0ooF de Deagd* ■sHRNriiw&Sp*jrjssassr^ -*■— T Wat moeder gezegd had. Naar het Ervgelsch Vf® a L. E. T i d d c m a 11. Vrij bewerkt door C II. HOOFDSTUK IL R a 1 p h's gast. Den volgenden dog ging Anna den gohee- len dag uit en was Balph aan de zorgen van Mina toevertrouwd, iets wat hij eigenlijk keel prettig vond. „Ha Mina," riep Ralph uit, „wat zullen we eens spelen?" Mina zei niet op een onvriendelijken toon zooals Anna dit zoo dikwijls deed dat zij geen tijd had om te spelen. Daarvoor was zij wel te goedhartig. „He* eerste spelletje, Ralph," zei zij, „zal zijn, dat ik eens iets lekkers ga koken. En als je belooft een zoete jongen te zijn, raag je kiezen, wat je graag eten wilt." „Heerlijk, Mina! Maar ik moet eerst eens goed denken, want het is niet zoo heel gemak kelijk, omdat er zooveel lekkere dingen zijn om te eten." „Denk er dan maar eens over, maar het moet niet te lang duren, want dan zou het om één uur niet gaar zijn." De familie Foster at altijd om één uur, zoo als dit in Engeland wel meer het gebruik is. Ralph ging aan de tafel zitten* leunde met zijn hoofd op zijn beide handen en bleef rustig nadenken. Eindelijk zei hij: „Kip is lekker en haas ook, maar ik houd toch nog het meest van saucijsjes met bloem kool." ,Je bent nogal gauw tevreden en wat wil je 't liefst toe hebben?" „Griesmeel!" antwoordde de kleine baas onmiddellijk. Dat was dus afgesproken. Ralph mocht Mina bij het maken van de griesmeel helpen, wat hij heerlijk vond en toen het klaar Was. mocht hij de pan uitlikken. „Ik denk, dat de Koningin vandaag niet zoo lekker zal eten als wij," zei Mina een paar uur later, „zelfs al zou zij van oen gouden bord eten." „Nee," antwoordde Ralph, ,dat geloof ik ook niet. Zoo lekker als wij, eet vandaag nie mand." „Stellig n-iet," hernam Mina. Nu was bet niet alleen, omdat bet hem zoo goed Smaakte, dat hij er zoo over dacht, maar als zij hem niet kennen. Hij wilde echter eens hooi en, wat Ralph zei. „Moeder heeft gezegd, dat ik altijd moest probeeren wat voor een ander te doen," ant woordde hij. „Dus zal zij het zeker goedvin den. Vindt u de saucijsjes lekker?" „Heerlijk!" „En mooi gebakken?" „Pracfflig!' „Dat dacht ik wel. U moet het straks zelf maar aan Mina zeggen." ,Zeker jongenheer, als ik haar nog zie, maar je moet haar niet voor mij wakker maken." „Nee, dat zou jammer zijn. Bovendien heb ik beloofd haar te laten slapen en ik breek mijn beloften nooit. Dal doet een man niet, zegt Vader. Wilt u ook wat griesmeel hebben?" „Heel graag," antwoordde Ralph's gast „Je bent toch «iet boos, is het wel, Mina?" i En toen Lientje zag, dat Moeder schielijk vroeg hij. een paar «alien wegveegde, begreep ze pas „Nee," luidde haar antwoord. „Ik ben niet g0cd, hoeveel verdriet ze Moeder daarnet gc- boos, al zou ik het misschien wel moeten zijn. ,daan had. In een ommezientje zat ze op haar Anna heeft gelijk, je bent een jongen, dien je j schoot. geen oogenblik uil het oog kunt verliezen. Ik i „O Moesje, ik heb zoon spijt van wat ik had ook eigenlijk niet moeien slapen Maar straks zei. I Kan me heusch zooveel niet sclie- blijf nu vlak bij me. loldat Anna weer thuis is; len om niet te gaan rijden Toe Moesje, wees Ralph.'' j nou maar niet bedroefd meer.' En ze vlijde „Zeker," antwoordde de kleine jongen, „dat |haar ltrullebol tegen Mo. der aan, en probecr- beloof ik je. Mag ik een poosje bij je op schoot de haar le troosten, zoo :oed ze kon. zitten? j -\Vas hard voor Moeder, dal ze Lientje zoo Hij klom op haar knieën, vlijde zijn hoofd weinig geven kon. Lienlje had maar al te zeer tegen haar schouder aan en vroeg zichzelf af, gelijk vehad, toen ze zei. dat er Hij hen noo.it waarom hij een jongen was, dien men geen i<.ts |cuks scbctii de. 