Qoof dc |Jeü§d» Quldenh^rtje. Waar het Bngelsch van Frances B'ownt. Vertaald door C. H. V«Ie jaren geleden leefde cr een meisje, dat Giddenhaftje heette. Eigtnlijk heette zij eerst tnders, doch omdat haar ouders al spoedig bemerkten welk ren gouden hartje hun kiud bezat, noemden zij haar altijd zoo en weldra .wist niemand beter, of zij heette werkelijk Gulden hartje. Haar ouders waren gestorven, toen zij nog heel jong was en zij hadden het j kind toevertrouwd aan de zorgen van haar oom. den rijksten boer nit bef gehecle land. Hij had een rijke vrouw en twee blonde doch ters, huizen en landerijen, veel vee en een heelen stoet meiden en knechts, t Daar er veel arme boeren in de buurt woonden, keken deze vol ontzag op naar de rijke familie, welke zich zelf zeer voornaam vond. De boer eii de boerin waren zoo trotsch eigen zolder, omdai de stal koud en vochtig was. De hond bleef rustig op een bos slroo in. den hioek liggen en Guldenhartje sliep vast. maar de meiden vroegen eiken morgen: „Wat was dat toch voor helder licht cn ge praat gisteravond op den hooizolder?" „Er was geen ander licht dan de mane schijn cn ik heb geen gepraat gehoord," ant woordde Guldenhartje. Zij dacht, dat de ande ren gedroomd hadden. Doch eiken nacht, als er iemand wakker werd, zagen zij helder licht op den hooizol der en hoorden zij fijne stemmen. De oude vrouw stampte op den grond en derlir daar hoorde Guldenhartje in de verte muziek hekjr- en zag zij licht. Er kwam een groot gezel- haar schap, schitterend van goud cn juweelen aan- j rag. int als z ij kwam, gebeurde cr altijd j er toe on rijden in open Voclsen. welke door sneeitw- iets bijzonders, iets waar je nu 's heelemaa! jn ,|e ver witte schimmels setrokken werden. De mooi- niet op had gej-ekend. Evenals alle ontevreden I veel m, I "1 dametje hel donkergroen geverlde te slooien i„ Roodkopje kende haar wel. 't was I alstublieft stilstaan; hier wil "ik wo'nen" OS Mlsserte oogenbük had haar 'oh"; müe ontbroken en als ze dan daarop wee it vcrte tfeluurd bad, waar het toch alle ontevreden j veel mooier no| ste koels was echter leeg De oude vrouw nam kinderen verveelde Roodkopje zich dikwijls- t-n «w» 45^ beloofde tc zijn, wal ï-v.v^v^ i,„jJ sione - gezegd henbeide keek haar petemoei haai Gnldenhartjer bij de band, stapte er in en in afwisseling kwam haar dus nooit te onpas. hebben gezegd liel volgend oogenblïk sprong de hond in de „Ik weet wat je denkt." zei het wonderlijke. Tusschenbeid maar blij geweest nog niets tl koets De trotscbe nichten in hun fraaie kleedq waren nu ook aan de deur verschenen. Doch niemand keek naar hen óm Zoodra de oude Half uit angst, half uit gemakzucht stond vrouw en dc hond in de koets waren, gebenr- niemand echter op om te zien, wat er eigen- de er iets heel wonderlijks, want de leeiijke lijk aan de hand was. totdat eindelijk legen dat de nachten het langst waren het bin nenmeisje, dat hel meest bij haar meesteres in de gunst stond, opstond toen allen nog slie pen en door het sleutelgat van den hooizolder gluurde. oude vrouw veranderde eensklaps in een schoone, jonge Prinses met lange, blonde krul- oude dametje, nog voordat Roodkopje den tijd had gehad haar goedenmorgen te zeggen; „je' denkt bij jezcll', dat 'l ginds veel mooier en prettiger wonen is dan hier." Roodkopje glimlachte even, want dat was juist wat zij had zitten bedenken. „Hoe zou je vinfen, als ik je vandaag eens J meenam om het aller-allerprcttigste woon- Ien en in een.gewaad van zijde en goud; de plaatsje uit tc zoeken?" vroeg haar peet