(3cot3 d<? /kogd. Wat WSoeder gezsgd hcd. Naar het Engèlsch van L. E. T i d d e m a n Vrij bewerkt door C It. HOOFDSTUK VI B c s 1 u i I Kijk-t u maai jfecn reden voor tranen: Ralph wurdl In ter, had Ralph hoonh :t ci; innhu-htc. iiij 1» mi ecu grPr-lc jangenv inanr hij heelt hel rcccpl - dm zijn moeder hem jtnva geleden -af om zelf gelukkig U- zijn, niet vergeten. Ilij hee11 echter geloerd, hoe hij h.l in locpnsaiug nioel brengen. I - i Wiiiem en zijn boekenkastje. door G. J. V i s s c h e r. Notaris Lindcnhof woonde in een mooi huis op een groot dorp in Gelderland. Hij had een drukke praktijk en verdiende vee! gild. Geen heel opgewekt, waul r is wonder d^n ook. dat zijn zoo:>lje Willem om lranen! "alnh lc Jiewi-n kot: krijsen, «rat Dij l,,|.f«n ei dokter West, „dat verzeker ik u. Ik zou wou het u werkelijk niet zoo beslist /eggen, als ili hei niet oprecht meende.'' Maar hij lijkt zoo ziek en b.rlien! mij hee- Willcm v;b wel ccn mrdige »or.gc«. ilij was er volstrekt niet tiotsch op dat hij in zoo'n fraai huis woonde u kon me' iedereen om- lemnal niel. O. <lnt hij rijn eignt moeder .:iet,fiaa„ zijl, schoolmakkers mochten hem don hcrkpnH ook wel Iriden en bijna al de jongens van zijn klas hadden wel eens in den bokkenwagen vnn Willem ^jii den nolaris gezeten. Iet waar Willem bijzonder pp gesteld was. herkent!' Het was nievouw Fnste". die zoo sprak, terwijl zij voor het bedje van haar lieveling stond en met betraande oogen naar hem keek. Achter haar Mond de vader van den kiemen dnV .os'ëën këë:'jë"mel modë'hoeken' jongen, ernstig en bleek. Ihj wilde zich flink houden ook voor zijn vrouw - en had \ol- komen vertrouwen in dokter West, een man, Nu, dat was nog zoo dom niet van hem! Zijn ouders stelden het op prijs, dat hun zoontje zoo veel van boeken hield. En de knaap die èn als dokter en als mcnsch zoo goed be-was aetjes op zijn eigendommetjes. 1 Hij had er een fraai kastje voor gekregen, kenrf stond En hoewel Un! >h 'ijn vader i: moeder aan staarde, alsof zij vreemd, n waren, moesten 'ij toch geloovcn. dal er een tijd zou aanbreken, maa: dal zag er niet alleen van builen mooi uit; van binnen mocht het ook gezien worden. Op zijn verjaardag, met St. Nicoiaas, met Wa-trop hij" hen herkennen zou Deze brak in- y, - dei daad aan 1 wjaar, bi; een verhooging op sihool, dan Op eer. middag, to« n mevrouw Foster wat ru zij h »ci den gehèejen naelil bij haar kleinen jongen gewaakt "zag zij Mina piot- kreeg hij een aantal cadeautjes. Hij mocht dan een verlanglijstje maken en daarop stond nllijdSbovenaan een boek en het eindigde ook seii^"Vóoëlëë.rn1ë:lmakimii.Zij"™"op r' Ven b°ak' cr steeds lunchen e„ p verstl:ri!;t uit: 1™" h' O Mlnn hij i toch niet erger? Gelukkig niet. mevrouw,antwoordde Mi „Hij is juist heel kalm Was alsoi hij uir een diepen slaap wakker werd Hij legde zijn bandje op de mijne en rei zacht: .Waar prachtband" en óf daar rekening mee gehou den werdj Zoo kreeg hij zeker wel vijftig mooie hand jes bij elkaar. tt xi stonden netjes in de rij en hij had er hén k en wal is er gebeurd. Miner lk dê,':k 'i|st V3n •™nf!