Qoct3 <k Heügd. Kleine Tante Dora. Naar Hef Engelsch van JennieChappelL Vrij bewerkt floor C II. HOOFDSTUK T. Een verrassing. Hel was nog vroeg in den morgen, een Heerlijken, zonnigen morgen in Juni cn Dora .werd zoo v rooi ijk wakker als een vogeltje in de vrije natuur. Er "W&i niets bijzonders gebeurd, waardoor zoo blij was, maar is hcL niet heerlijk, ge tond wakker tc worden op een roooicii zomer morgen eri de gouden zonnestralen in de ka mer en den tuin te zien spelen? Drie kelken van de convolvulus onder haar raam waren opengegaan sedert den vorigen dag één rose, één gestreepte en één sneeuwwitte. Zij rag haar broer Evert al lusschen de bcsscn- s-i; uiken i den tuin bezig en hoorde de vogels lustig zingen. Neuriënd kleedde Dora zich aan, zich haastend om mét het mooie weer builen tc komen- Zij was negen jaar en dc jongste uil een groet gezin, waarvan Evert, de oudste, 'drie-cn-twintig jaar met haar scheelde. Haar qpders waren beiden gestorven, toen zij nog maar één jaar oud was. Van de zeven zusiers en broers, Fusschcn. Everè en haar in, waren er vier gestorven, twee vertoefden buitens lands en één woonde bij een ver familielid In als hulp in de huishouding. Kleine Dora v.as vijftien jaar jonger dan de jongste van hen, die nog in leven waren, want vóór haar geboorte waren do 'vier jongste kinderen ge storven. Zoo kwam het, dat toen haar beide ouders zoo kort na elkaar overleden waren. Evert en zijn jonge vrouw. Mary, hel kleine weesje als hun dochtertje bij zich in huis namen. Zelf hadden zij geen kinderen. Beiden hadden hel kleine Dotje, zooals zij h;iar noemden, innig lief- Zij sukkelde veel als klein kind en wanneer Mary moe werd, nam Evert het teerc ding van zijn vrouw over en liep met haar op cn neer. Hij was dol op haar en zijn buitengewoon geduld en kalmte brach ten haar altijd tot rust. Ilaar liefde voor „groo- len broei Evert" grensde aan vereering- Hij had gezeg<l: „Zoolang ik leef, zal het kleine ding haar vader niet missen." En dit deed zij inderdaad niet. Evert was juist uil den tuin in de eetkamer gekomen, toen Dora binnentrad. Hij stond vóór den haard met zijn handen op den rug, alsof hij op haar wachtte; en nooit was zijn ge richt vriendelijker dan wanneer zijn zusje haar armen om zijn hals sloeg en hem goe den morgen kuste. .Wc moeten vandaag zonder Mary ontbij- 1c:)." zei hij. „Zij blijft boven.'' Hij zag er echter heelemaal niet bezorgd uit. Zij heelt toch geen hoofdpijn?" vroeg Dora. Nee; ze zal wel gauw weer beter zijn.*' En hij glimlachte heel gelukkig. Dora begreep hel niet goed. Zal ik haar even goedendag gaan zeggen, voor ik naar school ga?' vroeg zij weer. i Is misschien beter van niet," antwoordde Evert; „zij mocht eens slapen. Zij zei, dat je vandaag heel lief moest zijn en dat Mina je boterhammen mee zal geven om op school over tc blijven." „Best," zei Dora, terwijl zij haar ei pelde. „Ik vind het wel prettig over te blijven. Juf frouw' Davison laat ons allerlei aardige spel letje» in den tuin doen, als liet mooi weer is." Ja, dat is prettig. En misschien wacht je vanmiddag een verrassing." ..Wat dan?" vroeg Dora tusschen twee hup pen van haar boterham in. ..Dat blijft nog een geheim 1" antwoordde Evert gewichtig. Wat deed hij toch vreemd vanmorgen! Op dal oogenblik hoorde zij een vreemde vrouwenstem in de keuken. „Wie is dat?" vroeg Dora met verbaasde oogen. „Juffrouw Hopkins. Zij komt ons wat hel pen." Wanneer is zij gekomen?" „Vanmorgen, heel vroeg." Dora scheen eenige oogcnblikken na tc den ken. .