Qoor de |Jcü§d. Wat do oude paraplu ml] vertelde. Het is roo saai en vervelend in de donkere kleerkast en de blauwe parasol, die naast mij Staat, ziet mij altijd zoo vol minachting aan, dat ik het besluit opvatte eens mijn levensge schiedenis te vertellen, zoowel om mij den tijd wat te korten, als om haar een gunstiger meening over mij in te boezemen. Toen ik nieuw de meoschen zeggen jong was, zag ik er heel elegant uit en stond een tijd lang voor het winkelraam om de voorbijgangers te lokken. Ik was met zorg be werkt en zag er al zeg ik het zelf keu rig netjes uit. De winkeljuffrouw zei, dat ik een zeer fijne qualiteit was. Ik vond het heel prettig voor dat raatn: je kon alles zien, wat er op straat gebeurde en mijn kameraden, eenige zwarte paraplu's en verschillende licht-gekleurde parasols, waren heel spraak zaam; ook hadden we veel pleizier met een «Mm katoenen paraplu voor het lapje te I e"r"ëenhëer binnen"eTvroei houden, die heel trotsch naast ons stond en 1 loch maar doodeenvoudig en zelfs lomp was. Op zekeren middag bleef een jongmensch langen tijd voor het winkelraam staan om ons allen aandachtig te bekijken. Spoedig daarna kwam de hand der winkeljuffrouw, pakte mij op'en legde me op de toonbank. Daar stond hetzelfde jongmensch, die mij opstak, nauw keurig bekeek, naar den prijs vroeg, en nadat hij negen gulden voor mij betaald had, met mij wegging. O, wat was het heerlijk buiten I Gelukkig regende het niet en hoefde ik dus niet uit de knecht "weggegeven. Die wilde ons met ge weld aan zijn dikke, breede voeten trekken, met dat dat gevolg, dat wij openscheurden. Toen bracht hij ons hier en verkocht ons voor een paar dubbeltjes. Nu gebood het oude tochtscherm echter plotseling allen te ewijgen, daar het wilde gaan slapen. De laarzen gehoorzaamden al pruttelend aan dit bevel en de anderen zwegen eveneens, want het tochtscherm was, zooals de baljapon mij influisterde, het oudste stuk in den winkel en gewend zonder tegenspraak gehoorzaamd te worden, ofschoon het, zooals de japon er spottend bijvoegde, er zich wer kelijk niet op behoefde te laten voorstaan, dat het al zooveel jaren in den winkel stond, want dat dit alleen kwam, doordat het zóó erg ver schoten was, dat niemand het koopen wilde. Toen de winkel den volgenden dag weer open was, werd er aan mij een kaartje gehan gen, waarop geschreven stond: „4% Gld., vaste prijs." Nu kreeg ik een plaats vóór het raam naast eenige wandelstokken en stoffige hoe den. Intusschen was er een donkere wolk aan den hemel komen opzetten en een ratelende donderslag en enkele groote regetóruppels kondigden een naderende onweersbui aan. naar een paraplu, een windvlaag had hem te zijne uit de hand geslagen en in de rivier doen terechtkomen. Bedrijvig nam de verkooper mij voor het winkelraam weg, prees mij buiten gewoon en ontving den prijs, die op het kaartje stond. Buiten gekomen stak mijn nieuwe meester mij dadelijk op en het kletterde met stralen op mij neer. Wij hadden nog niet ver geloopen, of zij zagen een ouden heer, die uit alle macht aan zijn stok trok en telkens angstig naar de lucht keek. „Kan ik u misschien behulpzaam zijn om i dezen stok, waarin stellig een paraplu zit, uit plooi te komen. Na allerlei stra.cn doorgaan ',^r ,e ^óëvenrvToeg miin nieuwe te z.jn, kwamen wij aan hel hu.s van m.jn hij mij beschermend boven nieuwen eigenaar, of eigenlijk gingen wij naar .J. lijn kamers, want het overige gedeelte van den "e,°m c het huis werd door andere menschen be- j „Stok!" riep deze verbaasd uit. „Och, al weer woond. Daar werd ik zorgvuldig in een hoek die verstrooidheid 1 Daar heb ik nu toch in van een kast gezet, die vol was met P^'s van mijn paraplu m,,n wandelstok mee- kleeren en doozen. Alles in die kast scheen „..m. 