Qoct3 <k Heügd.
Kleine Tante Dora.
Naar Hef Engelsch van JennieChappelL
Vrij bewerkt floor C II.
HOOFDSTUK T.
Een verrassing.
Hel was nog vroeg in den morgen, een
Heerlijken, zonnigen morgen in Juni cn Dora
.werd zoo v rooi ijk wakker als een vogeltje in
de vrije natuur.
Er "W&i niets bijzonders gebeurd, waardoor
zoo blij was, maar is hcL niet heerlijk, ge
tond wakker tc worden op een roooicii zomer
morgen eri de gouden zonnestralen in de ka
mer en den tuin te zien spelen? Drie kelken
van de convolvulus onder haar raam waren
opengegaan sedert den vorigen dag één
rose, één gestreepte en één sneeuwwitte. Zij
rag haar broer Evert al lusschen de bcsscn-
s-i; uiken i den tuin bezig en hoorde de vogels
lustig zingen.
Neuriënd kleedde Dora zich aan, zich
haastend om mét het mooie weer builen tc
komen- Zij was negen jaar en dc jongste uil
een groet gezin, waarvan Evert, de oudste,
'drie-cn-twintig jaar met haar scheelde. Haar
qpders waren beiden gestorven, toen zij nog
maar één jaar oud was. Van de zeven zusiers
en broers, Fusschcn. Everè en haar in, waren
er vier gestorven, twee vertoefden buitens
lands en één woonde bij een ver familielid
In als hulp in de huishouding. Kleine Dora
v.as vijftien jaar jonger dan de jongste van
hen, die nog in leven waren, want vóór haar
geboorte waren do 'vier jongste kinderen ge
storven.
Zoo kwam het, dat toen haar beide ouders
zoo kort na elkaar overleden waren. Evert en
zijn jonge vrouw. Mary, hel kleine weesje als
hun dochtertje bij zich in huis namen. Zelf
hadden zij geen kinderen.
Beiden hadden hel kleine Dotje, zooals zij
h;iar noemden, innig lief- Zij sukkelde veel als
klein kind en wanneer Mary moe werd, nam
Evert het teerc ding van zijn vrouw over en
liep met haar op cn neer. Hij was dol op haar
en zijn buitengewoon geduld en kalmte brach
ten haar altijd tot rust. Ilaar liefde voor „groo-
len broei Evert" grensde aan vereering- Hij
had gezeg<l: „Zoolang ik leef, zal het kleine
ding haar vader niet missen." En dit deed zij
inderdaad niet.
Evert was juist uil den tuin in de eetkamer
gekomen, toen Dora binnentrad. Hij stond
vóór den haard met zijn handen op den rug,
alsof hij op haar wachtte; en nooit was zijn ge
richt vriendelijker dan wanneer zijn zusje
haar armen om zijn hals sloeg en hem goe
den morgen kuste.
.Wc moeten vandaag zonder Mary ontbij-
1c:)." zei hij. „Zij blijft boven.''
Hij zag er echter heelemaal niet bezorgd
uit.
Zij heelt toch geen hoofdpijn?" vroeg Dora.
Nee; ze zal wel gauw weer beter zijn.*' En
hij glimlachte heel gelukkig.
Dora begreep hel niet goed.
Zal ik haar even goedendag gaan zeggen,
voor ik naar school ga?' vroeg zij weer.
i Is misschien beter van niet," antwoordde
Evert; „zij mocht eens slapen. Zij zei, dat je
vandaag heel lief moest zijn en dat Mina je
boterhammen mee zal geven om op school
over tc blijven."
„Best," zei Dora, terwijl zij haar ei pelde.
„Ik vind het wel prettig over te blijven. Juf
frouw' Davison laat ons allerlei aardige spel
letje» in den tuin doen, als liet mooi weer is."
Ja, dat is prettig. En misschien wacht je
vanmiddag een verrassing."
..Wat dan?" vroeg Dora tusschen twee hup
pen van haar boterham in.
..Dat blijft nog een geheim 1" antwoordde
Evert gewichtig. Wat deed hij toch vreemd
vanmorgen!
Op dal oogenblik hoorde zij een vreemde
vrouwenstem in de keuken.
„Wie is dat?" vroeg Dora met verbaasde
oogen.
„Juffrouw Hopkins. Zij komt ons wat hel
pen."
Wanneer is zij gekomen?"