<;'e»(l in een dik cahier met wel. lat hij u nu herkennen zal .Tll^rT "n 't'V M J n'" °P Mevrouw Foste r ging heel racht de kamer slaan D Dik Trom. M - De avonturen 1,innen e: knielde zonder een woord te sine-"n Baron Mflnchhausen ene als iemand hem ke,Mr het bedje van haar lie veling. Zij kon, vroeR. of hij een of ander boek ook had. nieu zeggen, lén de kleine Ralph zag op zijn kon Inj hel dadehjk nagaan, kussen, naast zich. het lieve gezicht, waar- - S|,rccti' van zel1' dal h'J kree«' De iiolüMi begre-cp er niets van. Op den dag, dat de uitsla bekend werd, sluol hij zijn kantoor pen uur vroeger dan ge woonlijk. Boos was.de man niet, maur dat zijn jonger., die zooveel van boeken hield, on voldoende had voor Nederlandschc Taal. dAt ging boven zijn begrip. Welk werk kreeg je dan toch voor taal?" vroeg hij. ,.Een dictee en een opstel," rei Willem, die een kleur had als vuur. „Een dictee? Zoo! Nu, dat ral je wel goed gemaakt licbhen. Jc hebt genoeg gelezen. En dat opstel, waarover was dat?" Over de padvinders." En kon je dal dan niet?" Niet al te best. Ik wist er p.ict veel van." „En hoe komt bet dan, dal Dirk het zoo goed gedaan heeft?" Die heeft van mij „De Padvinders van Duin- wijk" gelezen en „De Jonge Padvinders" ook." „Maar had jij die dan niet gelezen?" „Neen pa! Ik heb zoo véél boeken. En dan mijn spoortje. En mijn telefoon. Enne...' •Aha!" rei mijnheer Lindenhof. .Nu begin ik het te begrijpen! Jij hadt zoo véél hoeken en daardoor kwam je er niet loc, om ze te le/en. Dat dictee zal je ook wel niet al te best gemaakt hebben. Jij kende je mooie boeken kastje van bulten en Dirk kende het van bin nen. Hoor. eens, Willem, je bent een goede jongen, maar dat is niet genoeg. Je moet ma ken, dat je op de II. B. S. komt. Het voigend jaar doe je natuurlijk weer examen, maar laten we nu dit afspreken. Je brengt morgen al je boeken bij mij op hel kantoor ip de groo- te kast. Hoeveel heb je cr?" „Wel vijftig!" „Zoo. Dat komt goed uit Elke weck kom jc cr een bij mij halen Dal moet je in ten week uitlezen en daarna zet jc het weer in jouw kastje. Dan heb je ze juist in een jaar allemaal gehad cn dan is je kastje weer gevuld en je hoofd, hoop ik, ook." Zoo gebeurde het en het volgende jaar slaag de Willem voor het toelalings-examen met een mooi cijfer voor Nederlandschc TaaL minuten voor de deur van het huis van zijn \ader. Do jonge man sprong uit bet zadel, bracht zijn paardje op stal en voorzag het ruimschoots van brood en haver. Daarna Irad hij binnen, maar verborg zich achter den oven. „Het jaar is om. l;t hij zijn vader tegen Woudroosje zeggen zonen blijven lang weg; als zij maar tei uren." Daar klonk plotseling hoefgetrappel. Dc elf broeders sprongen van hun vermoeide paar den, die zij in den hof lieten staan, en storm den dc kamer binnen. „Waar is mijn jongste zoon?" vroeg de vader. „Ach; die domkop is met zijn ellendig paard onderweg blijven steken. Wij echter brengen flinke paarden en een beurs vol geld mee." Het lieve meisje barstte in tranen uit, maar nu sprong de jongste broeder voor den dag en verhaalde, hoe zijn broeders hem iu den steek gelaten hadden en wat hem verder was overkomen. Dc vader stuurde zijn elf oudste zonen op nieuw de wijde wereld in. doch de jongste kreeg huis en hof, benevens Woudroosje tot vrouw. Zij leefden samen lange jaren heel gelukkig Zoo werd de deugd beloond! naar hij zoo innig verlangd had. In zijn ijlen behalve die boeken. Wat zijn ouders vergaten, i had hij zoo dikwijls gedacht, dat zijn moeder daar zorgden zijn ooms en.tantes wel voor. Etn bit htm was en nok no meende hij. dal hij zich bokkenwagen heb ik al genoemd. Een rtoom- w. e. vergist had en dat het 't gezicht was van tnach.nctje was ook niet vergeten; evenmin een niemand and.