Teelijke hond naast haar was een jonge Prins „Dat meent u toch niet" echt? Roodkopje's met kastanje bruin haar en gekleed in een 1 ongen werden van verwondering zoo groot, purperen pak met zilver versierd. ."Wij zijn," zeiden zij, terwijl de koetsen en Guldenhartje in haar bed slapen, terwijl i we£Jcdcn* - een Prins en een Prinses uit geven om een plekje uit te zoeken, waar jij begeerlijker toe dc maan naar binnrn scheen Plotseling werd Feeënland cn wij hadden een weddenschap j graag met vader en moeder wilt wonen. Zij zag den hond rustig in een hoek liggen f zoo groot „Ja zeker we zullen er den dag geheel aan onderzoekend' van ter zijde aan. Zou 't kind nu nóg niet inzien, hoe dwaas haar verlam gen eigenlijk uas7 Waar toch zon Roodkopj* t wezenlijk geheel naar haar zin kunnen vin* den? Och, al reden de witte ezels haar ia plaats van één dag honderd dagen, ja, zelfs honderd jaren rond. hel wijze] oude dametje wist t wel tot een keus zou 't domme, ontevreden Roodkopje Inch j.icl komen, want wat haar in de verte mooi ha<j toegeschenen, viel haar. van dichtbij gezien, tegen en in ieder geval geleek dót, wat nog in hef verschiet lag, baar toch nog weer veej alles echter hel verlicht en hoorde zij s'em- I aangcgaan, of er nog goede mcnschen waren j maar, luister nu eerst eens goed: meer dan als maar zijn kon en dc dochters vonden 1 men in dc verte. Het raam ging open en een of nie! Dc ren zeï 'jV cn ander -nee-'" één dag kan ik er niet mee verspillen - je zich zelf dc mooiste meisjes der wereld. Zij heel leger kleine mannetjes in goud en pur-vprWpn*p: Hp p-5nc J keken met minachting op hun omgeving neer. En al behoorde GnMcnhnrlje ook tot hun naaste familie, t kind was arm en werd daar- fSlot volgt om heel onvriendelijk door hen behandeld. Haar oom wilde haar niet als een lid der familie erkennen, haar nichten wilden niet met haar praten en haar rante lielMiaar in den koeslal werken en op den hooizolder •lapen per gekleed, stapte naar binnen. Ieder droeg j rooel^ dus^het feest en de geschenken^betalen- een toorts, zoodat dc zolder hel verlicht was. I En ik heb het verloren, zei de Prins. „Ik j moet dus vópr vanavond tot een kens komen en als je dan eenmaal woont, waar jo Zij naderden den hond vol eerbied en de rijkst gcklecde oi^er hen zei: „Koninklijke Hoogheid, wij hebben alles vor het feest in gereedheid gebracht. Wat wil Uwe Hoogheid, dal wij nu zullen doen?" ..Gij hebt goed gehandeld," antwoordde da hond .Zorg dat alles in de puntjes is, want De meid.-,, en de knechts waren ook al niet de ,.rioses r„ ik hr,nScn gast mee dj<. vriendelijk legen haar en het arme Gulden- hartje moest van alien verreweg het hardst werken. Den gchcelen dag sjouwde zij met zwa en I nog n.noil een feest in onze zalen bijwoonde.' „M'ij zullen dë bevolen van Uwe Hoogheid c I stipt opvolgen." zei het kleine mannetje met Guldenhartje had nog nooit iets dergelijks mConf eraag te willen wonen mag je ook nooit gehoord Sommige der meiden en knechts van j meer ontevreden en pruttelig zijn ..Mag ik alles uitkiezen, 'f huis, den tuin en alles? vroeg Roodkopje nog voorzichtig. „Alles," zei haar petemoei, „maar weet je, wc gaan niet op weg. voordat je me dót be loofd, hebt; nu?" „O. dat wil ik wel beloven 1" riep Rood kopje vroolijk uit. Natuurlijk zal ik dan nooit den boer, die hen nakeken zeiden, dat zij door de weiden waren gegaan, maar niemand heeft ooit hun spoor kunnen vinden. Guldenhartje ging met het hooge gezelschap naar een land, zóó mooi. als zij nog nooit ge zien had overal groeiden de