Qoof de |Jeü§d. Van aJles wat. Wat Moeder gezegd had. Naar het Engelsch vau L. E. Tiddeman. Vrij bewerkt door C. II. HOOFDSTUK III. iwee bezockcu aan hetzelfde adres. Het was een tyijzondcr warme morgen cn Ralph zat in de kinderkamer. Hij teckendc met een potlood allerlei dieren op een stuk papier en/dacht er juist over na, of hij nu fens een kat of een varken zou leekenen. Al peinzende beet hij op zijn potlood, zoodat de Wint cr afbrak cn daar Anna even niet in de lamer was, ging hij naar dc keuken om Mina vragen een punt aan zijn potlood te ma- „Mina," zei hij, terwijl hij stond te wachten, „ik xou zoo graag met je uit willen. Je bent vanmiddag immers vrij?" ,,En waarom wil je zoo graag met mij uil?" „Het is een geheim," fluisterde Ralph. „Voor wie?" „Voor Anna." „Vertel het mij dan; ik kan heel goed een geheim bewaren." Mina boog voorover en Ralph fluisterde haar i 't oor. „Ik wil zoo graag met jc uitgaan, omdat ik veel meer houd van jou dan van Anna. Ik vind haar eigenlijk hcclemaal niet aardig, maar dat mag je haar natuurlijk niet vertellen." „Nee, dat zal ik zeker niet doen." „Beloof je het?" Mina beloofde hel. Mag ik dan met je mee, Mina?" pleitte de kleine jongeu opnieuw. „Ik zal het Anna eerst vragen. Praat jij er dus nog maar niet over en wees heel zoet van morgen." Op dit oogenblik hoorde Ralph, dat Anna hem riep cn vlug liep hij dus dc trap weer op cn ging naar dc speelkamer terug. „Waar ben jc nu weer geweest?" vroeg Anna. „Bij Mina; ze heeft een punt aan mijn pot lood geslepen." Ralph speelde dien morgen heel zoet en koesterde de blijde hoop mei Mina *s middags uil te mogen gaan. Dadelijk na tafel kwam deze binnen. Zij knipoogde legen Ralph zon der dal Anna hel zag. Dc jongen was in ge spannen verwachting. Hij hoorde Mina zeg gen, dat Anna het zeker te warm vond om met Ralph uil te gaan en dat zij dit wel van haar wilde overnemen. Anna zei, dat haar dit heel goed uitkwam, want zij moest een brief schrijven. „Laat Ralph dan maar met mij meegaan," zei Mina. De zaak was dus in een paar seconden be klonken en wel tot groot genoegen van den kleinen jongen. Hij kon bijna niet stil blijven slaan om zich te laten aanklccdcn. Toen zijn krulifbol geborsteld was en hij een schoon lin nen pakje aan had, zag hij er keurig uit. Mina was trotsch op hem en hij gaf haar heel ver trouwelijk een hand. Mina had wel warme vingers, maar dat vond hij niet erg Hij wan delde veel liever met haar dan met Anna, al had de laatste altijd een keurige, wille japon aan. „Waar gaan we naar loc?" vroeg Ralph. Miua glimlachte en wilde niets zeggen. Dat was ook al niet erg: hij kon best wachten en hel was overal veel prettiger met Mina dan met Ahna. Zij vitte altijd op hem en bedierf daar door zijn plezier, terwijl Mina dit heelcinaal niet deed. Eindelijk kwamen zij aan een smal straatje, waar zij bij een heel klein huisje stilhielden. Dc deur stond open en zij traden cr binnen. Ralph werd een klein beetje verlegen, maar hij deed zijn best dit niet tc laten merken. Miria's man zat in een leunstoel. Wat zag hij cr bleek en mager uit! Ralph vroeg vriende lijk: „Hoe gaat het met u. meneer Timmins?" Doch de arme man was doof cn meende, dat Ralph iets gezegd had over het wanne weer. „Ja, ja, jongeheer," antwoordde hij, ,,'t is vreeselijk warm." Mina cn Ralph begonnen nu le lachen, evenals het kleine, blonde meisje, dal van uit een hoek der kamer hem stond aan te