0oof de Uèugd. De Gespen. Naar het Engelsch van H. Clarke. Vertaald door C. H. en oefr I tók! olnn. Bcnedêii was alles st.l en.cn toen Nan en Rupert vóór het kasteel wa- -■ v,*v.«i ui-ui ucci siecni oe- jhandcld hebben en dat hij daarom is wegge- hoorde hij slechts het stroomen der rivier; j ren afgezet, en het wagentje doorreed, slaak-1 gilde TinJ UV"Dl 1)00111 brcelctl j dat ze hem heel slecht be- boven zich hoorde hij echter een gegons van te zij een zucht van verlichting. Er stond nog een jonge berk vlak bij de plek loopen mensehenstemmen. Juist wilde hij weer door- Haastig wenschte zij Rupert, Jacob en 1 des onheils en een tak er van hinc over hetKeesie at ïauw ,iin hnuAa loopen, toen hij een ander geluid hoorde: het Keziah goedennacht en ging naar haar kamer, water heen. Rupert greep dien en het mocht niet Does te Ln «fnltó °,P' °m *'ccr ratelen van een rijtuig, dat uit de richting met geen enkel woord sprekend over het par- Tim en hem gelukken Nan met vereende 1 wan» hH ht* spelen. die nog jong scheen, van Dowsland kwam. I tijtje. Hel eerste wat rij deed, toen zij haar krachten „it het va?er te h^en Hi, had i hlP °T' Keas* h<™ Opnieuw bleef hij stilstaan, daar het heel kaars neergezet had was: de schoentjes uitgeen oogenblik laler moeten komen, want Tim liep, dan keftc hif vaTpre^zr kwa^'oók WJlWe.. de d'a™"^.k°." Nan niet ianger vasthouden, veilde hij owr haarangst' heen enspoedig^ het Zij zocht naar de twee plaatsen welke op de ca wen kon zijn en hij dat niet graag wilde i gespen er af nemen en de zilveren er weer zelf niet door den «tr^mi ""li'*"* i"'v' "ccu cu *P°ei teekenlng door kruisjes waren aangegeven en ontmoeten. Hij wandelde veel liever naar huis op zeiten. Doch toen zij naar de schoentjes den. d°°r Str°°m wor" ™atjes. Toen zij duwde er zoo krachtig mogelijk tegen. als|<Jan dat hij- ree(j cn ajs mevrouw Boscawen keek, ontstelde zij hevig en uitte een door- (Wordt vervolgd.) haar teere vingertje dit toelieten. Het hout hem zag, zou zij hem zeker vragen in te stap week en een klein deurtje in den wand sprong pen. plotseling open. Nan zag nu een smal, doch hangs den weg liep aan den éénen kant een diep kastje. Het was er donker in en zij kon en aan an{j€re rijde de rivier, terwijl Slechts het voorste gedeelte onderscheiden. Zij hier en daar groepjes boomen stonden, waar nit pn lion er mee naar het door hel vreemde licht, dat over den weg viel. Zij en Rupert waren in den tuin geweest om in dn 7nn ,n laten schitteren Zii 1Iet ParHilje was alleraardigst geweest; de K«>ah te helpen met_ het voeren der jonge groote zaal was met vlaggen en groen ver- *aiKoencn. sierd en het was net een bal geweest als voor Ik heb geen zin om naar de stad te gaan, stak er haar hand in en haalde het fluweelen kistje te voorschijn. Arme, kleifie Nan! Wat was zij teleurge steld I Zij begreep, dat haar grootvader deze geheime bergplaats kende en zij er den ket- tin punt toen zij plotseling aan de gespen dacht. Zij kon het niet "wegzetten, vóór ze nog eens bekeken te hebben. Zij nam ze raam om ze in de zon te laten schitteren. Zij wenschte, dat ze de goudleercn schoentjes bij eich had. Ze zou de zilveren gespen er dan gemakkelijk af kunnen nemen en deze cr op zetten. Nan had geen flauw vermoeden, hoe veel de diamanten waard waren. Het was al leen omdat zij zoo schitterden, dat zij ze graag wilde dragen. E11 hoe meer zij er naar keek. hoe mooier zij ze vond. Zij moest eens even tien, hoe zij op haar schoentjes stonden. Zij had de gespen nog in de hand, toen zij ticli door Keziah hoorde roepen. „Jongejuffrouw! Jongejuffrouw! Kom