„DE EEMLANDER"
mmaiiiBiaiiiiïïiïjja
BUITENLAND
BINNENLAND
Het nest verstoord
KOLONIËN."
FEUILLETON.
16e Jaargang, No. 269
IDnUIICUrUTQDDIIC p"m"nden "o01 Amer*
NUUnnLu!inIulnlJu foort f 1.50, Idem franco
per post f LOO. per week (met gratia verzekering
togen ongelukken) f 0.14, afzonderlijke nummert
0X15. Wekelljkseh bijvoegsel »D# HolUndschê
Huisvrouw (onder redactie van Thdrèst Hoven)
per 5 maanden 50 cent Wekelljkscb bijvoegsel
•Wsvddrevut* per 3 maanden 60 cent.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
Maandag 10 Juni 1918
HOOFDREDACTEUR: M,. D. J. VAN SCHAARDENBURQ
UITGEVERS: VALKHOFF C.
BUREAU: ARNHEMSCHE POORTWAL. hoek utrcchtschkst*.
INTERCOMM. TELEFOONNUMMER 613
dienstaanbiedingen 1-3 tegcla 0J0. gtoo|c
uur plaatsruimte. V0ot handel en bedrijf bestaan
aeer roordeellge bepalingen !ut hel herhaald adven
teeren In dll Blad, bij abonnement Een» circulair^
bevattende de voorwaarden, wordt op sanvraai
toegezonden.
Politiek Overzicht
De wereldstrijd In het
westen.
VI (Slot).
Nu de derde periode van het groote Duit-
sche offensief in het westen, dat den 21en
Maart is begonnen, voorbij is en de strijd
tijdelijk weer tot rust is gekomen, is bet
goed zich te herinneren wat aan de zijde
van de Entente is gezegd, voordat die strijd-
periode begon. Wanneer men daarmee ver
gelijkt hetgeen na bet einde na dien strijd
aan dezelfde zijde wordt gezegd, dan is mis
schien daaraan een draad vast te knoopen
bij de beoordêeling van de vraag of de nu
voorloopig weer tot stilstand gebrachten
strijd gevolgen zal hebben, die van invloed
zijn op den verderen loop van den oorlog.
Den 24en Mei, dus onmiddellijk vóór het
begin van den laatsten Duitschen aanval,
heeft Lloyd George in Edinburg het woord
gevoerd en hij heeft toen gezegd: „Wij
staan aan den vooravond van een zeer groo-
ten strijd. Niemand, die in den strijd gaat,
moet bluffen over den uitslag. Maar ik ben
gerechtigd ir dit te zeggen: Ik heb de meeste
mannen gesproken, die verantwoordelijk
zijn voor de leiding aan deze zijde, en ik
heb het recht u te zeggen, dat zij, die het
best weten wat de vooruitzichten zijn, het
meeste vertrouwen hebben in den uitslag.
Van het oogpunt uit van 't maken van het
meest effectieve gebruik van de geheele
macht der alliantie voel ik mij gelukkiger
dan ik geweest ben sedert het begin van
den oorlog. Nu wij het derde stadium nade
ren van den grootsten slag, die ooit gestre
den is op deze aarde voor de grootste zaak
waarvoor ooit slagen zijn geleverd, vervult
de gedachte mij met vreugde, dat wij aan
het hoofd van de krachten der vrijheid een
man hebben van het bevelvoerende genie
van generaal Foch. Met dat al zullen wij
totdat het Amerikaansche leger in goede
sterkte aankomt, een tijd van groote zorg
hebben. De Duitschers weten, evenzeer als
wij, ^dat hunne hoop, gelijk onze vrees, ge
concentreerd is op de eerstvolgende weken.
Voor hen zoowel als voor ons is het een
wedloop tusschen generaal Hindenburg en
president Wilson, en de Duitschers spannen
alle spieren om. het eerst en voordat de
Amerikaansche hulp onder het bereik van
de gèallieerden is, aan den eindpaal te zijn.
De tijd, die onmiddellijk voor ons ligt, is
daarom vol zorg."