staren. Zij riep in het oor van haar vader, wat de jongen gevraagd had. Ralph en het klein? meisje waren dadelijk goede maatjes. Zij was een jaar ouder dan hij en kon allerlei dingen doen, waarvan Ralph nog niet het minste begrip had. Hij zou al heel vreemd slaan kijken, als hij een kachel moest aanmaken, terwijl Jessie zoo heellc het meisje dit wel kon. Er scheen geen eind- aan haar knapheid te komen: ze kon aardap pels schillen, den ketel vullen, het eten voor iiaar vader opwarmen en nog veel meer, maar zij kon lang niet zoo vlot lezen als Ralph. Hij had dit zonder eenigc inspanning bij zijn moe der geleerd, terwijl Jessie slechts met veel moeite het onderwijs op school kon volgen. Zij vertelde hem, dal zij heel mooi zingen kon en iocn Ralph haar om een liedje vroeg, was zij dadelijk bereid. Zij moest echter eerst haar pop halen om haar onder het lieen en weer ioopen in slaap te wiegen. Ralph wilde wel, dat hij ook zoo mooi zingen kon, want dan zou hij zijn moeder in slaap kunnen zingen, ais zij hoofdpijn had, zooals ïn-den laatslen lijd zoo dikwijls het geval was geweest, 't Zou haar zeker meer goed doen dan al die nare medicijnen. Jessie's pop was pas nieuw. Zij had haar van een dame gekregen, die haar vader kwmu bezoeken en zij was er heel trotsch op. Zij had haar Mina genoemd. Wat een leelijke naam voor een pop!" riep Ralph uit. Nauwelijks had hij dit echter ge zegd, of Jessie kwam met opgeheven hand op hem af, alsof zij hem een klap wilde geven en hij begreep volstrekt niet, waarom zij op eens zoo boos was, totdat Mina zei, dat zij immers zoo heette! „O, dat is waar ook, daar dacht ik niet aan. Wees cr maar niet boos om," zei Ralph. Jessie was nu ook weer vriendelijk en het bezoek verliep verder heel prettig. Het was jf igenliik veel te gauw voorbij, vonden de kin deren en op den terugweg vroeg Ralph aan Mina, hoe het toch kwam, dat haar man hee- lemaaJ niet brommig was en of hij veel pijn had. Mina keek liecl ernstig en zei: „Pijn heeft hij wel heel veel, maar gelukkig verliest hij er zijn goed humeur niet door.'! j - - - Eii toch kwam het door Timmins, dat Ralph j Geen vijanden, maat* begon v.eer, eerst stil cn daarna steeds luid- in nieuwe moeilijkheden geraakte, door Tim- ruchtiger te knagen, te knabbelen cn te trip- mins en doordal zijn moeder niet thuis was. vrienden. pelen, bijna nog erger dan vóór de komst van Als hij iets graag wilde, vroeg hij het altijd den egel. 't Was alsof de muisjes geslapen aan haar en zij luiolcrde steeds aandachtig n een mooie, breede straat stond mid- hadden en nu, na 't ontwaken, des te vroclij- naar hetgeen haar jongen haar te vragen of j usschen allerlci deflige huizen in een ker cn luidruchtiger waren. Suusje jammer- le vertellen had. Maar het hielp hem niets, ofoud klem hu,s' dat ^er in 't geheel niet - - hij Anna al iets vroeg. Meestal luisterde zij niet fc?ecn [}IXXI* hooreu- ZlJn trolsche buren lens cn zei alken maar: „Houd jc nu loch kckc"ook ''«cl hoogmoedig op hel nietiRC i eens even stil! ot „Wees toch nicl zoo laslig woï!?kJ? en sch,';nc,n ,tc. J met jc eeuwig gevraag!" Soms, nee eigenlijk ,l1 1C^ J'b aim°edig huisje, hier lusschcn heel dikwijls zei ze niets anders dan „Nee f j °ns lf Ilet,^slc als> m« den Dit alles gaf Kalph het gevoel, dat hij haari^rond Sclijk gemaakt werdl, want werkelijk, imaar zoo min mogelijk rnoest vragen cn zelf moeten ons over je schamcnl i heoordcclcn, of hij iels