„DE EEMLANDER" fMSIKMIiirU'ïirS FEUILLETON. Astrid Ehrencroa-Möller. O UDERS 16e Jaarnari, 138 lDMlUtUrUTp3D!IC per maJndcn xoor Amcrs. At!UNntn!t.nl Jl KIJu loort f ISO, idem franco per posl f 2.00, per weck (met gratis verrekering tegen ongelukken) f 0.14. atronderlijke nummers f 0.05. Wekelijksch bijvoegsel «De Holhndscht Huisvrouw* (onder redactie van ThOrèse Hoven) per 5 maanden 50 cent. Wekelijksch bijvoegsel •IFereMrevue* per 3 maanden 60 cent. HOOFDREDACTEUR: Mn. Cl J. VAN SCHAARDENBURG UITGEVERS: VALKHOFF Co BUREAU: ARNHEMSCHE POORTWAL, hoek utrechtscnestr. INTERCOMM. TELEFOONNUMMER 513 Donderdag 3 Januari 1918 dienstaanbiedingen 1 -5 regels f 0.50. groote letters naar plaatsruimte Voor handel en bedrijf bestaan zeer voord cel igc bepalingen tot het herhaald advcr. teeren in dit Blad, bij abonnement. Ecnc circulaire, bevattende dc voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden Ons Onderwijs. 2e Serie m. De Lichamelijke Opvoed en de Lagere School. In overoude tijden meende men. dat bij de opvoeding van kinderen allereerst het stre ven mofest zijn, goed gebouwde en goede menschen te vormen. Men meende zelfs in die dagen, dat gymnastiek en spel, maar dan spel volgens vastgestelde rebels in de allereerste plaats krachtig kon medewerken tot de vorming van het karakter. Bij de oude Grieken nam het streng ge regelde, methodisch geleide spel een zeer groote plaats in bij de opvoeding der jeugd. Zoo is de toestand van het oogenblik evenwel niet meer. Wel is en wordt door tal van mannen van naam, paedagogen, medici, e. a. herhaalde lijk op het groote nut van lichaamsoefenin gen, ook en vooral in de o{T£n lucht, gewe zen, zoowel uit een oorpurt ven karakter vorming als vajci lichaamsontwikkeling; wel hoort men telkens weer van t be; ende: Al leen in een gezond lichaam huist een ge zonde geest", maar ondertusschen is de zaak der Lichamelijke Opvoeding zeer achterop geraakt. In den loop der lijden is de verstandelijke ontwikkeling aan omvang en belangrijkheid aanmerkelijk toegenomen en beslissend ge worden voor den vooruitgang en de waarde van het indiv idu in de samenleving. Meer en meer heeft de opvoeding op de scholen zich dan ook beperkt tot de ontwikkeling der ^verstandelijke vermogens; zoozeer zelfs, dat de lichamelijke vorming niet zelden geheel wordt verwaarloosd, of volkomen als bijzaak wordt beschouwd. Waar evenwel uit tal van onderzoekingen, door schoolartsen e. a., vooral in het buiten land gedaan, is gebleken, dat het school leven in verschillende opzichten een nadee- ligen invloed uitoefent op den gezondheids toestand der leerlingen, zijn verschillende gemeente- en schoolbesturen, mede over eenkomstig voorschriften van het Rijk, er langzamerhand toe overgegaan meer zorg te besteden aan de hygiënische inrichting der schoollokalen, de doelmatigheid der schoolmeubelen enz. Hoewel dit op zich zelf zeer zeker valt toe te juichen, is het echter niet voldoende, dat de overheid zorg draagt bij de schoolgaande jeugd ziekten zooveel mogelijk te .voorko men. Een tweede, niet geringe plicht is die gezondheid zooveel mogelijk te bevorde ren, en tevens zorg te dragen, dat de leer ling in het volle bezit geraakt van zijn lichamelijke krachten en bedrevenheid. De lichamelijke opvoeding van het schoolkind moet de nadeelen van 't schoolleven trach ten te voorkomen of op te heffen en de na tuurlijke physieke ontwikkeling bevorderen. Het groote tekort aan lichaamsbeweging, dat de jeugd heeft, moet doelmatig worden aangevuld. Later kan daarop worden voort gebouwd, opdat de volwassene voldoen kan aan