je eten? Je krijgt aardbeien." Haastig stak Nan de gespen in haar zak en dep naar de boekenkast terug. In een omme nen had zij het kistje op zijn plaats gezet en he'. geheime deurtje gesloten. Zij hoorde daar- bii een zacht geluid, alsof er een veer knapte, ju.st had 7.ij de boeken weer op hun plaat», toen Keziah de deur der bibliotheek open deed met het middagmaal in dc hand. de eksters hun nesten hadden gebouwd. Hij verstopte zich tusschen de struiken en liet het rijtuigje voorbijgaan. Nan was heel stil op den terugweg. Zelfs dringenden kreet. Eén der diamanten gespen was weg! Hij moest tusschen de struiken gevallen zijn! HOOFDSTUK VII. „Gauw kinderen, 't is al kwart vóór negen,' zei Moeder tegen Keesje en Zus, „jullie moet - - naar school, anders kom je te laat. Juf wacht !be*d zijn zijn baas op te zoeken. Gelukkig waJ all" ihet 's nachts nog niet erg'koud en was hel "-eK"";'-1 lw'Uï het zien der vuren bracht haar niet in ver-!de stad?" vroeg Rupert den volgenden dag' J\'.1 ze86cj}de ging mevrouw Eiburg met het za^ F a a 1 ing dus stellig niet vinden zou Zijwas op het e* «n de gcwoonlhk zoo rustige 1 na het ontbijt. „Ik ga dadelijk, want Keziah 1 acbJ*rige Keesje en de zevenjarige Zus - ze E*n week verliep zonder dat iemand kwam >u hct °P plaals tc Z€tten' Rosaer ZrLnhZr Z^Xprong, Igerst voor de kippen noodig.'* Ihe^ Liesje, maar werd alt ij- No g juist bijtijds gered. „Nan, ga je van morgen met me mee naar de stad?" vroeg Rupert den volgenden dag Een grappige ontdekking. weer naar school moesten, bleef Does zonder echter het hek uit te loopen hen kwispelend en knipoogend nakijken, alsof hij zeggen wildej „Laat je me nu alken?" Mevrouw Eiburg had een mandje met hoo! op een beschut plaatsje tegen den muur ge let. In huls wilde zij hem nog niet nemen, want hij moest, als hij wilde, in de gelegen- altijd Zus rt.ni den bond °P le eischcn. Het dier hechtte T 1 C V. V. y~. 1 n 1AA- A J J reu gerst voor oe Kippen noouig. 1 J" Hij stond in de hall en Nan - met haar $en°emd - naar de voordeur en liet Juf en 21cb boe langer hoe meer aan de kinderen. ha lfin n^rön uit i Ai l_ V O O T* H1 flAn K PM1P Tl1 a nan oaV IrAiinr Vhnr Mijyen Hurenm°dtrr d'* pon"~" rd ^.\f ónderen ui., zooais dit elken^genW aan Keesje; die da„ ook trouw voor P V Zii Runerl waren in den inin «weeal om *tW00,rte W3S h°m ror8de" IIct het m«' Zlch sollen *°°ved i „O Moeder, kijk een Een hondje op ome *'i maar wilden, ronder ooit onReduldig le stoepl" riep Keesje Va.' een aardifi becstjel Zie het eens rillen p:n^ hij voort, terwijl hij ill w"' li u ui uv ovMu fS Vil groote menschen, met drie gedekte tafels voor anlwoordde zij. „Ik wou, dat je me met rust l hj?hMzJlfd! dc°M nbo°^ cn Zus dade" het souper. Nan had haar menuet met Rosa Het; 'k heb immers niet gezegd, dat ik naar gedanst en geen enkelen dans overgeslagen, j de stad wou." Doch hoewel zij heel luchtig danste op haar Werkelijk lag daar -1 ii t» op de stoep, als een bal in elkander gerold. „O, heel best, dan fia ik alleen I rei RupertHe, dier zag ep he?) onRelukkif, ult met mod worden of een poging aan te wenden om hen te bijten. ,,'t Is een buitengewoon zacht dier." zei I mijnheer Eiburg tegen zijn vrouw op een mid- vart doeshondje dat He kinderen weer met Does bez.ig waren. „Hij is zeker aan kinderen gewend, nders zou hij zich alles niet zoo laten welge- goudleereii schoentjes en de «espen in hel tamelijk boos en hij RinR weg zonder verder dcr be t en er Toen ^ee rich vallen Daar rijdt Zus hem zclls in haar pop schijnsel der waskaarsen hel schitterden, een woord meer te zeggen. Het kwam niet dik- 0Ter hem been booR kromp het eerst nog wenschte z.j toch voortdurend, dat z.j maar j wijls voor, dat hij boos was op Nan, maar er meer olkaa maarB he( bc^crkte a, gauwa U'ppr llltllc urac z»r» nu Oocnpn VPtllIf in Ilpf fill- AA ..A A A.,r-.