëner congres aan Frankrijk is toebedeeld. Door meer te verlangen en voor Reclame. door bijz. otiiHlandlglierieii. Prachtig modorn moquette Salon- on Huiskamer Ameublement, Massiof Eikon, handwerk, aangoboden. Als niouw. mot nog vier iaar schrift, garantie. Van Eoliedo firma afkomstig. Zeer geschikt voor iongel ui. Nu voor den hal ven prijs to koop. To zion on ovor to nemen dngoRjks van 10 lot 4 uur tot a.s. Vrijdagmiddag aan de Verhuizing en Bergplaats van Inboedels van GEBR. CIRKEL, Koestraat 14—16. Tel. 473, Amersfoort. zich op te eischen het Elzas van 1790, gaat Frankrijk den weg op der veroveringspoli tiek, en Frankrijks bondgenooten, die zich verbinden -er toe te zullen medewerken, maken zich daaraan medeplichtig. Wij zijn in dezen oorlog zoozeer er aan gewend ge raakt, dat het geweld op den troon zit, dat wij ons over deze onthulling betretfende het oorlogsdoel van de Entente niet kunnen ver bazen. Maar wat hier aan den dag is ge bracht, is eene daad van geweld en roof van de slechtste soort. Eene mededeeling van Havas, die ons zoo juist onder de oogen komt, bevestigt de door den rijkskanselier gedane onthulling in zóóver, dat inderdaad de toestemming van Rusland verkregen is om aan Duitschland Elzas naar de gTensomschrijving van 1790 te ontnemen. Intusschen was het gedeelte, vallende buiten de grens, die in 1815 aan Elzas gegeven was, dat thans deel uitmaakt van Beieren, besterod tot de vorming van een afzonderlijken staat, een soort buffer staat, waarschijnlijk in vereeniging met het gebied, dat men van de Pruisische Rijnpro vincie wilde afscheiden. De oorlog* Berlijn, 1 Augustus. (W. B.) Aan het begin van het 'vierde oorlogsjaar heeft de Duitsche keizer de volgende proclamatiën uitgevaardigd: 1. Aan het Duitsche leger, de marine ën de koloniale troepen! Het derde oorlogsjaar is ten einde. Het aantal van onze vijanden is gestegen, ech ter niet hun uitzicht op een gunstig eind resultaat. Rumenië hebt gij in het voorjaar terneer- geworpen; het Russische rijk beeft thans op nieuw onder uw slagen. Beide staten hebben hun huid ter wille van vreemde belangen verkocht en zijn aan het verbloeden. In Macedonië hebt gij krachtig weerstand ge boden aan den vijandelijken stormloop. In de geweldige slagen in het Westen zijt gij het terrein blijven beheerschen. Vast staan uw liniën, die het dierbare vaderland be hoeden voor de verschrikkingen en verwoes tingen van den oorlog. Ook mijne marine bereikte groote resultaten. Zij betwistte den vijanden de heerschappij ter zee en bedreigt hun levenszenuw. Ver van-het vaderland houdt een kleine Duitsche troep in de kolonie stand tegen een veelvuldige overmacht. Aan onze zijde zijn de successen van dit derde oorlogsjaar, ons zal de eindoverwin ning ten deel vallen. Met bewogen gemoed dank ik u uit mijn naam en uit naam van het vaderland voor datgene, wat gij ook in het afgeloopen oor logsjaar hebt gepresteerd. Eerbiedig geden ken wij daarbij de dapperen, die gesneu veld en gestorven zijn voor de eer van het vaderland. De oorlog woedt voort en blijft ons opge drongen. Wij strijden voor ons bestaan. Met bet zwaarder worden onzer taak neemt onze kracht toe. Wij zijn onoverwinnelijk. I Wij willen overwinnen. God zal met ons zijnl In het veld, 1 Augustus 1917. WILHELM. 2. Aan het Duitsche volkl Drie jaren van zwaren strijd liggen achter ons. Met droefheid gedenken wij onze doo- den, met trots onze strijders, met vreugde alle arbeidenden, met bezorgdheid allen, die in gevangenschap smachten. Boven alle gedachten uit gaat echter de vaste wil, dat deze rechtvaardige verdedi gingsstrijd tot een goed einde wordt ge voerd. Onze vijanden steken de hand uit naar Duitsch gebied. Zij zullen het nooit krijgen. Zij drijven steeds nieuwe volken in den strijd tegen ons. Dat schrikt ons niet af. Wij kennen onze kracht en zijn vastbe sloten haar te gebruiken. Zij willen ons zwak en machteloos