Brandhout.
FIRMA 6E8R. NEFKENS
Van Sweden Co.,
z CARBID Z
LUKE AÜIQ-VERHÜUniNRiCKTING
INRICHTING voor alle soorten DRMIWERK
torens» Carbidhuislamp te koopen,
C van [interen.
Brandhout.
Citroen essence,
Ananas essence,
Frambozen essence,
Sinaasappelen essence.
Marasquin essence.
A. V. tl. WEG.
Telepïioon 42 Telephoon 42
J. J. POLDERMAN,
Anthraciet en Cokes.
Steenkolen,
Wij hebben prachtige LAMPEN
van f 4.- tot f 9.-.
FONTEIN SCHIPPERS
0OO13 de |)eci§d.
Groot- en IileiulimuU'1
in r.lle soorten
Uf CïiiC lióppcl Pakhuis:
Weijerstrant 14. Toiof. 205.
Voor liet zelf bereiden
Tan borstplaat.
Verkrijgbaar bij:
leeiaar R.I. Boekhouden AHHA PAULOWHALAAN 1.1
Inrichten, bijhouden en Controleeren van
administratie, opmaken van balansen enz.
f'If AATT" CDI'I S éT',.^^4
Groot- en Kleinhandel in:
groote srn i.
IWngiiziJnen
Beestenmarkt S, ÏO en 12, naast de Stadsherberg.
komt dan eerst onze Modellen zien.
GROOTE VOORRAAD
Firma W. VAN BEEK, Kerkstraat 4,
Telefoon Intere. 457. AHCKSFOORT.
St. Nicolaas-Artikelen
Meubileeringen Kunsthandel
Bebangery en Stofteerderij.
LAHËESTHAAT 42 Tel. Int. 4S6 AMERSFOORT
Kleine Tante Dora.
Kaar hol Kngelscli van J c n u I c C h a p p c 11.
Vrij bewerkt door C. II.
HOOFDSTUK VII.
Dor a's lafheid.
Dora was tot een besluit gekomen. Zij zou
F.vcrl de volle waarheid omtrent Baby's val
vertellen en hem vergiffenis vragen. Gestraft
Ie worden was niet zóó erg, als met een ge
heim als dit rond te loopen. Toch was het
niet de straf, welke zij hel meest vreesde,
aiecn, zij zag voornamelijk op tegen de beken
tenis, dat zij het verbod van haar broer over
treden had en dat Baby zich bezeerd bad. Het
verbaal van mijnheer Walters had echter een
diepen indruk op haar gemaakt en zij wilde
haar geweien van den drukkenden last van
het geheim bevrijden, hoeveel haar dit dan
ook kosten mocht. Zij wist, boe vrceselijk het
zou zijn alles te vertellen, terwijl Evert haar
bedroefd, doch niet onvriendelijk, zou aan
kijkt >1. Zij begreep zelve nog niet goed, hoe
•zij Ik-I eigenlijk zou aanleggen, doeh vertellen
mo-cst zij het; dal stond als een paal boven
.water.
Het was Zondag, de dag, welke volgde op
hel uitstapje naar het Bramenbosch. Dora had
geen gelegenheid zoo scliccn het ten minste
vóór kerktijd met haar broer tc spreken;
zij zou liet later wel vertellen, als zij met hem
alleen was.
Na kerktijd bracht Evert echter een vriend
van zijn vader mee naar huis op.de koffie.
Zij kon dus nog niets zeggen; cn zoo werd de
•bekentenis telkens uitgesteld cn scheen het
wel, dat Dora's moed -* welken zij dien mor
gen bij liet opslaan verzameld bad steeds
meer verflauwde. Maar toch zei zij nog tegen
zich zelf: „Ik zal hel hem hcusch vertellen,
vóór ik naar bed ga.''
Aan tafel zal Baby in zijn kinderstoel tus-
schen zijn vader en DoPh in. Mijnheer Bran
den. de gast, was een aardige oude heer cn
zelf va dei en grootvader van een talrijke
familie. Hij had veel schik in het kleine baasje.