„ „l.-.l.- n,Al knnr Ia hnninnon V #1 - - 1 lil viikoai lllddl JICl IWIIICIKIC dl W weer thuis was en de «espen ™li« in het flu- was van morgen mets met haar te beginnen. d„ dc kinderen hem Recn kwaad wilden doen, I te le geborgen had. Z„ zag, dat me- vóór h,j echter den hoek omsloeg, keek hij kwi lde Iwak me,Kzijn s|aart cn kni mijnhee vrouw Chilcot en nog enkele andere dames nog eens om, want hij verwachtte nog half, de zondcr ?ich verder ,rrocrcn -Zoo, j er naar keken en zij hoorde óén hunner zeg- dat Nan hem achterna zou loopen; Nan's I ;p#s ónderen laai i jullie niet bijten, dier ov, ffen fl.il zii werkemk <:rniUcrncn aU prntp kirAmntor ci.-.n,i wnl none mA». .'/-np v gen, dat zij werkelijk schitterden als echte barometer stond wel eens meer het ééne diamanten. Zij was blij. toen^et tijd werd om oogenblik op regen en het volgende op zon- afscheid te nemen en zij haar schoentjes weer neschijn Maar geen klein figuurtje kwam er veilig in haar zakje kon bergen, dat zij stevig aan, zoodat hij verontwaardigd voortliep, in de hand hield onder het naar huis rijden. Nan wist immers, dat hij een vogelkooi voor Dc pony werd hoe langer hoe schichtiger Tim ging koopen! door het schelle licht en toen het vuur plot- koch( dc kooi en de gerst cn waJ d seling nog feller stralen schoot, begon het dier weer op den terugweg, toen hij Madame Je moet altijd een beetje voorzichtig met vreemde honden zijn. Bovendien moet je nu naar school; je hebt hcusch niet veel tijd meer." „Ja Moeder, maar mag ik hem eerst niet wat eten geven?" vroeg Keesje, een echte die renvriend „Dat zal ik wel doen, ik beloof het je." „Maar zult u hem dan niet wegjagen?" hield Keesje aan, die nog niets geen haast scheen -.Hel lint, dat hij nu aan heeft, is al zoo vuil. .111 1—- n aaI II. AH .1 AA n n n A in An 1 O I lln I' f. te hebben. ,Ik zal hem niet wegjagen, maar ook niet „Ga gauw eten, liefje,'* zei zij. „We kunnen wocst te Oaloppeeren i ^'Aulnay tegenkwam Zij maakte een praatje op den jongeheer niet wachten. Je zult je toch „.Stil, kinderen; blijf vooral' rustig zitten." met hem en verzocht de groeten aan Nan, al moeien haasten om klaar te zijn vóór het zei mevrouw Boscawen ktilm. „Jenny schrikt doch Rupert voelde, dal zij aan heel andere rijtuig komt en je zult verstandig doen door j van het licht." j dingen dacht, terwijl zij met hem sprak. Lang w r je nieuwe schoentjes niet te dragen vóór je Een eindje verder maakte de weg een duurde het praatje echter niet, want hetmet geweld hier houden, want hij is niet aan'het huis van mevrouw Chilcot komt. Doe scherpe bocht en mevrouw Boscawen vrees- J hoofd der school kwam in de straat en Ru- van ons. Waarschijnlijk zal hij straks zijn ze in je schoenzakje cn neem ze zoo mee." de. dat de arme, verschrikte Jenny die niet perj had plotseling haast om weg te komen. baas wel weer gaan opzoeken," antwoordde Keziah vond, dat Nan erg stil was, toen zij j goed zou nemen. Zij hield de teugels stevig Hij had niet gehoord, wat Madame van de Moeder H jr ^1 - --1* -!