de steeds hoogere eischen van 't cul tuurleven. En al moge 't nu waar zijn, dat de geeste lijke ontwikkeling op zich zelf van veel meer belang is dan de lichamelijke, waar 't betreft de waarde en 't nut voor 't beroepsleven, 't is toch zeker even waar dat de vereeni- ging van beide weder van veel grooter be lang is, clan elk op zich zelf. Inderdaad toch vormen lichaam en ziel één geheel. Wat het eene ten goede komt, baat het andere. Dr. Mezger schreef reeds: Aan ieder systeem van schoolopvoeding stel ik den eisch, dat het gelijke zorg bestede aan de ontwikkeling van het lichaam en van den geest, overtuigd als ik ben, dat de rechten van den geest op ontwikkeling geen andere of hoogere zijn, dan dezelfde rechten van het lichaam.' Lorinser eischte reeds in 1880: „Der vor- mittag dem Geist, der Nachmittag dem Körper." Overal in de schoollitteratuur wordt thans dagelijks duidelijker de eisch uitgesproken, dot de lichamelijke opvoeding gelijkwaardig worde gemaakt met de geestelijke. Dat is een zuiver sociale, zuiver hygiënische, ook een zuiver paedagogische eisch, waartegen niemand met reden zich verzetten kan. Op 't Internationaal congres voor school- hygiëne te Neurenberg in 1904, werd door S. Schmidt en Möller onder meer aange drongen op meer vrije middagen voor gym-> nastiek, sport en spel en geen huiswerk. Reeds de geschiedenis leert en ook nu nog zien we, dat juist die volken het meest in macht en aanzien groeien, die haast de geestelijke opvoeding voor de lichamelijke ontwikkeling zorg dragen. Dc üngelsche Staatscommissie in 1903 ingesteld tot onderzoek van den lichame- lijken achteruitgang van het volk schreef: „Evenals* in andere landen, is men in den laatsten tijd ook in Engeland meer en meer gaan beseffen, dat slechts dat volk krach tig is, waarvan de individuen niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk goed ontwik keld zijn, en dat slechts aan dat volk de toekomst behoort, dat zorg draagt, ook wat physiek betreft, vooruit te blijven gaan. Ook de sub-commissie voor gymnastiek (uit de Staatscommissie voor de reorganisa tie van het onderwijs in Nederland schrijft: „Omdat dus het schoolleven de natuurlijke ontwikkeling der bewegingsorganen en daarmede ook de evolutie vooral 'van respi ratie- en circulatie-organen (longen en hart) tegenhoudt en zelfs in verkeerde richting stuurt, is het noodig dat door opzettel jke, doelmatige lichaamsoefening het natuurlijk evenwicht worde hersteld." Terecht merkte de voorzitter van den Am- sterdamschen B. v. L. O. in de eerste jaar vergadering op: ,>In den schooltijd dient het Nederlandsche volk te leeren energie met zelfbeheersching te ontwikkelen. Leert het dit niet, dan leert het te weinig." Meer plaats dus voor lichamelijke oefe ningen, liefst in de open lucht, die hart en longen versterken, die een krachtige stof wisseling bevorderen, en een machtig op voedingsmiddel zijn bovendien. Vragen-wij-jui,-wat tot heden op het ge bied der lichamelijke opvoeding is verricht, dan moet het antwoord al zeer onvoldoende worden genoemd, ook waar het betreft de 'legere school, de plaats overigens, waar de Staat op de lichamelijke opvoeding direct kan inwerken. Staat toch op den voorgrond, dat er van eene behoorlijke lichamelijke opvoeding slechts dan kan worden gesproken, wanneer er bij voorkeur dagelijks genoegzaam tijd voor wordt uitgetrokken en het onder wijs gedurende de geheele ontwikkelings periode zonder onderbreking wordt voortge zet, dan zien we daarnaast in de praktijk 't volgende: „Behoudens een enkele gunstige uitzondering (meestal in de groote