Mijnbeer Brandon, die uit allerlei schijn
baar onbeduidende voorvallen karaktrekken
wist op tc maken, zag met een goedkeurenden
glimlach, dal Dora den mooisten appel uit-
zochl cn dien aan haar broer gaf om hem
voor Baby tc schillen. Ook bad hij gezien, Iioc
zij het kleine ventje een lekker hapje toe
schoof, omdat hij er zooveel van hield."
„We bioeten hem echter niet gulzig of zelf
zuchtig maken, Dora," zei Evert. „D<^ zou
niet goed voor hem zijn."
„O. daarvoor beeft hij heelemaal geen aan
leg. t is zoo n schat!" antwoordde Dora, die
geen weerstand kon bieden aan het srncc-
•heiul gezichtje en het open mondje, dat hij
als een vogeltje dat gevoed wordt open
hield, terwijl hij met zijn vingertje op iets
lekkers wees.
„Baby heeft een tante, die veel van hem
houd!, zie ik wel," zei mijnheer Brandon,
terwijl hij een mooien appel, dien hij zooeven
geschild had, op haar bordje legde.
„Ik ben alleen bang, dat zij hem bederven
zal. antwoordde Evert, „cn dan zou ik dub
bel streng voor mijn zoon moeten zijn.'"
Hij keek echter heel vriendelijk, terwijl hij
dit zei en ging voort: „Mijn kleine zus Dotje
is feen ware .Gave van God' voor mijn ge
weest vanaf den dag, waarop zij bij ons in huis
kwam. Mijn lieve modder kon mij geen beter
erfenis nagelalen hebben. Ik weet, dat er zelfs
weinig vaders zijn, die van hun kinderen kun
nen zeggen, dal zij altijd gehoorzaam zijn.
Maar ik meen dat van Dora wel tc kunnen
beweren. En nu zij.op een leeftijd komt, waar
op zij dc dingen begrijpt, gaan wc eigenlijk
meer als twee kameraden met elkaar om."
Dora kleurde tot achter haar ooren. Zij
wierp een smeekenden blik op haar broer, die
echter door niemand begrepen werd. Ilaar
long <cLeen als verlamd.
„Zou moet het ook lusschcu ouders ei» kin
deren zijn," zei mijnheer Brandon, „en jij bent
als een vader voor Dora. Gehoorzaamheid is
'bel begin van alles."
Steeds rodder en rooder werd de arme
Dora. Zij keek verlegen vóór zich op haar
bard cn onder de tafel trokken haar vingers
zenuwachtig aan haar servetje. Mijnheer
Brandon cn Evert schreven haar verlegenheid
echter aan bescheidenheid toe. Hel kind vocl-
di' zich diep. diep on gelulde ig.
O, hoe lcelijk was het van haar, deztc lof
spraak, die zij niet verdiende, zwijgend aan
tc hooien! Haar ongehoorzaamheid was net
een groote inktvlek op een mooie plaat. Wal
zou Evert bedroefd zijn cn boe zou hij zijn ver
trouwen in haar verliezen, als liij wist, wat
zij gedaan had! Hij zou heel, heel teleurge
steld zijn. Hoe ellendig Dora "het ook vond
een geheim voor haar broer te hebben, zij
miste den moed om -ie spreken cn bleef zwij
gen.
Niemand begreep, hoe hel kwam, dal Baby
veel minder stevig op zijn bccnen stond cn
{weer over den grond kroop. Dit was een
érnstige tegenvaller voor allen, nu bij reeds
rc:i maand lang zoo aardig geloopen had- Juf
frouw Hopkins meende cclilcr, dat hij het wel
weer spoedig zou inhalen.
Inlusscben begon hij allerlei nieuwe woor
den te zeggen. Zijn aardig zilveren stemmetje
klonk als muziek door het huis en bijna eiken
dag als Evert thuis kwam, kon Dór^l hem een
nieuw woord opnoemen, dat Baby gezegd
had. Zij moedigde hem echter nooit meer
aan „Tante." tc zeggen; hel herinnerde haar te
veel aan dat nooit te vergeten oogenblik in
den boomgaard, toen hij dit woord voor het
eerst had uitgesproken. Dc gedachte cr aan
alleen reeds maakte, dat zij zich niet op haar
gemak voelde. En Baby, die er nu geen lesje
meer in kreeg, zei in zijn kinderlaaltjc „lieve
Dot" tegen haar. (Wordt vervolgd.)