'I Kind had inderdaad oogenblik uit het oog kon verliezen en wat heel weinig pretjes. Mina en Anna daarmee eigenlijk bedoelden.Moeder streek Lientje tu t haar van 'l warme Lienlje ln 't oor, terwijl zij haar dicht na zich toe trok. En voor dat oogenblikje bij Üloeder Lientje nog wel een heelen middag lisnr. overgehad. De Zon door C. H. Zonnetje, zeg, ik zocht j' al zoo lang, Waar ben je toch wel geweest? Was je vergelen 't veld en het bosch. Was misschien elders een feest? Och, lieve Zon, vergeet ons nooit weer, l Was hier zoo donker en koud! Maar als Mina hem vroeg haar te beloven gezichtje. „Kom Lien, ga nu gauw eten, anders Eigenlijk heb je brommen verdiend, „Die slaat op een hooge plank," zei de 1 nooit meer e'en vreemden man binnen te laten is 't heelemaal koud geworden. Een gezelll-1 Vindt je je zelf soms niet stout? kleine jongen, toen hij op zijn teenen naar de zonder het haar eerst te vragen, zou hij dit gen middag zullen we toch wel hebben, al ga provisiekast was geloopen. „Ik zie geen leans natuurlijk niej. doen. Toen Anna dien avond je niet rijden, hoor!" er bij te komen, zelfs niet, als ik op een stoel i bijtijds weer thuis kwam en hem naar bed „Hè ja, Moes! Dan leest-u voor hè, en dan ga staan.' „Dat is jammer, jongenheer." „Behalve ging Ralph voort. „Behalve wat, jongenheer?" „Behalve als u mij optilt," zei de jongen met een glimlach. „Bent u sterk genoeg?" De bedelaar antwoordde zijn jeugdigen gast heer, dat hij in zijn leven wel z\yaardere lasten getorst had dan zoo'n kleinen jongen, zoodat Ralph door hem opgetild werd en de gries meel voor den gast werd neergezet. Deze be gon er dadelijk van le eten. „U vindt het toch zeker ook erg lekker?" vroeg Ralph. „Ik heb nog nooit zóoiets heerlijks geproefd en ben al heel blij, als ik een stuk brood met kaas krijg, dat mij belet van honger om te komen." „Arme man," zei de kleine Ralph vol mede bracht, vertelde hij haar niets van het ge- krijgen we allemaal een kopje thee met veel suiker, en dan mag Zus een beetje opzitten, Moe: beurde met den bedelaar, want hij was bang, dat zij boos zou zijn. Hij nam zich echter stel lig voor, dat hij zoodra zijn moeder weer thuis was haar zou vragen, waarom hij „Goed hoor, dat zullen we hebben. Maar dan moet je eerst na de koffie ecu boodschap lijden. Het leek hem vreeselijk, nooit iets nieuwe plannen smeedde en er volstrekt niet anders dan brood en kaas te eten I zeker van, wat er nu weer gebeuren zou. Toen bij mevrouw de hij en het duurde een heele tud, voor hij m ja Moes slaap viel. Mina ging juist rijn kamer voorbij Dartclljk na de kotfie a Uenlje weg. f Sr"?.,€1' n,'CtS d3t hU n0R mêt Rr°0lC Ze vond het altijd heerlijk, als zij 't pakje weg i r. a^'.. 