„DE EEMLANDER" mmaiiiBiaiiiiïïiïjja BUITENLAND BINNENLAND Het nest verstoord KOLONIËN." FEUILLETON. 16e Jaargang, No. 269 IDnUIICUrUTQDDIIC p"m"nden "o01 Amer* NUUnnLu!inIulnlJu foort f 1.50, Idem franco per post f LOO. per week (met gratia verzekering togen ongelukken) f 0.14, afzonderlijke nummert 0X15. Wekelljkseh bijvoegsel »D# HolUndschê Huisvrouw (onder redactie van Thdrèst Hoven) per 5 maanden 50 cent Wekelljkscb bijvoegsel •Wsvddrevut* per 3 maanden 60 cent. AMERSFOORTSCH DAGBLAD Maandag 10 Juni 1918 HOOFDREDACTEUR: M,. D. J. VAN SCHAARDENBURQ UITGEVERS: VALKHOFF C. BUREAU: ARNHEMSCHE POORTWAL. hoek utrcchtschkst*. INTERCOMM. TELEFOONNUMMER 613 dienstaanbiedingen 1-3 tegcla 0J0. gtoo|c uur plaatsruimte. V0ot handel en bedrijf bestaan aeer roordeellge bepalingen !ut hel herhaald adven teeren In dll Blad, bij abonnement Een» circulair^ bevattende de voorwaarden, wordt op sanvraai toegezonden. Politiek Overzicht De wereldstrijd In het westen. VI (Slot). Nu de derde periode van het groote Duit- sche offensief in het westen, dat den 21en Maart is begonnen, voorbij is en de strijd tijdelijk weer tot rust is gekomen, is bet goed zich te herinneren wat aan de zijde van de Entente is gezegd, voordat die strijd- periode begon. Wanneer men daarmee ver gelijkt hetgeen na bet einde na dien strijd aan dezelfde zijde wordt gezegd, dan is mis schien daaraan een draad vast te knoopen bij de beoordêeling van de vraag of de nu voorloopig weer tot stilstand gebrachten strijd gevolgen zal hebben, die van invloed zijn op den verderen loop van den oorlog. Den 24en Mei, dus onmiddellijk vóór het begin van den laatsten Duitschen aanval, heeft Lloyd George in Edinburg het woord gevoerd en hij heeft toen gezegd: „Wij staan aan den vooravond van een zeer groo- ten strijd. Niemand, die in den strijd gaat, moet bluffen over den uitslag. Maar ik ben gerechtigd ir dit te zeggen: Ik heb de meeste mannen gesproken, die verantwoordelijk zijn voor de leiding aan deze zijde, en ik heb het recht u te zeggen, dat zij, die het best weten wat de vooruitzichten zijn, het meeste vertrouwen hebben in den uitslag. Van het oogpunt uit van 't maken van het meest effectieve gebruik van de geheele macht der alliantie voel ik mij gelukkiger dan ik geweest ben sedert het begin van den oorlog. Nu wij het derde stadium nade ren van den grootsten slag, die ooit gestre den is op deze aarde voor de grootste zaak waarvoor ooit slagen zijn geleverd, vervult de gedachte mij met vreugde, dat wij aan het hoofd van de krachten der vrijheid een man hebben van het bevelvoerende genie van generaal Foch. Met dat al zullen wij totdat het Amerikaansche leger in goede sterkte aankomt, een tijd van groote zorg hebben. De Duitschers weten, evenzeer als wij, ^dat hunne hoop, gelijk onze vrees, ge concentreerd is op de eerstvolgende weken. Voor hen zoowel als voor ons is het een wedloop tusschen generaal Hindenburg en president Wilson, en de Duitschers spannen alle spieren om. het eerst en voordat de Amerikaansche hulp onder het bereik van de gèallieerden is, aan den eindpaal te zijn. De tijd, die onmiddellijk voor ons ligt, is daarom vol zorg." Het waren dus twee -dingen, waarop de Britsche eerste minister den 24en Mei zijne gunstige verwachtingen over den strijd, die toen aanstaande was, vastknoopteVoor eerst het feit, dat ean het hoofd van de ver- eenigde Engelsch-Fransohe strijdmacht een veldheer stond van het genie van generaal Foch, en in de tweede plaats het vooruit zicht op de uit Amerika te verwachten hulp, al werd de vreugde daarover getemperd door de zorg, die