'geheel nieuw te zijn. Ik vond het er niets pret- Hij keek wanhopend rond en mijn nieuwe meester bood den ouden heer vriendelijk aan, vrienden geweest Hun vrouwen waren lang geleden gestorven en de heer van het Grijze Kasteel had een zoontje, de heer van het Witte Kasteel een dochtertje. Als zij samen feest vierden, zeiden zij telkens weer: „Als onze kinderen groot zijn, zullen zij samen trouwen en onze kastcelen en goederen erven. Zij zul len onze vriendschap in blijvende herinnering houden." Zoo was het tot op den avond, toen er een groot feest was in het Witte Kasteel en er een vreemdeling binnen de poort kwam, die har telijk werd ontvangen en gul onthaald. Hij had door vele vreemde landen gereisd en was gaarne bereid van zijn omzwervingen te ver tellen. De belde heeren luisterden vol belang stelling, terwijl zij na het avondmaal om den haard zaten, en eindelijk vroeg de heer van het "Witte Kasteel, die altijd gaarne van vreemde landen hoorde vertellen: „Beste vreemdeling, wat was het grootste wonder, dat gij op al uw reizen gezien hebt?" „Het grootste wonder, dat ik gezien heb," antwoordde de reiziger, „was aan gene zijde van het eikenwoud, waar een oude vrouw in een vervallen hutje op een uitgesleten weef stoel grijs laken weeft van haar eigen haar. Als zij garen noodig heeft, knipt zij haar grijze haar af en het groeit zóó snel, dat ik het haar in den morgen zag afknippen en het 's mid dags al weer onder haar deur door gegroeid was. Zij vertelde mij, dat zij het laken wilde verkoopen, doch geen van al de vreemdelin gen, welke dien kant uit kwamen, had er nog ooit een stukje van gekocht; zij was er veel te duur mee. Als de weg door het woud maar niet zoo lang was en gevaarlijk door de vele beren en wolven, die er zich in ophouden, zouden zulke rijke hecren als gij zijt het zeker voor een gewaad van haar koopen." Allen, die het verhaal gehoord hadden, wa ren ten hoogste verbaasd; doch toen de reizi ger zijn weg weer vervolgd had, kon de heer van het Witte Kasteel eten noch slapen; zóó sterk verlangde hij, de vrouw te zien, die la ken weefde van haar eigen haar. Eindelijk nam hij het besluit het woud in te trekken en Eiken avond als zij thuis kwamen, daalden de kinderen van de rentmeesters de trap al om ze te voeren en het was hun grootste ge not te berekenen welken prijs zij er voor zou den kunnen maken. Op een heel warmen dag, midden in den zomer, zaten Dorothea en Oswald in de scha duw van een rots. De varkens waren rustiger dan gewoonlijk en de kinderen vlochten bie zen en babbelden samen, totdat toen de zon reeds vrij laag aan den hemel stond, Os wald zag, dat de twee groote zwarte varkens niet bij de andere waren. De kinderen dachten, dat zij het bosch wa ren Ingegaan en snelden er heen. Zij hoorden de vogels zingen en de woudduiven kirren; zij zagen de eekhoorns van den eenen tak op den anderen springen en de herten voorbij- loopen. Doch hoewel zij langer dan een uur zochten, konden zij geen spoor van de groote zwarte varkens ontdekken. Dorothea en Oswald durfden zonder hen niet thuiskomen. Steeds dieper en dieper lie pen zij het bosch in, zoekende en roepende, doch het was alles te vergeefs. En toen het donker begon te worden, begrepen de kinde ren, dat zij verdwaald waren. Wel waren zij niet bang voor de wolven en wilde zwijnen in het woud, doch zij waren doodmoe en verlangden naar een plaats, waar zij wat konden uitrusten. Zij sloegen nu een pad in, dat tusschen de boomen doorliep, in de hoop, dat het voeren zou naar de woning van een kluizenaar of