1 mocht brengen. Mevrouw de Haas was zoo'n „De saucijsjes zijn zeker met goed voor vriendelijke, oude dame. geweest, met dat warme weer,zei zij. Ik Ucn jrof het vandaag. Mevrouw deed had ze je ook eigenlijk niet moeten geven. zen „Het komt niet van de saucijsjes," zei Ralph j ernstig; „maar ik lag te denken." .."Zoo Lientje, l>cn jij daar? Niet naar 't ijs, Mina keek verschrikt. {kind? „Dat zou ik niet doen, als ik jou was," ging i «-Nee mevrouw! Lientje bloosde even,, zij voort. Zij was bang, dat de kleine jongen I >-ILtn je niet rijden, zeg? „Jawel mevrouw, wel een beetje. Mevrouw ging met het goed naar binnen Juist op dit oogenblik werd Mina wakker. zij bij de deur was, riep hij haar terug. en kwam "cn ,aler tem3 mct "eld' Zij vroeg zich af, of zij lang geslapen had „Mina," zei hij, „ik heb dien armen man „Hier Lientje, dat is voor Moeder. En hier riep: gelukkig gemaakt, is het niet?" heb jij een kwartje. Als je wilt, mag je daar- „Ben je daar, Ralph?" „Ja, <lat geloof ik wel," antwoordde Mina,1 voor gaan schaatsenrijden." „Ja Mina," luidde het antwoord. „maar 1 „Ha, dank u wel," en Lienlje maakte een ,Je voert toch geen knltekwaad uit, hoop alsjeblieft geen maren!" zei Ralph vlei-1 luchtsprong van plezier. „He, heerlijk, nu kan ik7" jend. Hij was zóó blij, dat het hem ditmaal ge-1 ik toch gaan. Ik ben zóó blij." „O nee! Kom maar eens kijken." 'lukt was iels voor een ander te doen, dat hij „Dat kan ik welgaan jc zien. Veel plezier De bedelaar liep in de richting der buiten- bang was het tegendeel te hooren beweren hoo?ï en geen beenen breken, juffertje, want deur, zoodra hij bemerkte dat een volwassen Mina dekte hem toe en wenschte hem goeden- dan heb ik hel nog op mijn geweten." persoon in de zaak betrokken zou worden, nacht. Lienlje draafde naar huis. Gauw schaatsen maar Ralph hield hem bij zijn mouw vast. „Mina," fluisterde Ralph nog, „ik mag toch halen en vertellen en dan naar 't ijs. Jammer Mina moest hem toch zien! De bedelaar voel-1 zeker wel voor den bedelaar bidden, is het nu maar. dat Zus juist weer ziek was Anders de er echter niets voor om door haar gezien niet? Ik wil God om een massa lekker eten j hadden Moeder en Zus mee kunnen gaan om te worden. Toch begreep hij, dat hij zeker von voor hem vragen." te kijken. Op eens hield Lientje haar vaart in. diefstal verdacht zou worden, als hij plotse- j Mina zei, dat zij niet dacht, dat dit verkeerd 't Zou voor Zus wel een teleurstelling zijn, dat linn wegliep en daar hij geen dief was wilde was en Ralph vouwde dus zijn handjes en ze vanmiddag nu toch niet thuis was. 't Pretje nn„, UJaU.. J- i -/.. /I,TT.. XTnr». ïnds het vertrek van zijn vader en moeder j hij er natuurlijk ook niet voor aangezien wor- nam den bedelaar in z.ijn gebedje op. had hij nog niet zoo'n rustigen en plezicrigen den. Hij ging dus maar weer zitten en wachtte (Wordt vervolgd.) maaltijd gehad. 0p <je dingen, die komen zouden. Het is moei- „Je bent heel aardig, Mina," zei hij, „je laat lijk te beschrijven, hoe verbaasd Mina was, mc geen vet eten zooals Anna. Van vet hou ik tocn zjj jn de bijkeuken een man zag en zij heelemaal niet en vooral niet, als het warm is. Jij soms?" „Dat hangt er van af,'- antwoordde Mina, „maar na tafel ben ik altijd erg slaperig en daar Anna en Jans vandaag een vrijen dag hebben, zou ik niet weten, waarom ik niet even een dutje zou doen, als jij me belooft een ^oete jongen te zijn en mij niet wakker te ma ken. Zul je stil blijven zitten?" ,Jk zou liever mijn eendjes in de tobbe la- toa zwemmen," zei Ralph, „dót zou prettig zijn/' Dit spelletje had Mina hem vroeger eens toegestaan en dat had hij niet vergelen, Mina glimlachte, nam hem mee naar de bijkeuken, zette de tobbe op den grond, vulde haar met Water en liet Ralph alleen. De