heerlijkste bloemen. Zij namen h3ar mee naar het Paleis, ware emmer „nurd, het tinnen vaatwerk buiging. Daarna verdwenen hij en de mKcle« i veegde den vloer anu, dorh eiken nacht „deren weer door het raam Langzamerhand Tcen hct f<,csl atfiel°°Pen was. Kawa dc -ar hooizoh,, r zoo heerlijk als hoor(lc men m„zi,.k in ,|c vcr|e Hc| raanl Prins en de Prinses haar zooveel goud en ju- paleis niet beter gekund zou wccr open en er kwam cen menigte kleine dametjes binnen, die allen in fluweel waar het zeven dagen aan één stuk feest was. I r„,lcvreden zijn en meenen. dat in de verle Zij droeg japonnen van prachtig fluweel en zijde en sliep in een vertrek, dat met ivoor was ingelegd. zij dit in een hebben Het mooie, groole huis van baar oom stond tit t n gekleed waren cn een kristallen lamp in de te midden van groeue weiden aan den oever hand droegen «ener rivirr Dc voorgevel was met wilden: Zii ginge°n ook naar de„ hond e„ dt..eea wingerd begroeid. 1 waren twee pronkka- dil, „et mooist ,eWeed was, „Koninklijke ,0°' de r,ikf" lwf'° kenkens voor d' Hoogheid, wij hebben voor de gordijnen en armen en dit vonden de huren heel voornaam. Toen de oogst binnen was werden allen pp het oogstfeest uilgeiioodigd. tapijten gezorgd. Wat wil Uwe Hoogheid, dat wij nu zullen doen?" „Gij hebt goed -gehandeld," antwoordde de weclen,' dat zij alles niet dragen kon. Doch ze lieten haar naar huis rijden in een koets, die roet zes schimmels bespannen was. Dc boer en de boerin hadden al gedacht, dal Guldcnhartjc nooit meer terug kwam toen o[ (e 2curcn maar je dad(,lijk klaar le zU Plotseling paardengetrapïHil hoorden \oór n)aken Feeén zijn „ew00nIijk «„rKarend en .1 I. ni. lovtrt I. i O I fi hor ^lll 1 II M O l'nofl I' ll'O I tl beter is; dan heb ik immers juist 't beste al uitgekozen!" „Jn, ja. als je daar maar goed aan denkt," sprak het wonderlijke, oude dametje, dat zoo op 't oog niets van een fee had, maar ze was er tóch een en dit wist Roodkopje wel. Daar om vroeg ze nu ook nipt ongeloovig: „maar hoe kan dol?" Ms een fee zoo'n plannetje maak! is het maar 't beste niet veel na le vra- de achterdeur hield het stil. Iedereen kwam kijken en werd als verblind door den glans van het goud en de juweelen. De feeënkoets reed weer weg en is nooit dit oude damelje was 't in hooge mate. „Komaan," zei ze, „dan gaan \*e maar direct' Zeg vader cn moeder vlug goedendag; zij weten er a! van." In een wip was Roodkopje op de been cn De gas.cn vers. henen in hui, Zondag,che ho'Q7 ..Zorg^ ^Tinde po^esT™.teruggekomen. Maar Guld.nharlje be- maniler t,i aT' d« Prinses en ik brengen een gas, mee. die -»«' m"J te boe',ien en te plassen noch wo„ hnis ,00pen on ei-en enl" 1 - 1 13 en nog nooit een feest in onze zalen bijwoonde." op dcn hoaiz(,ld<!r ,e slapen. Zit was nu een dj( ook welen." riep haar op geen enkel .-est ooi, gezien. In de pronk- ,Yn d. hcveT.n v.» ft.. Ttoo.heid voorname dame geworden, zelfs in de oagen kaïr.ers en de kenkens ging het vroolijk loe, toen er plotseling een arme, oude vrouw aan „Wij zullen de bevelen van Uwe Hoogheid stipt opvolgen," zei het kleine dametje met geworden, harer trotsche nichten. arh,Crd°l" f""'8 brn°d !r-b^lorZarVaeamWenen i en een slaapplaats vroeg Haar klceren wa ren oud en vn sleten ha;n haar was dun en j grijs, haar ru_ üc! u en zij had geen tand mee.