„Vanmorgen, heel vroeg."
Dora scheen eenige oogcnblikken na tc den
ken.
.-Evert I" riep zij plotseling uit, „ik geloof,
aaf jij w.at weet!"
..Ik hoop ten minste, dat ik sommige din
gen weel," luidde het ernstige antwoord. Zijn
- oogen stonden echter nog altijd even vroolijk.
„Iets dat jc mij niet vertellen wilt, bedoel
ik>
„Best mogelijkI"
-Och. plaag me alsjeblieft niet langer!"
pleitte Dora. „Zeg 't mij toch. Is het iets pret
ties?"
„Dat is maar hoe je het opvat."
Is het akelig?"
„Dat geloof ik niet."
„Toe. /.eg hel mij toch!" zuchtte Dora, die
wist, dal als haar-broer iets niet verkoos te
zeggen, hij ook geen woord losliet.
..Kijk eens, kleine zus." begon hij (als hij
haar „kleine zus" noemde, was hij altijd
ernstig gestemd) „cel nu gauw je boterham op
en ga naar school. Doe den gcheelen dag goed
jc best cn als je om vier uur thuis komt, zal
ik het je vertellen."
„Heusch?"
,-Heuscht Ik zeg het immers."
En met die belofte moest Dora zich voor-
loopig tevreden stellen.
Dre dag was de langste, welke Dora in haar
jonge leventje nog gekend had. Elk oogenblik
keek zij op de klok. 't Was of de wijzers kro
pen. Zij hield niet op zich zelf af te vragen,
wat het toch wel zijn zou. dal Evert haar te 1
vertellen had. Dat hel iets heel bijzonders was.
stond als een paal boven water.
Eerst dacht zij, dat er misschien kleine poes-1
jes waren, maar dat vond zij toch nog niet
gewichtig genoeg. De gedachte aan een pony I
kwam zelfs in haar op, maar zij wist niet,
waar die s' nachts blijven moest; er was'gcen J
stal cn het tuinhuisje was niet groot genoeg.
O. a 1 s het eens een pony wast 't Was bijna
te heerlijk om waar te kunnen zijn. Misschien
,was het wel een nieuwe pop, of een klein
hondje of iets dat juffrouw Hopkins had mee-
gebracht Dora maakte drie fouten in haar
diclée en schrikte eënige.lccercn in dc hand-
Werkles van haar werk op.
Doch eindelijk was het dan toch vier uur,
•d werden de boeken opgeborgen. De school
gin? uit cn in haar ongeduld om thuis te ko
men. wachtte Don zelfs niet op haar vrien
dinnetje, Stiusje Svrett.
Evert was al thuis, hoewel Rij anders niet
vóór vijven van kantoor kwam. Hij was be
zig mei dc rozen vóór het huis.
.Daar hen ik, Evert!" riep zij uit, terwijl zij
met eroote lappen naur hem toe kwam hol
len, zoodat haar tasch door dc lucht zwaaide
cu dc helft van den inhoud op den grond
I terecht kwam. „Nu vertel je het mij."
Heb je den heele n dag goed je best ge
daan?' vroeg haar broer.
Dora's zonnig gezichtje werd even overscha
duwd. Toen bekende zij openhartig:
„Ik heb drie fouten in mijn dictée gemaakt.
Twee cr van wist ik, maar ik dacht aan het
geen jij gezegd had cn lette niet op. En en
juffrouwDavison zei, dal ik <roo weinig met
mijn werk opschoot in de naailes vanmiddag."
..Misschien wis hel meer mijn schuld dan
j cle jouwe, mdat ik je zoo nieuwsgierig maak-
j te,' zei Evert vriendelijk. „Ga maar eens mee
naar boven, dan %zul jc iemand zien."
I ..IemandF herhaalde Dora met teleurge-
stcld gezicht. „Is dal het, wat jc mij zou ver
tellen? ik dacht, dal het iets prettigs wast"
Doch Evert ging haar voor naar boven zon
der een woord te zeggen.
Even later sionden zij samen Vóór de slaap
kamerdeur.
„Je ïpoet heel zachtjes praten eh weinig
j zeggen," fluisterde Evert, „anders schrikt hij
misschien. „Mogen wc binnenkomen?" gir.g
hij voort, toen juffrouw Hopkins op zijn zacht
kloppen de deur opende.
,.0 ja, mijnheer, komt u maar binnen en de
jongejuffrouw ook. Hij slaapt."