boschwachter. Mooier weg hadden Dorothea en Oswald nog nooit gewandeld. Het gras was zacht en frisch groen en aan weerszijden groeide een haag van wilde rozen en kamperfoelie, ter wijl het roode schijnsel'der ondergaande zon de toppen der hooge boomen nog verlichtte. Steeds verder liepen zij, totdat zij eindelijk kwamen aan een grooten open tuin, waarin de mooiste bloemen en de heerlijkste aardbeien groeiden, terwijl een eeuwenoude eik zoo'n dikke als de kinderen nog nooit gezien had den het geheel overschaduwde. Toen de kindeken naar hartelust aardbeien U«; ik had-gedacht wat van de wereld te rol-^ huj b „at deze dank- Ir -r cn vond die donkere kast precies een gLWUl; t it \unu uie uunikfrt* Kitsi uxetiw» cc» v J1 v Doch er zou spoed,g verandering baar .^"nam Toen be,den onder m.jn be- te brengen van zijn voorgenomen re.s die vo cMiiittimr vnni-Ktnnt^n. vernam ik. <131 de OUde oevaren 7 mi 7iin daar hnnn niemand die tn ui mijn lol komen, want één van de nieuwe jassen deelde mij mede, dat mijn heer eu I schutting voortstapten, vernam ik, dat de oude heer een professor was en de jonge een dok- j ter. De eerste was kort geleden benoemd tot i meester een groote reis ging ondernemen en':, c. verre landen wilde bezoeken. 1 ^stuurder van een ziekenhuis, maar zocht Ik in mijn nopjes natuurlijk, want het was duidelijk, dat ik hem daarbij vergezellen zou en reizen leek mij het heerlijkste wat er be- j stond. een jong geneesheer om hem daarin bij te staan De beide heeren spraken over verschil lende ziektegevallen, waarin ik echter niet veel belang stelde, omdat ik er niets van be- Het duurde dan ook niet lang of verschei- ^r,ieP' den bewoners van de kast werden in koffers v Toen wij het huis van den professor bereikt "gepakt, zooda. ik eindelijk vrij eenzaam ach- kadd«n> ste'de dczc dc? l°nKe"man v°°.r terbleef. Maar juist toen ik mij zoo heel een- bl> h,cmK bloncn te k°mcn. Ik werd df" zaam voelde, nam mijn eigenaar mij uit de Wplu;bak gezet en hoorde hun stemmen kast cn zette mij bij een reistasch, een plaid-rol bll,nen- Verstaan kon ik echter mets. Er scheen en nog andere kleine bagage neer. O, wat was ik toen vroolijk en blij. Nu zou de groote reis weldra beginnen! ook een dame binnen te zijn, tenminste ik onderscheidde duidelijk ecir vrouwenstem. Na eenigen tijd werd ik weer uit den bak En werkelijk, 'den volgenden dag werd ik Boomen nam, ™in ™uwe "«ster mij mee naar huis. Vanaf dien tijd moest ik hem dik wijls naar het huis van den professor verge zellen en eens, toen ik daar weer in den bak meegenomen in een rijtuig; we reden naar het station, daar nam mijn heer een groot reis biljet cn ik werd met de andere handbagage haar vervallen hutje op te sporen. Hij vertelde geplukt hadden, gingen zij onder den grooten dit aan den heer van het Grijze Kasteel cn j boom zitten, vlak bij een klaterend beekje, dat daar deze een verstandig man was, zei hij, zoo helder was als kristal. De stoere eik was dat verhalen van vreemdelingen niet altijd j met klimop begroeid en" duizenden vogels le vertrouweiv>zijn. Hij trachtte zijn vriend afnestelden er in- Dorothea en Oswald zagen, hoe zij van alle kanten uit het bosch kwamen aanvliegen en eindelijk zagen zij een vróuw komen langs hetzelfde mooie p'ad, dat zij ge volgd hadden. Zij droeg een rood kleed en 'haar blond haar werd door een rooden band vastgehouden. In haar rechterhand hield zij een tak hulst en verreweg het vreemdste ge deelte van haar kleed was een paar lange mouwen, die zoo groen waren als het gras en gevaren zou zijn, daar bijna niemand, die tof diep in het woud doordrong, er uit terug keerde. Het mocht echter niet baten en de nieuws