de gedachte bij hem ver wekte, dat in den eersten tijd nog niet op die hulp was te rekenen, zoodat de geallieer den voorshands nog alleen aan den Duit schen aanval het hoofd zouden moeten bieden. Nu is de aanval voorbij, die aan-de Duit schers een terreinwinst van ruim 3000 KM2, heeft verschaft en hunne linie naar het Zuiden vooruit heeft gebracht tot aan de Marne en in het Zuidwesten tot een kleine 70 KM. van Parijs. In eene rede, die hij verleden Vrijdag te Londen heeft ge houden, vindt men den indruk weergegeven, dien de uitkomst van dezen strijd op hem heeft gemaakt. Wanneer men die rede van 7 Juni legt naast die welke twee weken vroe ger geh-ouden is, dan vindt men naast pun ten van overeenstemming eei\ zeer opmer kelijk verschil. De lof aan het Amerikaan sche leger ontbreekt ook ditmaal niet; wat Lloyd George bij zijn jongste verblijf in Frankrijk van zijn ambtgenoot Clemenceau heeft gehoord over de houding van de Ame rikaansche troepen in den strijd, is voor hem een reden van bemoediging. De weten schap, -dat als zij in de strijdlinie verschij nen, zij zullen strijden op eene wijze, die de groote traditiën van het Amerikaansche volk waardig is, is, zoo zegt hij, „op zich zelf een bron van steun en eene be moediging voor allen, die met angstige har ten den strijd, die voortgaat in Frankrijk, gadeslaan." Wat ditmaal wel ontbreekt, is de hulde aan het bevelhebbersgenie van generaal Foch. Daarover wordt nu het stilzwijgen be waard, en niet zonder reden, want de neder laag-van de onder Foch's opperbevel staan de strijdmacht heeft op pijnlijke wijze aan het licht gebracht, dat met het eenheidsfront, dat na veel inspanning aan de zijde van de Entente is verkregen, het toovermiddel niet is gevonden om de overwinning aan de vaan der Ententelegers te hechten. Een vurige lofrede heeft Lloyd George ge houden op dè eensgezindheid, die de ver bonden Engelsche en- Fransche natiën sa men verbindt; hij wekt hen op om daarin te volharden en zegt: „Laat ons één volk zijn, één in doel, één in moed, één in het besluit om nooit te wijken tot het .einde toe. Laat ons als een golfbreker staan tegen den vloed en, als God het wil, zullen wij hem breken." Deze ontboezeming bevestigt wat reeds vernomen is uit den mond van Clemenceau en door het besluit van den oppersten oor logsraad der geallieerden, dat de regeer ders der geallieerde volken volharden in hun besluit om, in afwachting dat Amerika zal kunnen optreden met eene voldoende macht om de schaal te doen omslaan, den ongelijken strijd voort te zetten. Maar hoe deniken de volken zelf er over? De vraag laat zich niet afwijzen of de nu reeds zoo dik wijls op de slagvelden in het westen opge dane ondervinding ten slotte niet in het volk doordringt. Toen de eerste tijding ontvangen werd van het groote échec der vereenigde Engelschen en Franschen aan den Chemin des Dames, schreef de Neue Freie Presse: „kïebben de Franschen na zoovele slechte ervaringen nog altijd niet het inzicht, dat de politiek van den ouden Clemenceau, die an den oorlog niet wil afzien, verderfelijk is en dat andere menschen en andere gezind heden noodig zijn om het land te redden? Gelooven de Engelschen en de Franschen nog de eindoverwinning, die zij in vier jaren niet konden bereiken en die door zware nederlagen steeds meer onbereikbaar wordt? Wanneer heden de wereld met zulk een spanning en met zoo smartelijke ge voelens de tijdingen volgt, die berichten, dat de leden van de edelste volken der we reld elkaar wederkeerig verscheuren, dan toont zich jn deze stemmingen ook het ver langen te vernemen of de