Met een verbaasd gezichtje sloop. Dora op
haar iecnen binnen, terwijl zij nieuwsgierig
rondkeek.
Mary lag in bed en zag er stralend van ge
luk uit. In haar armen hield zij een klein bun
deltje. Dora begon te begrijpen, wat dit alle
maal beteekende. Juffrouw^ Hopkins nam het
bundeltje over en toonde Dora het kleinste,
tegen den muur. vlak" bij een tak, waaraan
verscheidene mooie appels hingen.
„Durf jij er op, Gerrit?" vroeg Gijs. „Ik ben
\ooruit gegaan door het hek en heb dc leer
opgezet, dus nou is 't jouw beurt om wat te
doen."
Gerrit deed het wel liever niet, inaar hij
wilde toonen, dat hij óók durfde, nel zoo goed
als Gijs. Hij klom op de leer, terwijl Gijs in
het gras bleef staan.
•.Kijk eerst in den boogerd goed rond,' riep
hij zijn kameraad toe.
Gerrit deed dat. maar hij zag niemand en
begon toen de mooiste appels af te plukken en
naar beneden te gooien, waar Gijs ze verza
melde.
„Ze zijn er hier af, jó,'' fluisterde Gerrit een
oogenblik later.
„Wc hebben er negen,' antwoordde Gijs.
Gerrit kwam naar beneden.
„Jij vfjf en ik vier." zei Gijs gul.
De jongens borgen de appels in hun zak
ken.
Daar is nog een mooie tak vlak bij die
schapen," sprak Gerrit, die moed gekregen
j bad, nu de zaak zoo praebtig gelukt was.
j Ze droegen er samen het leertje heen en
toen klom Gijs cr op, want nu was 't zijn
beurt.
Van alSes wat.
Lcitu*f aailieiri.
.In ,.De Aarde en Ilaar Volken leest men:
De mensch kan zich door ijn intelligentie
lol op zekere liooglc onafhankelijk maken
van dc toevalligheden cn de ongunstige invloe
den der omgeving. Hij heeft zich woongebie
den welen te veroveren, die voor ecu niet in
telligent wezen van zijn lichamelijke gesteld
heid ongeschikt zouden zijn gebleken. Men be
hoeft slechts tc denken aan de bijna onover
komelijke moeilijkheden, verbonden aan hel
pogen den gorilla, (een soort aap) naar Europa
over te brengen. Als een wonder werd hel
beschouwd dal het den bekenden Afrika-reizi-
ger Falkcnstein in hel jaar'1876 gelukte, c.cn
eersten levenden gorilla naar Berlijn over te
brengen. Die gevoeligheid van hoogc georga
niseerde schepselen in aanmerking genomen,
treft het ons des te meer, te zien hoe andere,
eenvoudige organismen zelfs aan dc onguns
tigste levensomstandigheden welen weerstand
te bieden.
Een voorbeeldeloos, bijna onbegrensd weer
standsvermogen tegen alle invloeden van bui
tenaf zien wij in de zoogenaamde „dakgoten
Dc schapen, waaronder ach ook een ram La_"n.-J°ndcr Jw,cl.ken _naam yerf»"llcnde in
met groolc, gebogen horens bevond, schenen
nieuwsgierig te zijn naar hetgeen de jongens
uitvoerden, want ze kwamen hoe langer hoe
dichter bij.
Gijs en Gerrit letten daar niet op. Ze waren
beiden aan schapen en koeien gewend.
Gijs plukte ijverig appels en van elke twee
wierp hij er een naar beneden, terwijl hij den
andere in zijn blouse stak. Gerrit deed evenzoo
met zijn aandeel.
„Deze tak is beter dan de vorige," zei Gijs.
„W.c moesten nu maar weggaan, want wc
hebben er genoeg,'' meende Gerrit.
„Nog twee groolc, dan kom ik er af."
het mos van dakpannen en in het stof van
de dakgoten levende, slechts rucl den mikros-
koop tc onderscheiden organismen bekend
zijn. De verblijfplaats dezer diertjes brengt
mede, dat hun levensvoorwaarden aan sterke
veranderingen onderhevig zijn. Soms drijven
ze in het water; dan weer zijn ze blootgesteld
aan brandende zon, of s winters in liet ijs
vastgevroren. Schudt men hel stof uit een
klompje mos, dat in de dakgoot groeit, op een
glazen plaat en beziel men het door een ver
grootglas, dan aanschouwt men slechts kleine
stofdeeltjes en zaadkorrclljes, zonder cenig
spoor van leven! Voegt men een paar drop
pels water erbij, dan beginnen na korten lijd
Op dat oogenblik maakte de ram een won-1 de. gewaande zaadkorreltjes tc zwellen, zich
molligs te en liefste kindje, dat zij ooit nog ge- derlijken bokkesprong en stootte met zijn kop uit te rekken en beweging te vertoonen. Al
zien had.