gierige heer was niet tegen te houden. Hij smeekte zijn vriend ter wille hunner vriend schap hem ie vergezellen en zoo kwam het, dat zij besloten samen te gaan zonder er j "jouwen, die zoo groen waren e iemand vooruit over te spreken, opdat zij niet ^na °P ^en £r0nd reikten, door andere edellieden uitgelachen zouden i „Wie zijn jullie?" vroeg zij. „En hoe komt worden. De heer van het Witte Kasteel had j het, dat jullie nog zoo laat bij mijn bron zit?" een rentmeester, die reeds vele jaren bij hem De kinderen verleiden hun geschiedenis, hoe in dienst was. Deze heette Robert en zijn heer zij eerst hun groote, zwarte varkens kwijt ge- zei tegen hem: raakt en daarna verdwaald waren en* nu niet „Ik ga met mijn vriend op reis. Zorg voor j naar huis durfden gaan uit angst voor de mijn goed, wees rechtvaardig voor" mijn volk i slechte rentmeesters. cn.~wees vooral goed voor mijn dochtertje„Jullie zijn de mooiste varkenhocders, die Dorothea, totdat ik terugkom." ooit dezen kant zijn uitgekomen," zei de vrouw De rentmeester antwoordde: „Heer, gij kuntnu, „en jullie kunt kiezen, of je weer terug op mij rekenen." wilt keeren en varkens hoeden voor Hendrik De heer van het Grijze Kasteel had even- en Trina, of bij mij in het bosch blijven." „Goeden «vond, vrouw Groeomonwl". di beer, „Goeden «vond, Beerl' vrouw Groen- mouw. „Welk nieuws brengt «U mif «lt mr deel van het bosch?" „Niet veel bizonders,'' «ntwoordde de beer „alleen dat de jonge herten steeda slimmer worden men kan er niet meer dan drie op een dag vangen." Dat Is slecht nieuws," zei vrouw Groen- mouw. Nu wandelde er een groote witte kat naar binnen. „Goeden avond, "vrouw Groenmouwl" sd de kat. „Goeden avond, Kat!" zei vrouw Groen- mouw. „Welk nieuws brengt gij mij uit uw deel van het bosch?" «Niet veel bizonders," antwoordde de kat „alleen dat de vogels steeds In getal toenemen men ziet ze niet verminderen, al vangt men er ook nog zoo veeL" „Dat is goed nieuws," zei vrouw Groen mouw, en een groote zwarte raaf kwam bin nenvliegen. „Goeden avond, vrouw Groenmouw!" zei de raaf. „Goeden ayond, Raafl" zei vrouw Groen mouw. „Welk nieuws brengt gij mij uit uw deel van. het bosch?" „Niet veel bizonders," antwoordde de raaf, „alleen daj we het over honderd jaar goed zullen hebben. Er zullen veel nieuwe boomen bijgekomen zijn en de oude zullen steeds dik ker worden." „Waarom denk je dat?" vroeg vrouw Groen mouw. ,0!' antwoordde de raaf, „hebt gij dan niet gehoord, hoe de koning der boschgeesten twee groote heeren in betoovering houdt, twee hee ren, die door zijn koninkrijk reisden om een oude vrouw te zoeken, die laken weefde van haar eigen haar? Elk jaar hadden zij de boo men gedund, daar zij ze als brandhout voor de armen lieten omhakken. De koning heeft zich toen als een jager vermomd en hun ge waagd uit zijn drinkhoorn te drinken, omdat het zoo warm was. Zoodra de twee heeren gedronken hadden, vergaten zij hun kastce len en hun onderhoorigen, ja zelfs hun kinde ren. en bekommerden zich om niets ter we reld meer dan het planten van eikels, het geen zij nu door de kracht der betoovering dag en nacht doen, in het hartje van het bosch. „Hij is een groot en machtig heer, de koning der boschgeesten," zei wouw Groenmouw; „en er is erger werk in de wereld dan het planten van eikels." Spoedig hierna namen de beer, de kat cn de raaf afscheid van vrouw Groenmouw. Deze sloot de deur, doofde het vuur en legde zich evenals eiken avond op het zachte mos ter ruste. (Slot volgt) JSlljl'l Lil lt\ «C1U UlLl ut - -"S-W V«ll "<-l ""JPV. .