slag eene poli tieke, scheppende, vredebrengende uitkomst zal hebben." De oorlog. De strijd in het westen is weer oplevende. In het gebied ten W. vap de Oise, tusschen Montdidier en Noyon, en ook tusschen de Oise en de Aisne is een strijd aan den gang. Volgens het bericht van gisteravond uit Berlijn is de hoogte Gury met de daarbij aansluitende vijandelijke liniën veroverd. Overigens had de strijd slechts plaatse lijke beteekenis. Londen, 8 Juni. (R.) Het weekblad Field bevat een belangwekkend artikel van generaal Foch, waarin hij den weg aangeeft, die tot de overwinning moet leiden. Foch schrijft het volgende: „Er is slechts één middel om den modernen oorlog te beëindi gen en den \ijand onzen wil op te leggen, n.l. de vernietiging der vijandelijke, georga niseerde strijdkrachten. Deze vernleitiging wordt volvoerd door een slag, die den tegenstander verplettert door ztjn legèrbevel te desorganiseeren, de discipline te vernielen en de gevechtskracht zijner eenheden tot nul terug te brengen. Ons eerste axioma moet zijn, dat geheel en al te volbrengen* De slag moet niet zuiver verdedigend zijn. Een verdedigend optre den, hoe goed ook geleid, brengt de over winning niet en wanneer de leider er van wordt overwonnen, moet hij het geheele spel opnieuw beginnen. Het is dus duide lijk, dat alleen eer. offensief, hetzij onmid dellijk begonnen, hetzij volgende op een defensief, resultaten kan geven. Het behou den van onze stellingen alleen is niet syno niem met overwinnaar zijn. Ja, zelfs onze nederlaag zou hierdoor worden voorbereid, wanneer wij blijven waar wij zijn en niet tot het offensief zouden overgaan. Ten einde de aanvalsrichting te bepalen om de plannen dés vijands te verijdelen en hem te beletten dezelfde manoeuvre uit te voeren, moeten wij talrijke gevechten leve ren, welke ieder ten doel hebben een bepaald aangewezen doel te be reiken. Daar er echter geen twijfel aan bestaat, dat dc- beslissende aanval het allesbeheerschende moment van den slag is, moeten alle andere ikrijgsopetatiën, waaruit de slag bestaat, uilsluitend uit dat gezichts punt beschouwd en voorbereid worden. Alle krachren, welke dezen aanval vergemakkelij ken en tot ontwikkeling helpen brengen, moeten in verhouding tot hunnen omvang en capaciteit worden aangewend. Hiervoor is het noodig dat een zoo groot mogelijk aantal manoeuvreervaardige troepenmossa's in reserve worden gehouden. In den grooten manoeuvre slag moet de reserve, d. w. z. de gereed staande, georga niseerd opgesteld zijn om op het juiste oogenblik voor den beslissenden stoot aan gewend te kunnen worden. De reserve moet met de grootst mogelijke zuinigheid worden gebruikt opdat de knuppel zoo sterk mogelijk en de slag, die er mee wordt toege bracht, zoo hevig mogelijk kan zijn. Wan neer de reserves aan het einde van den slag, zonder eenige bijgedachte om ze te sparen op het juiste tijdstip en het richtige punt in het gevecht'worden geworpen, bren gen zij door hun geweldige aanvalskracht de beslissing." Onze strijdkrachten bereiden zich voor en richten al hun efiergie op het bereiken van dit hoogste doel. Door den schijn moeten wij ons niet laten bedriegen. Ofschoon de teorie faalt wanneer zij door zwakke handen wordt toegepast en wanneer bijkomstige dingen de aandacht van de hoofdzaak afleiden, leeren de geschiedenis en de rede, dat er in den slag maar één be- heerschend moment is, n.l. de beslissende aanval, die alleen de mogelijkheid schept het gewenschte resultaat te bereiken en den tegenstander totaal te verslaan. B e r 1 ij n, 3 Juni. (W. B.) In -de laatste gevechten in hét