Eenige seconden bleef zij er sprakeloos naar
kijken. Toen hief zij *liaai* stralend gezichtje
naar Evert op.
„Nu, wal zeg je cr van?" vroeg deze.
„Wat een lief kindje!" zei Dora eindelijk.
„Het kindje van Mary en mij en jouw neef-
je," ging de groole broer voort. „Kom, tante
Dora, geef je neefje een zoentje."
Dit behoefde haar geen tweemaal gezegd te
zóó hard legen dc leer, dal deze bijna omviel, zeer spoedig maakt dc doodsche rust plaats
En 't scheelde ook maar heel weinig, of Gijs voor levendig vertier en tallooze onhandige
zou cr afgetuimeld zijn, als hij zich niet bij- kleine berenvormen, raderdiertjes schieten
tijd^ aan dc sporten had vastgegrepen. dooreen cn maken jacht op buit. Als men het
„Wat doe jc, Gerrit?" riep Gijs verschrikt. water laat verdampen, worden de bewegingen
,lk niks, maar de ram begint te stooten."
„Jaag 'm dan weg!"
Gerrit begon te jagen, maar de ram was
blijkbaar niet van plan het veld tc ruimen-
Hij deed een tweeden aanval op dc leer cn
worden en toen juffrouw Ilopkins zei, dat zijschalde weer rtict veel, of het xttng
op een laag stoeltje mocht gaan zitten met het
kleintje op haar schoot, was de jeugdige tante
in de wolken.
Wat een schattig kindje! Wat een 7-aclit vel
letje en een lief klein neusje en mondje! En
wat 'n doddige kleine vingertjes, net gar
naaltjes, dacht Dora. Alleen vond zij het jam
mer, dat het de oogjes gesloten had, doch
toen juffrouw Hopkins haar verzekerde, dat
hel die spoedig zou openen, was zij tevreden.
Zij had nog nooit zoo'n klein kindje gezien
en het leek haar een groot wonder. Maar het
heerlijkste van alles was nog, dat zij nu „tante"
was.
Dien avond duurde het een heele poos vóór
zij den slaap kon vatten.
(Wordt vervolgd.)
Van twee brave jongens.
door F. J. Hoffman,
Gerrit en Gijs kwamen uit school. Ze woon
den naast elkaar, een kwartier buiten het
dorp, dus ze gingen samen naar huis. Dat
hadden ze al bijna vijf jaar lang eiken dag ge
daan.
De weg liep tusschen weilanden door en op
korte afstanden slonden aan weerskanten
boerderijen, waarbij zich meestal groote
boomgaarden bevonden.
Het was in de maand September, dus overal
hingen reeds rijpe \ruchlen aan de boomen-
Verscheidene boomen stonden dicht aan den
Ring
onderst boven.
Gijs maakte, dat hij er af kwam en begon
toen ook te jagen. De ram ondernam inlus-
schen een derden aanval op de leer, cn stoot
te deze omver.
„Zie je geen stok of zooicts?" riep Gijs.
Ze vonden niets, waar ze den ram mee kon
den afweren, en dat was noodig, want het dier
scheen het eigendom- van zijn baas te willen
verdedigen. Hij kwam regelrecht op de beide
jongens af cn trachtte hen te stooten, waar
aan ze slechts door het maken van allerlei zij
sprongen konden ontkomen.
„We moeten er vandoor, Gijs," riep Gerrit.
„Als ik maar een stok had!" zei Gijs, maar
hij had er geen.
der dieren trager; ze krimpen in, cn weldra
blijven niets dan de schijnbaar levenlooze stof
deeltjes over.
Men kan die proef meermalen herhalen,
zonder dat hfl de dieren kwaad doet. Ook
koude en warmte hebben op deze organismen
zoo goed als geen invloed.
Grijsaards ouder dc diereu.