-Evert I" riep zij plotseling uit, „ik geloof, aaf jij w.at weet!" ..Ik hoop ten minste, dat ik sommige din gen weel," luidde het ernstige antwoord. Zijn - oogen stonden echter nog altijd even vroolijk. „Iets dat jc mij niet vertellen wilt, bedoel ik> „Best mogelijkI" -Och. plaag me alsjeblieft niet langer!" pleitte Dora. „Zeg 't mij toch. Is het iets pret ties?" „Dat is maar hoe je het opvat." Is het akelig?" „Dat geloof ik niet." „Toe. /.eg hel mij toch!" zuchtte Dora, die wist, dal als haar-broer iets niet verkoos te zeggen, hij ook geen woord losliet. ..Kijk eens, kleine zus." begon hij (als hij haar „kleine zus" noemde, was hij altijd ernstig gestemd) „cel nu gauw je boterham op en ga naar school. Doe den gcheelen dag goed jc best cn als je om vier uur thuis komt, zal ik het je vertellen." „Heusch?" ,-Heuscht Ik zeg het immers." En met die belofte moest Dora zich voor- loopig tevreden stellen. Dre dag was de langste, welke Dora in haar jonge leventje nog gekend had. Elk oogenblik keek zij op de klok. 't Was of de wijzers kro pen. Zij hield niet op zich zelf af te vragen, wat het toch wel zijn zou. dal Evert haar te 1 vertellen had. Dat hel iets heel bijzonders was. stond als een paal boven water. Eerst dacht zij, dat er misschien kleine poes-1 jes waren, maar dat vond zij toch nog niet gewichtig genoeg. De gedachte aan een pony I kwam zelfs in haar op, maar zij wist niet, waar die s' nachts blijven moest; er was'gcen J stal cn het tuinhuisje was niet groot genoeg. O. a 1 s het eens een pony wast 't Was bijna te heerlijk om waar te kunnen zijn. Misschien ,was het wel een nieuwe pop, of een klein hondje of iets dat juffrouw Hopkins had mee- gebracht Dora maakte drie fouten in haar diclée en schrikte eënige.lccercn in dc hand- Werkles van haar werk op. Doch eindelijk was het dan toch vier uur, •d werden de boeken opgeborgen. De school gin? uit cn in haar ongeduld om thuis te ko men. wachtte Don zelfs niet op haar vrien dinnetje, Stiusje Svrett. Evert was al thuis, hoewel Rij anders niet vóór vijven van kantoor kwam. Hij was be zig mei dc rozen vóór het huis. .Daar hen ik, Evert!" riep zij uit, terwijl zij met eroote lappen naur hem toe kwam hol len, zoodat haar tasch door dc lucht zwaaide cu dc helft van den inhoud op den grond I terecht kwam. „Nu vertel je het mij." Heb je den heele n dag goed je best ge daan?' vroeg haar broer. Dora's zonnig gezichtje werd even overscha duwd. Toen bekende zij openhartig: „Ik heb drie fouten in mijn dictée gemaakt. Twee cr van wist ik, maar ik dacht aan het geen jij gezegd had cn lette niet op. En en juffrouwDavison zei, dal ik <roo weinig met mijn werk opschoot in de naailes vanmiddag." ..Misschien wis hel meer mijn schuld dan j cle jouwe, mdat ik je zoo nieuwsgierig maak- j te,' zei Evert vriendelijk. „Ga maar eens mee naar boven, dan %zul jc iemand zien." I ..IemandF herhaalde Dora met teleurge- stcld gezicht. „Is dal het, wat jc mij zou ver tellen? ik dacht, dal het iets prettigs wast" Doch Evert ging haar voor naar boven zon der een woord te zeggen. Even later sionden zij samen Vóór de slaap kamerdeur. „Je ïpoet heel zachtjes praten eh weinig j zeggen," fluisterde Evert, „anders schrikt hij misschien. „Mogen wc binnenkomen?" gir.g hij voort, toen juffrouw Hopkins op zijn zacht kloppen de deur opende. ,.0 ja, mijnheer, komt u maar binnen en de jongejuffrouw ook. Hij slaapt." Met een verbaasd gezichtje sloop. Dora op haar iecnen binnen, terwijl zij nieuwsgierig rondkeek. Mary lag in bed en zag er stralend van ge luk uit. In haar