-4 „Maar hij hoort aan niemand, want hij heeft geen halsband om," zei Zus plotseling. „Dan houden we heml" riep Keesje uit. Moeder? Dan mogen we hem penwagen! Keesje!" riep hij. ..kom eens hier!" Keesje kwam en onmiddellijk sprong de hond uit den wagen en galoppeerde naar j mijnheer Eiburg toe. ben jij daar ook, Does?' zei hij. het over den kop streclcnd. „Zeg Keesje, zou je het erg naar vinden, als Does weg moest?" „Moet Does weg?" vroeg Keesje verschrikt „Hij is nu toch van ons?" „Nee, hij is niet van ons," zei Vader; „als zijn baas hem komt opvragen, mogen we hem niet houden. Maar ik zal hem nu in de be lasting aangeven En wat zou je denken van een net halsbandje?'* „Heerlijk!" riepen Keesje en Zus Iegelijk. na het eten haar haar deed voor het partijtje j vast en trachtte het dier te doen stilstaan. Met groote overwinning dacht; er was zelfs niet cn ze vroeg zich af, wat het kind toch schelen angst dacht zij aan de rivier, waar zij langs eens over gesproken. kon. want zij was dat niet van haar gewend. t reden. Toen hij thuis kwam, gaf hij Keziah de „Ik denk, dat jij de allermooiste zult zijn." Jenny kwam den hoek goed om, doch het gerst en ging Nan zoeken. Hij was er bijna „Niet waar, zei de oude vrouw vriendelijk, terwijl zij Nan's wagentje kreeg zoo'n schok, dat Nan er bijna zeker van> <jaj zjj heei blij zou zijn, dat hij houden!'" zijige krullen borstelde, haar de witte jurk uitgeslingerd werd. Gelukkig kon zij zich nog v,*eer terug was. Hij kon haar echter nergens aantrok cn de ceintuur vast strikte. „Doe nu vasthouden, doch haar schoenzakje gleed haar vinden. Hij zocht haar bij het raam op de even je schoentjes aan cn laat je broertje je uit de handen en tuimelde de helling van het galerij, in de torenkamer en in haar slaapka- eeiis zien." j rivierbed af mer; hij ging zelfs naar den ondcraardschen Nan zei echter, dat zij daar geen tijd voor „Wij zullen het straks wel oprapen. Blijf kerlcer, een stecnen gewelf met een heel klein had. Zij moest haar mantel aandoen, want nog even stilzitten." zei mevrouw Boscawen raampje, precies onder dc voordeur. Nergens het rijtuig kon elk oogenblik komen. En zij doodsbleek, want nog was het gevaar niet ge- Was echter een spoor van haar te ontdekken, nam haar zakje met de schoentjes op en hield j weken. Zij was bijna niet bij machte de teugels Ook wSs zij niet in de bibliotheek, want daar het onder haar arm. Rupert mocht ze vol- j nog langer vast te houden en even verder bad hij het eerst gekeken, evenmin als in den „We beginnen nu met naar school le gaan," zei Moeder lachend om de opgewondenheid der kinderen. „Neem de bengels maar gauw mee, Juf. anders krijgen ze nog straf." Met tegenzin lieten Keesje en Zus zich nu meevoeren, telkens omkijkend naar Does, en onderweg spraken zij o\er niets anders. „Wc zullen hem Hector noemen," zei Keesje. ,Nee," vond Zus. „Hector is een naam voor strekt niet zien, want toen zij er de diamanten maakte de weg opnieuw een bocht, daar waar tujn 0f jn <jen boomgaard. Eindelijk ging hij een grooten hond, want de groote waakhond gespen opgestoken had, kon zij ze er niet weer de steenen brug over de rivier voerde Zij naar de keuken. an Oom Piet heet zoo, we zullen hem Fanny „Keziah, weet je ook, waar Nan is?" vroeg 1 noemen, dat klinkt veel aardiger." af krijgen. Het zou nog geen gemakkelijke vreesde, dat als zij Jenny niet kon inhouden taak zijn. had zij al met schrik bedacht, ze er een vreeselijk ongeluk gebeuren zou. weer op hun plaats te bergen vóór Grootvader Onverwacht daagde er echter hulp op. Ru- I zijn?" thuis kwam, want hij mocht het nooit weten. pert, die vanuit zijn schuilplaats hel hollende „Speelt ze dan niet met haar poppen, jon&e- En de gespen waren immers van haarl Zij voertuigje zag aankomen, sprong midden op beer? Misschien is zij naar jongejuffrouw Rosa kon ze dus veilig dragen. Als