Boontje komt om zijn
loontje.
Ecu treurige geschiedenis uit
de vogelwereld.
'i Was de laatste dagen een oorverdoover.d
geschetter in de liooge peppels, langs de
kleine rivier. Twee oude Eksters, die in één
der populieren hun nest hadden, waren het,
die zoodanig tc keer gingen. Ze woonden
daar in huu zacht en warm nest reeds heel
lang; ze hadden cr hun leventje van jong ge
luk geleefd; ze hadden er hun jongen ge
koesterd cn verzorgd cn ze waren er samen
oud geworden, zóó oud, dat hun vroeger zoo
schoonc zwarte en witte vederen nu hun glans
verloren hadden.
Nu had moeder Ekster zich vrij wel in haar
lot geschikt, doch vader Ekster, die door zijn
ouderdom knorrig en ontevreden was gewor
den, vond het meer dan erg, dat ook zijn
vrouwtje ouder werd. Hij had cr al zoo lang
over geschetterd, dat zij niet zoo heel hoog
meer vliegen kon, dat haar vederen zoo glans
loos werden, en nog over veel meer.
Nu was hij dc laatste dagen hierover al heel
erg uit zijn humeur en daarom schetterde Lij
dart ook zoo schel, dal hel beter zou zijn, zoo
moeder Ekster haar fortuin maar ergens
anders ging zoeken en hem alleen in liet nest
Jiet. Hij zou zich dan wel een nieuw gaaike
zoeken, dat heel hoog vliegen kon en wier
vederen nog schoon cn glanzend waren.
Doch hierin had moeien Ekster niet veel
zin. Verbeeld jc, dat zij zich, nu zc oud was
geworden, zoo maar uit het nest liet jagen 1
Neen, hoor, daarvan kwam niets in. En dan
nog wel haar plaats door een vreemde te laten
innemen! Neen, moeder Ekster was wel goed,
maar niet gek... Zoo dacht het Ekstervrouwtje;
doch ze zei haar gedachten niet hardop, want
ze was een verstandige vrouw, die reeds zoo
heel veel kleine Ekstertjes had opgevoed.
Doch toen nu vader Ekster maar volhield,
dat ze heen moest gaan, trok moeder Ekster
oen ernstig snaveltje en schetterde: „Iloor
eens, man, 'l is dunkt me beter, dat, alvorens
je mij wegzendt, je eerst onze oude, wijze
nicht Kraai eens daarover raadpleegt; zij kent
onze vogclwcltcn op een duimpje en zal je .dus
ook wel zeggen, wat je doen of laten moet..."
„*t Is goed," zei vader Ekster en hij ging
nog dienzelfden dag naar het bosch, waar
oude nicht Kraai haar nest had. Eerst zog
Ekster haar nergens, maar toen hij nog
eens goed in alle boomkruinen zocht, vond hij
zijn wal al te bemoeizieke, oude nicht luid
krassend op één der boomtakken zitten; ze
was juist bezig met mevrouw Koekoeji een
berisping te geven, omdat die een ei in hel
nest van de familie Roodborst bad gelegd en,
denkende dat niemand haar had gezien, nu
wilde wegvliegen, om, zooals mevrbuw
Koekoek gewoonlijk deed, zich daar verder
niets meer van aan te trekken en er maar op
los te leven zonder zorgen.
„Neen, dat is geen manier van doen," kraste
nicht Kraai, „verbeeld je, om zoo maar je
eieren in hel nest van een ander tc leggen,
alleen omdat je le lui bent, ze zelf uit te
broeden. Wat ecn'toestand zou het geven, als
ook de andere vogels dit deden! En de familie
Roodborst heeft toch waarlijk reeds moeite
genoeg om haar eigen kroost groot te bren
gen... En dan zoo'n groote, jonge Koekoek in
hun nest... Foei, jc moest jc schamen, mevrouw
Koekoek 1 Ben jij een vogclmoedcr?"
Met hangend kopje zat mevrouw Koekoek
oude nicht Kraai aan te hooren; ze durfde hce-
lcmaal niets zeggen, want ze schaamde zich
wel heel c*g, cn toen nu vader Ekster op den
lak, naast nicht Kraai, was neergestreken,
vloog zij heel stilletjes heen, en zoo kon vader
Ekster met zijn belangen voor den dag komen.