-is dan van Anna Meermalen spoortrein, een telefoontje, een kolossale steen- had hij uitgeroepen: „Ga toch weg! Ga toch bouwdoos en een klein bootje, dat echt onder «eg! Ik heb ie niet noodig!" I» z.jn ziekte water door kon varen. Ie,' lies hem wat er sedert Je afwezigheid D,rk- bet zoontje van den tuinman van den va zijn ouders beunt v dubbel erg toe. beer Lindenhof, kwam nog al dikwijls bij Wil- was heel -til in de kamer en mevrouw le™ spelen. Die D:rk was een leergierig ventje Fosfor bewoog ziel: niet. Ralph's tengere vin-I'ia'b de dorpsschool in dezelfde klasse als ge. s gleden over haar voorhoofd, haar gezicht '"em. Zijn vader was volstrekt niet rijk; de e., naar hals. totdat zij het medaillon voetden,m»>> had goed zijn brood cn daarmee int, dal „j altijd droeg en dat de portretten be-n>»ar op een dorp zitten vaak rijke en minder v van Vader en hem. Nn wist hij seker.«Roede kinderen op dezelfde schoolbanken via. zijl. moeder hel vvas. liet kon niemand ü»k het met Willem samen het onder- a :s zijn Zacht noemde liij haar „Moedert" zeeertje in den vijver varen samen zetten zij en zon Oogt n hcilv. „den haar nu ook. Iiü her- Richter's steenbouwdoos op, zij lieten den haalde nog eer.-: „Moeder!'' en zijn stomspoortrein over de rails snorren en Willem klonk nu bïij. In hetzelfde oogenbUk sloeg me- "am Dirk natnurlijk ook meer dan eens mee vrouw Foster haar armen om zijn hals. Zij "aar zijn boekenkastje, vooral omdat hij wist, kou banr tranrr. niet langer bedwingen, doch dat zijn vriendje daar op gesteld was en ook mi waren het tranen van vreugde cn ntet van j met minder, omdat hij een beetje trotsch was verdriet. Als groolc nienscben heel blij zijn. °P zijn mooie collectie. schreien zij soms van geluk. I ..Kijk eens, Dirkt" zei Willem dan. „dit boek O Moeder, bent u teruggekomen?!" zei de heb ik pas gekregen. „Het beleg van Haarlem." kleine jongen „Kn waar is Vader en bent u Een mooie band, he? Loos. op me, omdat ik mijn paard-cn-waggn ..Ja. fijn boort Die met dien degen in de aan Jessie gegeven heb? Anno was er wel band. dat is zeker Ripperda. En die kieine boo- om, maar Oom Jaap gelukkig niet." daar, zou dat Picter Dirkszoon Hasselaar niet Heel zacht, om hem niet op te winden, zei wezen? zin moeder hem. dal zij noch Vader boos op „Dat kan vvcl. Mooi hè? hein waren. Toen glimlachte hij tevreden,] Dirk was nog niet uitgekeken, maar Willem, do- li even inter verborg hij zijn gezicht onder die zich maar flauwtjes de door Dirk genoem d. akens Mevrouw Fosler begreep eersl nier, de namen herinnerde, bad hel al weg gezet waarom hij dit vloed; toen hl) echter zei. dat en .en ander gegrepen, hij Anna zag en bang voor haar was, begreep .Hoe vind ie dit? Dc Jacht op hel Witte zij het wc! Zij verzekerde Ralph, dat Anna niet Rns." meei in huis was cn het kieine hooldje kwam j „O! Dat i- zeker over de mustangs, die wilde Weer boven de lakens le voorschijn en werd gaarden in Zuid-Amerika." door Vader gekust. j „Ja. misschien wel. Over Zuid-Amerika heb O hoe blij waren /ijn oudersI Hij was nu j lk anders hier een dik boek. Dal heet laat niet mee het kleine jongentje, dat in /ijn eens kijken ja: dc Reuzen van Palagonië. koorts allerlei vreemde dingen zei. maar hun Kijk eens. wat een groote kerel, hé? eigen Ralnh. van wien zij zoo zielsveel hielden „Is dat mooi?" En hoe straalde ook Mina's gezicht van vreug- „Ik weet het niet. 