kleine jongen had zijn doos met eendjes al in de handen en 't duurde niet lang, of ze zwommen lustig rond. Hel was zoo'n prettig spelletje, dat hij dacht, dat hij er nooit genoeg Waarom Lientje niet naar 't ijs ging. door W. B. voor Zus viel nu in duigen. En Moeder! Moe der zou 'l heerlijk vinden, dat ze nu toch kon gaan rijden, maar misschien toch ook een I beetje saai, dat ze wegging. I „Lientje, als je nu lief wilt zijn, als je Moc- j der nu werkelijk wilt helpen, dan ga je niet alleen pret maken, maar dan koop je wat lek- kers, waar jullie allemaal wat aan hebt, en zette groote oogen op, toen Ralph haar in fluisterde: „Hij heeft toch 7.00 gesmuld van de saucijsjes en de griesmeel, Mina." Daarop wendde hij „Moeder, de ijsbaan is open vanmiddag! dan stuur je hun gezellig middagje niet in de zich weer tot den man en zei: Mag ik gaan rijden? 't kost maar één kwartje, w ar," zei een stemmetje binnen in haar heel „Vergeet vooral niet Mina te zeggen, dat je j Moes!" en een donker krullekopje werd vol zacht. Lientje. slenterde langzaam verder. O, de saucijsjes zoo mooi gebakken vondt." {verwachting naar Moeder opgeheven. (dat lastige stemmetje in haar hartje. Ze kón „Wat beteekent dat?" vroeg Mina aan den j „Heb je dan vrij van school. Lienlje?" vroeg zoo'n heerlijken middag rijden niet opofferen, bedelaar. „Hoe kom je er toe, mijn saucijsjes Moeder ontwijkend. |F.n toch wist ze, dat ze telkens aan Moeder en en mijn griesihcel op te eten? En hoe durfde je het wagen hiér binnen te komen?" „Hij heeft het niet gewaagd," trachtte Ralph haar aan het versland te brengen, „ik heb hem gevraagd binnen te komen. Wees maar niet boos; ik wou probeeren iets voor een ander te doen, zooals Moeder gezegd heeft" Mina scheen er echter nog niet veel van te begrijpen. „Misschien kun jij me vertellen, wat dit alles beteekent," zei zij nu tegen den bedelaar. Hij keek om zich heen en zijn blik bleef een van zou krijgen. Maar Mina's dutje duurde wel j oogenblik rusten op Ralph. Het gezicht van ,4a Moes, mag ik?" klonk het dringend. Zus zou moeten denken, als ze hen alleen liet. .Je weet wel Lienlje, dat ik geen kwartjes 1 Ze was nu bij den banketbakker op den hoek heb!" I van hun straat Voor 't raam lagen heerlijke, „Dus ik mag niet?" j goudbruine zandgebakjes uitgestald. Vier „Neen kind, heusch, ik heb er geen geld j cent per stuk kosten ze maar. Voor haar voor." kwartje kon ze er dus zes koopen, twee voor Bom. met een harden plof smeet Lientje 1 elk Of zou ze... haar schooltasch in een hoek. De vroolijke I Daar zetten eensklaps de muzikanten op de glans was uil haar oogen verdwenen en boos ging ze a oor 't raam staan. „Ileb je vrij, Lientje?" riep een zwak stem- metje uit de aangrenzende kamer, 't Was Lientje's zusje, een teer poppetje, dat ook nu wat heel lang, vond Ralph op het laatst en hij den kleinen jongen straalde. Hij begreep, dat j weer ziek le bed lag. Vroeg zich af, of zij dan nooit wakker zou j hij een goede daad had verricht en was over-„Ja," was 't norsche antwoord. worden. „Nu begin ik mij toch te vervelen,'' dacht hij, „en ik kan niets anders uitvoeren, omdat er niemand is, voor wie Jk nu eens iets doen kan." Juist op dit oogenblik werd er aan de buiten deur der bijkeuken geklopt. Hij zou nu toch wat voor Mina kunnen doen: de -deur opeD hij een goede tuigd, dat bij geen brommen zou krijgen. De I „Hè heerlijk, Lien, kom je dan bij