armen hield zij een klein bun deltje. Dora begon te begrijpen, wat dit alle maal beteekende. Juffrouw^ Hopkins nam het bundeltje over en toonde Dora het kleinste, tegen den muur. vlak" bij een tak, waaraan verscheidene mooie appels hingen. „Durf jij er op, Gerrit?" vroeg Gijs. „Ik ben \ooruit gegaan door het hek en heb dc leer opgezet, dus nou is 't jouw beurt om wat te doen." Gerrit deed het wel liever niet, inaar hij wilde toonen, dat hij óók durfde, nel zoo goed als Gijs. Hij klom op de leer, terwijl Gijs in het gras bleef staan. •.Kijk eerst in den boogerd goed rond,' riep hij zijn kameraad toe. Gerrit deed dat. maar hij zag niemand en begon toen de mooiste appels af te plukken en naar beneden te gooien, waar Gijs ze verza melde. „Ze zijn er hier af, jó,'' fluisterde Gerrit een oogenblik later. „Wc hebben er negen,' antwoordde Gijs. Gerrit kwam naar beneden. „Jij vfjf en ik vier." zei Gijs gul. De jongens borgen de appels in hun zak ken. Daar is nog een mooie tak vlak bij die schapen," sprak Gerrit, die moed gekregen j bad, nu de zaak zoo praebtig gelukt was. j Ze droegen er samen het leertje heen en toen klom Gijs cr op, want nu was 't zijn beurt. Van alSes wat. Lcitu*f aailieiri. .In ,.De Aarde en Ilaar Volken leest men: De mensch kan zich door ijn intelligentie lol op zekere liooglc onafhankelijk maken van dc toevalligheden cn de ongunstige invloe den der omgeving. Hij heeft zich woongebie den welen te veroveren, die voor ecu niet in telligent wezen van zijn lichamelijke gesteld heid ongeschikt zouden zijn gebleken. Men be hoeft slechts tc denken aan de bijna onover komelijke moeilijkheden, verbonden aan hel pogen den gorilla, (een soort aap) naar Europa over te brengen. Als een wonder werd hel beschouwd dal het den bekenden Afrika-reizi- ger Falkcnstein in hel jaar'1876 gelukte, c.cn eersten levenden gorilla naar Berlijn over te brengen. Die gevoeligheid van hoogc georga niseerde schepselen in aanmerking genomen, treft het ons des te meer, te zien hoe andere, eenvoudige organismen zelfs aan dc onguns tigste levensomstandigheden welen weerstand te bieden. Een voorbeeldeloos, bijna onbegrensd weer standsvermogen tegen alle invloeden van bui tenaf zien wij in de zoogenaamde „dakgoten Dc schapen, waaronder ach ook een ram La_"n.-J°ndcr Jw,cl.ken _naam yerf»"llcnde in met groolc, gebogen horens bevond, schenen nieuwsgierig te zijn naar hetgeen de jongens uitvoerden, want ze kwamen hoe langer hoe dichter bij. Gijs en Gerrit letten daar niet op. Ze waren beiden aan schapen en koeien gewend. Gijs plukte ijverig appels en van elke twee wierp hij er een naar beneden, terwijl hij den andere in zijn blouse stak. Gerrit deed evenzoo met zijn aandeel. „Deze tak is beter dan de vorige," zei Gijs. „W.c moesten nu maar weggaan, want wc hebben er genoeg,'' meende Gerrit. „Nog twee groolc, dan kom ik er af." het mos van dakpannen en in het stof van de dakgoten levende, slechts rucl den mikros- koop tc onderscheiden organismen bekend zijn. De verblijfplaats dezer diertjes brengt mede, dat hun levensvoorwaarden aan sterke veranderingen onderhevig zijn. Soms drijven ze in het water; dan weer zijn ze blootgesteld aan brandende zon, of s winters in liet ijs vastgevroren. Schudt men hel stof uit een klompje mos, dat in de dakgoot groeit, op een glazen plaat en beziel men het door een ver grootglas, dan aanschouwt men slechts kleine stofdeeltjes en zaadkorrclljes, zonder cenig spoor van leven! Voegt men een paar drop pels water erbij, dan beginnen na korten lijd Op