- io der n, Z;j kr>srhcel. d een horrelvoet én :nme vingers. In één woord: het was dc U-vlijkste en armste vrouw, die er ooit was komen bedelen. De eerste, die haar zag. v is één der mei den cn deze zei barseh, dat zij zich uit de voe- ten io.es, m iken. Dc tweede was een her- ^5°^ ren weer door het raam. De hond strekte zich uit op hel stroo, het meisje keerde zich om in haar slaap en de j maan scheen door hel venster. Het binnen-1 meisje was zóó verbaasd en wilde alles zóó i gaarne aan haar meesteres vertellen, dat zij dien nacht geen oog meer dicht deed en vroeg opstond. Doch de boerin noemde haar een zottin om zulke dwaze droomen te hebben Roodkopje. Sprookje door ftermann* dersjongen die haai- met een been gooide. Guldenhartjr, die het leven gehoord had, j ander durfde vertellen. Toch meende de tante van Guldenhartje, stond van haar plaatsje aan het ondereind |dat,c'f wel eens eenige waarheid in het ver-- I haal kon schuilen. Daarom stond zij den vol- I genden nacht,- toen alles in huis stil was. op j en keek door het sleutelgat van den hno^ ol- I der. Daar zag zij precies hetzelfde wat het der tafel op. ging naai" de oude vrouw toe en vroeg, of zij haar deel wilde opeten cn dien nacht in haar bed op deu hooizolder wilde slapen. Dc oude vrouw nam zonder cn woord te "f* haar verteld had: de Me,ne mannetjes zeggen plaats. Iedereen lachte Guldenhartjc I ,rae'dV00?M e° d„ ua uit. die zoo don-, was haar eten en haar bed kzurtallen lampen De zelfde zmnen werden aan een bedelares af te staan. Toen haar Irot- I"cr «ewzsseld. alleen zei de hond nog tegen sche nichten er van hoorden, zeiden zij. .dat het mannetje: „Zet de geschenken Maar, en het net iets was voor zoo'n dwaas schepsel, 'e"en dametje: „Leg de juweelen gereed, dorh Guldenhar tje deed alsof zij het niet hoor- Toe" aDen verdwenen waren, strekte de hond dc Zii maakte het vaatwerk dien avond rich nl' op kcl str°°- kcerd<! het I schoon en sliep op een zak tusschen aUerlei I om haar sIaaP cn srheen de m3sn do0r bet Herfstliedje. Zeg lieve zomer, is het waar. Moet jij weer van ons weg? Necra^jij de vogeltjes ook mee Uit struik en boom en heg? Ga jij naar 'l verre zuiderland. Maak je daar mcnschen blij? Wat laat je hier bij ons dan wel, Zeg. wat blijft cr voor mij? Je bloemetjes, je mooi geel graau. Je zoete zonneschijn, 't Gaat alles naar een ander laud, "Waf zal 't hier eenzaam zijn.' Dan komt de koude noordo.wind En blaast de boomen kaal. Dan ziet de lucht niet mooi diep-blauw. Maar Ieelijk grijs en vaal. Maar neen, daar dacht ik heel*niet aan, Hoe dom, dat ik 't vergeel, Straks is de winter weer voorbij, Js 't lente eer ik 't weet. Truus Salomons. Hoe moeten we den neus snuiten 1 Oorspronkelijk reinigde men zijn neus door gebruik van zijn vingers alleen. Wie thans slechts aan de meest eenvoudige eischen der wellevendheid wil voldoen, ge bruikt een zakdoek. Maar zelfs als men zoo beschaafd is om een zakdoek te gebruiken, kunnen de in zichten, die men heeft over plichtplegingen jegens andere menschen, verschillen. Men kan n neus zoo weinig opvallend moge lijk snuiten of daarbij een geraas maken, waardoor het voortzetten van een iir de na bijheid gevoerd gesprek tijdelijk onmoge lijk wordt. Deze laatste methode wordt nog al eens gevolgd, getuige het aantal neus- fanfare-blazers, die snen overal treft; zoo wel op straat, in spoor en tram als op sym- phonie-concerten kan men ze hoeren. Die weinig elegante muziek is niet alleen rommel, terwijl de oude vrouw in haar warme bed uitrustte. Den volgenden morgen, nog venster. De rijke boerin dee#d dien nacht geen oog vóór hel meisje ontwaakte, was zij verdwenen meer dicht Zij -vertelde baar wedervaren zonder iemand poeden morsen Seze*d of bc- ,s "OWas aan haar man, doch deze lachte