aan 'hunne voeten zien, maar zij dwingen ons niet. Onze vredes voorwaarden beantwoorden zij met hoon. Daarom hebben zij weer bemerkt, hoe Duitschland weet te vechten en te overwin nen. Zij belasteren overal in de wereld den Duitschen naam, maar kunnen den roem der Duitsche daden niet verdelgen. Zoo staan wij ongeschokt, zegevierend en onbevreesd aan het einde van dit jaar. Zware beproevingen kunnen ons nog be schoren zijn. Met ernst en vertrouwen gaan wij ze tegemoet. In drie jaren van geweldig volbrengen werd het Duitsche volk bestand tegen alles wat 's vijands macht verzinnen kon. Willen de vijanden het lijden van den oorlog verlengen, dan zal het op hen zwaar der rusten dan op ons. Wat daar buiten aan het front volbracht wordt, daarvoor brengt het vaderland zijn dank door onvermoeiden arbeid. Nog is het zaak verder te strijden en wapens te sme den, maar ons volk zij er zeker vanniet voor de schim van ijdele eerzucht wordt Duitsch bloed vergoten en Duitsche vlijt aangewend, niet voor plannen tot verove ring of onderwerping, maar voor een sterk, vrij rijk, waarin onze kinderen veilig zullen wonen. Aan dezen strijd zij al ons doen en denken gewijd. Dat zij de gelofte van dezert dag I WILHELM, R. I. In het veld, 1 Aug. 1917. In het oosten zijn de verbonden Duitsche en Oostenrijksch-Hongaarsche troepen over een 50 K.M. breed front de Zbrucz overge gaan, de grensrivier, die Oost-GoliciÖ scheidt van het Russische gouvernement Po- dolië. Aan het westelijke front is in Vlaanderen het offensief begonnen, dat de tot hot uiter ste opgevoerde artilleriestrijd op het En- gelsche frontgedeelte in de laatste dagen deed verwachten. Het tooneel van den strijd ligt over een front van 25 K.M. aan woers- konten van /peren. Volgens een bericht van Reuter was gistervoormiddag om 10 u jr de Britsche strijdmacht 1000 yards voociitge- rukt. Het avondbericht van het Djitscho hoofdkwartier meldt, dat de eerste nomal is afgeslagen.' Op het Fransche fronlgedeelte berichten de Franschen van een geslaagden aanval op een front van 1500 Meters ten zuiden van La Royère en ten westen von de Epine de Chevrigny. Het Duitsche bericht maakt melding van een aanval, die eene gewich tige hoogtestelling bij Cerny van ruim 1500 krijgsgevangenen in handen van de Duit- schers bracht. P a r ij s, 31 Juli. (Havas). Naar aanlei ding van de vragen van den Duitschen rijks kanselier, tot de Fransche regeering in het openbaar gericht, of in de geheime zitting van den len Juni geen kennis was gegeven aan de Kamer van een geheim verdrag, dat vóór de Russische revolutie gesloten is, waarbij de czaar zich verbond de Fransche aansprakem op Duitsch gebied aan den lin ker Rijnoever te ondersteunen, verklaarde Ribot 't volgende: De voorstelling van den rijkskanselier be vat een grove onjuistheid en een volstrek ten leugen, n.I. waar Poincaré wordt toege dacht, zonder medeweten van Briand bevel te hebben gegeven het verdrag te onder teekenen. Doumergue verkreeg, ten gevolge van een onderhoud met den Czaar, van Briand mach tiging nota te nemen van de beloften van den Czaar, om de Fransche aanspraken op Elzas-Lotharingen, dat Frankrijk door ge weld is ontrukt, te steunen en Frankrijk d« vrijheid te laten naar waarborgen te streven tegen een nieuwen aanval, niet door an nexatie van gebied aan den linker Rijnoever, maar door dit gebied tot een zelfstandigen staat te verheffen, Frankrijk en België ta beschermen tegen een inval van Duitsche zijde. Ij Wij willen geen gewelddadige annexatie* maar slechts teruggave van hetgeen onf toebehoort. Ij Wat wil de rijkskanselier? Hij tracht ziji^ verlegenheid te verbergen, die hij onder* vindt door het bepalen van het Duitschët oorlogsdoel en van de voorwaarden, waai*' op hij vrede 2011 willen sluiten. Hij tracht vooral de aandacht af te leiden van dö Tot de bitterste ontgoochelingen des le vens behooren de vervulde wenschen. 