zou mogen doen of De menschcü. die m het oude huis woonden, niét. Dit was erg jammer, want hij w as er na- dachten er ook dikwijls over in plaats van dc tuurlijk nog veel le klein voor. Een kind van ^leme. bouwvallige woning een mooi nieuw zes jaar kan denken, dat cr hoegenaamd geen j u|ls °1} dl.e JP*ck le *alcn bouwen; maar hoe J gevaar in iels steekt terwijl een oudere het dikwijls zij hierover ook spraken, groote ernst gevaar dadelijk z.el ilij verveelde zich boven- schcc" hct ,och .niel,te Zijn' Mcu T dien weer en mocsl telkens aan de woorden aan d'e olld«; pretlige ^mers gewend, dat van zijn moeder denken, t Was net, alsof die me» er moeil'Jk Ta" scheiden kou cn zoo in een hoekje van zijn hersens waren blijven hangen. Op een morgen zat hij in dc keuken te kij ken naar Mina, die juist bezig was een pud ding voor haar man le maken. Zij had me vrouw Foster geschreven, dat hij ziek was, waarop Ralph's moeder geantwoord bad, dat Mina maar eens wal lekkers voor hem moest klaarmaken. Deze deed dit natuurlijk graag, maar toch keek zij niet opgewekt „Kijk," zei zij, „nu heb ik een lekkeren pud- bleef men er het eene jaar vóór en liet andere jaar na in wonen, ofschoon het oude dak bij een hevigen storm naar beneden dreigde tc komen en de muren op hel punt schenen ineen tc storten. Wie cr wel bel meeste belang bij hadden, dat alles bleef zooals bet was, waren dc mui zen, die vroolijk lusschcn het vermolmde hout werk en de afbrokkelende muren rondtrip- pelden cn wien het in 'l oude buts vrij wat beter beviel dan in de aangrenzende deftige woningen, waar nicl half zooveel verborgen ding, die goed is uitgevallen en waarvan mijn ho6k]m e'n gaatjes warcn en het houl en de man zeker smullen zou, gemaakt, maar het is vanavond mijn uitgaansbcurl niet cn die ver velende Anna wil hem niet voor mij wegbren gen, terwijl ik haar toch aangeboden heb in dien tijd op jou te passen. Zij blijft liever Ihuis zitten lezen. Alles is dus voor niets geweest en mijn man krijgt hem niet vóór morgen avond en dan is hij natuurlijk niet goed meer met dit warme weer. Och, och, wat jammer tocli!" „Ja, dal js zeker jammer!" zei Ralph, «Hij zou hem natuurlijk erg lekker vinden cn cr Jessie stellig een stukje van meegeven; denk je ook niet?" „Natuurlijk antwoordde Mina. „Maar er is nu eenmaal niets aan te -doen." Zij keek bedroefd naar den pudding en Ralph begreep, hoe teleurgesteld Mina's man zou ?ijn, want zij liad het hem beloofd. Het speet hem werkelijk voor den zieke, doch plotseling viel hem iets in. „Waar woont hij, Mina?" vroeg hij. „Dat ben ik vergeten." „Kerkstraat 7, drie huizen verder dan „De Groene Draak," luidde het antwoord. „Ik herinner mij „De Groene Draak" met bet mooie uithangbord heel goed," zei Ralph. Mina zuchtte heel diep. „Anna zou hem best even kunnen wegbren gen," zei zij, „ze weet, dat ik niet van mijn inmaak weg kan. Die moet ik klaar hebben vóór Mevrouw terugkomt." muren veel meer tegenstand boden aan de knagende muizentandjes dan ginds. Nu moet je niet denken, dat de bewoners vau het oude huis gesteld waren op dat knabbelende, on rustige troepje, neen, zij sielden zelfs alles in bet werk om die kleine lastposten te verdrij ven, doch hel was alles te vergeefs; geen ver gift cn geen muizenval hielpen er kwamen er altijd meer in plaats van minder. „Och Moeder, die akelige muizen!" riep bel kleine Suusje op een morgen, half builend. Den hcelen nacht