steden), vinden we voor het schoolkind, op den leer plichtigen leeftijd, voor het Openbaar On derwijs: Vak J, of niets; voor het Bijzonder Onderwijs in doorsneê: niets. En wanneer er al aan lichamelijke opvoe ding gedaan wordt, wat is het dan nog? Als wij den „rooster van werkzaamheden" bezien,' dan schijnt het of al het mogelijke is gedaan, om van de lichamelijke opvoe ding zoo weinig mogelijk te maken. Meestal vinden we één uur per week uitgetrokken V voor vrije- en ordenoefeningen, en voor open-lucht-spel in 't geheel niets. Waar de zaak der lichamelijke opvoeding ferm ter hand zal woMen genomen, daar moet in de eerste plaats aan het schoolkind grond, maar ook tijd worden gegeven. En die tijd zou er zijn. wanneer 't werkplan niet zoo zeer overladen was. Evenmin als men 't kind kan voeden met twee maaltijden per week, evenmin kan men zijn bewegingsdrang bevredigen met twee maal een half uur gymnastiekles per week. Tijd dus, maar ook grond. Waar 't groote nut van spelen schier al gemeen is en wordt erkend, daar moet naast het gymnastiekonderwijs ook de gelegen heid tot spelen geboden worden, en dan mag het bezwaar „gebrek aan ruimte" niet bestaan. Wel is waar kost de aanleg van ter reinen geld, maar bij dit zuiver financieele bezwaar dient ook te worden bedacht, dat er een zuinigheid is, die de wijsheid be driegt. De gezondheid van 't kind, en niet de beurs, dient vooropgesteld. De lichamelijke opvoeding op de school verkeert in een toestand, die niet langer be- stencfigd mag worden. Waar de zaak zoo staat, daar moet voor elle bezwaren tegen de practische uitvoer baarheid van verbeteringen worden heenge stapt, daar moeten met de heilige belangen van 't kind voor oogen, die maatregelen wor den genomen, die èn t lage peil van den gezondheidstoestand der jeugd, èn de toe komst van ons volk eischen. T. BOER. Het volgend artikel in deze serie zal zijn 'n belangwekkende bijdrage van dr. A. H. v. d. Hoeve over: „Hot Instituut van School arts." Wereldgeschiedenis in 1917. H TN een der laatste rittingen van de F'ran- sche Kamer van het oude jaar is een voorstel van de regeering aangenomen tot oproeping van de lichting 1919 en van de vrijgestelden der lichtingen 1913 tot 1918 onder de wapenen. Dit besluit is een weerklank op de verklaring, waarmee minis ter-president Clemenceau den 4en Decem ber de intergeallieerden-conférentie te Parijs heeft gesloten„De wereld verwacht de overwinning van da Entente en rij zal haar krijgen." Of die v ..-wachting vervuld zal worden, is de vraag waarop het jaar, dat wij nu zijn ingetreden, ons het antwoord zal brengen. Wij moeten daarmee nog eenig geduld hebben. Voorshands kunnen wij niet anders doen, dan tegenover deze ver klaring van het hoofd der Pransche regee ring de uitspraak van maarschalk von Hin denburg stellen„De oorlog zal voor ons niet als een remis-partij eindigen." Ook san de andere rijde leeft men dus in de hoop op de eindoverwinning. Men'vindt in deze beide uitspraken, die, al geven zij dezelfde gedachte weer, toch de scherpst denkbare tegenstelling vormen, de drijfveer uitgedrukt, die dezen wereld- strijd nu welhaast 3V- jaren in gang heeft ge houden. Het is droevig maar waar, dat de groote drijvende kracht, die dezen strijd levendig houdt, de zucht is om elkaar te vernietigen. Men heeft van den beginne af bij de Entente verkondigd, dal men in den oorlog ging met het doel de tegenpartij te vernietigen. Aan Duitschland moest de asem benomen wordenOostenrijk was een sraat, die in de moderne samenleving niet paste; de Turksche heerschappij was een schandvlek, die volkomen