dat oogenblik maakte de ram een won-1 de. gewaande zaadkorreltjes tc zwellen, zich molligs te en liefste kindje, dat zij ooit nog ge- derlijken bokkesprong en stootte met zijn kop uit te rekken en beweging te vertoonen. Al zien had. Eenige seconden bleef zij er sprakeloos naar kijken. Toen hief zij *liaai* stralend gezichtje naar Evert op. „Nu, wal zeg je cr van?" vroeg deze. „Wat een lief kindje!" zei Dora eindelijk. „Het kindje van Mary en mij en jouw neef- je," ging de groole broer voort. „Kom, tante Dora, geef je neefje een zoentje." Dit behoefde haar geen tweemaal gezegd te zóó hard legen dc leer, dal deze bijna omviel, zeer spoedig maakt dc doodsche rust plaats En 't scheelde ook maar heel weinig, of Gijs voor levendig vertier en tallooze onhandige zou cr afgetuimeld zijn, als hij zich niet bij- kleine berenvormen, raderdiertjes schieten tijd^ aan dc sporten had vastgegrepen. dooreen cn maken jacht op buit. Als men het „Wat doe jc, Gerrit?" riep Gijs verschrikt. water laat verdampen, worden de bewegingen ,lk niks, maar de ram begint te stooten." „Jaag 'm dan weg!" Gerrit begon te jagen, maar de ram was blijkbaar niet van plan het veld tc ruimen- Hij deed een tweeden aanval op dc leer cn worden en toen juffrouw Ilopkins zei, dat zijschalde weer rtict veel, of het xttng op een laag stoeltje mocht gaan zitten met het kleintje op haar schoot, was de jeugdige tante in de wolken. Wat een schattig kindje! Wat een 7-aclit vel letje en een lief klein neusje en mondje! En wat 'n doddige kleine vingertjes, net gar naaltjes, dacht Dora. Alleen vond zij het jam mer, dat het de oogjes gesloten had, doch toen juffrouw Hopkins haar verzekerde, dat hel die spoedig zou openen, was zij tevreden. Zij had nog nooit zoo'n klein kindje gezien en het leek haar een groot wonder. Maar het heerlijkste van alles was nog, dat zij nu „tante" was. Dien avond duurde het een heele poos vóór zij den slaap kon vatten. (Wordt vervolgd.) Van twee brave jongens. door F. J. Hoffman, Gerrit en Gijs kwamen uit school. Ze woon den naast elkaar, een kwartier buiten het dorp, dus ze gingen samen naar huis. Dat hadden ze al bijna vijf jaar lang eiken dag ge daan. De weg liep tusschen weilanden door en op korte afstanden slonden aan weerskanten boerderijen, waarbij zich meestal groote boomgaarden bevonden. Het was in de maand September, dus overal hingen reeds rijpe \ruchlen aan de boomen- Verscheidene boomen stonden dicht aan den Ring onderst boven. Gijs maakte, dat hij er af kwam en begon toen ook te jagen. De ram ondernam inlus- schen een derden aanval op de leer, cn stoot te deze omver. „Zie je geen stok of zooicts?" riep Gijs. Ze vonden niets, waar ze den ram mee kon den afweren, en dat was noodig, want het dier scheen het eigendom- van zijn baas te willen verdedigen. Hij kwam regelrecht op de beide jongens af cn trachtte hen te stooten, waar aan ze slechts door het maken van allerlei zij sprongen konden ontkomen. „We moeten er vandoor, Gijs," riep Gerrit. „Als ik maar een stok had!" zei Gijs, maar hij had er geen. der dieren trager; ze krimpen in, cn weldra blijven niets dan de schijnbaar levenlooze stof deeltjes over. Men kan die proef meermalen herhalen, zonder dat hfl de dieren kwaad doet. Ook koude en warmte hebben op deze organismen zoo goed als geen invloed. Grijsaards ouder dc diereu. Een hond of een kat van vijftien jaar met eerbiedwaardige grijze haren mogen we ge rust een grijsaard onder de dieren noemen, al is hun aantal jaren niet erg groot. Maar er zijn ook dieren, die om