««va v-vv-.. vil \J l u 4J i I l Ij >11 «Cl u«»cu aa.aj.v-... •in liet ne! der coupé gelegd. Toen de trein zich slond> deelde een wilL c parasol, die d ar ve i eens een rentmeester, die hem reeds vele jaren „Dan blijven we bij u," antwoordden de eens stond, mij belangrijk meuws mede: de' i.. - gediend had. Hij heette Willem en zijn heer kinderen, „want wc hoeden de varkens niet zei tegen hem: grïlag. Bovendien zijn onze vaders dit bosch Ik ga me! mijn vriend op reis. Zorg voor doorgetrokken zou het best kunnen, dat mijn goed, wees rechtvaardig voor mijn volk Kvij lien den een of anderen dag vonden." en wees vooral goed voor mijn zoontje Os-Terwijl ze dit zeiden, stak de wouw haar •wald totdat ik terugkom." hulsttak in het klimop, alsof het een sleutel j De rentmeester antwoordde: „Heer, gij kunt i was, en een deur ging open in den reuzen- I op mij rekenen." eik, zoodat zij een snoezig huisje zagen. De Zoo kusten de beide heeren hun kinderen, j ramen waren van bergkristal, doch konden an buiten-af Riet gezien worden. De muren gang het oude eikenwoud in. en de vloer waren bedekt met dik, groen mos, I De kinderen misten hun vaders cn de men- dat zoo zacht als fluweel was Er waren lage n. W^pen en_ a_ni'ZalT1C1 _an_ schen misten hun heeren. Niemand behalve de zitplaatsen en een ronde tafel, schalen cn in beweging zette, schudde ik wel wat, maar J*?.'"Cl dat wende al gauw', want toen mijn meester dokter *ard afs,«nl b« den <n aag, dat ik odder de aware lasschen zoo in met diens dochler' Jurtrouw Luc,e' ,r0U" de verdrukking lag. legde hij me in een klein netje er onder, waar geen lastige buren tegen 1 A1 heel gauw beschutte tk met alleen den mij aanstootten. lon*en dokter v00r den rcRen' d°ch °ok Ju.[' Toch viel die spoorreis mij „iets mee; het ,rou^ Lucie' en ,na cen )aar ,ver". mi.)n werd eentonig op den duur. Dat scheen mijn nam m'J m5c rei. h.jk Lue.e, meester ook te vinden, want. hij dommelde d" 's ,de ?araPlu; dle 'k fder b" telkens in. Plotseling schrikte hij echter wak- eer? c ennls 1 n- aan '1 ra'|uv terwijl deze sliepen en trokken vóór zonsop kcr, nam haastig zijn bagage op en ging den £'as "meJ™uw «cworden' hoordc ,k van trein uit cn datzonder mijl Hij scheen mij L iens mclM heelemaal !e vergeten en ik was, zeker door av«wi «««.v,, «u„ «uw... - het lange liggen, stijver dan ooit. Er was dus scheuren en moest opnieuw over- rentmeesters kon vertellen, waar zij gebleven kommen uil hout gesneden, een haard, die geen sprake van, dat ik uit het net kon sprin- tr°kken worden, wat mij werkelijk hec goe warcn_ £oo verlieoen er zeven maanden en met vreemdsoortige slecncn was ingelegd en 1 i clrtnfl Tl- vArrt/»7f.mo mim mppc i»r rm wppr v gen om mijn meestér na te loopen. Nadat ik daar eenigen tijd roerloos gelegen had en mij natuurlijk heel ongerust had ge maakt over hetgeen er met mij gebeuren ging, kwam er iemand in de coupé, die mij meenam en naar een bewaarplaats bracht, waar heel wat paraplu's, wandelstokken en ook jassen bewaard werden. Ik begon langzamerhand te begrijpen, dat ik daar maar op mijn meester moest wachten, want dikwijls kwamen er hee ren en dames om een jas, stok of paraplu in blij herkennen mee te nemen. Maar ach, ik had goed wachten, m ij n meester zou niet ko men. Wie weet, hoe ver hij nu al weggereisd was! Nadat ik langen tijd in die bewaarplaats vertoefd had, werd ik met veel collega's, die al even ongelukkig waren als ik. verkocht en viel ik zoo jong of nieuw als ik nog was in handen van een uitdrager, die mij voor drie gulden gekocht had. Den volgenden middag kwam ik in mijn nieuwe woonplaats aan, waar ik een heel ge zelschap aantrof. Toen het donker werd en de winkel gesloten was, ging de uitdrager weg en nu begon er onder ons een druk ge sprek. Wij vormden