hebben ze weer zoo'n leven de opnieuw, Hein ging te vergeefs weer op de jacht en Oom Willem schudde bedenkelijk het hoofd. „Ik begrijp y niets Van. Wat voert die egel dan toch uit, als hij geen muizen vangt?" /-?i hij. „Ik heb toch zelf gezien, hoe hij al ,11 dolleman rondrent, zoodra het donker wordt." „Wij ook, Oom! Hij jaagt stellig op muizep, maar cr zullen er te veel zijn," hernam Suusje zuchtend, ,,'t Zal langzamerhand wel beter worden, als wc maar geduld hebben." Deze hoop bleek echter ijdel te zijn: 't werd niet beter. De muizen dansten evenals vroeger vroolijk in hel oude huis rond, ofschoon hun vijand, de ronde egel, op de oude manier, ze overal nazat. Op zekeren dag echter kwamen Suusje en Hein met vroolijk lachende gezichten op Oom af, toen deze de kamer binnentrad. „Oom, oom! Kom eens gauw met ons meel" riep Suusje, „we hebben een leuke verrassing voor uMaar loopt u vooral heel zacht?" Bij deze laatste woorden trok zij Oom mee naar een open raam, vanwaar men precies op de veranda kon zien, waar altijd het schotel tje met melk en brood voor den egel werd neergezet. liet schoteltje stond dan ook op de gewone plaats en, met zijn rug naar '1 raam gekeerd, zat dc egel er bij en stak zijn spits snuitje in het smakelijk voedsel. Maar o won der! om den egel heen zaten aan hetzelfde schoteltje vier grijze muizen, een oude en drie jongen, die in gezelschap ran den egel heel vreedzaam eveneens hun spitse snuitjes in dc melk staken en die lekker opdronken. De egel schoof hun zelfs met zijn zwarte snuitje de beste brokjes hrood toe, die ziju kleine gasten dadelijk met smaak verorberden. Vol verwondering keek Oom Willem naar dit gastmaal. Boos hief hij de hand op naar den verraderlijken egel en hij wilde dc kamer ook werkelijk meebracht, toen Suusje hem dien avond riep. Zij zelf had een bezem met een langen steel uit dc keuken gehaald, en nu begonnen zij den vijand met vereende krach ten tc bestrijden. Het werd een wanhopige jachtl Zoodra slok en bezem dc kleine knabbelaars onder de kast cn hel ledikant opjoegen, vlogen zij vlug in de vele gaten, die cr overal waren, ja, cin- Gedurende cenige" minuten was Ralph heel lelijk klauterden zij zelfs tegen de gordijnen stil. Mina ging aan haar werk en scheen niet °P, waar zij in dc hoogte uitdagend naar hun meer aan den jongen le denkci^ Na een tijdje vervolgers beneden keken, die tc vergeefs met ging zij naar boven cn Ralph dacht, dal nu het sl°k en bezem naar hen sloegen, om zc te oogenblik gekomen was, waarop hij zijn plan vcrja8cn- gemaald, dat ik niet slapen kon. Zij hebben uithollen om den kleinen zondaar, die hem bepaald een muizenbal gehad, zoo vlogen en zoo den nclls had gehad, eens ongemakke- trippelden zij rond. Ik geloof vast, dat er een j ip ie straffen. Doch Suusje hield Oom bij rijn paar over mijn deken liepen, zoodat ik maar jas vast cn smeeklc: „Toe Oom, stoor die gauw mijn hoofd er onder gestoken heb beestjes alsjeblieft niet! Het is zoo'n aardig gc- „Wacht maarSuusje, van avond zal ik die zicht, ze allemaal van den schotel met melk kleine rustverstoorders wel eens helpen ver- j en brood te zien smullen Zie eens, hoe sier- drijAcn. Roep mij maar, zoo gauw hel bal jp de jonge muisjes hun staartjes bewegen weer begint!" zei haar broer Hein, terwijl bij cn c„i00f wezenlijk, dat de oude/den klcin- met een dikken stok zwaaide, dien hij dan -• -- MnslCk en levensduur. De meeste musici zijn