hun hoogen ouderdom behooren lot de grijsaards, ook al hebben ze in 't geheel geen haren en kunnen zij dus ook niet in den letterlijken zin des woords grijs worden. In.den dierentuin in Leipzig is een heel troepje van die oudjes bij "elkaar. Een olifantcnvrouwtjc van veertig jaar begint al aardig op leeftijd te komen en een condor, de De jongens gingen achteruit in dc richting j groote Zuid-Amerikaansche roofvogel die zich van het hek en probeerden door het werpen al veertig jaar in den dierentuin bevindt, kan met kleikluiten cn graszoden den ram te ver- j m^c oeu- kant van de sloot, waardoor de boomgaarden van den weg gescheiden waren. Daardoor vie len altijd een aantal vruchten in het water. Gerrit en Gijs wisten dat en hadden reeds menig appeltje met behulp van lakken naar den kant gehaald en opgevischt. De boeren vonden dat niet erg, want de in het water gevallen vruchten werden toch als verloren beschouwd. ,,'k Wou, dat er eens een storm kwam, jó zei Gerril onderweg, „dan hadden we nog wat tc visschen." ,,'L Waait op *t oogenblik nogal aardig, dus er zullen zeker wel appels in de sloot liggen,1' antwoordde Gijs. „Bij Dijkman hebben wc veel kans." Daarin had Gerrit gelijk, want bij Dijkman stond een heele rij appelboomen langs den waterkant. Ze legden een stapje op, om er gauw te zijn; doch toen ze bij den boomgaard van Dijkman kwamen, viel de zaak erg tegen. Het waaide zeker niet hard genoeg .want ze von den twee kleine, groene appels, die het eten niet waard waren. Een oogenblik later kwamen ze bij het land hek van Versloot. Van het hek af liep een muurtje het land in, waardoor de boomgaard afgesloten was. Hier en daar hingen een paar lakken, met mooie vruchten beladen, over den muur. k Wed.'dat we er met glans bij kunnen," meende Gijs. „Veel te boog," antwoordde Gerrit. „Bij den muur ligt een leertje, zeg! Als we cr dat legen zetten zijn we klaar." „Ja, maar..." „Nou, wat dan?" ..Als Versloot komt, zijn we er bij." „Versloot komt niet, want hij zit te melken aan den anderen kant van de boerderij," ver zekerde Gijs. „Ik doe het toch liever niet." „Je bent bang voor niemendal, Gerrit. Maar als jij niet durf!, ik wel!" Gijs liep naar het hek. Het was een gewoon landhek van vier dwarse planken die zoover van elkaar waren, dal hij er precies doorheen kou. Toen Gijs er door was, begon Gerrit het toch wel een beetje flauw te vinden, om niet te durven. Hij keek eerst even rond en toen hij er ook door. „Zie je wel, dat hier niemand is dan die jagen. liet dier bleef een oogenblik staan en daarvan maakten zc gebruik om dc vlucht to nemen. Nauwelijks hadden ze het hek bereikt, of de ram kwam weer op hen af. „Gauw er door. Gijs," riep Gerrit. Gijs wilde op dezelfde manier door het hek kruipen als hij gekomen was, maar dat bleek niet te gaan, want daarvoor zaten de appels, die hij in zijn blouse had, hepi in den weg. „Gauw, Gijs," riep Gerrit alweer. Gijs had zijn linkerbeen cr door, maar ver der kon hij niet komen. Hij trok en ruWe cn wrong zich in alle bochten, doch 't hielp niet- ,,'t Komt door die appels," riep hij, en dat was zoo. Toen hij er straks door gekomen was, ging het precies, maar nu hielden de Maar dc oudste gasten van "den dierentuin bevinden zich in het aquarium. Daar is een reuzensalamander van wel honderd jaar en een alligator van ongeveer denzclfden leeftijd. Een schildpad spant daar echter de kroon; het is ecu beestje, dat 230 jaar oud is en niet minder weegt dan 400 pond. Zijn schild heeft een middellijn van 128 centimeter; zijn naam