een bont gezelschap en ieder onzer wist iels belangwekkends le ver tellen. Ik, als laatst-aangckomcne, moest be ginnen. Daarna kwam de beurt aan een rosé baljapon, die van schitterend verlichte zalen en prachtige feesten verhaalde en heel belee- digd keek, toen cen zwart serge japon haar „collega" noemde. Hel eene woord lokte het andere uit en het zou stellig tot een kloppartij zijn gekomen, als niet een dikke, zachtzinnige wintermantel den twist had welen bij te leg gen. Toen de vrede weer hersteld was. ver- telde de laatste van een jonge vrouw, die hem I den vorigen winter hier gebracht en verkocht had om voor haar zieken man versterkende stond. Ik vergezelde mijn meester nu weer nQ^ Warcn ~zij niet teruggekeerd. Zij een provisiekamer, waarin voorraad voor den op zijn bezoeken aan zijn patiënten. M« ar had(je'n gcdacht dat hun rentmeesters trouw 1 winter bewaard werd. langzamerhand werd mijn kleed weer ee ij v ZOuden zijn, omdat zij hun zoovele jaren goéd Toen zij binnen kwamen, zei dc vrouw: Ik werd toen helaas-met katoenen stof over- gCjjjend hadden, toen zij op hun kasteelen '„Honderd jaar woon ik hier reeds en ik heet trokken en daal e af tot den rang vanparap u woon(jen j.jet tegendeel was echter waar. zij Vrouw Groenmouw. Ik heb vrienden noch on- voor de kinderen, terwijl mijn meester voor war€n sjuw €n baatzuchtig en daar zij dach- dcrgcschikten behalve mijn dwerg Spitsmuts e8n ",cuwe, zlJden ^dedingsterjte^ ^al bun meesters wat overkomen was en met zijn handmolen, zijn mand en zijn bijl. ^eni.?C gleden trof mij het on- deze njet zouden terugkecren, namen zij zelf Hiermee maalt hij de noten fijn, verzamelt de geluk, dat ,k mijn punt verloor, die de oudste lu)n p?aalscn in I)cssen cn klooft hct houl voor mijn haard. jongen, een echte wildzang, in een vechtpartij j R0bert had een zoontje Hendrik en Willem En wij hebben het goed cn zijn vroolijk ge- een dochtertje Trina. Er waren geen bromrni- durende den gcheclen winter. Maar Spits- ger jongen of meisje op de geheele wereld, muts houdt van vorst cn koude en vreest de met zijn makkers brak. Toen dit gebeurd was, wilde hij mij maar j wegdoen doch daarvan wilde zijn vader niets ^cb ^un 0U(jcrs hadden zich in het hoofd zon, zoodat wanneer de knoppen in de boo- weten. „Ik zou, zei^ hib „altijd in ^familie j «ezcl cen j01Tgen edelman en een jonge edel- men beginnen te zwellen, hij naar zijn land in vrouw van hen te maken. Zij namen daarom het hooge hoorden terugkeert In den zomer de zijden kleeren van Dorothea cn Oswald, ben ik dus alleen en heb ik het heel stil en trokken ze hun eigen kinderen aan en gaven eenzaam hun kleeren aan de kinderen van hun meesters. Door deze woorden bemerkten dc kinderen blijven, daar ik zooveel tot haar geluk had bijgedragen." Die woorden—maakten mij zóó trotsch, alsof ik .minstens een ridderorde had gekregen. Van dien dag af ben ik in staat van rust overgegaan, cn vergezel nu nog maar cen enkelen keer de oude naaister naar huis, die er al-even vervallen uitziet als ik en altijd zegt, dat zij haar paraplu 'vergeten heeft, of schoon zij, zooals haar hoed mij ingefluisterd heeft, er geen bezit. Den overigen tijd sta ik rustig in mijn hoekje in de kast en verheug mij bij de gedachte, dat ik steeds mijn plicht heb gedaan en mij nooit door den wind laten Van drie kleine eitjes. Drie blanke, kleine eitjes Van sneeuwwit porcclein Die werden warm beschenen Door Moeder Zonneschijn. Hun eigen lieve moeder Bewaakte hen heel trouw; Hoe yrees'lijk zou het wezen, Als eentje vallen zou! Hun vadertje ving muggen En bracht ze telkens aan, Omdat het vogelvrouwke Niet van het nest kon gaan. Zoo heerlijk