„Nicht Kraai," begon hij, „ik kom hier bij
je om hulp en goeden raad. Luister eens, mijn
vrouw is oud geworden en ik zelf voel mij
nog zoo jong en daarom wilde ik een nieuwe,
jonge vrouw zoeken."
„En wat doe je dan met jc oude vrouw?"
vroeg nicht Kraai.
„Wel, die zend ik wég," antwoordde vader
Ekster, alsof1 hel zoo maar dc eenvoudigste
zaak der wereld was. „En daarom kom ik je
vragen, hoe of ik dit hel beste doen kan.
Want uit zich zelf zal ze nooit heengaan."
„Nu, dat is ook nog al te begrijpen," kraste
nicht Kraai. Toer. zag ze vader Ekster met
haar groote. kraaloogen aan cn vervolgde
luid én scherp: „Je bent slecht, heel slecht,
neef Ekster; je schijnt vergeten tc zijn, dat,
toen je vrouw nog jong was cn haar vederen
■og glanzend waren, zii alle lief en leed-mei
je gedeeld heeft, ja, dat zij zelfs honger met
ie heeft geleden, toen jullie nog jonge Eksters
waart en nog niet zoo goed de rupsjes cn
wormpjes wisten-te vinden als nu... En omdat
ze nu niet zoo hoog meer kan vliegen cn haar
vederen wat glansloos zijn geworden, wil je
haar wegzenden, zonder hulp, zónder steun,
ja, zelfs zonderincsl? En daarna wil jc een
jonge vrouw gaan zoeken? Foei, neef Ekster,
schaam je toch! En weet wel, dat je mijn
vriendschap verloren zult hebben, zoo jij je
goede, oude vrouw ooit durft verjagen. Denk
daar eens aan, zal je?"
Vader Ekster was geheel uit het veld gesla
gen, toen nicht Kraai zoo tot hem sprak; hij
wa? zeer op de vriendschap van zijn nicht
gesteld. En 't was dan ook daarom, dat hij
maar besloot zijn oude vrouw voorloopig bij
zich te houden. Later zou hij dan wel verder
zien.
„Welnu?" vroeg1 moeder Ekster, toen haar
man bij haar op het nest was teruggekomen,
„welnu, wal heeft nicht Kraai'gezcgd? Moet
ik weg?"
„O, nicht Kraai liet liet lieelemaal aan me
zelf over," jokte vader Ekster, „zc zei, dat het
mij geheel vrij stond je uit het nest te zenden,
als ik dit wilde; maar zóó wreed wil ik toch
niet zijn."
„Hij is toch waarlijk niet kwaad," dacht
moeder Ekster.
Doch daarin had zij zich vergist. Want de
tijd, die nu voor haar aanbrak, werd wel dc
ellendigste van heel haar leven! Niels had
sinds dien dag moeder Ekster meer te vertel
len; ze moest de vetste rupsjes cn wormpjes
aan vader Ekster.afstaan, en at zij cr bij onge
luk één op, die vader Ekster voor zich zelf
had bestemd, dan pikte het boozc mannetje
haar zóó geweldig met zijn scherpen snavel,
dat haar veertjes naar alle kanten licenvlo
gen. En toen de gure najaarsnachten kwamen,
had arme moeder Ekster heelemaal geen
leven meer. Vader Ekster nam toen bijna het
gehecle nest voor zich en drong haar vaak
zóó, dat zij zich met een plaatsje op den rand
van het nest cn soms op één der takken moest
behelpen. En zoo- gebeurde het op een kou
den wintermorgen, dat twee Roodborstjes
moeder Ekster dood onder den boom vonden
liggen. En toen nu vader Ekster de twee
Roodborstjes naar zich toe zag vliegen, deed
hij juist alsof hij sliep. Hij wist maar al te wel,
wat zij hem kwamen vertellen, want hij zelf
had moeder Ekster dood gepikt en daarna uit
het nest geworpen.
„Vader Ekster, vader Ekster!" riepen zij;
„o, word toch eens wakker: jc vrouw ligt
dood onder dezen boom!"