14 Roman van K a r a m a t i. t Was bijna nacht toen hij te DreikircE uit den trein stapte. Waarom dat ellendig opont houd? Lieve Hemel, hij zou nog den ganschen nacht moeten doorworstelen, voordat hij eenige kans had Elsa te zien. Den volgenden piorgen zou hij naar de kerk kunnen gaan: daar zou ze zeker wezen. Dan in den namid dag op t gebruikelijk Hollandsch visite-uur haar te spreken vragen? Geen denken aan. Om een uur of elf zou 't best gaan, meende hij. Voordat hij zich ter ruste legde, zwierf hij door de stille straten van 't kleine plaatsje {rond. Hij dorst niet naar de kostschool te vra gen en zocht die dus zelf. 't Kostte hem wei- [®ig moeite, dat viel mee. Daar rees het ge- houw tusschen 't donkere geboomte somber ij oor hem op. 't Was lang over tienen en er ifteerschte diepe rust, als trouwens overal in landelijke stadje. De Wschool lag iets lioo- ;»er dan de overbje hniz*\ van Dreikirch, op minuten gaans wellicht van 't laatste 1 ^aar de hoofdstraat eindigde, aan een zacht glooiend opliep. Op 1 ftonden links en r$£hta kleine villa's en optrekjes, des daags allerliefst uit komend tusschen geboomte en kleurige bloem perken. De geel en licht rozerood gepleister de muren en scherp daartegen afgeteekende daken, de torentjes, verandaaljes en uitbouw- seltjes, het klimop, dat hier en daar den gan- schen voorgevel overdekte, hadden dan een speelgoed-achtig aanzien, Irisch en prettig jong voor 't oog. Die moderne gebouwtjes leken dan wuft bij het oude gevaarte, het vroe gere adellijke slot, waar thans Frau Altorf haar geduchten scepter zwaaide, veel ge- duchter wellicht dan het machtje van den obscuren landheer, die er in vroeger tijden zijn deftigheidje mocht gehuisd hebben. Ze maakten dan den indruk van dartele, onbe suisde kinderen, lachend en joelend om een grijsaard, wiens ernstige statigheid en som bere wenkbrauwfrons hun slechts vroolijken spot kon ontlokken. Nu 't nacht was, een maanlooze nacht met slechts een enkele ster glurend achter dikke wolken, kwam de kolos onder de dwergjes nog indrukwekkender uit. De slanke hoektorens wezen spookachtig ten hemel en de groote, roestige windwijzers gier den en krijschten in den nachtwind. Als de grijns van een mummie scheen koud het licht van een kleine groenglazen lantaarn over een deel van de brcedc trap mei de sleenen rustende leeuwen beneden en de kolommen der vestibule boven, een lichtstrook teekenend op de kiczelslcenen der oprijlaan. Overigens was de voorkant van 't gebouw, geheel zicht baar van 't ijzeren hek op een honderdtal schreden daarvoor, een grauw blok met twee rijen donkere vlekjes en een paar daarboven de gesloten vensterblinden als donkere eilandjes in de zee van 't overal woekerend klimop. 't Was vrij koeL Theo haalde den kraag van zijn zomerjas hoog op en tuurde naar het ge heimzinnige slapende slot. Geen spoor van leven ergens je ontdekken... IIu, dat nachtelijk tafereel heeft iets ijzig bangmakends, iets, dat de ziel doet haken naar koesterende moeder lijke bescherming... Toch boeit het in zijn kille eenzaamheid met machtige bekoring Theo's dichteroog, en onwillekeurig blijft hij eenigc oogenblikken er op staren, genietend met zóetweemoedig kunstenaarsgenot. Hij was immers nu meer dan ooit kunstenaar, nu al het zwevende en zoekende, 't naar schoonheid dorstende en schoonheid tooverende zijner ziel zich als 't ware concentreerde in zijn lief de voor Elsa, haar en alles om haar overstel pend met machtige bekoorlijkheid. Ons armen menschenkinderen is trouwens allen in meer dere of mindere mate eigen de wereld te zien en te beoordeelen onder gemoeds- en lichaamsinvloeden. Zien, vinden, beoordeelen en weten zijn in den grond slechts een, hoe ook onze waan moge lachen om 't volk van "West-Java, dat zoo eenvoudig is voor zien en weten in zijne taal een woord te bezigen, en wij wellicht de schouders ophalen, medelij dend neerziend op het Indische: wat