Grootvader ge- den weg en greep den pony bij hel hoofdstel, gegaan. Ik heb haar al in meer dan een uur en nu je mijn mooie weten had, hoe graag zij ze droeg, zou hij Het gelukte hem het verschrikte dier tot stil- niet gezien. Maar hou mij nu alsjeblieft niet lint niet, om Does aan te doen." hij. „Zou ze alleen naar de bosschcn gegaan „Fanny, bahl dat is een meisjesnaam. Jullie meisjes kunnen nooit anders dan meisjesna- men bedenken." ,,'t Is heel flauw van je om dat te zeggen blauwe baar hei haar wel toegestaan hebben. staan te brengen en het te kalmeeren. Het 0p, want ik heb het heel druk van morgen. Je Doch niettegenstaande Nan zich dit telkens liet zich gewillig een eind verder leiden, waar ZUsje zal wel goed bezorgd zijn." voorhield, was het toch een ongelukkig, klein het den vuurgloed niet meer zag I Nu Keziah hem eenmaal op het denkbeeld meisje dat met Rupert op het bordes stond om j ..Beste jongen! je weel niet, hoe dankbaar gebracht had, vond Rupert het zelfs he«'t naar het pony-wagentje uit te kijken. Zij heef- ik was, toen ik zag, wat je deedt!" zei me- waarschijnlijk, dat Nan naar haar vriendinne- de over al haar ledematen uit angst, dat hij vrouw Boscawen tegen Rupert „Ik kon Jenny t.je gegaan was om nog eens over het feest van vragen zou haar schoentjes nog eens te mo- geen oogenblik langer inhouden. Je bent zeker (jen vorigen dag na te pralen. En hij besloot gen zien. *t Leek wel of het rijtuig nooit zou ko- naar de vuren gaan kijken? Nu zullen we kooi nu maar dadelijk aan Tim tc gaan men! En toch voelde zij zich niet veel geluk- Jenny eerst even wat laten uitrusten cn dan brengen kiger, toen zij het eindelijk zag. Zij had zich rijden wij samen naar huis. Nan, kindje, wat ten i plaats van tot 's middags te wach- zóó op het partijtje verheugd en nu was het doe je?" „Een haarlint! Poesen hebben lintjes om haar nek, honden niet," antwoordde Keesje minachtend. „Ik heb heel dikwijls een hond met een lint gezien," hield Zus gekrenkt vol. „Och, loop heen, malle meid. dot heb je ge droomd „En jij bent een nare jongen," pruilde Zus. Nu vond Juf het noodig tusschenbeide te komen: ..En zal ik er dan zijn haam op laten gra- veeren?" „Ja Vader. Maar wat voor naam?.... Does niet, er zijp zooveel doezen... Iloe zou hij eigenlijk hecten?" zei Keesje nadenkend. „Wacht 1" riep hij uit, „ik zal het eens pro- beeren. Bcllo! Bello!" Does verroerde zich niet. „Nee, Bello heet hij niet, Pluto?.... Nee, ook niet.... „Mimi!" riep Zus, „Mimi-tje!" Does kwispelde even met den staart. „Ziet u, hij luistert naar Mimi,,' zei liet kleine ding. „Mimi!" herhaalde ze. Maar Does draaide zich om, en ging onder de tafel zitten, alsof hij zeggen wilde: „ik be grijp niets van jullie." Nog een tiental namen werden door dc kinderen cn Vader en Moeder verzonnen maar geen van allen scheen Does bekend in de ooren te klinken. .Jullie moet het toch nog niet opgeven/ zei Vader, ,,'t Zou wel aardig zijn, als we ont dekten, hoe hij heet. Het koopen van den hals band stellen we dan nog maar een paar dagen uit. Als je het uitvindt, Keesje, hen je een knappe jongen!" Daar kwam Does weer onder de tafel uit, naar mijnheer Eiburg toe, die hem mei een: „Ga nu maar weer met de kinderen spelen," de kamer uitzond. (Slot volgt.) In Poesestart. door C. H. Nooit leefd' er een poes in heel Poesest id, net, alsof al het plezier er af was. HOOFDSTUK VI. De vuren op de Rots van Dowsla Toen Rupert het kleine huisje aan den voel i „Kom kinderen! Kibbel maar niet over dien 01 'l was 0 700'n vroollike kalcr ot kaL „Mijn schoentjes!'' riep Nan. Zij