Vader Ekster deed alsof hij van deze droeve
tijding vrceselijk schrikte; hij begon op eens
heel hard te jammeren, vloog toen met de
Roodborstjes naar omlaag, en bij de plek ge
komen, waar zijn dood vrouwtje lag, schet
terde hij: „Ach, mijn arm, lief vrouwtje, nu
ben je dood! Ach, wat moet ik nu zonder je
beginnen?"
De Roodborstjes en ook de andere vogels,
die op hel gejammer van vader Ekster waren
komen aanvliegen, dachten dat vader Ekster
in werkelijkheid zoo diep bedroefd was. Allen
hadden medelijden met den armen Ekster,
zoodat zij, om hem wat te troostend-al liet lek
kere voedsel brachten, dal zij konden vinden;
maar vader Ekster scheen geen oogen voor dit
alles te hebben; hij bleef heel dien dag erbar
melijk schetteren.
Op dit geschetter was nicht Kraai, uit haar
nest in het bosch, komen aanvliegen. „Wat
nu, wat is hier gebeurd?" kraste zij en toen
hipte zij naar de doode, lilde met haar snavel
de veertjes van het doode dier op en.... zag
cr de bloedende wondjes, die vader Ekster's
scherpe snavel haar tijen nacht had toege
bracht. Toen begreep oude, wijze nicht Kraai,
hoc treurig hel levenf van de arme moeder
Ekster den laatslen tijd geweest was. En hoe
wel zc voor de andere vogels trachtte te ver
bergen, wat zij zoocven had gezien, vloog zc
toch op het Ekslermanneljc toe en kraste zóó
zacht, dal alleen hij het hooren kon: „Ik heb
zooevcn naar je doode vrouwtje gekeken. On
der dc veertjes las ik heel dc treurige geschie
denis.... E11 veins nu maar geen droefheid
meer.... Jij, jij hebt haar met je eigen snavel
gedood... En ik wil daarom niets meer met jc
tc maken hebben. Ik wil-geen moordenaar tot
neef hebber..." En toen oude nicht Kraai dit
had gezegd, vloog ze luid krassend naar haar
nest in het bosch terug.
Eerst vond vader Ekster het allesbehalve
prettig, dat nicht Kraai hem had doorzien,en
nu niets meer met hem te doen wilde hebben,
maar toen hij zich daarover wat had heen-
gezet, voelde hij zich toch niet zoo ongelukkig
als hij had geöhcht. Hij was nu toch heele
maal vrij! Nu kon hij zich een jonge vrouw-
zoeken! En dat zou liij doen. zoodra de leute
kwam en de peppels nieuwe bladeren kregen!
Doch ons Ekslcrljc had vergeten, dat hij
zelf reeds ecu oude Ekster was, want toen ein
delijk de lente was aangebroken cn hij bij de
Eksterfamilies, die dochters bezaten, zijn op
wachting ging maken, werd liij overal waar
hij kwam, smadelijk afgewezen.
„Jc bent tc oud," schetterde de eerste juf
frouw Ekster.
„Jc bent le lcelijk." schreeuwde een ander
jong Bksterljc,
„Zoek liever een grof in plaats van een
jonge vrouw," schetterde boos een Ekster-
vader, die een heel lief dochtertje had
En zoo ging het overal, waar vader Ekster
kwam om aanzoek tc doen.
Dit maakte hem wanhopig, zoodat hij niets
beters wist te doen dan naar zijn nest terug tc
vliegen en daar heel hard te gaan schetteren.
„Waarom schreeuw jc zoo akelig?'* vroeg
hem een Lijster, die op een tak in zijn nabij
heid zat, „zing liever, zooals ik, dat is veel
mooier dan dat akelige geschreeuw."
„Ik schreeuw' heelemaal r.iet voor mijn ge
noegen," antwoordde vader Ekster; „ik
schreeuw' omdat ik geen vrouw kan vinden..."
,,'k Weel er een, 'k weel cr een," piepte een
Koolmees, die in denzclfden boom zal en het
gesprek had aangehoord.
„Waar, waar, waar is zij dan?" schetterde
vader Ekster luid, bij wien de hoop weer be
gon tc herleven.
„Ga maar mee, ga maar mee," piepte de
Koolmees, cn ze vloog vooruit, gevolgd door
den nog altijd schetterenden vader Ekster.