reuzen-schildpad draagt het dier dus met eere. Ken bewijs vau moederliefde. Kosmos vertelt van een aardig bewijs van moederliefde in de vogelwereld. Twee kraaien probeerden door afstoolen uit de top pen van een paar aan den rand van het water staande esschen en wilgen in het bezit te ko men van een der jongen van een lepelcend, die aanhankelijk de kleine vogeltjes angstig onder haar vleugels zocht te verbergen. Met wijd geopenden snavel en angstig geschreeuw appels hem legen, Intusschen was de ram vlak bij hen en drong op Gerrit aan, die moeite genoeg had om aan zijn stooten te ontkomen. „Klim er over," riep Gijs, „want je Uomt probeerde de eend de zwarte roovers te ver- er niet door nu t dc appels in je blouse. I JaMe». Een paar zich in de nabijheid bevinden- Dat had Gerrit al gemerkt en hij was druk bezig zich van zijn appels tc ontlasten, Hij gebruikte ze, om er den ram mee te gooien cn hield hem daardoor weer even op een af stand. De ram werd daardoor niet vriendschappe- lijker gezind en toen Gerrit zijn laatstcn kogel had verschoten en tegen het hek opklom, kwam de ram, met een vaart op hem af. Gerrit had zijn eene been cr reeds over en wilde het andere juist natrekken, toen het woedende dier hel hek bereikte en hem een geweldigen sloot legen het been gaf. „Au! O. mijn beenff schreeuwde Gerrit, want de stoot kwam verschrikkelijk zwaar aan. Hij trok onwillekeurig zijn been omhoog, maar daardoor verloor hij hel evenwicht, en viel aan den anderen kant van het hek, gelukkig zonder zich verder te bezeeren. En toen keerde dc ram zich tegen Gijs. die zich nog steeds aftobde om zich door hel hek tc wringen. Bij die pogingen had hij zijn blouse al leelijk gehavend, want van voren waren er twee knoopen afgesprongen cn op den rug had hij een flinke scheur. Met de eene hand trachtte hij het woedende dier af te weren en niet de andere grabbelde hij naar zijn appels cn wierp die weg. Einde lijk was hij ze kwijl en toen schoot hij door "net hek. Weer pet bijtijds, want dc ram stootte met zijn harden kop met zooveel kracht tegen hel hek. dat de planken kraakten. de woerden gaven wel door een luid schelden hun misnoegen over den aanval te kenoen, maar maakten geen aanstalten hulp te bieden. Toen verlucf zich de oude eend en fladderend mnr, ze nut uroole KeftidïeM roovci-s te lijf. Deze u ,ren len sloft, Ren zaoLl de vlucht te nemen. ï-ei» mmt eeu ma», een vroorrf een woord. 1 oen Adeline Patli, de later wereldbdoein^ de zangeres, nog een klein meisje was, trad zij op in een concert, gegeven dooi 01, Bulh Dc voornaamste bewoners van den onitrej gaven na afloop der uitvoering een sotipep aan het gezelschap, waaraan ook werd deel« genomen door Stanley Matthew, dc late,. ,»re« sident van het Vmcrikaaiische Hof van ..^1* Aan het e*ide van het souper drong Matthew* er bij de kleine Adeline op aan. iels tc zingen* •Als je voor mij zingt, zal ik alles dm-u. wal" je maar wilt." 7Ci hij. ..Alles? herhaalde Adeline. „Alles," antwoordde de deftige rcrT.ïsge* leerde op vasten toon, in 'l geheel niet ver-» moedende, wat het meisje hem vragen zou. Nu begon zij te zingen. Na het lied gcéiiwj digd te hebben, zei zij: „Mijnheer Matthews wilt u iiu alstublieft ofl uw hoofd gaan staan?" „Je schertst, lief kind!' riep de tockom-ttge president ontzet uil „Eens gezegd, blijf' gezegd," antwr rd<fe Adeline met een pruilend stemmetje. „Nu, als je er op slaat, daar gaat ie dan.