haar uit. De dag ging gewoon voorbij. Maar 's nachts dankt te hebben. Dien gebeelen^ dag waren de meiden en knechts half ziek van humeur ook. Tegen den avond klopte er nie- mand anders nnp. de achterdeur dan de oude j 17311 ^en hooizolder. Daar zag en hoorde vrouw van den vor,een avond, die opnieuw hiï P«cies hetzelfde wat de be,de «-ste om een stukje brood cn een slaapplaats vroeg, j aacbten gebeurd was. Ditmaal voeg e e Nirmnn/l naar Kaai- nl' crhnnf Knar I "Olld er nog aan toe. het feest en uit hun hij er toch het zijne eens van hebben, donken had: Roodkopje. Jullie hebt toch. Vei avond klople cr nie- ston<i das op en Sbiurde door het sleutel- hoop ikt niel verstaan, dat ze Roodkapje dendag. Haar gezichtje stond nu werkelijk Niemand luisterde naar haar of schoof haar een brokje toe, totdat Guldenhartje weer van haar plaats opstond cn de oude vrouw vrien delijk vroeg, of zij haar boterham wilde op eten en in haar bed wilde slapen. "Weer ging de oude vrouw zitten zonder een woord te zeggen en Guldcnhartje maakte hel vaatwerk schoon en sliep op haar zak. Den volgenden morgen was het vrouwtje weer verdwenen, maar nog zes avonden achtereen, telkens als de meiden en de knechts om de tafel zaten om hun avondboterham te eten, verscheen hel oude vrouwtje aan de achter deur en vroeg het meisje haar hetzelfde als ■den eersten avond. De tante van Goïdenharlje zei, dat zij wel maken zou dat het kind genoeg kreeg van „Kom de Prinses en mij morgen met de galakoetsen halen." Het kleine mannetje en het kleine dametje antwoordden: leuk bij haar bruin, verbrand gezichtje en groote, donkere oogen. „"Wij zullen de bevelen van Uwe Hoog- Roodkopje zag er wel aardig uit, maar blauwe, ginds in de verte, tegemoet, heid stipt opvolgen." Daarop bogen zij en ver- njet liel Dat zóu alleen 't geval zijn geweest: Roodkopje zat rechtop naast haar peet en dwenen weer door het raam. De hond strekte ajs baar gezichtje tevreden en vroolijk gestaan keek opmerkzaam naar alle kanten rond. Ja. zich uit op het slroo, het meisje keerde zich had. - j ze moest haar oogen wèl goed den kost geven. petemoei en greep haar nog juist bij haar schortje, .waar wij voorbij zullen gegaan zijn, komen wij niet meer terug -- we kunnen den j weg maar éénmaal afleggen. Je moet dus niet le gauw kiezen, maar evenmin te lang zeu ren of dralen. V o o r b ij is voor a 11 ij d v o o r b ij. En als je eenmaal je keus gedaan hebl. is er ook niets meer aan te veranderen. Begrijp je dat wel?" „Ja." antwoordde Roodkopje. ..dat begrijp ik wel en ik vind 'l ook heel goed." Toen huppelde-ze naar binnen, zei vader en moeder goedendag en bracht baar sikje in de bleek lot afscheid cen handvol lekkere klaver. RoodJippje had geen blik voor de mooie, roode rozen aan den achtergevel, noch voor den aardigeh, ouderwetscben tuin, waar zon nebloemen en stokrozen op lange, stijve rijen langs de groentebedden stonden. Ook bleef ze zelfs niet even stilstaan om naar 'l gebabbel van 't beekje te luisteren, dat regelrecht uit j onwelvoegeiijk,. maar ze is gevaarlijk te« vens. Ons gehoororgaan staat door een buis, de z.g. Eustachische buis, in verbin ding met de keelholte. Snuit men nu den Vrcolijk sprong ze aan de hand van haar I neus door de beide neUsvleugels zoo vasl petemoei het hekje uit. Op den groolen weg i mogemk tegen het tusschenschot san te stond h,t wapent ie mot de twee vlu-e. witte terwk]l de mond gesloten is ert men zeer krachtig uitademt, dan wordt de lucht met geweld door de Eustachische bui zen naar de ooren geperst. Hierdoor