vroolijke, hicKl hartige menschen, die het leven van des j zonnigen kant beschouwen en zich ni# I gauw door tegenspoed laten terneerslaan i Volgens sommigen danken ze die goed. eigenschappen uitsluitend aan hun beroet Men beweert, dat de statistieken duidelijj aantoonen, dat de muziek een element voo? lang leven is. Vooral op den groei en he j behoud van de haren hebben sommige mu. ziekinstrumenten grooten invlod, terwijl aiv dere weer een uitstekende uitwerking hek ben op den bloedsomloop en de maag. Een Italiaansche arts uit de 16e eeuw j Giambattiosta Bella Porta stelde voor, dj .verschillende strijkinstrumenten uit genee krachtig hout te vervaardigen, opdat de he* lende werking van de door hem voortge. brachte muziek nog grooter zou zijn. Dr. P®. trici beweert in een studie over de bloedt circulatie in de hersenen, dat tijdens eerin muzikale prikkeling die circulatie een meri*| bare versnelling ondergaat. Hij besluit hier. uit dat de muziek als een krachtige prikkel;! ken werken. Men heeft ook dikwijls opgemerkt, dat] menschen, die over wetenschapplijke vraag! stukken peinsden of dagen lang werkten aan I de oplossing van een of ander probleem wanneer ze muziek hoorden, onmiddellijk] vonden wat zij zochten. De groote mathema ticus Lagrange heeft zijn moeilijkste wis kundige vraagstukken opgelost onder in vloed van muziek. Volgens de apparaten, die den hartslag en de werkzaamheid der lo gen grafisch aanteekenen, versnelt de mu. ziek de hartslagen, zoowel als de ademhali gen en verder leert ons de dynameter, d langzame en zwaarmoedige melodieën d spierkracht verminderen, terwijl aan den anderen kant, vroolijke wijsjes de wilskrachl vergrooten. (Onze Gezondheid.) oogenblik gekomen ten uitvoer kon brengen. Zijn hoed lag op ta fel, want hij had in den tuin gespeeld. Hij zette dien haastig op cn nam den pudding voorzichtig in zijn twee handen. Hij moest hem echter even op den grond zetten om dc deur open te maken, die hij echter voor 't ge mak maar achter zich open liet. Bovendien had hij haast om zich uit de voeten te maken. Mina mocht weer eens beneden komen en hem van zijn plan afbrengen. In elk geval zou alle aardigheid er af zijn, als het geen ver rassing meer A-oor haar was. Zoo wandelde hij dus weg mët den pudding, dien hij voorzich tig vasthield. Onder het loopen zei hij voort durend in zich zelf: „Meneer Timmins Avoonl Kerkstraat 7, drie huizen verder dan „De j f' P.rftnnn lAt-ioV TTii «.qc nanipliilr hanrt lidl 1f> li .Kijk maar, ik geloof, dat die dikke muis daar boven op de gordijnroe ons uitlacht 1" riep Hein boos uit en hij wierp met een schoen A-an Suzc naar zijn kleinen vijand. De schoch vloog echter tegon een ruit, die nu met luid geraas in stukken brak cn naar beneden viel. De dikke muis had zich natuurlijk heA'ig ver schrikt uit de voeten gemaakt, maar al heel gauw ltwam- Moeder met ontsteld gezicht de kamer binnen om te zien, wat er eigenlijk ge beurd Avas. „Wij jagen de muizen maar weg, Moeder!" riep Hein dadelijk, „die ruit avou ik natuurlijk niet raken." „Morgen zullen we ons een kat .aanschaf fen," antwoordde Moeder, „die a*crslaat de Groene Draak." Hij was namelijk hang het te jacht op muizen heler dan jullie Ga nu maar vergeten cn niels zou vrceselijker zijn dan dal gauw naar bed, anders krijg ik nog zieke kin hij onverrichter zake weer mei zijn pudding deren. thuis kwam. 1 ..O Moeder, alsjeblieft geen kal," smeekte