*1 zei Stanley Matthews, en op eens vlogen zijiï beenen in de lucht, onder uitbundige tocjuï* chingcn van het gezelschap. üen diamant. Onder de kostbaarheden van de nu ven- dreven Czarenfamilie in Rusland is wel da „Orloff'-diamant de merkwaardigste Deza is het kostbaarste deel van de Gzarenkroort en doet niet onder voor de kroonsieraden van het Engelsche Koningshuis. De „Orloff" bestaat eigenlijk uit twee stukken, die de leeuwenoogen in den troon! van den Grooten Mogol van Delhi uitmaak ten. Hij is merkwaardig zuiver e:\ munt uit door de schoonste kieurschakeeringen. Hef gewicht van dezen diamant 104 ri' karaat en zijn waarde wordt i\ .:rh. op 50 millioen francs. Zijn naam dankt deze steen aan graaf Or loff, die bij zijn tijdgenooten beroemd en berucht was, al naar men 't nemen wilde. Hij ontdekte den diamant op zijn reizen en wist hem machtig 'e worden" voor Keizerin Catharina. .Volgens de geschiedenis had Prinses Tarakhanoff als nakomeling van Peter den Groote veel meer aanspraak op den Rus- sischen troon dan Catharina. Deze laatste wenschte evenwel de teugels van 't bewind niet uit de hand te geven en droeg haar toenmaligen lieveling, den schoonen graaf Orloff op, zich naar Italië te begeven en de Prinses aan 't verstand te brengen, dat zij haar aanspraken op den troon had op te geven. Met Orloff's avontuurlijken aard strookte dit volkomen. Hij wist de Prinses voor zichl te winnen en hij ging zelfs zoo ver haar de zekerheid van de troonsbestijging in uitzicht te stellen, als zij hem huwde. De diaman# van Delhi speelde in deze verleidingskun* sten een tamelijk groote rol. De Prinses bleef in het haar gespannen net hangen, huwde Orloff en trok met hem naar Rusland. Daarmee was haar lot beslist. Zij eindigde haar leven als gevangene an Catharina. Meer* dan één bezitter van eten Orloff- diamant is ongelukkig aan het einde geko» men. Als merkwaardigheid wordt medegedeeld dat, toen Nicolaas Romanoff, de laatste Czaar, den diamant het eerst bewonderde, hij zei: „Ik vrees, dat deze steen over mij ongeluk zal brengen." 't Heeft er nu wel den schijn van, del deze profetie is uitgekomen. Verdreven. De herfstwind blaast de bloempjes weg. „Wat een akelig beest; nou hebben we nog verdrijft z'uil hof en gaard niks!" zei Gijs. ,,'k Wed. dat het vel van mijn been af is," klaagde Gerrit, die intusschen opgestaan was. 't Was best mogelijk, want hij liep gewoon te hinken en had veel pijn. „Kijk eens op mijn rug, jó! Is mijn blouse kapot?" vroeg Gijs. .Zóó'n scheur!" antwoordde Gerrit .terwijl al hadden wij zc nog zoo graag in onzen tuin bewaard. Twee bloemen-elfjes schuchter, klei-: staan buiten op het veld, verdreven door den najaarsstorm, och arm, met ruw geweld. Wie biedt hun nu ecu schuilplaats aan? 't liefst daar waar bloemen zijn hij de afmeting niet zijn vingers aangaf. De vriendjes liepen door naar huis. Ze schapen en die doen geen kwaad," zei Gijs keken onderweg niet meer naar appels, want graag brengen ze den winter door dapper. daarvan hadden zc .voorloopig genoeg. En dat j Lvwiin Zc liepen nu een eindje verder, waar het ze hun verdiende loon hadden ontvaugen, leertje ju het gras lag. Gijs zette het overeind1 daarover zijn .we het zeker allemaal eens. De planten tieren eens zoo goed en geven knop op knop, als daar zoo'n Woemen-elfje huist ja, ja, let maar eens opt Haal zelf je bloemen uit den tuin vóór 't ruwe weer begint en komt er dan zoo'n elfje mee houd het vooral te vrind. Je zult eens zien, hoe fleurig dAn je kamer 's winters prijkt met zóóveel bloemen, schoon van kleur, dat 't er wel zomer lijktl HtfiaaDaflr

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 4