is, is niet wat niet is, is. Geen invloed die machtiger liet menschc- lijk gemoed beheerscht dan de liefde, de liefde In al haar vormen, 't verlangen der wereld, dat .alles en allen onbewust door dringt en drijft tcrt vereeniging, de duizcl- kracht die 't heelal bouwt, onderhoudt en vol maakt, de geducblsle en lieflijkste van Gods openbaringen. Zonder die liefde geen leven, geen voortbrenging, geen kunstuiting, en hoe grooter de liefde, des le heiliger de kunst, des tc schooner haar schepping. Daarom schande over hen, die een apostelschap der kunst huichelen, zonder dc liefde te bezitten, 't Zijn valsche priesters zónder wijding en hunne werken zijn des doods. Gelijk een volgeling van Mohammed zich reinigt voordat hij den tempel betreedt en zijn gebed verricht, zoo reinige de kunstenaar zijn hart, voordat hij zich aan den arbeid zet; want die arbeid moet heilig zijn, heiliger dan 't heiligste gebed. Slechts dan vervult Gods liefde het hart zijns uitverkorenen: 't kunstwerk, dat hij schept, zal leven, omdat 't geboren werd uit den schoot Van alle leven, en zijn weg vinden lot de harten der menschen, ze verkwikkend en louterend. En dc kunstenaar zal, met het heerlijke besef der vervulling zijner laak, God danken, dat Ilij hem daartoe waardig achtte... Gansch andere gedachten dan deze hielden den jongen man bezig, die op gemeld laat uur in den omtrek van Frau Altorfs instituut dwaalde. Zijn verbeelding verplaatste hem- in Elsa's kamertje, toen hij, het oude kasteel om wandelend, nog een licht ontwaarde, hoog in een der uitgebouwde hoektorentjes. Dat moet haar eigen vertrekje wezen, denkt hij, waar zo nu nog naarstig zit tc studeeren... 0 zeker. De andere meisjes zijn vermoedelijk al naar bed. Theo betrapt zich op de zelfvraag: „zou ze aan mij denken?", maar verwerpt onmid dellijk die mogelijkheid, op even onlogische wijze als hij de vraag gedaan heeft, met een bitter lachje om zijn eigen naiveteit. Nog een poos drentelt hij rond. De nacht wind is aangewakkerd en blaast in zijn lok ken, een enkel dor blad raakt zijn wangen. Hij drukt den vilten hoed vaster op 't hoofd met een onwillig, kregelig gebaar, duikt dieper in zijn kraag en gaat dan met haastige schre den terug naar 't stadje. Weldra waart zijn donkere gestalte langs de zwijgende straten, waar 't schril geklikklak zijner schoenen onaangenaam terugkljnfct In zijn ooren. Hij haast zich nog meer. Ecnigc öogenblikkctl later stuift hij zijn hotel binnen, den slaperi* gen portier voorbij. „Votre bougie, Monsieur!" bromt deze, al| de zenuwachtige laatkomer al op de trap is* Boven gekomen, steekt Theo dc lamp aan,1 smijt zijn hoed op dc canapce, en zet zicH met zijn overjas aan, aan de tafel. Het hoofd op de linkerhand steunend woelt hij in zijn' haren, blijft zoo een wijl zitten, springt daij op, en grijpt naar papier en inkt op de kleind tafel in den hoek. Dan, met strak vertrokken gezicht, de wenkbrauwen hoog op cu de oogen starend, als trachtten zc oen vastpunt in d* verte tc bereiken, begint hij een brief aaa zijn moeder; maar hij brengt het niet verdelg dan „Lieve Moeder.': Als in een droom bad hij zich gedrongen gevoeld haar tc schrijven., met een flauw besef van zijn schuld, zijn onbe-«\ suisd vertrek zonder haar iets tc zeggen en 't allerergste de woordbreuk, die hij thatH ging plegen in weerwil zijner plechtige be** loften... Moest hij haar nu ronduit gaan ver^ klaren, dat zijn voornemen daartoe onhcr*, roepclijk was, dat hij morgen van plan waf1 te doen wat zijn moeder ongelukkig zon, maken Elsa zijn liefde openbaren? Dati zou te sluitend zijn. Hij wilde er niet aait denken. Neen, hij kan niet bedaardweg gaaui^ vertellen, dat hij zoo handelen wil... Maar dart niet schrijven, en toch daartoe overgaan, wiH lens en wetens? Een oogenblik ziet hij zijn tod# 'stand duidelijk in.*' 7 r Tssroritt *srrol«W

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 1