Maar o wat werd die kleine Ralph warm Suusje, „want die zal dc vogeltjes, die altijd en moe! Hij kon bijna niet meer voort. in den tuin komen, opeten. Nee, dan nog lic- Hij ging op een hooge sloep zitten om een ver die akelige muizen! oogenblik uil te rusten en zette daarbij den pudding op zijn knieën. Een voorbijgaande dame zag hem en bleef naar hem staan kij ken. Zij bukte zich over den jongen heen, dien het schreien nader stond dan het lachen en vroeg wat hem scheelde. „Ik kan meneer Timmins zijn huis niet vin den," zei Ralph, „en de pudding voor hem is zoo zwaar! Ik kan bijna niet verder." De dame scheen zich een oogenblik te -be denken. „Waar woont meneer Timmins?" vroeg zij. „In dc Kerkstraat, nummer 7, drie huizeu verder dan „De Groene Draak." „Dan zal ik cr je wel even brengen. Het is dichubij," zei dc dame. „Graag!" riep Ralph uit. „Dat is lief van u en will u dan misschien den pudding voert* mij dragen?" De dame scheen hierin echter niet veel lust te hebben, zoodat Ralph mei een zucht op stond en naast haar voortliep, dankbaar, dat hij nu toch werkelijk zijn doel bereiken zou. De dame deed hem allerlei vragen, terwijl zij naast elkaar wandelden, doch Ralph was te moe om heel spraakzaam te zijn. Toen zij in de Kerkstraat kwamen, helderde het gezicht van den kleinen jongen plotseling op. „Nu weet ik hel. Kijk, daar woont meneer Timmins. Dank u wel." zei hij, waarop hij met zijn pudding gewapend naar binnen ging. De vriendelijke dame keek hem nog even na en dach: „Ik zou zoo'n jong kind toch nooit tjes zelfs een hapje in den bek steekt.' „Malligheid! 't Is akelig gespuis!" riep Oom nog even verontwaardigd uit. „Ik aaou, dal ze verpletterd werden!" En alsof zijn woorden een tooverspreuk ge weest waren, kraakte dc zijmuur der veranda plotseling onheilspellend. Een stofwolk om hulde het schoteltje cn dc dieren en er was in de eerste oogenblikken niets van hen te zien. Toen het stof weggetrokken was, lag onder puin en stcenen het heele troepje verpletterd, dal daareven nog zoo vreedzaam om liet scho teltje gezeten, had. Door een zwaren baksteen gedood, lagen de oude cn de jonge muisjes onder het puin en ook den gastvrijen egel scheen hetzelfde lot getroffen te hebben „Arme schelm!" zei Oom Willem, die nu toch medelijden met hem had en terwijl hij den onbewe'gelijken kogel in de Ifand nam. „Nu zul jc niet meer op muizen jagen, noch als a-riend noch als vijand." Daar bewoog de dood-gewaande zich echter plotseling een weinig cn zijn spits zwart snuitje rekte zrch voorzichtig onder de stekels uit. „Hij leeft, Oom Willem! Zijn panlserhuid heeft hem beschermd 1" juichte Hein en hij greep naar den egel, die echter snel zijn kop weer Introk en zijn stekels opzette. „Nu. neem dan 't diertje mee naar ons bui ten", zei Vader, die door al het leven er ook bij gekomen was. „Het oude huis dreigt ons hetzelfde lot te doen ondergaan als de muizen, als wij niet zoo verstandig zijn er nog bijtijds uil té trekken. Buiten kan "de egel met de veld muizen vriendschap sluiten, als hij daar lust in heeft." „Ja, dat is best," zei Oom. „Men wordt toch nooit le oud om te leeren. Mijn allernieuwste wijsheid luidt dus: „Wanneer je muizen in huis liebt, weet dan, dat geen egel die ver- j jaagt, want er bestaan op aarde geen betere IVienw voedsel. „Oom Willem moei ons helpen; hem zullen we morgen om raad vragen," zei Moeder. „Laat nu dc muizen maar met rusl en ga naar