scheen de zonne, Zoo vricnd'lijk zong de wind, Zoo blijde lachten boomen, In donkergroene tint. Toen kwam een kleine jongen, En klom stil in den boom, Stal weg de witte eitjes, Uit was de vogeldroom. Straks strijkt de vogelvader Op 't leege nestje neer; iWeg is zijn kleine vrouwke, Geen eitje ziet hij meer. Truus Salomons, Paddenateelen-kurftc. Bij het zoeken naar materiaal, dat in stoat zou zijn kurk te vervangen, heeft de Duitsdie technicus dr. Freund, de proef genomen met het merg van een aantal planten. Inderdaad bleek hier wat bruikbaars van te maken. De vereisohte elasticiteit, lichtheid, poreusheid en waterhoudendheid werd echter niet be reikt. Daarop nam Freund zijn toevlucht tot hel huwelijk van mijn meester met Juffrouw Lucic. Moge dc blauwe parasol dit ter harte nemen en even zulke goede herinneringen hebben als ik Vrouw Groenmouw. Naar het Engelscli van Frances Browne. Vertaald door C. H. Lang, heel lang geleden leefden er in een Ook het speelgoed van dezen werd aan lien- hoe welkom zij waren Vrouw Groenmouw drik en Trina gegeven en het duurde niet lang gaf hun hindemelk cn koeken welke zij van meer, of de kinderen van de rentmeesters za- notcnmeel gebakken had, en wees hun zacht ten aan den groolén disch en sliepen in de groen mos om op te slapen. Zij vergaten al de paddenstoelemmaterie. Deze bleek zeer mooie kamers, terwijl Dorothea cn Oswald de hun cllend. en huil moeilijkheden, de slechte goed te voldoen als kurk-,,ersatz"; zij is lich- varkens moesten hoeden en op den hooizolder rentmeesters cn.de verdwaalde zwarte var- ter €n elastischer dan natuurkurk en sfluit sliepen. kens. n beter af. De paddenstoelen moeten wor- De arme kinderen hadden niemand, die het Vroeg in den morgen kwamen er een troepje ^en oecjrO0gd en met behulp van een ge- voor hen kon opnemen. Eiken morsen voor hinden om gemolken le worden, bosel.nymfen bindttlic|del eerst men ee tot het g-e- hrndhlan hlnAmnn ovnrfnlc 1-wrilYl/sn 'iinl l\PC— wenschte model. SfoBArt-coneert. Van Mozart's eerste Doelen-concert heeft dr. Scheurleer de volgende advertentie ge vonden: Met Permissie zal de heer Mozart, muziek meester van den Prins Bisschop van Saltr- burg, de eer hebben op Maandag den 30en dag en voor dauw werden zij uitgestuurd brachten bloemen en vogels kwamen niet bes- u!ü ,infI ieder met een bruin brood en een flcsch zure sen aanvliegen om Vrouw Groenmouw te tt>o- I melk. hetgeen diende voor hun ontbijt, mid- nen, wat in bloei stond en wat rijp was in het f dagmaal en avondeten om de varkens te bosch. Zij leerde den kinderen katis le maken hoeden op een groot veld, dat grensde aan het van hindemelk en wijn van boschbessen. Ook bosch. Er groeide maar weinig en de varkens wees zij hun de voorraden honing, welken de trachtten altijd het bocsh in te gaan om eikels 1 walde bijen gemaakt en in haar hollen boom te zoeken. De kinderen wisten, dal als de var- 1 achtergelaten hadrlen, dc zeldzaamste planten kens verdwaalden, de slechte rentmeesters hen in het bosch en de kruiden, die alle dieren streng zouden straffen Zij waren overdag tam maakten. zóó druk in dc weer, dat zij 's nachts eigen- j Dien gebeelen zomer bleven Oswald en Do«- lijk veel beter sliepen op den hooizolder dan rolhea bij haar wonen in den reuzen-eik, September 1765, in de zaal van den Ouden vroeger onder hun zijden dekens ao/ider eenige zorgen. De kinderen zouden i Doelen in 'sHage, een groot concert te gee- Dorothca cn Oswald hielden er bij elkaar zich heel gelukkig hebben gevoeld, als zij V€n^ Eet welke zijn Z«oon, oud maer 8 jae- middelen te koopen. Toen kwamen een paar land ver in het Oosten twee edellieden. Hun den moed