„Schei nu uit met je geschetter, want hier
zit ze, hier zit zc," piepte dc Koolmees, toen
zij bij den ingang van het bosch gekomen
waren, waar, op een der hoogste takken van
een beuk, een mooie, jonge Ekster zat. Zij was
zóó mooi, vond vader Ekster, dat hij haar niet
eens durfde vragen, of zij met hem wilde
trouwen.
„Vraag haar nu, vraag haar nu," piepte dc
Koolmees.
„O, ik^ durf niet" schetterde heel zacht vader
Ekster; „toe, vriendin Koolmees, doe jij ccn
goed woordje voor me."
„O, dat wil ik wel, dal wil ik wel," piepte de
Koolmees en ze vloog naar den tak,Waarop
juffrouw Ekster zat.
„Juffrouw Ekster," begon d<> Koolmees;
„hier is vader Ekster; zijn vrouw is dood en
nu zoekt hij een ander vrouwtje. Wil jij met
hem trouwen?"
Juffrouw Ekster zag met snibbige oogen
naar den tok, waarop vader Ekster zat, die
verlegen zijn kop krabde en niet durfde
kijken. „Is hij dat?" vroeg zc, met haar poot
op vader Ekster wijzend.
„Ja, dat is hij," piepte dc Koolmees.
„Ilij is Ieelijk cn oud," schetterde juffrouw
Ekster, cn ze trok minachtend haar snaveltje
op. Toen bedacht zij zich even en vloog naar
vader Ekster. „Zeg eens," begon ze, „heb je
veel mooie en blinkende voorwerpen in je
nest? Want als ik je vrouw moet worden, dan
wil ik ook alles even mooi en schitterend
hebben..."
„Nu...c ..n, die heb ik nog niet," antwoordde
vader Ekster verlegen, „maar.„c...als jc die
zoo graag wilt hebben dan...ne...zal ik zorgen
dat het nest er op onzen trouwdag mce~Vcr-
sierd is..."
„Dan i% liel goed,' schetterde juffrouw
Ekster; „en als het nest gereed is, heelemaal
gereed, kunt ge mij komen halen»."
Om nu het nest mooi te maken werd vader
Ekster een dief; hij stal alles wat blonk, ja, hij
vloog zelfs dc huizen der mcnschen binnen
en nam er dubbeltjes en blinkende gouden
sieraden weg. En zoo kwam dan ook einde
lijk het nest gereed. Nu, dat zag er schitterend
genoeg uit door alle gestolen voorwerpen,
die. vooral als de zon er op scheen, zoo prach
tig blonken.
„Nu zal mijn nieuwe vrouw wel tevreden
zijn," dacht vader Ekster. Want hij zelf vond
liet nest prachtig.
Maar toen nu de dag kwam, dat dc nieuwe
mevrouw* Ekster het nest betrok, was zij lang
niet tevreden.
gggggg- L J
„Is dat nu ecu behoorlijk v.i-blijf,'* schcfc?
terde zij met minachtend opgetrokken snavels
tje; „men kan hier bijna niet zitten. Ge had!
die blinkende dingen zoo en zoo moeten hanV
gen; en ze zijn bovendien heelcmeal niet rciooif
't zij prullen, niets dan prullen..." i
Vader Ekster was bitter bedroefd, toen zijn
vrouwtje zoo legen hem sprak; hij had loc!»
zóó zijn best gedaan om alles zoo te doen»
als zij het wilde. Was hij zelfs geen dief ge
worden, alleen voor hóór? En nu, nu was zij
nóg niet tevreden; nu wilde zij alles nóg
mooier hebben...
„Maar vrouwtje, ik daclvl, dal jij het nest
nu wel heel mooi zoudl vinden," schetterde hij
verlegen.
„Geen tegenspraak, hooidat duld ik niet,"
schetterde mevrouw Ekster heftig; „ik vind
het nest lcelijk, heel Ieelijk, en daarmee uitl'V
Zoo ging het voortaan iederen dag.
Mevrouw Ekster toonde, dat alleen zij hief
dc baas, was. Niets had vader Ekster meer te
vertellen, cn begon hij iels tc zeggen, dat.
zijn vrouwtje niet aanstond, Aan maakte hij
geducht kennis met haar schcfp snaveltje.