bed." Toen Suusje Oom Willem den volgenden dag vrienden dan egels en muizen 1 haar leed ldaagde, zei deze: „Nee, een kat) gaal niet om de vogels, maar ik zal Avel een anderen muizenvijand in huis brengen." Reeds -den volgenden morgen bracht hij een wonderlijk, kogelrond ding onder zijn f ietscape mee. Hij zette het voor de kinderen op den grond. Na \erlootf van een paar minu ten begon de bruinachtige hal levend te wor den, cn kwam er een kleine, spitse snuit uil te voorschijn. „Dal is een egel!" riep Hein en hij wilde hel dier vlug grijpen. Dit hield hem echter drei gend zijn scherpe stekels voor, cn terwijl de kleine, zwarte oogejes in zijn spits kopje schitterden, gluurde hij heel grimmig naar den jongen. „Zoo'n egel is een gezworen vijand van mui zen," ging Oom Willem voort, „hij zal die lastige gasten gauw genoeg a-erdrijvcn!" Daarop averd de egel in den tuin gezet, waar het hem heel goed scheen te bevallen. 0\rer dag kroop hij wel is waar in een hoek, doch zoodra de schemering inviel, kwam hij uit zijn schuilhoek le voorschijn, om, zooals Oom Willem zei, op de muizenjacht tc gaan. Met ongeloofclijke snelheid kroop hij oarcral rond. j in kelder, keuken cn kasten, want overal vond hij buit. Op een kleine veranda zette het dienst Voor liet eerst. Langzaam zoetjes kom bij Moes, Dan krijg jij een koekje. Zie je wel? 't ligt voor je klaar; Kom, klein baasje, haal het maar, 'lc Leg het hier in 't hoekje. Met zijn speelgoed om zich heen Zit Broer wijs te kijken. Is dat koekje heusch voor mij? Dan ga ik cr daad'lijk bij, Laat 'k eerst maar eens reiken. Langzaam gaat een handj' omlior Naar het lekk're koekje^ Maar heel dichtbij is het niet, Denkt ons ventje met verdriet. Nee, heel ver ls 'l hoekje. alleen uitsturen." Toen ging zij weer verder, j meisje, Betje, hem altijd een schoteltje vol Intusschcn was Ralph heel triomfantelijk met den pudding meneer Timmins' kamertje binnen gestapt. Vol trots zette hij zijn vrachtje op de tafel neer. Wat zag het er heerlijk uit- T Zou den zieke best smaken. De kleine jongen klauterde op zijn knie en toeterde in zijn oor: „Alstublieft, meneer Timmins; ik heb een heerlijken pudding voor u meegebracht. Er is een massa suiker in en hij is heel zwaar. Ik ben moe van 't dragen. Eerst kon ik 't niet vinden, maar een dame heeft mij den weg ge wezen. Eet u hem maar lekker op. Dag meneer Timmins." Hij liet zich weer op den grond glijden, maar de doove man hield hem bij zijn mouw vast Hij wilde er graag nog wat meer van hooreu, eer hij Ralph weer naar huis liet gaan. (Wordt vervolgd.) melk en korstjes brood voor en gretig veror berde hij telkens dat lieA-clingsgerecht Als Betje echter bij ongeluk eens vergeten had het voor hem klaar te zetten, dan draafde het dier haastig naar de keuken en schoof met zij" stekelig lichaam zóó lang tegen de rokken der keukenprinses heen en weer, totdal deze den kleinen bedelaar zijn schoteltje weer a-uldc. Zoo verliepen er ecnige dagen cn het scheen inderdaad, dat de egel een heilzamen schrik onder de muizenschaar verspreid had. Het luidruchtige gezelschap hield zich al heel stil cn Suusje had langen tijd niet meer over nachtelijke stoornis le,klagen. „Hoe heerlijk toch, dat Oom Willem ons dien egel gegeven heeft," zei ze menigmaal „Nu kau ik weer rustig slapen." „En ik hoef geen ruiten meer in te gooien!" riep Ilein, „de egel is de bovenste bestel" Doch lang duurde deze vreugde niet. ol