Het waren dus twee -dingen, waarop de
Britsche eerste minister den 24en Mei zijne
gunstige verwachtingen over den strijd, die
toen aanstaande was, vastknoopteVoor
eerst het feit, dat ean het hoofd van de ver-
eenigde Engelsch-Fransohe strijdmacht een
veldheer stond van het genie van generaal
Foch, en in de tweede plaats het vooruit
zicht op de uit Amerika te verwachten hulp,
al werd de vreugde daarover getemperd
door de zorg, die de gedachte bij hem ver
wekte, dat in den eersten tijd nog niet op
die hulp was te rekenen, zoodat de geallieer
den voorshands nog alleen aan den Duit
schen aanval het hoofd zouden moeten
bieden.
Nu is de aanval voorbij, die aan-de Duit
schers een terreinwinst van ruim 3000
KM2, heeft verschaft en hunne linie naar
het Zuiden vooruit heeft gebracht tot aan
de Marne en in het Zuidwesten tot een
kleine 70 KM. van Parijs. In eene rede, die
hij verleden Vrijdag te Londen heeft ge
houden, vindt men den indruk weergegeven,
dien de uitkomst van dezen strijd op hem
heeft gemaakt. Wanneer men die rede van
7 Juni legt naast die welke twee weken vroe
ger geh-ouden is, dan vindt men naast pun
ten van overeenstemming eei\ zeer opmer
kelijk verschil. De lof aan het Amerikaan
sche leger ontbreekt ook ditmaal niet; wat
Lloyd George bij zijn jongste verblijf in
Frankrijk van zijn ambtgenoot Clemenceau
heeft gehoord over de houding van de Ame
rikaansche troepen in den strijd, is voor
hem een reden van bemoediging. De weten
schap, -dat als zij in de strijdlinie verschij
nen, zij zullen strijden op eene wijze, die de
groote traditiën van het Amerikaansche
volk waardig is, is, zoo zegt hij, „op
zich zelf een bron van steun en eene be
moediging voor allen, die met angstige har
ten den strijd, die voortgaat in Frankrijk,
gadeslaan."
Wat ditmaal wel ontbreekt, is de hulde
aan het bevelhebbersgenie van generaal
Foch. Daarover wordt nu het stilzwijgen be
waard, en niet zonder reden, want de neder
laag-van de onder Foch's opperbevel staan
de strijdmacht heeft op pijnlijke wijze aan
het licht gebracht, dat met het eenheidsfront,
dat na veel inspanning aan de zijde van de
Entente is verkregen, het toovermiddel niet
is gevonden om de overwinning aan de
vaan der Ententelegers te hechten.
Een vurige lofrede heeft Lloyd George ge
houden op dè eensgezindheid, die de ver
bonden Engelsche en- Fransche natiën sa
men verbindt; hij wekt hen op om daarin te
volharden en zegt: „Laat ons één volk zijn,
één in doel, één in moed, één in het besluit
om nooit te wijken tot het .einde toe. Laat
ons als een golfbreker staan tegen den vloed
en, als God het wil, zullen wij hem breken."
Deze ontboezeming bevestigt wat reeds
vernomen is uit den mond van Clemenceau
en door het besluit van den oppersten oor
logsraad der geallieerden, dat de regeer
ders der geallieerde volken volharden in
hun besluit om, in afwachting dat Amerika
zal kunnen optreden met eene voldoende
macht om de schaal te doen omslaan, den
ongelijken strijd voort te zetten. Maar hoe
deniken de volken zelf er over? De vraag laat
zich niet afwijzen of de nu reeds zoo dik
wijls op de slagvelden in het westen opge
dane ondervinding ten slotte niet in het volk
doordringt. Toen de eerste tijding ontvangen
werd van het groote échec der vereenigde
Engelschen en Franschen aan den Chemin
des Dames, schreef de Neue Freie Presse:
„kïebben de Franschen na zoovele slechte
ervaringen nog altijd niet het inzicht, dat
de politiek van den ouden Clemenceau, die
an den oorlog niet wil afzien, verderfelijk is
en dat andere menschen en andere gezind
heden noodig zijn om het land te redden?
Gelooven de Engelschen en de Franschen
nog de eindoverwinning, die zij in vier
jaren niet konden bereiken en die door
zware nederlagen steeds meer onbereikbaar
wordt? Wanneer heden de wereld met zulk
een spanning en met zoo smartelijke ge
voelens de tijdingen volgt, die berichten,
dat de leden van de edelste volken der we
reld elkaar wederkeerig verscheuren, dan
toont zich jn deze stemmingen ook het ver
langen te vernemen of de slag eene poli
tieke, scheppende, vredebrengende uitkomst
zal hebben."