't Is zoo vreeselijk dik. do! Ralph vergat hoelcmaal. dat zij wel eens Laat eens zien.... drichonderdachlentvvinlig brommig kan zijn. bladzijden. Wil jij het eens lezen?" Ilij mocht echter nog niet veel zeggen, doch. „Alsjeblieft. Heel graag!" langzamerhand, toen hij sterker werd, „Goed. Ik zal er een krant omheen doen. moeht hij alles vertelkSn en toonde liii. dat zijn Neem het dan maar mee. Goed er op passen- tongetje het praten nog niet xerleerd had. Op hoor!" een Zondagmiddag, toen hij bij zijn moeder op „Daar kan jc van op aan," zei Dirk cn een schoot z^t, had hij een lang gesprek met haar. uur ]aier zat hij thuis in een hoekje met „De Toen pas begreep mevrouw Foster, hoe haar Reuzen van Patagonië" voor zich Zijn moe- v v orden iu ha hart va i haar jongen bewaard der moest hem driemaal roepen, om te komen fW-'j'ojj gebleven en hóe hij op kinderlijke v»i-ze eten gt ii cht had ze in toepassing tc brengen „Jongen, je leest je suf," zei ze dan wel, „lk wou zoo graag wat voor een ander maar 2e zej het nooit al te hard. want ze wist, d< - n," zei Ralph „Ik zei het legen Anna, maar (jp| hij het op school best maakte, ze liet mij niet uitspreken. En alles wal ik Wanneer Willem zijn boek terug kreeg, dee kwam altijd verkeerd uit. Wilt u mij als- hoorde hij natuurlijk graag, dat Dirk het een jehl.- ft leeren. Moesje, h o c ik het doen moet? fjjn hoek noemde cn Dirk kreeg weer een .Zeker lieveling," zei mevrouw Foster zacht nuder mee. Doordat zij elkaar dikwijls op en zij bad God om een goede leidsvrouw voor zochten, werden alle boeken gelezen... maar haar jongen te wezen, niet alleen nu, maar ook njet door Willem zélf. nog. als hij ccn man werd. Ralph omhelsde zijn t De notaris had het druk met zijn zaken en moeder en was in-gelukkig. Nu zou alles w elnievrouw's lijd werd geheel in beslag geno- goed komen En dit deed liet ook Hij geraakte men ^oor de zorg voor de huishouding. WI1- ni< weer in nieuwe moeilijkheden; want als jem j)asie r*ocd op en hij hield veel van boe- hij twijfelde, had hij altijd zijn moeder, aan zoodat zij dachten, dat het met hem al wit hij het vragen kon. j een heel gangetje ging. ..ik gelpof, dat ik daarmee iemand plezier j plotseling kwam dc ontnuchtering, ka,, doen. dacht hij dan, „maar ik zal helJuist in het jaar, dat de beide vriendjes de ecw aan Moeder vragen "m het zeker te we-hoogste klasse der lagere school hadden door- tei; En daar had hij gelijk in. Moeder was loopen, werd er in hun dorp een Hooger Bur- atiijd bereid om naar hem te luisteren; nooit oerschoot opgericht. Dat kon niet mooier trcf- w. (1 zij ongeduldig. ifcn. Wat er v rder van P.alph geworden is? Hij I Willem moest er natuurlijk examen voor is opgegroeid tot een Hinken jongen, die z0°" doen en Dirk ook. De tuinman had er eerst wel door zijn onderwijzers als zijn kamera- een beetje tegenop gezien, om de kosten, der; bemind wordt. Hij heeft een vroolijk, rond maar de onderwijzer van Dirk had gezegd: gezicht, donkere oogen en het doet altijd goed hein te hooren lachen. Als iemand op school in moeilijkheden verkeert, gaat hij naar Ralph Foster om er met hem over te praten, want iedereen weet, dal hij niets liever doet dan een andef helpen. Hij is een echte jongen, vol onderwijzer van „Als ge het eenigszins kunt bijspijkeren, laat den jongen dan verder leeren, want het is wel aan hem besteed. Ge zult zien, dat ge er ple zier aan zult beleven." „In vredesnaam dan," zei de tuinman. „Mijn spaarduitjes zullen er mee heengaan, maar we strekt niet flauw of kinderachtig, maar hij zou i zullen dan maar hopen, dat ze goed besteed geen dier ooit kwaad doen en natuurlijk ook zijn.'