moest wordeft uit- gewischt. De aldus aangevaJcr n hebben zich voor hun lijfsbehoud aaneengesloten en zij hebben, om zich te verdedigen, middelen aangegrepen, die inderdaad om den vijand te vernietigen, het hoogste leveren wat ken worden bereikt. Later is men matiger ge worden in 't geen men verklaarde te be oogen, maar de oude zucht tot vernietiging bleef bestaan. Men verklaarde 't niet tegen Duitschland gemunt te hebben, maar tegen het militarisme, het prussianism^ en andere leelijke dingen, die het Duitsche volk over- heerschendaarvan wilde men het Duitsrhe volk bevrijden. Zoolang dit de overheerschende stem ming onder de oorlogvoerenden is. zullen de elementen, die geene andere oplossing kennen dan de overwinning doör de wape nen, met andere woorden de vernietiging van den tegenstander, het heft in handen houden. De oorlog zal dan moeten worden voortgezet „to the bitter end." Die stemming is in 1917 het gansche jaar door van hoogerhond aangewakkerd met alle denkbare middelen. En Duitschland heeft dit zijnerzijds in de hand gewerkt door de wijze van zijne oorlogvoering. De heerlijke uitvindingen van de moderne wetenschap, waarop men in de dagen toen het nog vrede was, placht roem te dragen als vruchten van de door den ongestoorden vredesorbeid vooruitgebrachte beschaving, zijn in Duit' scbe handen misbruikt tot middelen, om den vernielingskrijg tot den hoogsten graad van volmaaktheid op te voeren Als wraakoefeu'ng tegen hei'weig< rende antwoord, dat dc Entente had gege- en op het vredesaanbod van den vierbond, maakte de Duitsche regeering bekend. sdnt me! in gang van 1 Februari de rlui'bootocHog zou worden gevoerd volger. eene nieuwe methode, op eene wijze, die niets en nie mand ontziet en tusschen vijanden en on- zijdigen geen onderscheid maakt. Daaraan werd toegevoegd, dot hiermee eigenlijk hu maan gehandeld werd, want zoo zou er ten spoedigste een einde gemaakt worden aan den oorlog. Men kan verschillen in de opvatting wat onder humaniteit is te verstaan. De hier verkondigde opvatting is wel de allerzonder lingst^ die zich Iaat denken. Maar het doel waarmee rnen dezen vorm van humaniteit heeft willen toepassen, is niet bereikt. De oorlog is er niet door verkort, maar eerder er door verlengd. Het -eerste gevolg der af kondiging van den onbeperkten duikboot- oorlog is geweest, dat Amerika zijne onzijdigheid heeft laten varen en aan de zijde van de Entente is getreden. Het heeft terstond na 1 Februari de diplomatieke betrekkingen afgebroken. Twee maanden later, nadat gebleken was, dat de Duitsche duikbooten met schending van het in het vorige jaar door de Duit sche regeering gegeven woord zich vergre pen hadden aan onder Amerikaanschc vlag varende schepen, volgde de oorlogsverkla ring aan Duitschland. Dit voorbeeld is door nagenoeg alle Midden- en Zuid-Amerikaan- sche staten gevolgd. Eene uitzondering ma ken alleen Mexico, Chili en Argentinië. Biina het geheele nieuwe werelddeel heeft zich gevoegd bij de „wereld van vijanden", waartegen Duitschland heeft te strijden. En wanneer enkelen onzijdig zijn gebleven, don kan Duitschland zich dat niet als een ver dienste toerekenen; de onthullingen, die ge daan zijn over het werk van Duitsche diplo maten in Mexico en in Argentinië, leeren ons dit anders. Eene wereld van vijanden staat tegenover Duitschland in het harnas. Men bedenke welk een invloed de onzijdigen hadden kun nen uitoefenen op de beëindiging van den oorlog, wanneer zij den steun van Noord-, Midden- en Zuid-Amerika hadden gehad ge. durende het jaar 1917. Maar Duitschland heeft hen gedreven