De oorlog.
De strijd in het westen is weer oplevende.
In het gebied ten W. vap de Oise, tusschen
Montdidier en Noyon, en ook tusschen de
Oise en de Aisne is een strijd aan den
gang. Volgens het bericht van gisteravond
uit Berlijn is de hoogte Gury met de daarbij
aansluitende vijandelijke liniën veroverd.
Overigens had de strijd slechts plaatse
lijke beteekenis.
Londen, 8 Juni. (R.) Het weekblad
Field bevat een belangwekkend artikel van
generaal Foch, waarin hij den weg aangeeft,
die tot de overwinning moet leiden. Foch
schrijft het volgende: „Er is slechts één
middel om den modernen oorlog te beëindi
gen en den \ijand onzen wil op te leggen,
n.l. de vernietiging der vijandelijke, georga
niseerde strijdkrachten.
Deze vernleitiging wordt volvoerd door
een slag, die den tegenstander verplettert
door ztjn legèrbevel te desorganiseeren, de
discipline te vernielen en de gevechtskracht
zijner eenheden tot nul terug te brengen.
Ons eerste axioma moet zijn, dat geheel en
al te volbrengen* De slag moet niet zuiver
verdedigend zijn. Een verdedigend optre
den, hoe goed ook geleid, brengt de over
winning niet en wanneer de leider er van
wordt overwonnen, moet hij het geheele
spel opnieuw beginnen. Het is dus duide
lijk, dat alleen eer. offensief, hetzij onmid
dellijk begonnen, hetzij volgende op een
defensief, resultaten kan geven. Het behou
den van onze stellingen alleen is niet syno
niem met overwinnaar zijn. Ja, zelfs onze
nederlaag zou hierdoor worden voorbereid,
wanneer wij blijven waar wij zijn en niet tot
het offensief zouden overgaan.
Ten einde de aanvalsrichting te bepalen
om de plannen dés vijands te verijdelen en
hem te beletten dezelfde manoeuvre uit te
voeren, moeten wij talrijke gevechten leve
ren, welke ieder ten doel hebben
een bepaald aangewezen doel te be
reiken. Daar er echter geen twijfel
aan bestaat, dat dc- beslissende aanval het
allesbeheerschende moment van den slag is,
moeten alle andere ikrijgsopetatiën, waaruit
de slag bestaat, uilsluitend uit dat gezichts
punt beschouwd en voorbereid worden. Alle
krachren, welke dezen aanval vergemakkelij
ken en tot ontwikkeling helpen brengen,
moeten in verhouding tot hunnen omvang
en capaciteit worden aangewend. Hiervoor
is het noodig dat een zoo groot mogelijk
aantal manoeuvreervaardige troepenmossa's
in reserve worden gehouden.
In den grooten manoeuvre slag moet de
reserve, d. w. z. de gereed staande, georga
niseerd opgesteld zijn om op het juiste
oogenblik voor den beslissenden stoot aan
gewend te kunnen worden. De reserve
moet met de grootst mogelijke zuinigheid
worden gebruikt opdat de knuppel zoo sterk
mogelijk en de slag, die er mee wordt toege
bracht, zoo hevig mogelijk kan zijn. Wan
neer de reserves aan het einde van den
slag, zonder eenige bijgedachte om ze te
sparen op het juiste tijdstip en het richtige
punt in het gevecht'worden geworpen, bren
gen zij door hun geweldige aanvalskracht
de beslissing." Onze strijdkrachten bereiden
zich voor en richten al hun efiergie op het
bereiken van dit hoogste doel. Door den
schijn moeten wij ons niet laten bedriegen.
Ofschoon de teorie faalt wanneer zij door
zwakke handen wordt toegepast en wanneer
bijkomstige dingen de aandacht van de
hoofdzaak afleiden, leeren de geschiedenis
en de rede, dat er in den slag maar één be-
heerschend moment is, n.l. de beslissende
aanval, die alleen de mogelijkheid schept
het gewenschte resultaat te bereiken en den
tegenstander totaal te verslaan.