* nooit kleinere jongens of meisjes plagen. Als f>e jongis namen deel aan het examen en hii iets beeft, is hij altijd bereid het met ande- wat was ujtsla£? ren te deelen. Zijn vriendjes komen allemaal Dirk j^arn er met glans door. Hij kree* nog graag bij hem en allen vinden, dat Ralph een cxtra pluimpje van de examen-commle- Fo^ter „eenige ouders" heeft. sle voor zijn mooie opstel. „Ze maken je zoo gelukkig bij Ralph thuis," j En Willem werd afgewezen op.... Neder- «ei eens een jongen, die bij hen gelogeerd Uodscbe laai! D© twaalf broeders. (Een oud sprookje opnieuw verteld.) Er waren eens twee buren, die dikke vrien den waren. De een bezat huis en hof bene- J vens twaalf zonen, doch de ander was arm en j had niets dan een dochtertje, maar het meisje was zóó lief en vriendelijk, dat men haar Woudroosje noemde. Toen de arme man stierf, nam zijn vriend het weesje in huis en hij. hield nog meer van haar dan van zijn eigen kinderen. Hij zei tegen zijn zonen de wijde wereld in tc gaan en een heirekking te zoeken. Na een jaar mochten zij lerugkeeren en hij, die het eerst thuis lew Am en het meeste meebracht, zou huis en hof krij- j ken cn het lieve meisje tot vrouw. De twaalf broeders kwamen iw de hoofd stad. cn daar de koning stalknechten noodig had. nam hij ze allen in zijn dienst. De paar- j den in de koninklijke stallen waren met pur- peren klceden bedekt, hadden gouden hoef- j ijzers en aten brood en haver uit marmeren troggen. In een hoekje ech(cr stond een klein i paardje Het was zóó zwak en mager, dat men zijn ribben wel lellen kon. Ook had hel geen warm dekkleed en geen gouden hoefijzers, en hel kreeg meer slagen en scheldwoorden dan haver. Spoedig had ieder der broers een lieveling?- j paard, dat hij zorgvuldig oppaste en waarop hij 'trotsch was, doch de jongste praalde niet met zijn paard, want hij had het arme; mis- j handelde dier gekozen. Hij gaf hel haver en brood en zorgde, dat hel een warm dekkleed kreeg. De andere stalknechts lachten den jongsten j broer uil, doch hij verdroeg hun scheldwoor den en spotternijen, zooals zijn paardje de sla gen verdragen had. Toen het jaar om was. gaf de Koning den broeders een volle beurs met zilverstukken, en j bovendien mochten zij zich ieder een paard uit zijn stal uitzoeken. Ieder hunner koos zijn t lievelingspaard en de jongste nam hel zwakke paardje bij den teugel en zei: „Dit paard neem ik, en geen ander.' Zijn broeders scholden hem uil voor „dom- j kop" en lachten hem hartelijk uit. Toen zij echter zagen, dat hij bij zijn besluit bieef. keer den zij hem den rug toe en sprongen op hun vurige paarden, die van ongeduld stonden te trappelen. Zij renden huiswaarts. Langzaam volgde de jongste broer, want hij wilde zijn paardje niet 1e veel vermoeien. Toen hij evenwel een half uurtje gereden had, slortle het zwakke dier neer. „Help mij!" riep dc berijder zijn broeders toe, cn morrend keerden zij om, en hielpen onwillig het paardje weer op de been. Maar het duurde geen kwartier, of het paardje viel weer. „Lieve broedersriep de berijder op nieuw. „help mij toch eens uit den nood F' Doch zijn broeders riepen hem loc: .„Gij hebt niet naar onzen raad geluisterd, nu moet je dus jezelf ook maar helpen Zij reden in galop- verder en zeiden tegen elkaar: „Het jaar is om en we zullen ons niet laten ophouden Ilij zal vooreerst wel niet thuiskomen met zijn ellendig paard, dus zul- len wij zijn aandeel van hel geld maar ouder ons verdeelen." Treurig keek de jongste zijn broeders na Daar begon het zwakke paardje plotseling tol j zijn groote verbazing te spreken. Het zei: „Kunt gij uw broeders nog zien? „Jawel," antwoordde hij, „maar ze zijn niet i grooter dan kraaiei}.'' Na cenigen tijd vroeg hel paardje weer: „Kunt gij uw broeders nog zien?" „Jawel, maar ze zijn niet grooter dan sprink-1 hanen." Een oogenblik later vroeg het paaidje