Westen hadden de Fran schen, die te voren reeds tengevolge van de Engelsche nederlagen in Maart en April zeer zwaar hadden moeten bloeden, op nieuw groote verliezen, behalve aan gevan genen, ook aan dooden. gewonden en ver misten. De regimenten 413, 414 en 416 verloren ongeveer 60 pet. van hun effectief. Bijzonder zwaar heeft het 414e regiment bij nuttelooze tegenaanvallen gebloèd. Het 93e regiment heeft ook meer dan 60 pet. ver loren, terwijl de Turco's en de Afrikaansche negers dooreengenomen zelfs 70 pet. ver liezen hadden. Bij de nieuwe samenstelling van het bu reau van den rijksdag, die noodig geworden is door het overlijden van den voorzitter Kaempf, is tot voorzitter gekozen het lid van het centrum Fehrerobach. Het aantal onder voorzitters is van twee op drie gebracht en naast de beide onder-voorzitters, 'die herko zen zijn, is gekozen de sociaal-democraat Scheidemann. Uit eene mededeeling van de Vorwarts is af te leiden, dat als het nieuwe bureau zich aan den keizer zal voorstellen, de sociaal-democratische onder-voorzitter daaraan zal meedoen. B uk a re s t,-7 Juni. (W. B.) Bij de ver kiezingen voor het Rumeensche parlement, dat uit twee senaatscolleges en drie Kamer colleges gevormd wordt, werden gisteren ge kozen 66 candidaten van de regeering en drie aanhangers van Carp: namelijk Carp zelf, zijn zoon Gregorius Corp en de oud-mi nister Venitescu, verder generaal Averescu als onafhankelijke. De verftiezingen verloopen kalm, zonder incident. De zittingen van het parlement, die d$n 17en Juni zullen beginnen, worden in den nationalen schouwburg te Jassy gehouden. Moskou, 30 Mei. (R.). De volkscom missarissen hebben den staat van beleg in Moskou afgekondigd wegens de ontdekking van een contrarevolutionair complot om de mocht te brengen aan de kapitalisten en grondbezitters. Londen, 7 M e i. (R.) Wij vernemen, dat de Chineesche regeering heeft besloten alle onderdanen van vijandelijke staten uit China te deporteeren. Het is mogelijk, dat zij naar Australië gezonden zullen worden, omdat men wenscht hen te brengen naar een klimaat, overeenkomende met dat in hun eigen land. Het eenige bezwaar hierte gen is gelegen in de transportkwestie. Londen, 9Juni. (R.) Een telegram uit Washington meeldt, dat de totale productie van tarwe zal zijn 931 millioen bushels, het geen 30 pet. meer is dan verleden jaar. Verspreide Berichten Rome, 9 Juni. (Stefani.) Gisteren zijn 35 personen gedood en 100 gewond bij een ontploffing in een kruitfabriek te Castellazzo Bollate in de provincie Milaan. De materieele schade is zeer gering. Kiev, 7 Juni; (W. B.) Het aantal doo den bij de ontploffingsramp van gisteren is nog niet vastgesteld, maar zal wel 100 be dragen. Het aantal gewonden wordt opge geven als 600 700, waaronder 500 aan glasscherven. Oost-lndlê. Opstandige Alloerea. De correspondent te Semarang der N. R. Ct. seint: Aan de Locomotief wordt ge meld, dat twee Alfoersche stammen in Weda (Halmaheiro) in opstand zijn geko men. De gewapende politie is er vandoor ge gaan. Welk een omvang het verzet heeft en hoe de toekomst is, is tot dusver niet met juistheid bekend De Staatscourant van 8 Juni bevat o.a. de volgende besluiten benoemd tot notaris te Haarlem H. J. L. D. van Doesburg, candidaat-notaris te Nij megen; op verzoek eervol ontslagen met dankbe tuiging jhr. mr. J. Schuurbeque Boeye aTs rechter in de rechtbank te Utrecht; benoemd tot beambte bij de bibliotheek der Vee-artsenijkundige Hoogeschool te Utrecht J. J. H. de Rooze, aldaar, thans tij» delijk bediende. met ingang van 1 Juni benoemd tot con troleer end geneeskundige