holde terug van dc p0is van Douslanrl bereikt had. was hond. ik ben bang, dat hij al lang weg is, als langs de bedding der rivier. er niemand thuis Tim en zijn moeder ver- jullie om twaalf uur thuiskomt.'' „6, je mooie schoentjes, dat is waar ook! dienden den kost met het zoeken van allerlei Kecsie en Zus waren zoo ontsteld over die TV -1:a,1» ,k T-Ta» y y. .1 y -y Den hcelcn dag hebben dc poesjes cr prol Nooit wordt cr een hooge rug opgezet. zei mevrouw Boscawen met een glimlach „Het ju-uiden, die zij in dc stad en de omliggende mcdedccling" dat zij vergaten verder te kib- nd. zijn vooral de gespen, waar zij zoo trotsch op dorpen verkochten. Rupert had ook eigenlijk beien en ieder in zijn eigen gedachten ver- pet j>aa I is, denk ik. Nu, ze zijn ook beelderig! Loop jij niet verwacht hen thuis te vinden. Hij schoof i diept voortliep. j 0 e p 1C school. I er zoo flink cn zoo snel hebben zij bij hun spel. Rupert ging dien middag niet naar dc stad. haar maar even achterna Rupert. Jenny zal het raam op en zette de kooi op den grond- want Keziah zei hem, dat zij niets in huis had j nu niet meer op hol gaan.'* voor het avondeten, zoodat hij zijn vischtuig j Rupert liep hard om zijn zusje in te halen, opnam om te probeeren, of hij ook wat forel- maar Nan was de bocht al om, zoodat hij haar nuyeii wauuciuc «ïti naai uuu mouse, om ie onderzoenen, oi juj l/ucs um straat len kon visschen. uit hel oog verloor. Toen hij ook de bocht om de brug onder aan den heuvel, waar hij tw aalf uur nog vinden zou: weg—thuis—weg— i cre 1 ïf*. ,n P asse.n.. p Hij bracht ccn heerlijken middag in de bui- vvas> zag hij haar de helling naar het water den pony den vorigen avond overheen geleid thuis—weg—thuis—weg! ai-BB had. 1 Tim zou zeker dadelijk raden, wie haar daar Keesje dacht onder de les^teïkens aan den Park«n en tuinen, op straat cn m huis, neergezet had. hond en telde dan de knoopen van zijn j °'aral P°«en en - soms zelts een mms. Rupert wandelde weer naar huis en kwam hlouse. om te onderzoeken, of hij Does om ienlucht door en kwam thuis met een halve afloopen en overal zoeken. Weg! Hè, wrat jammer, dacht Keesje. Nc mand vol forellen. Er waren er le veel voor „O, pas op, Nan!" riep Rupert. „Het is daar Hij bleef even stilstaan op dc brug om naar cens 0Vertellen. O, hij had zich vergist: de het avondeten en hij nam er twee of drie heel steil.'* grooten uit en bracht die aan juffrouw Carah, de vrouw van den boschwachter, wier dochter de rivier te kijken cn de waterjuffers j ]aatste was thuis. Hoe heerlijkI En Keesje „Een van mijn schoentjes is uit het zakje ge- 1 gade te slaan, die zich vroolijk in den ninakte allerlei plannen voor Does. Dat vinden de poesjes natuurlijk niet kwaad De kleintjes leeren cn maken veel jool Bij meester Snor—Snor, het hoofd van de school ziek was. Hun hutje stond in het bosch. niet het nergens!" ver van het kasteel en hij was spoedig weer vallen," zei zij doodclijk verschrikt Zij Lad I „Ik zie j zonneschijn bewogen. Plotseling hief hij het hoofd op cn luisterde aandachtig. Een vreem ten, wilde zij Keesje stormde om twaalf uur de school uit ia pr poesepartij, „Is dc hond er nog? riep hg Juf al u,t de daar natuurUjk graag bij. verte toe. „Ja, cn hij is hecleir>;.