voor den derden keer: „Kunt gij uw broeders nog zien?" „Nee," antwoordde de jongste broer treu rig, „en lk alleen ben te zwak om je op te hel- j pen." I „Dat hoeft ook niet," antwoordde bet f paardje en het sprong overeind cn stond daar- plotseling fier en krachtig, met een purperen dekkleed en gouden hoefijzers. De jongste broeder was sprakelijk van ver- j hazing, maar bet paardje sprak: „Zoo wordt een goede daad steeds beloond," en bij elk wooiS, dat het sprak, viel er een fonkelend goudstuk uit zijn bek. Nu liet bij zijn meester svpcr opstijgen, en bracht bem binnen weinige Da Wolf en de Mensch. Een fabel. Eens verleide een vos aan een wolf, die nog nooit een mensch had gezien uat deze heel sterk was. Hij zei, dat geen dier het tegen hem kon opnemen en dat list hun eenige toe vlucht was om zich tegenóver hem staande te kunnen houden. Dat klonk den wolf toch wel wat ais groot- j spraak in de ooren en hij zei: „Nu, ais ik eens j een mcnsch te zien mag krijgen, zal ik het tocli ceus wagen bem aan te vallen!" „Zoo," hernam de vos, „als ik je daarmee plezier kan doen, moet je mij morgenochtend maar vroeg komen halen, dan zal ik je er een wijzen." De wolf versliep zich niet en de vos was spoedig reisvaardig en bracht hem een heel eind verder op een weg, waar hij wist, dat de boschwachler dagelijks langs kwam. Eerst zagen zij een ouden man den weg afkomen. „Is dat nu een mensch?" vroeg de wolf. „Nee, antwoordde de vos, „dat is er een geweest." Eenige oogenblikken later kwam er een kleine jongen aanhuppelen, die naar school ging „Is dat dan een mensch?vroeg de wolf „Nee," antwoordde de vos, „dat kan er ceo worden.' Toen kwam do boschwachter; zijn geweer droeg hij op den rug. „Pas op," riep de vos, „daar komt een mensch aan; daar moet jc nu op ios gaan, maar ik maak, dat ik weg kom en vlucht in mijn hoL" De wolf deed zooals hij zich had voorgeno men en sprong op den man los. Toen de bosch wachler hem zag, dacht hij: „AVat jammer, dat ik geen kogel op mijn geweer heb," maar hij legde toch aan en <choot den wolf ecu lading hagel in zijn snuit De wolf trok wel leelijke gezichten, maar liet zich toch niet uit hel veld slaan; hij naderde den jager, die de rest van den hagel op hem loste. Bloedend en huilend van pijn koos de wolf het hazenpad en zocht de schuilplaats van zijn vriend den vos op. „Wel. vriend wolf," zei deze, „hoe is ie de kennismaking bevallen?" „Och, lieve deugd." hernam de wolf, „zóó had ik mij den mensch niet voorgesteld. Ik had gedacht, dat wij elkaar zouden hebben aangepakt, maar hij nam een stok van den schouder cn blies er in; er vloog mij wat in het gezicht, dat mij erg pijn deed. Toen ik dichter bij hem kwam, blies hij nog eens m den stok en het werd mij groen en geel voor de oogen." „Zie je nu wel." zei dc vos, „wat een groot spreker je bent! Je licht nu zeker genoeg van je kennismaking met de menschen? Zij Drie Poesje». door C. H. /ij hebben thuis drie poesje^: Minetjc, Mies en Moor, v ten uit één bakje, Miauwen soms in koor. Maar Moeder vindt drie poesjes In één huis wel wat veel, Twee kind ren en drie poesen; Vijf bengels in 't geheel s— Welk van de drie zal 'k geven, Vraagt Moeder, aan Oom Frans? Och vleien haar twee guiten, Laat ze bij Riek en Hans! Een trouw paai.:. Een Arabier, die mef zijn karavaan reiKW werd door Turksche roovers overvallen. Te2 w ijl zijn metgezellen gedood wer. u of vind» ten, werd hij gevangen genomen zjjn paar] ook medegevoerd. Doch wat gebeurde? 