bij de Rijksverze keringsbank J. Idzerda, te 's Grnvenhage; aan mr. J. B. de Klerk, met Ingang van 1 September a s. op zijn verzoek nerval unt- sltig verleend als commies-red ïcteur bii dc Visscherij-inspettie. benoemd tot kantonrechter-plaatsvervangor in het kanton Leeuwarden, mr. L. J. van Apeldoorn, advocaat en procureur te Leeuwarden benoemd tot kontonrechter-plautsvervangcr in het kanton Assen, mr. M. S. Kulma, advocaat en procureur te Assen op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van rcchter-ploatsvervangcr in de arrond.-rechtbank te Zierikzee, uan mr. D. JL Jongeneei, onder donkbetuiging voor de als zoo- dapig bewezen diensten tot wederopzegging benoemd tot pluatsver* vanger van den districtsveeurts wien Rotterdam als standplaats is aangewezen, dc veearts A. J. Holtz, te Gorinchem, onder toekenning van ge lijktijdig eervol ontslag als plaatsvervanger van den districtsveearts wien 's-Hertogenbosch als standplaats is aangewezen. Dc gewone audiëntie van den Minister van Oorlog znl op Donderdag 13 Juni a.s niet plaats hebben Minister Loudon. In de Nieuwe Courant komt voor een inge«« <zonden stuk van den heer K. Vos te Middel stem, getiteld: „Minister Loudon". Schrijver begint met te wijzen op de ongemotiveerde vrijmoedigheid, waarmee velen in den lande er niet voor teruggedeinsd zouden zijn om, als de vrede eens wat dichter bij ons was gekomen, een opvolger voor minister Lou don te zoeken. Ds. Vos betoogt dat vooral met de vrede in het vooruitzicht het drin gend noodig is dat onze buitenlandsch© staatkunde tijdens de vredesonderhandelin gen geleid wordt door jhr. Loudon. Niemand beter dan hij zou de verwikkelingen, die voor ons land verstrekkende gevolgen zou den kunnen hebben, kunnen ontwarren e» als we iemand dankbaar kunnen zijn, dan is het wel onzen minister van buitenlandsch® zaken. Wij moeten hopen, dat in ieder geval ge tracht moet worden het groote gevaar af te wenden, dat er in zou zijn gelegen, wanneer jhr. Loudon heenging op een tijdstip waarop er nog oorlog was. Schrijver wijst verder op de onbillijkheid waarmee het Nederlandsche volk handelt ten opzichte van dezen bekwamen staats man, omdat haast niemand zich de moeite, geeft eens te bedenken op welk een voor treffelijke wijze hij de neutraliteit van om land al die oorlogsjaren heeft weten te bo» waren. Na nog met vreugde geconstateerd t« hebben, dat deze leidsman, die misschien niet altijd naar den zin van oaze zes-en-een half millioen inwoners heeft gehandeld, toch' het vertrouwen der gansche natie bezit, goal schr. aldus voort: „Wordt er wel aan gedacht, dat er in N<m derland maar één man is, die alle quaestiea tijdens dezen oorlog voorgekomen tusschen eenige oorlogvoerende mogendheid en Ne-, derland haarfijn kent, tot in alle détails die de draagwijdte kent van etk vroeger geno men besluit, die het onderling verband tes* schen alle genomen besluiten weet, die do mentaliteit der regeeringen der oorlogvoe rende mogendheden heeft doorgrond, die gesondeerd heelt in elk buitenlandsch kabï* nét; en die ééne man is Loudon. Hoe zoil het gaan indien hij terugtrad en een opvoL Wat anderen van u zeggen, maakt u niet beter of slechter. Roman door ERIK LIE. Geautoriseerde vertaling uit hel Noorscli door A. M. van'dcr Lihdc n—v an Eden. 2<i „Juffrouw Margot, juffrouw Margot!" klonk het haar le^moet, toen zij naderbij kwam. Eén der spelenden, de ingenieur Ilusum, opende galant voor haar de poort der om- raslcring. „Ik ben doodmoe. Husum," riep zij terwijl vlij het hoofd schudde. ,Ik verzeker ik heb me bijna doodgeloo- pen. Kom iiever hij mij op de bank zittcn^en gezellig wat met me pralen. Ik moet je nog iets van gisteravond vertellen." De kleine, gezette, joviale Husum liet zijn spel aan een ander over en ging met Margot mee. stelde hij voor. „Ik zal één van de kleine zij kamertjes bespreken, dan zijn wij geheel onder ons.