B e r 1 ij n, 3 Juni. (W. B.) In -de laatste
gevechten in hét Westen hadden de Fran
schen, die te voren reeds tengevolge van
de Engelsche nederlagen in Maart en April
zeer zwaar hadden moeten bloeden, op
nieuw groote verliezen, behalve aan gevan
genen, ook aan dooden. gewonden en ver
misten. De regimenten 413, 414 en 416
verloren ongeveer 60 pet. van hun effectief.
Bijzonder zwaar heeft het 414e regiment bij
nuttelooze tegenaanvallen gebloèd. Het 93e
regiment heeft ook meer dan 60 pet. ver
loren, terwijl de Turco's en de Afrikaansche
negers dooreengenomen zelfs 70 pet. ver
liezen hadden.
Bij de nieuwe samenstelling van het bu
reau van den rijksdag, die noodig geworden
is door het overlijden van den voorzitter
Kaempf, is tot voorzitter gekozen het lid van
het centrum Fehrerobach. Het aantal onder
voorzitters is van twee op drie gebracht en
naast de beide onder-voorzitters, 'die herko
zen zijn, is gekozen de sociaal-democraat
Scheidemann. Uit eene mededeeling van de
Vorwarts is af te leiden, dat als het nieuwe
bureau zich aan den keizer zal voorstellen,
de sociaal-democratische onder-voorzitter
daaraan zal meedoen.
B uk a re s t,-7 Juni. (W. B.) Bij de ver
kiezingen voor het Rumeensche parlement,
dat uit twee senaatscolleges en drie Kamer
colleges gevormd wordt, werden gisteren ge
kozen 66 candidaten van de regeering en
drie aanhangers van Carp: namelijk Carp
zelf, zijn zoon Gregorius Corp en de oud-mi
nister Venitescu, verder generaal Averescu
als onafhankelijke.
De verftiezingen verloopen kalm, zonder
incident.
De zittingen van het parlement, die d$n
17en Juni zullen beginnen, worden in den
nationalen schouwburg te Jassy gehouden.
Moskou, 30 Mei. (R.). De volkscom
missarissen hebben den staat van beleg in
Moskou afgekondigd wegens de ontdekking
van een contrarevolutionair complot om de
mocht te brengen aan de kapitalisten en
grondbezitters.
Londen, 7 M e i. (R.) Wij vernemen,
dat de Chineesche regeering heeft besloten
alle onderdanen van vijandelijke staten uit
China te deporteeren. Het is mogelijk, dat
zij naar Australië gezonden zullen worden,
omdat men wenscht hen te brengen naar
een klimaat, overeenkomende met dat in
hun eigen land. Het eenige bezwaar hierte
gen is gelegen in de transportkwestie.
Londen, 9Juni. (R.) Een telegram uit
Washington meeldt, dat de totale productie
van tarwe zal zijn 931 millioen bushels, het
geen 30 pet. meer is dan verleden jaar.
Verspreide Berichten
Rome, 9 Juni. (Stefani.) Gisteren zijn
35 personen gedood en 100 gewond bij een
ontploffing in een kruitfabriek te Castellazzo
Bollate in de provincie Milaan. De materieele
schade is zeer gering.
Kiev, 7 Juni; (W. B.) Het aantal doo
den bij de ontploffingsramp van gisteren is
nog niet vastgesteld, maar zal wel 100 be
dragen. Het aantal gewonden wordt opge
geven als 600 700, waaronder 500 aan
glasscherven.
Oost-lndlê.
Opstandige Alloerea.
De correspondent te Semarang der N.
R. Ct. seint: Aan de Locomotief wordt ge
meld, dat twee Alfoersche stammen in
Weda (Halmaheiro) in opstand zijn geko
men. De gewapende politie is er vandoor ge
gaan. Welk een omvang het verzet heeft
en hoe de toekomst is, is tot dusver niet
met juistheid bekend
De Staatscourant van 8 Juni bevat o.a.
de volgende besluiten
benoemd tot notaris te Haarlem H. J. L.