worden de gehoor-organen aan eèn schadelijk hoo- gen druk blootgesteld. Vooral bij verkoud heid kunnen dan tal van bacteriën, slijm- deeltjes enz. in de Eustachische buis ko- mc:,, waardoor deze, wellicht hel oor zelf, onts: hen worden kan. Een verstopte .buis var. Èustachius is reeds voldoende om hard- hoorend te ziiru Snuit dus nooit beide neusgaten tegelijk, j houdt slechts één voor één dicht f Doet ge het niet voor u zelf, doet het dan voor uw omgeving. Of omgekeerd. Gebruik tevens voor het snuiten van het rechter-neusgat de linkerhand en voor het linker-neusgat de recht:r' -md. t bosch frischhcid en koelte kwam aanbren gen. Zij kas tc zeer vervuld van al 't mooie en nieuwe, dat ze ginds, in de verte, zou zien! stond h. wagentje met dc twee vlugge, witte ezels al te wachten. Die ezels konden draven, 1 neen maarals jé gauw ergens won we- Roodkopje was een klein domkopje: ze zen. kon je jc geen beter span wenschen! meende itijd dat 'l geen ze niet had veel! Roodkopje vond een toertje in den ezelwa- mooier was dan wal ze wèl had. Daardoor i gen niet 't minst prettige van petemoei's be was Roodkopje vaak ontevreden. Dan trok ze zoeken; dat kan je je zeker wel voorstellen? een pruilend gezichtje n schudde de rcod- En na zou ze er zoo'n groote reis mee mogen bruine krulletjes, waaraan ze haar naam te doen! Verheugd wuifde ze vader eu moeder goe- heelte, met ceu a? Neen. Roodkopje moetveel tevredener. 't wezen 1 Een kapje droeg ze nooit van haar „I-Iè," dachten vader en moeder, ,.als Rood- leven en een hoed alleen 's Zondags; verder kopje nu toch eens voor goed afstand wou deed ze 't maar met haar krulletjes af die j dnen van die Ieeliike ontevredenheid" en ze beschermden haar tegen de zon, zoo goed als j waren heel blij, dat haar verstandige peet er tegen den regen en den wind en stonden wat zich nu eens mee ging bemoeien. - - - - -1 Onvermoeid draafden de witte ezels over den weg, steeds meer en meer 't wazige, Dc vader en de moeder van Roodkopje had- Want, wat petemoei gezegd had, was maar I den er veel verdriet van; ze wilden hun kindje njet een grapje geweest! Van grappenmaken al evenmin meer inslapen als IOo graag anders, hebben, maar konden er bield het wonderlijke, oude dametje niet, dat bet meisje. Hij had zijn gfoot- J niets aan verhelpen, want Roodkopje was erg J Roodkopje al te goed. t W as wel echt om in haar slaap en de maan scheen door het venster. De boer kon zijn vrouw en het vader wel eens hooren zeggen, dat er door de weilanden een pad liep, dat naar het land der feeën voerde en dat de maaiers dit volkje 's morgens in alle vroegte wel eens naar huis ft*-""'-* 1a,l :u J J r bedelaressen. Haar nichten plaagden haar 1 hadnen zien gaan. me! wat zij noemden „de schoone bezoekster." 1 lemand bad daar in Jaren meer van ge- Soms zei de oude vrouw: „Kind, waarom zorg h°°rd, maar den boer kwam de geschiedenis je niet. dat het bed zachter is? En waarom °P den hooizolder toch vreemd voor en de zijn de lakens zoo dun?" Maar zij zei nooit één woord van dank tegen haar noch wensch- te haar goeden morgen. Eindelijk op een avond, toen Guldenhartje al 'heelemaal gewend was op den zak te slapen, werd er weer aan de deur geklopt, en daar stond het oude vrouwtje met een leelijken grij zen hond. die er zóó oud en suf uitzag, dat geen herdersjongen hem zou willen hebben. „Goeie 11 avond, kleine meid!" zei zij, toen Guldenhartje de deur open deed. „Van avond wil ik je boterham en je bed niet heb ben Ik ga een lange reis ondernemen om een .vriendin te bezoeken. Maar