--.i geworden. I Jansje heeft hem gewassch v,*>eder heeft Vlug liep hij den kant uit, vanwaar hij meen- hem eten gegeven cn nu zit b: r - op de stoep een eind langs den weg, dien mevrouw Bos- der naar te kijken, in haar zakje. „Ik dacht, jiet geluid kwam Toen hij de slrui- cn wil niet weg." „Laat mij maar eens kijken," zei Rupert, kreet drong tot hem door. Eerst dacht hij. thuis. Juffrouw Carah had hem verteld, dat terwijl hij nu ook ijverig zocht. „Kijk hier is dat het 't geluid van een of anderen vogel 1 was, doch het herhaalde zich en nu geloofde hij stellig, dat het iemand in de rivier was, er dien avond vuren ontstoken zouden wor- het, Prinses Nan. Hel was tusschen de braamstruiken geval- den op dc Rots van Dowsland ter eere van de groote overwinning op Frankrijk. Na het avondeten ging Rupert er heen. Door de bosschen was het kortst en verder hem uit de hand en stopte het, zonder er ver- len. Rupert haalde het er tuschen uit cn hield ^je ora rjeP( al klonk het geluid heel het in triomf omhoog. Haastig greep Nan het ZWak. Zus dacht minder aan den hond. hondcn? Die vindt je in Poesestad niet, heel moeilijke sommen en moest goed oplet- Gelukkig| Want anders ga[ dM „asl vcrdrie' wilde zij zich met vergissen. I Je denkl zeker: welk een verrukkelijk oord! 'I Is vreemd, ik had cr nog nooit van gehoord cawen cn de meisjes dien middag genomen dat ik het niet terug zou vinden," zei zij en ken naderde, waar hij Nan's schoentje den i Keesje liep op een drafje, gcv<*igd door Zus, hadden om naar het mooie huis van meneer tot Rupert's grooten schrik en verbazing barst- 'vorigen avond gevonden had, bleef hij stil- 'naar huis. IJij gunde zich nauwelijks den tijd en mevrouw Chilcot in hel dorpje Dowsland te zij plotseling in tranen uit. 'staan. Nu hoorde hij het geluid vlak onder 'Moeder goedendag te zeggen en vror te gaan. Eerst volgde de weg de rivier, doch. „Maar het kon toch niet weg zijn," zei hij £jck. Het klonk wel iets duidelijker, maar j „Moeder, daarna nam Rupert het pad, dat steeds hooger troostend. En als we het van avond niet ge- toch als van iemand, die geheel uitgeput was. Zi[ oi waar is hel hondje" onder de veranda in het zonnetje le Wat voor poesjes er wonen in Poesestad? Elk die in een jaar lang geen straf heeft gehad Een poes, als snoeplustig bekend in de buurt, Wordt één, twee, drie, weer naar huis toe gestuurd om de Rots van Dowsland heen liep, terwijl vonden hadden, zou ik het morgen voor je I Rupert keek om zich heen in de hoop drogen. Jansje heeft hem gewasschen. Ga de rivier beneden voortstroomdc. Langs de gehaald hebben. Maar nu is het immers ge- 1 iemand te ontdekken, die hem behulpzaam maar eens kijken. Hier heb je een stukje zoo nu tQch zeker en steile helling van dezen weg had Rupert de j vonden! Waar huil je nog om? Ben je zoo ge- kon zijn. Hij zag echter niemand cn moest dus vleesch voor hem." H deerlijk het leven in Poesestad is! I varens geplukt, en het gevaar schuilde in die schrikt van Jenny?" helling, want het was gemakkelijk genoeg den weg zelf te volgen. De vuren waren juist ontstoken, toen Rupert naderbij kwam. Er waren heel wat menschen op dc been, sommigen uit de stad en anderen uit Dowsland. Rupert had er veel bekenden onder en maakte met verschillende bezoekers een praatje. Het was een plechtig gezicht op dien mooien zomeravond: de hoog-oplaaiende vuren, die de gezichten der omstanders hel verlichtten. Doch al genoot Rupert er ook nog zoo van. hij handelen. Keesje ging gauw kijken cn vond Does wer- Alseliuw tad hol liegen. De oude Romeinen plachten, naar de ,Nee," antwoordde Nan, terwijl zij haastig Hij liep een paar passen verder, tot de plek, kelijk onder de veranda liggen. Toen Keesje haar tranen droogde. „En Rosa ook niet. Wij die xim Bennet hem gewezen had als de ge- naderde, stond hij op en-kwam kwispelstaar- zaten muisstil, behalve toen ik er bijna uit makkelijkste om de rivier te bereiken en