me zit- bedelaar zei beleefd: j ten? Leuk!" vleide Zus. „Ik geloof, dat ik niet zoo brutaal had moe- j „Ja vreeselijk léük," viel Lientje nu bitter ten zijn, maar de jongenheer vroeg mij binnen uit. „Nee hoor, hier gebeurt nóóit wat leuks," te komen en en ik had honger. De saucijsjes en mokkend bleef ze voor 't raam naar dc waren lekker en de griesmeel ook." j voorbijgangers staan kijken, waarvan er heel Ze duwde de deur open. Hard rinkelde de bel Mina keek anstig om zich heen, zij voelde wal met schaatsen gewapend, de gezichten zich niet op haar gemak. Wie kon zeggen, of vroolijk en fleurig van dc kou en van de pret, maken, zoodat Mina niet gestoord behoefde de man wel eerlijk was? Zij kende hem heele- die ze in 't vooruitzicht hadden, op weg waren te worden. In het volgende oogenblik was de maal niet Hij kon best wat in zijn groote zak- naar de ijsbaan. Die hadden allemaal wel geld, ijsbaan in. Duidelijk kon ze de muziek hooren. In gedachte zwierden ze al op dc maat. „Ga jij niet rijden, Lientje?" klonk een stem achter haar. Lienlje keek om. 't Was haar beste vriendinnetje, Toos. En nu op eens be sloten, zei ze flink: „Nee. Ik heb Zus beloofd thuis le blijven." „Nou, dag dan. hoor! Ik ga weL Ik zal er je morgen wel alles van vertellen." En weg was ze. Ja, daar had je ook veel aan. Nu ze biet ging, hoorde ze er ook liever niets meer over. 1 door den stillen winkel „Mag ik zes van die zandgebakjes, meneer?" „Alsjeblieft, jongejuffrouw." 't Volgend oogenblik lag 'l zakje vóór haar en was haar deur reeds open en zag Ralph een langen, ma- ken gestoken hebben. Haar blik ontmoette den tenminste wel één kwartje. Maar zij was na-1 kwartje verwisseld voor een cent. Toen had geren man voor zich staan. Deze lange, magere zijne. Ralph dacht later, dat hij zeker haar luurlijk weer te arm. Alle meisjes van de Idas Lientje op eens weer zoo'n spijt van Tiaar be- aiau zei: gedachten geraden had, want hij zei: zouden gaan, maar zij alleen moesl weer thuis sluit, dat ze bijna den bakker gevraagd had „Geef mij alsjeblieft een stukje brood, jon genheer. Ik sterf van honger." Zou Ralph er Mina om vragen? 'I Was mis- Moedei zegt altijd: 't beste berouw Is dat je 't kwaad nooit meer doet. 'k Denk dat 't zoo met de Zon ook zal gaaUj Maak het dus gauw maar weer goed! Schijn daarom nu met dubbele kracht. Schijn over bosschen en veld, Alles wat leeft in heel de natura ls op de Zonne gesteld. Contrasten. Japan is inderdaad het land, dat d< sprekendste tegenstellingen oplevert me onze Europeesche zeden en gewoonten. ïn. dien men hiervan een nauwgezette studi< maakte, zou men tot de eigenaardigste re sultaten komen. Schier in alles en nog wai contrasteert de Japanner met de rest van d< wereld schrijft het Hbld. Dit weet hij zelf heel goed. Hij beschouw het echter volstrekt niet als een uitgemaak te zaak, dat er daarom bij hem een fou! zou schuilen! Het is wel eens typisch eenige dezer af wijkingen te geven. Westersche dames kleeden zich kostbaar der naarmate zij rijker zijn; rijke Japansch dames kleeden zich sober, terwijl de Japan- sche vrouwen uit de lagere klassen zich op sieren. Japansche vrouwen loopen buitens huis steeds blootshoofd, terwijl onze vrou wen er niet aan zouden denken „uit" U gaan zonder hoed. Alle Japansche kleeding- stukken zitten los; al onze westersche klee- ren zijn geknoopt, of gehaakt, of hoe d? sluiting verder ook bevestigd