Een hond of een kat van vijftien jaar met
eerbiedwaardige grijze haren mogen we ge
rust een grijsaard onder de dieren noemen,
al is hun aantal jaren niet erg groot. Maar er
zijn ook dieren, die om hun hoogen ouderdom
behooren lot de grijsaards, ook al hebben ze
in 't geheel geen haren en kunnen zij dus ook
niet in den letterlijken zin des woords grijs
worden. In.den dierentuin in Leipzig is een
heel troepje van die oudjes bij "elkaar. Een
olifantcnvrouwtjc van veertig jaar begint al
aardig op leeftijd te komen en een condor, de
De jongens gingen achteruit in dc richting j groote Zuid-Amerikaansche roofvogel die zich
van het hek en probeerden door het werpen al veertig jaar in den dierentuin bevindt, kan
met kleikluiten cn graszoden den ram te ver- j m^c oeu-
kant van de sloot, waardoor de boomgaarden
van den weg gescheiden waren. Daardoor vie
len altijd een aantal vruchten in het water.
Gerrit en Gijs wisten dat en hadden reeds
menig appeltje met behulp van lakken naar
den kant gehaald en opgevischt. De boeren
vonden dat niet erg, want de in het water
gevallen vruchten werden toch als verloren
beschouwd.
,,'k Wou, dat er eens een storm kwam, jó
zei Gerril onderweg, „dan hadden we nog
wat tc visschen."
,,'L Waait op *t oogenblik nogal aardig, dus
er zullen zeker wel appels in de sloot liggen,1'
antwoordde Gijs.
„Bij Dijkman hebben wc veel kans."
Daarin had Gerrit gelijk, want bij Dijkman
stond een heele rij appelboomen langs den
waterkant.
Ze legden een stapje op, om er gauw te
zijn; doch toen ze bij den boomgaard van
Dijkman kwamen, viel de zaak erg tegen. Het
waaide zeker niet hard genoeg .want ze von
den twee kleine, groene appels, die het eten
niet waard waren.
Een oogenblik later kwamen ze bij het land
hek van Versloot. Van het hek af liep een
muurtje het land in, waardoor de boomgaard
afgesloten was. Hier en daar hingen een paar
lakken, met mooie vruchten beladen, over den
muur.
k Wed.'dat we er met glans bij kunnen,"
meende Gijs.
„Veel te boog," antwoordde Gerrit.
„Bij den muur ligt een leertje, zeg! Als we
cr dat legen zetten zijn we klaar."
„Ja, maar..."
„Nou, wat dan?"
..Als Versloot komt, zijn we er bij."
„Versloot komt niet, want hij zit te melken
aan den anderen kant van de boerderij," ver
zekerde Gijs.
„Ik doe het toch liever niet."
„Je bent bang voor niemendal, Gerrit. Maar
als jij niet durf!, ik wel!"
Gijs liep naar het hek. Het was een gewoon
landhek van vier dwarse planken die zoover
van elkaar waren, dal hij er precies doorheen
kou.
Toen Gijs er door was, begon Gerrit het
toch wel een beetje flauw te vinden, om niet
te durven. Hij keek eerst even rond en toen
hij er ook door.
„Zie je wel, dat hier niemand is dan die
jagen. liet dier bleef een oogenblik staan en
daarvan maakten zc gebruik om dc vlucht to
nemen.
Nauwelijks hadden ze het hek bereikt, of de
ram kwam weer op hen af.
„Gauw er door. Gijs," riep Gerrit.
Gijs wilde op dezelfde manier door het hek
kruipen als hij gekomen was, maar dat bleek
niet te gaan, want daarvoor zaten de appels,
die hij in zijn blouse had, hepi in den weg.
„Gauw, Gijs," riep Gerrit alweer.
Gijs had zijn linkerbeen cr door, maar ver
der kon hij niet komen. Hij trok en ruWe cn
wrong zich in alle bochten, doch 't hielp niet-
,,'t Komt door die appels," riep hij, en dat
was zoo. Toen hij er straks door gekomen
was, ging het precies, maar nu hielden de
Maar dc oudste gasten van "den dierentuin
bevinden zich in het aquarium. Daar is een
reuzensalamander van wel honderd jaar en
een alligator van ongeveer denzclfden leeftijd.
Een schildpad spant daar echter de kroon;
het is ecu beestje, dat 230 jaar oud is en niet
minder weegt dan 400 pond. Zijn schild heeft
een middellijn van 128 centimeter; zijn naam
reuzen-schildpad draagt het dier dus met eere.