naar de zijde van dc Entente en voor de overgebleven neutrale staTen heeft dit tot gevolg gehad, dat zij mei machteloosheid geslagen werden en ;n on gekende mate onder den oorlogsdruk zijn geraakt. Dat heeft Duitschland bereikt met zijn to kwader ure begonnen onbeperkten duikboot- oorlog. Hel voordeel, dat er mee verkregen is. bestaat in het in den grond boren van een schier onbegrensd aantal handelssche pen, zoowel vijandelijke als neutrale. Enkele dagen geleden nog hebben wij daarvan ertn opgave gehad, volgens welke van 1 Augus tus 1914 tot 1 Januari 1917 4.559 000 bruto registertonnen vrachtruimte vernietigd zijn. Voor de eerste elf maanden van 1917 is dit getal 9.651.000, dus meer don het dubbele. Inderdaad als vernielingsmiddel hebben de Duitsche U-booten uitmuntend gewerkt. In dat opzicht staat de duikboot oorlog nog boven den luchtóoi4og. Maar beiden geven elkaar niets toe voor moveel hunne uitwerking i dat dc stemming van verbittering tusschen de oorlogvoerenden wordt levendig gehouden en aangewakkerd. Intusschen is het e r. lichtpunt, dat ón danks olie invloeden ten kwade dc betere natuur onder de menschen zich baan begint te breken Een der hoogere Engelsche gees telijken, de deken van Worcester dr. Inge, heeft onlangs in de Central Hall te Londen het woord gevoerd en daarbij als zijne over tuiging uitgedrukt, dat het doel der vernieti ging van het Duitsche militarisme niet te be reiken en een dwa ^heid is. Engeland i9 niet eens in staat hot Duitsche leger te vernietigen en zelfs als het daarin slaag de, zou het onmogelijk zijn den geest van het Duitsche volk te breken.. Dat leert cm niets nieuws; maar-het verblijdende is. dal het door een Engelschen spreker is gezegd en dat de vergadering waarin het werd ge- zegd, niet door oen wöesten hoop uiteenge jaagd is. Dot wijst op eene kentering in <1<J tot voor korten tijd nog overheerschende stemming. In de Fransche Kamer heeft Caillaux ge zegd, dat het niet voldoende was zich tot de oorlogvoering te bepalen; het was plicht den vrede voor te bereiden, niet onverschillig welken vrede, maar den volksvrede naar do beginselen van de boodschap van Wilson aan het congres van 23 Januari 1917. Deze woorden werden gesproken in de zitting» waar op verlangen van de regeering beslo ten werd tot opheffing van de onschendbaar heid van Caillaux ais volksvertegenwoordi ger. Maar wanneer Caillaux voor den rech ter komt, dan zal het de vraag zijn wie over winnaar blijft: de regeering, die hem doof het orgaan van het militair gezag van hoogverraad aanklaagt, of de beschuldigd^ die verlangt, dat de regeering verder ziet dan het oogenblik en de toekomst van Frankrijk' na den oorlog niet vergeet. Caillaux ver klaart, dat een groot deel van de bevolking achter hem staat. Wanneer dat zoo is, dan kan men over den uitslag van het proce^ dat hem te wachten staat, gerust zijn. Do oorlog, Van geen der oorlogstoon celen is heden» gelijk ook in een aantal voorafgegane dageiv iets bijzonders bericht. Niet zonder leedven. maak vermeldt het Oostenrijksche hoofd* kwartier het feit, dat het terugnemen van da bezetting van eene stelling aan den weste lijken oever van de Piave naar den oostelij ken oever in den vroegen morgen van den 26en December eerst den 31 en door d# Italianen is opgemerkt. B e r I ij n, 1 Jan. (WB.) Volgens Ru* sische berichten zijn sch<yut-4>ij-nadht Zelemjfc De mannelijke natuur is geneigd terecht wijzingen van een vrouw als complimenten te aanvaarden. Uit hel Dcensch door Betsy Bakker—N orl Eu soms liet ze hen, tot straf, van hun idistrict naar onbewoonde streken