moge wezen. Wij westerlingen laten nimmer onze onder- kleeren zien; de Japanners verzorgen hun onderkleeding, en laten ze gaarne zien. Bi leelijk weer blijven we hier op straat 0! buiten door de modder baggeren, hetzij op onze gewone laarzen, dan wel met kaplaar zen of overschoenen aan; de Japanners zoe ken bij smerig weer een hooger model hou ten schoeisel uit. Onze westersche stook plaatsen zijn onverplaatsbaar; de Japanner stookt in huis het vuur, waar hij zijn ver- plaatsbaar houtvuur het best tot zijn recht meent te doen komen. Bij onze maaltijden gebruiken wij schalen om het voedsel uit de keuken in de eetkamer te brengen, terwijl het voedsel uit de schotels op onze borden worden overgebracht; de Japanners, minder omslachtig en toch niet mincTer netjes, eten dadelijk van een schaal of schotel. Bij onze baden stroomt het water warm in de kuip; de Japansche badkuipen worden van onder verwarmd, terwijl het water er koud in komt Wanneer een Japanner iemand een ge schenk aanbiedt, zal hij zijn cadeau vergoe lijken; dat doen wij allerminst. Japanners houden steeds links; bijna geheel Europa en de verdere wereld houdt bij voorkeur rechts.K Bij een kennismaking buigt een'Japanner en houdt zijn handen thuis; wij steken eerst onze handen vooruit en buigen zelden daar bij. Een Japansche roeier duwt zijn riem; een westersche roeier behalve de Vene-| tiaansche gondelier trekt zijn spaan. Bij een diner eten wij gewoonlijk weinig; een Japanner eet eveneens matig, maar om den gastheer te believen neemt hij zooveel mo gelijk der voorgediènde spijzen mee naar 'huis. gedachten geraden had, want hij zei: zouden gaan, maar zij --- - - „Ik verzeker u op mijn eerewoord, dat ik blijven. F.n hoe langer Lientje naar buiten zijn gebakjes terug te nemen cn haar het een eerlijk man ben. Al ben ik ook nog zoo bleef kijken, hoe meer ze 't land kreeg, eerst kwartje weer te geven. Maar ze durfde niet arm, ik zal nooit stelen. Maar al was ik oen j alleen over de ijspret die nu haar neus voor- goed en ging dus met het zakje den winkel schien beier van niet Hij hoorde haar in de j dief, dan nog zou alles hier veilig zijn, want 1 bij ging. maar na een poosje ook over nog wat uit. Daar hoorde ze weer de vroolijke muziek, keuken snurken en zag, hoe haar hoofd telkens ik zou onder zijn óogen niets willen wegne-anders. Lienlje wist maar al te goed, dat ze Maar nu was er niets meer aan le doen. Voor been en weer rolde. Waarom zou hij haai'men." [Moeder daarnet verdriet gedaan had met dat haarwas 't rijden verkeken. Bij die gedachte .wakker maken? j Hij keek naar Ralph, maar bedoelde niet, bitse antwoord. Moeder kon hel toch niet hel- sprongen de tranen haar bijna in de oogen. „Kom maar binnen, arme man," zei Ralph dat hij bang was voor de oogen van den joh- pen, dal z.c zoo arm waren, cn Zus kon er al Hoe had ze ook zoo dom kunnen zijn, met vriendelijk, „en ga zitten. Ik fcal wel wat lek- j gen. Wat hij bedoelde was, dat hij nooit heelemaal niets aan doen kers voor je halen. Droog brood is niets lek- iemand bedriegen zou, die hem vanaf het Moeder, maalde een eind*aan haar gepeins ker; ik hou er heelemaal niet van. Hou je van eerste oogenblik zóó zijn vertrouwen had ge- door te vragen: saucijsjes?" schonken. En de kleine Ralph kreeg een kleur, „Kom je aan tafel, Lienlje? Dan gaan we De man ging op een stoel zitten en keek alleen al bij de gedachte, dat zijn