Ken bewijs vau moederliefde.
Kosmos vertelt van een aardig bewijs
van moederliefde in de vogelwereld. Twee
kraaien probeerden door afstoolen uit de top
pen van een paar aan den rand van het water
staande esschen en wilgen in het bezit te ko
men van een der jongen van een lepelcend,
die aanhankelijk de kleine vogeltjes angstig
onder haar vleugels zocht te verbergen. Met
wijd geopenden snavel en angstig geschreeuw
appels hem legen,
Intusschen was de ram vlak bij hen en
drong op Gerrit aan, die moeite genoeg had
om aan zijn stooten te ontkomen.
„Klim er over," riep Gijs, „want je Uomt probeerde de eend de zwarte roovers te ver-
er niet door nu t dc appels in je blouse. I JaMe». Een paar zich in de nabijheid bevinden-
Dat had Gerrit al gemerkt en hij was
druk bezig zich van zijn appels tc ontlasten,
Hij gebruikte ze, om er den ram mee te gooien
cn hield hem daardoor weer even op een af
stand.
De ram werd daardoor niet vriendschappe-
lijker gezind en toen Gerrit zijn laatstcn kogel
had verschoten en tegen het hek opklom,
kwam de ram, met een vaart op hem af.
Gerrit had zijn eene been cr reeds over en
wilde het andere juist natrekken, toen het
woedende dier hel hek bereikte en hem een
geweldigen sloot legen het been gaf.
„Au! O. mijn beenff schreeuwde Gerrit, want
de stoot kwam verschrikkelijk zwaar aan. Hij
trok onwillekeurig zijn been omhoog, maar
daardoor verloor hij hel evenwicht, en viel
aan den anderen kant van het hek, gelukkig
zonder zich verder te bezeeren.
En toen keerde dc ram zich tegen Gijs. die
zich nog steeds aftobde om zich door hel hek
tc wringen. Bij die pogingen had hij zijn
blouse al leelijk gehavend, want van voren
waren er twee knoopen afgesprongen cn op
den rug had hij een flinke scheur.
Met de eene hand trachtte hij het woedende
dier af te weren en niet de andere grabbelde
hij naar zijn appels cn wierp die weg. Einde
lijk was hij ze kwijl en toen schoot hij door
"net hek.
Weer pet bijtijds, want dc ram stootte met
zijn harden kop met zooveel kracht tegen hel
hek. dat de planken kraakten.
de woerden gaven wel door een luid schelden
hun misnoegen over den aanval te kenoen,
maar maakten geen aanstalten hulp te bieden.
Toen verlucf zich de oude eend en
fladderend mnr, ze nut uroole KeftidïeM
roovci-s te lijf. Deze u ,ren len sloft, Ren
zaoLl de vlucht te nemen.
ï-ei» mmt eeu ma», een vroorrf
een woord.
1 oen Adeline Patli, de later wereldbdoein^
de zangeres, nog een klein meisje was, trad
zij op in een concert, gegeven dooi 01, Bulh
Dc voornaamste bewoners van den onitrej
gaven na afloop der uitvoering een sotipep
aan het gezelschap, waaraan ook werd deel«
genomen door Stanley Matthew, dc late,. ,»re«
sident van het Vmcrikaaiische Hof van ..^1*
Aan het e*ide van het souper drong Matthew*
er bij de kleine Adeline op aan. iels tc zingen*
•Als je voor mij zingt, zal ik alles dm-u. wal"
je maar wilt." 7Ci hij.
..Alles? herhaalde Adeline.
„Alles," antwoordde de deftige rcrT.ïsge*
leerde op vasten toon, in 'l geheel niet ver-»
moedende, wat het meisje hem vragen zou.
Nu begon zij te zingen. Na het lied gcéiiwj
digd te hebben, zei zij:
„Mijnheer Matthews wilt u iiu alstublieft ofl
uw hoofd gaan staan?"
„Je schertst, lief kind!' riep de tockom-ttge
president ontzet uil
„Eens gezegd, blijf' gezegd," antwr rd<fe
Adeline met een pruilend stemmetje.
„Nu, als je er op slaat, daar gaat ie dan.*1
zei Stanley Matthews, en op eens vlogen zijiï
beenen in de lucht, onder uitbundige tocjuï*
chingcn van het gezelschap.