D. van Doesburg, candidaat-notaris te Nij
megen;
op verzoek eervol ontslagen met dankbe
tuiging jhr. mr. J. Schuurbeque Boeye aTs
rechter in de rechtbank te Utrecht;
benoemd tot beambte bij de bibliotheek
der Vee-artsenijkundige Hoogeschool te
Utrecht J. J. H. de Rooze, aldaar, thans tij»
delijk bediende.
met ingang van 1 Juni benoemd tot con
troleer end geneeskundige bij de Rijksverze
keringsbank J. Idzerda, te 's Grnvenhage;
aan mr. J. B. de Klerk, met Ingang van 1
September a s. op zijn verzoek nerval unt-
sltig verleend als commies-red ïcteur bii dc
Visscherij-inspettie.
benoemd tot kantonrechter-plaatsvervangor in
het kanton Leeuwarden, mr. L. J. van Apeldoorn,
advocaat en procureur te Leeuwarden
benoemd tot kontonrechter-plautsvervangcr
in het kanton Assen, mr. M. S. Kulma, advocaat
en procureur te Assen
op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit
zijne betrekking van rcchter-ploatsvervangcr in
de arrond.-rechtbank te Zierikzee, uan mr. D. JL
Jongeneei, onder donkbetuiging voor de als zoo-
dapig bewezen diensten
tot wederopzegging benoemd tot pluatsver*
vanger van den districtsveeurts wien Rotterdam
als standplaats is aangewezen, dc veearts A. J.
Holtz, te Gorinchem, onder toekenning van ge
lijktijdig eervol ontslag als plaatsvervanger van
den districtsveearts wien 's-Hertogenbosch als
standplaats is aangewezen.
Dc gewone audiëntie van den Minister
van Oorlog znl op Donderdag 13 Juni a.s
niet plaats hebben
Minister Loudon.
In de Nieuwe Courant komt voor een inge««
<zonden stuk van den heer K. Vos te Middel
stem, getiteld: „Minister Loudon". Schrijver
begint met te wijzen op de ongemotiveerde
vrijmoedigheid, waarmee velen in den lande
er niet voor teruggedeinsd zouden zijn om,
als de vrede eens wat dichter bij ons was
gekomen, een opvolger voor minister Lou
don te zoeken. Ds. Vos betoogt dat vooral
met de vrede in het vooruitzicht het drin
gend noodig is dat onze buitenlandsch©
staatkunde tijdens de vredesonderhandelin
gen geleid wordt door jhr. Loudon. Niemand
beter dan hij zou de verwikkelingen, die
voor ons land verstrekkende gevolgen zou
den kunnen hebben, kunnen ontwarren e»
als we iemand dankbaar kunnen zijn, dan is
het wel onzen minister van buitenlandsch®
zaken.
Wij moeten hopen, dat in ieder geval ge
tracht moet worden het groote gevaar af te
wenden, dat er in zou zijn gelegen, wanneer
jhr. Loudon heenging op een tijdstip waarop
er nog oorlog was.
Schrijver wijst verder op de onbillijkheid
waarmee het Nederlandsche volk handelt
ten opzichte van dezen bekwamen staats
man, omdat haast niemand zich de moeite,
geeft eens te bedenken op welk een voor
treffelijke wijze hij de neutraliteit van om
land al die oorlogsjaren heeft weten te bo»
waren.
Na nog met vreugde geconstateerd t«
hebben, dat deze leidsman, die misschien
niet altijd naar den zin van oaze zes-en-een
half millioen inwoners heeft gehandeld, toch'
het vertrouwen der gansche natie bezit, goal
schr. aldus voort:
„Wordt er wel aan gedacht, dat er in N<m
derland maar één man is, die alle quaestiea
tijdens dezen oorlog voorgekomen tusschen
eenige oorlogvoerende mogendheid en Ne-,
derland haarfijn kent, tot in alle détails die
de draagwijdte kent van etk vroeger geno
men besluit, die het onderling verband tes*
schen alle genomen besluiten weet, die do
mentaliteit der regeeringen der oorlogvoe
rende mogendheden heeft doorgrond, die
gesondeerd heelt in elk buitenlandsch kabï*
nét; en die ééne man is Loudon. Hoe zoil
het gaan indien hij terugtrad en een opvoL
Wat anderen van u zeggen, maakt u niet
beter of slechter.
Roman door ERIK LIE.