vriend van eten." Wel eenigszins verwonderd. Hij zei, dat hij oneerlijkheid werd verdacht I Toen Lientje zich omdraaide, wat stond Het drogen van uien voor bet huishouden. Het Duitsche tijdschrift „Unser Gar ten" doet een middel aan de hand om hef ontk'emen en het daardoor voor het go» bnrik verloren gaan van ui^p te voorkomen, Men ontdoet de uien van de buitenste schil len, snijdt ze in dunne schijfjes (2 m.M.) en legt deze op een wit papier op de kachel of het fornuis. Zoolaar men ze langzaam van niets zooveel hield als van lekker gebak- „Mina meent het niet," zei hij, „ze begrijpt daar op tafel? Een schaaltje met wat gestoofd j leelijk gezicht bij zetten! taartjes te verkiezen boven -^en middag naar 't ijs. „Maar t waren niet dc taartjes, die je ver koos. Je zou Moeder en Zus een pleziertje UenVEnda'nS moef k Tar 'vooral eT heel j drORen' het kotste spoor van vochtigheid ken saucijsjes. heel goed, dat je niets zou wegnemen is het eten van den vorigen dag. Moeder wist, dat „De onze zijn prachtig gebakken," zei Ralph,1 niet Mina?" j Lienlje daar zoo van hield. De damp sloeg er „ze zijn mooi bruin en ik weet precies, waar j Deze nam den man eens goed op en zei: af en Lien's neusje snoof den lekkeren geur 2e slaan. Ben jc erg warm?" „Nee, dat geloof ik ook niet. Maar je moei op „Warm en moe," antwoordde de man en hij zooiets niet weer doen, Ralph, want het kon Maar toen zc dat schaaltje zag staan, keek naar den kleinen jongen, alsof hij dacht: een anderen keer wel eens heel anders afloo-schaamde ze zich op eens nog erger over haar „Wat ziet hij er koel cn frisch uit in zijn j pen cn we zouden een dief in huis hebben, j knorrigheid van straks, 't Was waar: van dure matrozenpakje." V(55r het wisten. Waarom ben je 't mij niet preljcs kon nooit sprake zijn, maar Moeder Ralph had zijn handen op de knieën van den eerst komen vragen?" wist altijd zooveel voor hen te bedenken, dat vreemdeling gelegd cn keek vriendelijk, maar „Dat kon ik niet, want ik mocht je nie! niets of bijna niets kostte zoodat ze het toch toch eenigszins verlegen naar ^ïem op. wakker maken, al had ik het bijna moeten echt gezellig hadden samen. ,Ik v p«-i niet. hoe ik het servet op de tafel doen, omdat de griesmeel zoo hoog stond." j Moeder schepte wat op voor Zus en deed moet leggen, zei hij. „Anna is uit en Mina „Hoe kon je er dan bij?" de rest op Lientje's bordje. „Hij heeft mij opgetild. Hij is heel sterk en „Ilè Moes, wilt u niet?" vroeg Lientje. ik heb niets gemorst." „Neen kind, ik heb geen trek," en Moeder Mina lachte en dc man eveneens. Hij stond ging de kamer uit met Zusje's portie. Vlug wipte Lientje van haar stoel, deelde eerlijk haai* eigen porlie in tweeën en kreeg slaapt We moeten maar geen complimenten maken." Mina had juist tegen Ralph gezegd: „We 1 moeten maar geen complimenten maken," toen op, wierp een laatsten blik door hel vertrek^ Rij zijn slab vergeten had te geven, en hij vond waar hij zoo gul onthaald was en zei bet altijd prettig n-ieuwe woorden te gebrub ken. Hij zette twee saucijsjes en een stuk brood voor zijn gast neer. t Spijt mij, dat ik u niets te drinken kan .fcevcn. ging hij voort „Daar zal Mina wel ivoor zorgen, als zij wakker wordt." De man at haastig. Tusschen twee happen '"oorwroeg hij zacht: „Zou je moeder goedvinden, dat je mij te ètCii geeft, kleine baas?" Hij was er wel zoo goed als zeker van, dat de kleine jongen