üen diamant.
Onder de kostbaarheden van de nu ven-
dreven Czarenfamilie in Rusland is wel da
„Orloff'-diamant de merkwaardigste Deza
is het kostbaarste deel van de Gzarenkroort
en doet niet onder voor de kroonsieraden
van het Engelsche Koningshuis.
De „Orloff" bestaat eigenlijk uit twee
stukken, die de leeuwenoogen in den troon!
van den Grooten Mogol van Delhi uitmaak
ten. Hij is merkwaardig zuiver e:\ munt uit
door de schoonste kieurschakeeringen. Hef
gewicht van dezen diamant 104 ri' karaat
en zijn waarde wordt i\ .:rh. op 50 millioen
francs.
Zijn naam dankt deze steen aan graaf Or
loff, die bij zijn tijdgenooten beroemd en
berucht was, al naar men 't nemen wilde.
Hij ontdekte den diamant op zijn reizen en
wist hem machtig 'e worden" voor Keizerin
Catharina.
.Volgens de geschiedenis had Prinses
Tarakhanoff als nakomeling van Peter den
Groote veel meer aanspraak op den Rus-
sischen troon dan Catharina. Deze laatste
wenschte evenwel de teugels van 't bewind
niet uit de hand te geven en droeg haar
toenmaligen lieveling, den schoonen graaf
Orloff op, zich naar Italië te begeven en de
Prinses aan 't verstand te brengen, dat zij
haar aanspraken op den troon had op te
geven.
Met Orloff's avontuurlijken aard strookte
dit volkomen. Hij wist de Prinses voor zichl
te winnen en hij ging zelfs zoo ver haar de
zekerheid van de troonsbestijging in uitzicht
te stellen, als zij hem huwde. De diaman#
van Delhi speelde in deze verleidingskun*
sten een tamelijk groote rol.
De Prinses bleef in het haar gespannen
net hangen, huwde Orloff en trok met hem
naar Rusland. Daarmee was haar lot beslist.
Zij eindigde haar leven als gevangene an
Catharina.
Meer* dan één bezitter van eten Orloff-
diamant is ongelukkig aan het einde geko»
men.
Als merkwaardigheid wordt medegedeeld
dat, toen Nicolaas Romanoff, de laatste
Czaar, den diamant het eerst bewonderde,
hij zei: „Ik vrees, dat deze steen over mij
ongeluk zal brengen."
't Heeft er nu wel den schijn van, del
deze profetie is uitgekomen.
Verdreven.
De herfstwind blaast de bloempjes weg.
„Wat een akelig beest; nou hebben we nog verdrijft z'uil hof en gaard
niks!" zei Gijs.
,,'k Wed. dat het vel van mijn been af is,"
klaagde Gerrit, die intusschen opgestaan was.
't Was best mogelijk, want hij liep gewoon te
hinken en had veel pijn.
„Kijk eens op mijn rug, jó! Is mijn blouse
kapot?" vroeg Gijs.
.Zóó'n scheur!" antwoordde Gerrit .terwijl
al hadden wij zc nog zoo graag
in onzen tuin bewaard.
Twee bloemen-elfjes schuchter, klei-:
staan buiten op het veld,
verdreven door den najaarsstorm,
och arm, met ruw geweld.
Wie biedt hun nu ecu schuilplaats aan?
't liefst daar waar bloemen zijn
hij de afmeting niet zijn vingers aangaf.
De vriendjes liepen door naar huis. Ze
schapen en die doen geen kwaad," zei Gijs keken onderweg niet meer naar appels, want graag brengen ze den winter door
dapper. daarvan hadden zc .voorloopig genoeg. En dat j Lvwiin
Zc liepen nu een eindje verder, waar het ze hun verdiende loon hadden ontvaugen,
leertje ju het gras lag. Gijs zette het overeind1 daarover zijn .we het zeker allemaal eens.
De planten tieren eens zoo goed
en geven knop op knop,
als daar zoo'n Woemen-elfje huist
ja, ja, let maar eens opt
Haal zelf je bloemen uit den tuin
vóór 't ruwe weer begint
en komt er dan zoo'n elfje mee
houd het vooral te vrind.
Je zult eens zien, hoe fleurig dAn
je kamer 's winters prijkt
met zóóveel bloemen, schoon van kleur,
dat 't er wel zomer lijktl
HtfiaaDaflr