verhuizen zoo had ze eens de booze dame met haar zweep boven op de chiffonnière geplaatst, bij ®ct andere raam, waar het altijd tochtte door dc schuurpoort van „de verre steppen." Maar daartegen hadden de beide opperstad houders van het gouvernement St. Petersburg, voor wie zelfs Malhilde zich moest buigen, op denzelfden avond geprotesteerd, en ze hadden dc booze dam» in al haar rechten hersteld. an al de meubelen kende Malhilde het best dc groote kast met -de kerken en kloosters ei op. Er waren twee diepe laden ^onderin, waar irware, stoffige rollen polloodteekeningen en kool schetsen in lagen, die afgaven aan <Jc vingers, als men ze aanraakte. De deur van dc kast was zoo hoog, dat cr altijd een klein tn<ahoniehouten trapje voor haar bij stond, met twee treden en een gladde stang om er zich aan vast te houden, wanneer ze iels uit de kast moest halen. En dat moest ze dikwijls, want daarin lagen al de prentenboeken van Malhilde. Merk waardige, oude prentenboeken, die van vader waren geweest, toen hij een kind was, met vreemde, sterke kleuren, die Malhilde lol haar verbazing, nooit in de werkelijkheid zag. Want zulke roode en gele wangen als de zoete kin deren daarin hadden, zulke paarse broeken en zoo groeim jurken had Malhilde nog nooit gezien Ook niet zulke gele en blauwe huizen en zulke roode koeien. Maar dat was juist hel wonderlijke cr van, ■at er dus andere streken waren, die zij niet nde of waarvan zij niet gehoord had, maar 'ie ze misschien eens zou zien als ze groot was. Want ze bestonden, dat wist ze zeker. Want er was iets van al dat merkwaardige, dat zc in de prentenboeken gezien had, en waaraan ze eerst niet geloofd had, maar dat ze toch later gezien had. En dat nog wel hier, op de piaats. Het was een vogel, zoo geel als citroen, waarover, zij zoo dikwijls gelachen had, als ze dien in 't boek zag. Maar op een dag had ze precies denzelfde gezien in een traliehokje, dat op een groote muizeval geleek, voor het raam van den meesterknecht, waar het vogeltje op zijn twee licht roze poolen, zoo dun als tahdestokers, op en neer huppelde. Malhilde lachte. Lieve hemel, wat had die simpele kanarievogel haar toch geïmponeerd. Later had ze alles geloofd. Dan bestond toch ook ai dat andere merkwaardige in de oude prentenboeken, die zoo zacht van papier jva- ren, en waarop ze altijd zoo goed had moeten passen, omdat ze zoo oud waren, en ze van vader en. vóór hem, van zijn oudere broers waren geweest. Alles wal zc zag of aanraakte thuis, moest ze zoo zorgvuldig mee omgaan, omdat het oud en zwak was. en anderen het voor haar hadden bezeten. Malhilde had zich er altijd over verbaasd, waarom dat nu juist van zoo groote beteekenis was lieve hemel, ze waren immers dood dus hun kon het niets schelen of er een hoek of een kop afging of als men een boek uit den band rukte, als men het van dc trap liet val len. Als ze zoo had zitten staren naar die merk waardige plaatjes, bij het laatste daglicht, tot vader van zijn sofahock zei: „Jo bederft jc oogen, Mathilde", dan verhuisde ze naar het versleten kleedje met het hert er op, vóór de kachel, waar ze verder naar de prentjes keek bij den gloed van het vuur. dat als scherpe hagel in haar gezicht heet. En dan gebeurde het altijd Malhilde zuchtte nog bij dc gedachte, ja, want was haar dat niet gebeurd, juist toen ze gekomen was bij iets wat haar heel erg boeide en ze met gesloten oogn er over te denken zat dal Kirsten Marie binnen kwam sluipen met het kleine kindertafeltje, een servetje cr over ge spreid, en een bord; met drie plakjes dun besmeerd brood er op, en een glazen