daal- tend naar hem toe. viel. Mevrouw Boscawen zei, dat wij ons heel toen voorzichtig de helling af, want deze „Moeder, Moeder, hij kent me al!" riep goed hielden, maar o, ik was zoo blij. toen ik t was vrij steil. Eenige struiken onttrokken de Keesje opgewonden uit: „we moeten hem je zag, Rupert. Wat gelukkig, dat "je naar de rivier aan zijn oog, zoodat hij nog niet zien heusch houden!" schledenis meldt, den valsehen aanklagers vuren bent gaan kijken! Denk je, dat het me- kon, wie om hulp geroepen had. Hij riep nu, Does snuffelde aan Keesje's laarzen, daarna ™€lf.ce? v00* Vzer teVfC"w* Gt vrouw Boscawen gelukt zou zijn, Jenny te la- dat er hulp kwam opdagen, kreeg antwoord aan die van Zus, die er ook bij was gekomen üooio te oranaen Keizer rjinus tr ten stilstaan?" en herkende Tim's stem. Hij meende, dat hij en wilde toen zijn voorpootjes tegen haar jurk een ieder met den dood, <ke anderen op eu- Nan babbelde druk en zenuwachtig voort,1 nu begreep, wat er gebeurd was: Tim was aanzetten, maar Zus was niet zoo dapper als genachtige wjze had aangeklaagd.^ Keizer terwijl zij met Rupert terugliep, haar zakje te dicht bij de rivier gekomen en er in geval- haar broertje en liep verschrikt achteruit. Trajanus had m den oorlog een koningszoon stijf tegen zich aan drukkend. Zij wilde niet jen njj hield zich aan een tak vast en vreesde j „Och, flauw kind!" zei Keesje. „Ik durf hem 1 v vergat toch niet dc belofte, welke hij Keziah graag, «dat er nog langer over haar schoentjes ,elk oogenblik, dat deze zou afbreken. „Hou vast, Tim, ik kom!" riep hij en Jacob gedaan had: dat hij niet laat zou gesproken werd en Rupert mocht ze niet voor thuiskomen. Terwijl het vuur nog in vollen haar dragen. Hij begreep er niets van, want wel opnemen." l lijden en was reeds vast besloten hem zijn rijk Doch nu zag hij, dat niet Tim in levensge- hem naar de huiskamer. En Keesje nam Does in zijn armen en droeg j 'enig te geven. Toen Trajanus nnn< ad nón l^utron hMramt» tl'f*7*Tl nil 7nn gang was, ondernam hij den terugtocht Het Nan was cr altijd op gesteld, dat hij ook maar vaar verkeerde, maar Nan. Tim lag op den j „Moeder, mogen wc hem nu houden?" vroeg verlichtte zijn pad, toen hij den heuvel weer i het kleinste pakje voor haar droeg. oever, hield met één hand een jongen berk hij. „Hij is al heelemaal gewend. En 't is zoo'n afliep en hij kon de bremstruiken, de hel en I Toen zij allen ingestapt waren, liep Jenny Vast en met de andere Nan's jurk. Haar zon- aardig dier!" de stukken rots even duidelijk onderscheiden, I rustig voort, doch het was een ellendige rit nehoed was afgevallen en Rupert zag, hoe „Als hij na een weck niet teruggehaald of alsof het midden oyer dag was. 'voor Nan, want elk oogenblik vreesde zij, dat haar natte krullen om haar doodsbleek ge- weggcloopen is, zullen we vragen, of Vader Even bleef hij stilstaan om het schouwspel mevrouw Boscawen of Rosa over de gespen zichtje plakten. Haar oogen waren gesloten en hem in de belasting wil aangeven," zei Moe- no-< eens te bewonderen, doch het vuur zelf zouden spreken, die zij zoo bewonderd had- één vreeselijk oogenblik dacht hij, dat ie dood der. fcon hij niet meex zien; alleen den ohm glQ£d döb yerd ££hter geen svoprd oygerept jvas£ jHé, een heele .week? Dat zijn zeven dagen, eens op een leugen betrapte, werd hij zóó toornig, dat hij uitriep: „Ik was reeds vast besloten u weder in uw rang te herstellen; maar nu ik zie, dat gij een leugenaar en dus een koninkrijk onwaardig z#t, ik het rijk aan een ander overdragen^

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 4