's Nachts, terwj Hassan zoo heette de Arabier wet boeide voelen in de nabijheid van één da tenten, op den grond lag. hoorde hij zijn puré hinniken. Diep geroerd; bekroop hein de lust om hef geliefde dier nog eens te zien; en zoo goed «g zoo kwaad als het ging, sloop hij op handet en voelen naar de plek. waar het met eeg ry- louw om de beenen stond. „Arme vriend," zuchtte hij, „wat zal er vm je worden? Men zal ie in een somberen staj opsluiten en mishandelen. Kom, vlucht xiaaq 1 de tent van je meesterl Vertel aan zijn vroicwJ dal zij haar echtvriend nimmer zal weerziend en lik de handen mijner kinderen als teek cal I van huns vaders liefdel" Zoo sprak hij en trok daarna met dc landed j; de touwen los, welke het dier vastgebondedI hielden. Nauwelijks echter voelde dit zich vrij, of I J boog het hoofd naar zijn meester, lilde E ru met dc tanden bij zijn lederen gordel van den grond en draafde in vollen galop met hem voort, steeds maar voort, totdat hij einduiïRj de tent in de woestijn bereikt en Hassan aaij zijn vrouw en kinderen teruggegeven had j Toen zakte hel trouwe dier uitgeput >d| elkaar en stierf. Niet vreemd is hei zeker, dat in meer daal één Arabisch lied Hassan cn zijn paard bezon» gen worden 11it den ouden tijd- Vroeger waren artisten in Duitschlard verplicht, zich persoonlijk op het gemeente, huis aan te melden, om een vergunning teh vragen om uitvoeringen tc geven en er voor.f af den prijs van de verlangde vergunning te E voldoen. Anton Rubinstein, toen nog aan het be.f gin van zijn wereld-reputatie, maakte toen-B tertijd een groote tournee mét piano voor-J drachten door Duitschland, en toen hii in Oldenburg kwam, begaf hij zich naar bet „Rathaus", om deze vervelende formaliteit te vervullen. Na vrij lang wachten werd hijfn ontvangen door den burgemeester, een taj melijk onbeschaafd boertje. Wat verlangt u? vroeg deze magistraal! hem. Een concert te geven. 'n Bespottelijk idéé I Maar dat moet Uf zelf weten. Welk instrument bespeelt gij? I Piano. Niet erg amusant, ik voor mij hoofjj liever trombone. Smaken verschillen. Uw naam? Anton Rubinstein. Nationaliteit? Rus. Wat? Maakt men in Rusland ooi /nójB ziek? Somtijds. Zeker om de beren te laten dansen? |1& Dat weet ik niet. Tot nu toe heb ik a| slechts in Duitschland gezien. Wat? j.. Beren. Ei» vrat verlangt gij? Vergunning om het concert aan te k(»M digen r-n het te geven. Ik sla u het verlof toe, maar ik vod spel u, dat u er geld op toe zult leggen i,1 Zooveel te erger. En dat is alles, wat u verlangt? Neen, ik wilde den prijs ook weten, csB die vooral dadelijk betalen, om hier nia weer feiug te hoeven te komen. Wacht een oogenblik, ik zal 't u ze: I* gen. De burgervader zoekt in een zwaar foliar: I dat hij aandachtig raadpleegt. Gevondc j? hebbende hetgeen hij zoekt, leest hij voo I den grooten kunstenaar met een veracht. I lijke blik beschouwende: „Komoedianten, Musikanten und Schiw I ranten sind frei." Geheel verbijsterd greep Rubinstein z$ hoed en verliet het stadhuis en de stad,M zwoer, dat men hem nooit zou hooren in d m gastvrije en edelmoédige plaats. Van alles wat. Qriesproagr aadsel. II; i hebben jullie weer eons een ilriesprongraAdse!. Je begiut met: Kent vakjf laaUlo regel) en dan spring ie maar verder. Goede reis: Br- dui- Dnt is en schijn? lyka hetd. zet, van klein, le daag' beeld teer Kent Die schut zen won- no- gij ver wel vlijt, be stad, mot vol- Zij toon j« voor den j der- val? de zon- zijn n\j- zoen Van gar en is Maar huis een daar- or« vorst de wet, be gij van W4- ni- van Kent en pens voorts een

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 4