Voor haar was nu hel zachtste plaatsje op hek
nest, voor haar de vetste rupsjes cn wrormpjcs,
voor hóór was alles cn voor vaSer Ekster was
niets...
„Ach," schetterde vader Ekster soms in stil
le, „ach, wat heb ik nu toch een akelig leven!
Ik, die vroeger hier op hel nest dc baas was,
heb, nu ik een nieuw vrouwtje genomen heb,
niets meer te zeggen. Ach, hoe geheel anders
was het in den tijd. toen mijn goede eerste
vrouw nog leefde!"
Doch dc door hel verdriet half versuile
vader Ekster was geheel vergelen, dat hij de
vrouw, wier gemis hij nu eerst goed besefte,
het zelfde leven had doen lijden, dat hij nu
tc ondergaan had. En toen dit leven een poosje
zoo had geduurd, begon vader Ekster tc kwij-
ncn, langzaam teerde zijn arm vogel-
lichaampje weg. Ilij at niet meer en dronk
niet meer en keek slechts suf voor zich uit.
't Was op zekeren herfstmorgen, dat twee
Vinkjes, die in de nabijheid der populieren
hun voedsel kwamen zoeken, vader Ekster
dood aan den voet van den boom, waarin hij
zijn nest had, vonden liggen.
„Ach, wal zal zijn jonge vrouw wel zeggen,*
sjilple het wijfjes-vinkje.
„Zij zal wel heel erg bedroefd zijn," sjilpt»
het mannetje.
Daar kwam juist oude nicht Kraai aanvlie
gen; ze was sinds den dood van moeder Ekster
niet in de nabijheid vap vader Ekster's nest
geweest, doch nu was ze toevallig in de
buurt, cn, nieuwsgierig als zc was, wilde zij
eens zien, hoe vader Ekster het wel had bij
zijn jong vrouwtje. Doch toen zc nu daar de
twee Vinkjes zoo zag kijken naar een dooden
vogel, die daar lag. wipte zij wal naderbij en
zag dat het vader Ekster was, die reeds koud
was en stijf.
„Kra... kra..", kraste zij, „hoe zou dit ge
komen zijn? Zoo heel oud was hij toch nog
niet..." Ze hipte toen nog een eindje verder,
totdat ze rink bij den dooden Ekster stond,
toen tilde zij dc veertjes van den doode op,
juist zooals zij eens bij doode moeder Ekster
had gedaan, en... nu zag ze ook bij vader
Ekster de talrijke wondjes, waarmee zijn
lichaam was bedekt, en,...' oude, wijze nicht
Kraai had wreer alles begrepen... „Kra... kra...
kra... kra...", kraste zij; „gc hebt geen beter lot
verdiend, vader Ekster; cn „boontje komt om
zijn loontje!" Toen keek oude nicht Kraai nog
eens naar den dooden Ekster en vloog luid
krassende heen.
Tante Joh.
- -
Een dubbele verjaardag.
door C II.
Hoera! wij vieren dubbel ^>t,
Want ons lief buurtje Klaar
Wordt zc! vandaag, is dat nicl leuk?
En Bert juist zeven jaar.
Dccz' dubb'le jaardag dicnUgevicrd,
Maar niet zoo heel gewoon;
Hij cischt naiuurïijk op zijn minst
Een dubbel feestbetoon.
Wij hebben daarom saam bcdach.:
Zij zijn een Koningspaar:
We spelen optocht in den
Eu zijn van zessen klaar
Voor ieder is een kroon gem..
En voor dc koningin
Van Moeders sjaal een mooie sieip,
Die is w&t naar haar zin.
Muziek loopt voorop, ran-plan-plan,
't Gaat netjes in de maat
En lè-tc-rè-tè, lè-lè-tè-
Zoo -klinkt 't van vroeg tot laat.
Maar wordt het eind'lijk a 1 te laat,
Zijn wij van 't spelen moe,
Dan wordt de stoet ontbonden, hoor!
Gaal elk naar huis weer toe.
De kronen worden weggelegd
Weer tot een volgend jaar,
Want dan wordt onze Bert al acht
En zeven buurtje Klaar.
Nu z' éénmaal samen jarig zijn,
Blijft dat ook in 't verschiet,
Maar altijd met één jaar verschil.
Zeg ceus, is 't iwaar o| niet?