op rij-i cigên houtje handelde, want hij wist wel, t-"t Jc jmfcotq menschen het niet veilig vin- .Goeiendag en wel bedankt allclwi." „Goe-iendag," zei Ralph, terwijl hij zijn handje uitstak. Het lag een oogenblik in de grove hand van den man, terwijl het kind hem aankeek. „Het spijt me, dat u weer weggaat," zei hij zacht. „Het spijt mij ook," antwoordde de bede laar, „maar ik ben blij, dat ik gekomen, ben en z«l je niet licht vergeten." Hij ging weg en Ralph wuifde hem met zijn zakdoek na, totdat hij hem niet meer zien kon. Toen jring hij bij Mina slaau, 'Je bezig O, 0, dat lastige stemmetje. Ze kon niet vrien delijk kijken, en ze wóu niet Ze wist wel, dal het niet lief was, maar. ze had nu eenmaal 't land en 'daar kon ze niets aan doen. Thuis gekomen belde ze aan, veel harder dan noodig was. Moeder die dacht, dat het een grapje was, kwam vlug aanloopcn. „Dag Lientje. Wat ben jij gauw... Maar kind, wat heb je daar!" viel Moeder zichzelf in de rede. Lientje keek van Moeder naar Zus en van Zus naar Moeder, en toen ze hun blijde gezich ten zag, sloeg ze eensklaps haar armen om Moeders hals cn fluisterde: „Vanavond als we samen zijn, zal ik 'l u vertellen. Moes. „Goed, hoor! Dan z.ullen we er -eerst maar van smullen." En 's avonds toen Zus weer goed en wel on der de wol lag, deed Lientje 't heele verhaal. cón LciWiaai- bioaon te laten, ten minste .was de lafel tl te ïiumea,- toen gauw nog een vork voor Moeder uit de kast. Ze was er juist mee klaar, toen Moeder 1 Ze vertelde precies hoe^ 't gegaan was, en hoe- weer bin nerf kwam. f „Maar Lientje, wat heb je nu gedaan? Heusch- ik wil niet! Ik heb werkelijk geen trek!" „U hebt geen trek, omdat ik dan meer krijg, Moesje! Ik begrijp het best Maar 't is veel te veel vooj- mij alleen. Ik kan het echt niet alle maal op." En Lientje zei dit met zoo'n over tuiging, alsof er sprake wTa9 van een pan vol, in plaats van maar een klein hapje. ..Toe r j;j 'I nu: '1 Is 't eenige ijvai 'ik jc nog geven kan." veel strijd'het haar gekost had om van haar eigen pretje afstand te doen terwille van Moe der en Zus, ja, hoe ze er bij de deur zelfs nog spijt van gehad had. „Maar toen ik jullie gezichten zag, toen was ik op eens blij, dbt ik het toch maar gedaan had, Moes." Lientje zag, dat Moeders oogen weer voch- tig-werden, maar ze voelde wel, dat ze nu niet 1 behoefde te troosten. „Mijn lief, klein meisje! Je bent een flink dapper helpstertje, hoor]'- fluisterde Moeder i is verdwehen. Een pond uien weegt, als het gedroogd isr nog 60 gram. In gedroogden toestand kan men ze vrijwel onbepaald m tijd bewaren. De sm^iek en de reuk blijft ab« soluut onveranderd. Kurk uil paddestoelen. s— De kurkaanvoer uit Spanje, Portugal en Algerië wordt hoe l^pger, hoe minder, zoodat wé thans ook de kurkennood leereti kennen. Intusschen daagt er reeds redding op in den vorm van allerlei surrogaten. Men begon proeven te nemen met viler» merg en zonnebloempitten. De resultaten waren wel goed, maar de vraag hoe aan vol doende materiaal te komen, deden velert met andere proefnemingen doorgaan. Een buigzaam, elastisch en poreus kurk* surrogaat leveren volgens dr. Freund ge droogde paddestoelen. Alle paddestoelen ook giftige en boomzwammen kimnen gej bruikt worden. Na het drogen worden zé met een cementachtige stof vermengd «9 onder, hoogen hydraulischen druk geperst

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 4