Geautoriseerde vertaling uit hel Noorscli door
A. M. van'dcr Lihdc n—v an Eden.
2<i
„Juffrouw Margot, juffrouw Margot!" klonk
het haar le^moet, toen zij naderbij kwam.
Eén der spelenden, de ingenieur Ilusum,
opende galant voor haar de poort der om-
raslcring.
„Ik ben doodmoe. Husum," riep zij terwijl
vlij het hoofd schudde.
,Ik verzeker ik heb me bijna doodgeloo-
pen. Kom iiever hij mij op de bank zittcn^en
gezellig wat met me pralen. Ik moet je nog
iets van gisteravond vertellen."
De kleine, gezette, joviale Husum liet zijn
spel aan een ander over en ging met Margot
mee.
stelde hij voor. „Ik zal één van de kleine zij
kamertjes bespreken, dan zijn wij geheel
onder ons.*'
Margot's oogen schitterden.
Dat zou vreeselijk aardig zijn, maar dan
moet jij opbellen en hel zeggen. Drie dagen
heb ik nu al niet thuis gegeten, en moeder
vindt het naar. Ik vind het zelve ook niet zoo
als het hoort. Maar wat zal je doen, anders
verveel ik me zoo verschrikkelijk I"
„Leven en laten leven, juffrouw Margot,"
riep Husum uit en ging met haar naar dc
tclefoonkiosk.
„Iloe laat zou het zijn?" vroeg zij. „Hé, is
dat etensuur thuis niet hel ergste wat er is,
Husum?"
„Nu ja, dat hangt er van af wat men te eten
krijgt." zei de jonge ingenieur lachend.
„Och. zeker koolsoep en vleeschkoekjes en
«oo meer..."
Eerst tegen den avond vertoonde Margot
zich op den drempel van haar tehuis. Angstig
en heel stil sloop zij dc*i trap op en haastte
zich naar haar kamer om zich te verkleeden.
Zij wilde haar moeder ontwijken, die nu een
maal zoo ziekelijk ouderwetsch was met haar
zedepreeken en vermaningen en al die din
gen. Erg vervelend en pijnlijk was het zoo
doende.
Zij schrikte en zette een doodonschuldig
gezicht, toen zij iemand in de eetkamer hoor
de.
„Je blijft vanavond toch zeker thuis, Mar
got?" klonk moeders stem vol bezorgdheid in
dc deur.
„Ik moet nog even weg, ze wachten op
mij en vader komt ook. Waar is mijn nieuwe
kanten kraag, moeder?" Margot trok de eene
na de andere lade uit.
„Kind, ik zal er toe moeten komen om met
je vader over dat eeuwige uitvliegen te spre
ken. Een jong meisje van jouw leeftijd moet
zich niet zoo aanbieden. De menschen begin
nen er over te praten, Margot. Je bent nooit
«Eat met mij ia hotel, juffi uuw Margot," i thuis, 's middags noch 's avonds. En denk je
-er nooit eens aan, waarop dat uitlpopen
moet, wanneer je steeds nu hier dan daar met
jonge heeren wordt gezien? Om niet eens te
spreken over de zorg die het mij veroorzaakt
Je kan toch weieens een klein beetje om je
moeder denken!"
„Och, 't is alleen in een lijd als deze, moe
der! We hebben zooveel pret daar met elkan
der." kwam er smeekend uit
i.En denk je cr nooit eens aan dat je toch
iets moet doen in de wereld?" ging haar moe
der voort. .En zoo'n modepop van een jong-
mensch is het ergste wat ik ken."
„Waarom praat u er dan niet met vader
over, moeder?" antwoordde Margot boos, ter
wijl zij haar handschoenen aantrok „wan
neer u mij niet eens het kleine genoegen gunt
om naar de Kurzaal tc gaan waar alle ande
ren zijn, en ik vind er toch mijn eigen vader."
Marina klemde haar handen inéén. Zij voelde
dal de zedelijke invloed, dien zij tot nu toe op
haar kinderen gehad had, haar begon te ont
glippen, en dit bezorgde haar zulk een angstig,
pijnlijk gevoel.
Haar woorden en haar waarschuwingen
hadden geen val meer op hen. Zij waren als
pijlen, die in den nevel verdwenen. Haar
woorden waren als vergeefsche angstkreten
in de woestijn...