het 't Loophek lijkt een lange weg. Maar je moet probeeren, y Kle.ine, zoete dribbelaar, Kom en haal het koekje maar, Jc moet eerst maar leeren. En kijk - Broer gooii 't speelgoed V/eg, En :lrckl beide handjes Heel voorzichtigjes 't is waar, Maar hij is ook pas een jaar, En palet zoo de kantjes. Langzaam Avagg'lend, langzaam aan, Dribbelt hij naar 't hoekje, En aan 't kraaien merk ik al, Dat ons baasje 't hebben zal, 't Lekk're, zoete koekje. Truus Salomön*. In Nieuwe Vrouwenleven bepleit Mi mosa het gebruik van pompoenen. In Parijs ziet men in de groentenwinkels liggen de enorme groenwit of geelrood-achtiggroene pompoenen, in Zuid-Afrika brengt men ze, als bij ons de kool, met wagenvrachten van het land naar de werf, waar ze dan op droge zolders worden uitgelegd. De beste en lek kerste pompoenen zijn de hardste, huil vleesch is droger, minder waterig en hel pittennet is ook droog en het vleesch hoog roodgeel. Men moet ze als knolrapen wat dik schil len: de reepen in stukken snijden, met we> nig water koken, een weinig zout en liefs! wat ruim vet toevoegen, dan rijnroeren en om de moes wat stevig te maken en lekker der, er wat meel door roeren. Met wat méér tarwebloem en wat suiker er door kan men A'an deze moes heerlijke pompoenenkoekjes, als studentjes, in de koekepan bakken. De smaak van gekookte pompoenen kom! dunkt mij, 't meest overeen met dien van wortelen. Er is slechts één maar voor dit verbouw de plant is zeer gevoelig voor vorst. Mo gelijk zouden de kassen in het We s tl and voor pompoenenteelt gebruikt kunnen wor« den, al is 't dan maar \roor één of enkele jaren. Het stevige pompoemleesch van goed rijpe vruchten zou geschild en in dun ne schijven gesneden kunnen gedroogd worden, om daarna als zeer fijngemalen meel in den handel te worden gebracht vo ;een gezond kindervoedsel, evenals voor oi>,- den en zieken en ook voor gezonde eters, en wellicht het aardappelmeel in het brood j] kunnen vervangen. In ieder geval zouden dsèl vruchtkweekers hierop hun aandacht kmv-ï nen vestigen. Eerbiedwaardige Kctnllcii uil <!e OYidheid. De stad Ninive had een lengte van twee i en twintig kilometers en een omtrek van j zestig kilometers; de wallen waren vijf e twintig meters hoog, en breed genoeg om met drie voertuigen naast elkaaY over te rij-fi den. Babylon had, binnen de muren geme-T ten, een omtrek van negentig kilometers; «ie wallen waren vijf en zeventig voet dik eii driehonderd hoog. Honderd poorten verleeiw den toegang tot de stad. De tempel van Dia na te Ephese was ruim honderd meters! hoog en er werd twee honderd jaar aan werkt vóór hij geheel voltooid was. Dei grootste van de pyramiden heeft een hoog van vier honderd één en tachtig a-oet, ter- Avijl de zijvlakken aan de basis, een lengt', van zevenhonderd drie en zestig voet heb ben. Honderd duizend mdn hebben aan dal ontzaglijke monument gezwoegd. Thebe in Egypte, waarvan zooals men weet slechts bouAwallen over zijn,-heeft thans nog eei omtrek van meer dan vijf en veertig kilo meters. Ook deze stad had .honderd poor ten. De omtrek van Athene was ruim vijf «5 dertig kilometers en bevatte vijf en twintij duizend inwoners en viermaal honderd dii zend slaven. De tempel \-an Delphi was zod rijk aan geschenken, dat er eens een waardi van honderd dertigduizend gulden uit vre$> gevoerd werd, en Nero beroofde dat f van vijfhonderd beelden.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 4