hier is mijn hond, di^i> niemand voor mij wil huisvesten. Hij is wél wat brommig en niet mooi, maar ik laat hem toch onder je hoede tot den kortsten dag van 't jaar. Dan zullen wij samen afrekenen." Toen de oude vrouw dit gezegd had, maak te zij zich zóó haastig uit de voeten, dat Gul den hartje haar onmiddellijk uit het oog ver- tloor. De leeiijke hond begon tegen haai- op te •pringen. maar fegen ieder ander gromde hij. De meiden en de knechts zeiden, dat hij een gehande was voor het huis. De nichten wilden hem verdrinken en slechts na veel moeite kreeg Guldenhartje toestemming hem in een ouden, vervallen stal onder te brengen, Lrelijk en brommig als de hond was, hecht te het dier zich toch aan haar. Het kind gaf hem een deel van haar maaltijden, en toen het btgW to Jimtp, «ij hsm mee nap$ haaf hond scheen hem een persoon van gewicht te zijn. Het meest verwonderde hem echter wat de feeën in zijn huis zochten en na er eens goed over nagedacht te hebben, kwam hij tot de overtuiging, dat het zeker één van zijn dochters was._ die zulke fraaie kleeren droe gen en zoo mooi waren. Daarom bracht de rijke boer den volgenden morgen zelf een lekkere karbonade naar den hond op den hooizolder. Het dier at er echter geen stukje van. „Feeën zijn eigenaardige wezens," dacht de boer. Hij verzocht zijn beide dochters zich in haar allermooiste kleeren te steken, want hij wist niet, wie de voorkeur genoot. Toen de nichten van Guldenhartje dit hoorden, trok ken zij hun mooiste kleeren aan en liepen den geheelen dag als pauwinnen door huis. Toen 't avond werd en er nog niemand ge komen was, waren zij Ieelijk uit hun humeur. Doch juist toen men aan tafel ging zitten om het avondeten te gebruiken, begon de leeiijke hond te blaffen en klopte de oude vrouw aan de achterdeur. Gcldenhartje deed open en wilde al3 ge woonlijk haar boterham en haar bed afstaan, toen de oude vrouw zei: „Vandaag is het de kortste dag van het jaar en ga ik naar huis, waar een feest aangericht wordt. Ik zie. dat je mijn hond goed verzorgd hebl cn als je nu met mi) mee wilt gaan, zul je beloond wor- den;'» eigenzinnig bovendien, meenens geweest: wat voorbij was zon voor- Ter voorkoming van koude voeten. In de Medizinische Klinik No. 8, 1917, behandelt Ph. Kubn dit onderwerp, dat ini de meeste leerboeken zeer verwaarloosd is. Er was nog iemand, die veel belang iu Rood- bij blijven en wat eenmaal gekozen werd, daar- Koud-err voeten zijn, hoewel niet gevaarlijk', kopje stelde: baar peet, en die peet was een aan zou niet meer te tornen zijn. fee! 1 In minder dan geen tijd hadden de witte Feeën zijn er altijd op uit je zoo ongemerkt ezeis baar ai Ver weg gevoerd en zou ze t 1 nm7ATi I «AA/li» r ivz n n Tl 1 lét hfl P1 Tld I huisje met de roode rozen naast het weil nd De peet nu ran Roodkopje was cen heel v0] marj?rielen. als ze er naar om had 2cke- ken, nog slechts als een stip heel, heel in de verte hebben gezien. Maar Roodkopje keek niet om; ze moest im mers vooruit zien en dat deed ze dan ook uit al haar macht. Ze had op haar tocht reeds heel wat mooie plekjes ontdekt en dikwijls was ze al op 't punt geweest haar peet aan te stoolen en te l oepen: „hier. hier wil ik wonen," maar, keek zij dan den weg weer al. dan leek het haar ginds in de verte toch nog veel mooier en pret tiger toe en was ze dus blij, dat ze petemoei nog niet had aangestooten en de ezels maar wat te leeren o! te wijzen. De peet nu van Roodk wijze fee. Zij had al lang met verdriet be speurd hoe ontevreden en eigenzmnig haar petekindje was. 