in. Zij troostten elkander door te slechts nieuws van hun vaders hadden, doch ren en Q maenden beneevens zijn Dogter, elegante laarzen aan het woord. „Vrij zijn bezittingen strekten zich tusschen een breede j zeggen, dat hun vaders loch zeker eenmaal zij hoorden noch zagen het minste teelten van oucj 14 jaeren, Concerten op het Clavecim- twoelingen," vertelden zij. „cn in Parijs gebo- rivier cn een eeuwenoud eikenwoud uit. Ieder zouden thuiskomen. Zoo kwam het, dat niet- leven van lien. Eindelijk begonnen dc bloemen i zullen ex'ecuteeren. Alle de ouvertures ren. Dat is een prachtige stad en wat ziet men bewoonde cen statig kasteel; het eene was van tegenstaande hun varkens-hóeden en buu te verwelken en de bladeren af te vallen. Comoositi-e van den ion- danr 'n mooie laarzen! Wij werden door een wit hardsteen en het andere van grijs graniet harde leefwijze, zij er even vroolijk cn gezond Vrouw Groenmouw zei, dat Spitsmuts nu wel ^ucn^zijn van jongmensch gekocht en mee opreis genomen, opgetrokken. Daaróm werd de eene edelman j uitzagen als altijd, terwijl Hendrik en Trina gauw zou komen en op een helderen avond,1 Componist, die nooy zijn s 5a. ja, wij hebben heel wat gezien in ons leven! de heer van het Witte Kasteel genoemd, en er met den dag brommiger en Meeker begon- waarop de maan zoo prachtig scheen, legde vonden hebbende, de goedkeuring van Eerst kwamen we in Keulen, gingen daar in de andere de heer van het Grijze KasteeL nen uit te zien, niettegenstaande hun mooie zij takkebossen op defl haard en zette haar Hoven van Weenen,^Versa^ilies^en Lon iden Dom en over de lange Rijnbrug; daarna Geen edelman in het heelc land was zóókleeren. -• - r.~ ---j>«uu ov- .deur open, toen Oswald en Dorothea gingen heeft weggedragen -De Liefhebbers kunneï werden we weer ingepakt en kwamen in nobel en goed als zij. Hun onderhoorigen leef- j Dit was niet naar den zin van de onbetrouw- j slapen. Zij zei tegen hen, dat zij eenige vrien- na hun plaisier hem muziek voorleggen; hij Neurenberg met haar zonderlinge huizen en den in vrede en overvloed en vreemdelingen bare rentmeesters. Zij waren van oordeel, dat den verwachtte, die haar het laatste nieuws zai Eet zelve alles voor de vuyst speelen. Ieder billet voor een Persoon is 3 Guldens, het schoone München met zijn vele paleizen. Eindelijk kwamen we in Berlijn, maar ik wou, tiat we daar nooit geweest waren! Och, och, .wat hebben we daar moeten loopen! Onze ge zondheid werd er ondermijn^, we kregen ga ten in onze zolen en ondank is 's werelds werden stceds/gastvrij ontvangen. Eiken herfst hun kinderen er lief en voornaam moesten j uit het woud brachten. zonden zij mannen met groote bijlen het bosch uitzien en Dorothea en Oswald als jonge var en om hout te hakken voor de armen. Nu was Dorothea lang niet zoo oieuwsgie- en VOOf een en Dame 5.50. De En- loon kenhoeders. Daarom zonden zij hen naar cen rig als haar vader, de heer van het "Witte ^-^billetten WOrden uitgegeven bij den heef Hun bezittingen werden noch door een heg, nog woester veld en gaven hun twee groote Kasteel, maar zij bleef toch wakker om te art Toekerende op den Hoek ven d«i> noch door een sloot gescheiden, doch nooit zwarte varkens mee, welke veel wilder waren zien wat er gebeurde. Zij ontstelde niet weinig, Parijs uithangt al** ontstond er een twist tusschen de beide dan aide anderen. Eén dezer varkens was het toen zij eén grooten bruinen beer zag binnen urgwai, aar werden aan een reusachtigen huis- eigenaren. Vanaf hun prille jeugd waren zij eigendom yan Hendrik, hel andere van Trina, wandelen. mede in den Ouden Doelen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 4