beker vol roelk. O, wat herinnerde zij zich dien beker nog goed. Er was een tinnen deksel'op, en op de sluiting zat een eekhoorntje, dat heen en weer wipte, als men het deksel opende en sloot. En ze herinnerde zich nog den koperen kande laar met dc lange dunne kaars, die op haar tafel gezet werd, terwijl ze al. Mathilde leende niets zoo triest als die. kleine" .walmende vlam, die slechts haar bordje ver lichtte en een schaduw van haar op den wand wierp, zoo machtig als de groote Basiiaan. die in zijn eigen zwarte inktpot gedompeld was. En verder de kamers in duisternis, en de oudei's die dutten en diep adem haalden. En dan dat vervelende witte brood en die witte melk. Het cenige aardige en vroolijlce was het eekhoorntje, dat met zijn appel tusschen de voorpoolen zal te knikker en knikken, wan neer zc het deksel opsloeg en er Het vallen, tot moeder zei: „Houd toch op .met dat geluid, Malhilde." - Dan dc goedennaclilkust van vader, een flinke kus op de wang, en die van moeder, zoo licht, zoo licht, even met de lippen op haar voorhoofd onder het krullend haar. En dan voorop Kirsten Marie met den kan delaar, en Mathilde daarachter haar schadu wen liepen den geheelen weg op den wand naast elkaar. O, wat wonderlijke gedachten, als zc daar boven lag in haar ijskoud kamertje, dat 's win ters slechts even de lucht van turf had van een paar kolen, die Kirsten Marie, oen uur vóór Mathilde t vslond. er in gelegd had o wat wonderlijk":, kinderachtige gedachten had ze da af gehad. Want was het niet vreemd, dat zc daar zoo lag en niet kon slapen, lag te staren naar het blauwe rolgordijn, en al aan de knoope'n van haar nachtjapon draaide, tot ze er heelcmaal afgingen dan vond ze opeens, dat dit pas verdriet en eenzaamhefd waren, cn a! het andere, wat'ze gedurende den geheelen dbg had ondervonden, alles even heerlijk was ge weest; ze had alleen liet niet weten tc v.aar- decren, terwijl ze het had. Dan vond ze opeens, dat de weiden even groen waren geweest, en de bloemen precies als in de hoeken op gouden en zilveren sterren hadden geleken, cn dat dc verrukkelijkste zoq op de velden had geschenen. En daar liepefl de roode koeien, wuifden met de staarten, eU hadden het even goed als zij. 't Was haar of de Ieege, stoppelige veldcö aren van louter goud hadden gedragen, en dé" schapen weidend en grazend in een wtó hoopje hadden geloopen, als blanke sneeuw wolken over de roode heide, precies als ïn dé dagen van de bijbelsche nomaden. Och, was ze nu slechts daarbuiten, cn lag ze niet hier die twaalf lange vreeseKjke uren tot het weer morgen werd o, als het weef licht was, zou zc het gelukkigste meisje op dé heele wereld zijn. Maar den volgenden dag Mathilde glim»* lachte bij de gedachte och ja, den volgenden dag, als ze beneden stond, dan stak dc zorr zoo vreeselijk en het was zoo vervelend en heet. De -kocièn stonden te herkauwen cn zagert er zoo dom uit; elk oogenblik trad zc in hurt vuil en moest ze haar schoentje afwrijven inl het gras. En zie, wat gek ze daar stonden te wuiven met het verkeerde eind. De schapen waren zoo vuil, dat het aan hun lange wol bleef hangen. Xcc, het was maar het best da£ ze samenknopen in de schemering, vredige, rustige dieren als ze waren. Er was nooit iemand, die lijd had om met haar te spreken, elk had immers zijn werk? En de Puolsche kinderen met hun zwarte oogen, met wie ze duizendmaal liever had wil len spelen dan met haar groote pop licpeil als hazen weg, en hirrgen aan hun moeders rok, als ze hen slechts zag. (Wordt vervolgd.) i

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 1