Zij had behoefte aan den raad van haar
kinderen. Zij waren nu volwassen, maar zij
vond geen steun bij hen. Zij fladderden rond
in den zonneschijn als zorgelooze zomervo
gels. En juist nu...
Zij bleef in den lichten avond op en neer
loopen en dacht en peinsde over wat er ge
beurd was. Skallerud, haar procuratiehou
der, had in de laatste jaren dikwijls zijn
wensch te kennen gegeven om de heelc zaak
over tc nemêü, Zijn vader bad zün hoeve bui
ten de stad verkocht en de zoon scheen nu geld
tc hebben. Vandaag had hij opnieuw een bod
gedaan, dat finanlieel niet alleen aannemelijk
maar zeer voordcelig was. Hij wilde alles koo-
pen: het huis met den grond, de pakhuizen en
den inventaris, met actief en passief- Zou het
verstandig Van haar zijn zijn aanbod af te
slaan? Was htiar positie van dien aard dat
zij verantwoord was wanneer zij weigerde?
Juffrouw Sneve had reeds -vroeger den deli-
catessenhandel overgenomen, en nu kwam
Skallerud. Die zou, als hel ware, het dak boven
haar hoofd wegnemen. Zij, die zich juist zoo
veilig had gevoeld in haar ouderlijke woning
als een slak in haar huisje, zij zou verdreven
worden, beroof<f van wat haar lief was, be
roofd van haar werk en alleen de wereld
ingaan, met niets (lan een chèque-boek in haar
handen!
Marina was er zich van bewust dat zij aan
een keerpunt van haar leven was gekomen.
Het was zoo hard, zoo bilter, zoo ongelooflijk
moeilijk een besluit tc nemen, en dan nog de
zedelijke verantwoordelijkheid...
Het was over elven. Het licht kroop langs
den vloer. In de verte hoorde men muziek uit
het park.
Mevrouw Marina zat hij haar werktafeltje cn
bekeek Leifs trui om te zien hoe zij die het
best zou kunnen herstellen. Hij was thuisge
komen, druipnat en met gescheurde kleeren.
Na gegeten te hebben was hij naar bed ge
gaan en ingeslapen op zijn heldendaden.
Ja, die jongen, die jongen! Leven en gang
zat er wel in hem, als hij maar aanpakken en
leeren wilde,
Buiten on straat hoorde zij gelach cn ge
praat. M herkende Thorvalds stem. Er
.waren blif.^aur eenige jougelui, bij elkaar ea
zij bleven op het trottoir voor het huis staan»
gewikkeld in een druk en luid gesprek.
Eindelijk viel de deur met een slag dicht ert
even daarna trad Thorvald binnen.
„Is u nog op, moeder," begroette hij haar
met een eindje sigaar in den hoek van zijnt
mond. „Hebt u ook wat bier voor mij, ik heb
zoo n dorst. "Wij zijn wat blijven plakken iH
de club en daarna hebben wij baccarat ge*
speeld. Ik heb maar .aldoor gewonnen,'1 hij
rammelde met het geld ia zijn zak.
„Is dat wel goed, Thorvald?" vroeg zijd
moeder zacht.
Zij ging naar de eetkamer om een glas ea
een fteschje Pilscner te halen, dat zij voor hem
neerzette. „Vroeger werd er niet om geldr:
gespeeld, in ieder geval niet in goede krin*j
Sen*" 1
„Wat is u toch naief, moeder," riep hij ul^j
terwijl hij het bier inschonk. „Gelooft u wer<
kclijk, dat onze voorvaderen met een kopje
•thee of melk aan de speeltafel zaten? Neen»-
hoor. U moet vader maar eens vragen, datf
zult u eens wat hooren. Hij was in zijn jeugd
ook geen heilige
„Ik maak mij maar zoo angstig, Thorvald,1
'zei zijn moeder met bevende stem, „er is zod
weinig ernst in dc jeugd, 't Is of de aarde on*
der je voelen wankelt; alles draait slechts oni
geld en vermaak."
Er volgde een stilte, waaronder Thorvald
met de duimen in de mouwen van zijn ves<
heen en weer schommelde met het eene been
over het andere, als onderging hij een ge*
duldproef door naar haar woorden te luiste*
ren.
(Wordt vervolgd.)