't Werd hoog tijd, cat Rood kopje 't verkeerde en dwaze hiervan ook eens ging inzien, vond zc en toen dc gelegenheid haar gunstig geleek, kwam ze daartoe een handje helpen. Op zekeren dag zat Roodkopje op de stoep voor de deur. Ze staarde in de verte, waar 't wazig blauw zag en dacht, dat het daér toch veel mooier en prettiger moest zijn dan hier. 't Huisje, waar Roodkopje woonde, was van beneden tot boven begroeid met roode ro- j steeds verder draafden, zen ja, zij kropen zelfs bij 't rieten dak op 't Werd middag. Nu was Roodkopje al mij- en zonden jonge, frissche loten naar omlaag ien TCr van huis. Ze was door- groote steden gereden met huizen als paleizen, door wel varende dorpen, waar 't eene prachtige bui ten op het andere volgde, door kleine, lande lijke plaatsjes met ouderwetsche, deftige hee- renhuizingen, door gehuchten, waar een trotsch kasteel met slotgracht en ophaalbrug je in vroeger eeuwen verplaatste, door afge legen, stille heideslreken, die door hun een voud zooveel bekoorlijks hadden, door sta tige lanen, over landwegen, waar boomgaard aan boomgaard grensde, door bloeiende, lachende dreven met welvarende boerderijen, door bosschen.— o, een rijke ai wisseling van tafcreelen had zich voor Roodkopje's oogen ontrold. En nog had zij niet tot een aan den anderen kant, die op hun beurt weer knoppen en bloemen gave, zoodat ook de t.-h- terzijde van 't huisje een en al roos was. Op zij strekte zich een weiland uit, dat vol groote margrieten stond je weet wel van die mooie, witte bloemen met gouden harten die zich op lange stelen door het koeltje lie ten wiegen lusscben de grashalmen. Vreem delingen, die er voorbij kwamen, zeiden al- lijd: „wat ligt dat huisje daar aardig; kijk toch eens, wat een overvloed van mooie bloe men! Wat moet Tt prettig zijn dóór Ie wonen!" Roodkopje zag evenwel niets van dat mooie cn prettige, want z ij keeek steeds naar dc verte. we.»-. ""ft»-" nv Dieu achtend dan, dal ze weer zoo voor zich j keus kunnen komen. Al was zc zeker wei uil JSt Is ilsisn op de sto.ep, kwam een won- honderd keer yan plan geweest haar peet aan een vervelend lijden, dat vooral in de loop» graven veelvuldig optreedt, (en het bevie» zings-gangraen bevordert). Een vochtige bo dem, natte schoenen en kousen bevorderen deze kwaal zeer, even ais te nauwe schoe nen. Ruime wijde laarzen (geen veter-schoe nen), met een zooltje van vilt ot papier, gaan koude voeten tegen, de beenwindsels zijn sterk al te keuren. Wollen kousen zijn hel meest aan te bevelen; er dient op gelet te worden, dat deze niet te dik ziin in verhoui ding met de tusschenruimte van voet erf schoen; meerdere paren kousen werken eer* der nadeelig dan voordeelig- Invetten vad voeten en schoenen is een eenvoudige, doch practische wenk. Schrijver zag zeer goedé resultaten van gelijmd pak- en courantpapi- als inleg zooltje, (behalve bij menschen mei zweevoeten, die ongelijmd papier prettige! vinden). Hij wijst er terecht op, dat de schoolt artsen dit vooral kunnen toepassen bij kin deren met „angeborenem Kattfusz dan' Kübn hiermede echter zijn ervaringen bij dé soldaten toepast op andere categonën sal patiënten, had volledigheidshalve zeker me" mogen worden vergeten te wijzen op het fe'fl daf het klagen over koude voeten bij ou<>« menschen vaak het begin is van een ar riosclerose, en dat hardnekkige koude voq ten bii een patiënt een ernstige waarsc.w wing voor den medicus moet zijn, te den aan een chronische schrompeluier of bÊ<eS" (Vm MedicontfhW.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 2