*' Margot's oogen schitterden. Dat zou vreeselijk aardig zijn, maar dan moet jij opbellen en hel zeggen. Drie dagen heb ik nu al niet thuis gegeten, en moeder vindt het naar. Ik vind het zelve ook niet zoo als het hoort. Maar wat zal je doen, anders verveel ik me zoo verschrikkelijk I" „Leven en laten leven, juffrouw Margot," riep Husum uit en ging met haar naar dc tclefoonkiosk. „Iloe laat zou het zijn?" vroeg zij. „Hé, is dat etensuur thuis niet hel ergste wat er is, Husum?" „Nu ja, dat hangt er van af wat men te eten krijgt." zei de jonge ingenieur lachend. „Och. zeker koolsoep en vleeschkoekjes en «oo meer..." Eerst tegen den avond vertoonde Margot zich op den drempel van haar tehuis. Angstig en heel stil sloop zij dc*i trap op en haastte zich naar haar kamer om zich te verkleeden. Zij wilde haar moeder ontwijken, die nu een maal zoo ziekelijk ouderwetsch was met haar zedepreeken en vermaningen en al die din gen. Erg vervelend en pijnlijk was het zoo doende. Zij schrikte en zette een doodonschuldig gezicht, toen zij iemand in de eetkamer hoor de. „Je blijft vanavond toch zeker thuis, Mar got?" klonk moeders stem vol bezorgdheid in dc deur. „Ik moet nog even weg, ze wachten op mij en vader komt ook. Waar is mijn nieuwe kanten kraag, moeder?" Margot trok de eene na de andere lade uit. „Kind, ik zal er toe moeten komen om met je vader over dat eeuwige uitvliegen te spre ken. Een jong meisje van jouw leeftijd moet zich niet zoo aanbieden. De menschen begin nen er over te praten, Margot. Je bent nooit «Eat met mij ia hotel, juffi uuw Margot," i thuis, 's middags noch 's avonds. En denk je -er nooit eens aan, waarop dat uitlpopen moet, wanneer je steeds nu hier dan daar met jonge heeren wordt gezien? Om niet eens te spreken over de zorg die het mij veroorzaakt Je kan toch weieens een klein beetje om je moeder denken!" „Och, 't is alleen in een lijd als deze, moe der! We hebben zooveel pret daar met elkan der." kwam er smeekend uit i.En denk je cr nooit eens aan dat je toch iets moet doen in de wereld?" ging haar moe der voort. .En zoo'n modepop van een jong- mensch is het ergste wat ik ken." „Waarom praat u er dan niet met vader over, moeder?" antwoordde Margot boos, ter wijl zij haar handschoenen aantrok „wan neer u mij niet eens het kleine genoegen gunt om naar de Kurzaal tc gaan waar alle ande ren zijn, en ik vind er toch mijn eigen vader." Marina klemde haar handen inéén. Zij voelde dal de zedelijke invloed, dien zij tot nu toe op haar kinderen gehad had, haar begon te ont glippen, en dit bezorgde haar zulk een angstig, pijnlijk gevoel. Haar woorden en haar waarschuwingen hadden geen val meer op hen. Zij waren als pijlen, die in den nevel verdwenen. Haar woorden waren als vergeefsche angstkreten in de woestijn... Zij had behoefte aan den raad van haar kinderen. Zij waren nu volwassen, maar zij vond geen steun bij hen. Zij fladderden rond in den zonneschijn als zorgelooze zomervo gels. En juist nu... Zij bleef in den lichten avond op en neer loopen en dacht en peinsde over wat er ge beurd was. Skallerud, haar procuratiehou der, had in de laatste jaren dikwijls zijn wensch te kennen gegeven om de heelc zaak over tc nemêü, Zijn vader bad zün hoeve bui ten de stad verkocht en de zoon scheen nu geld tc hebben. Vandaag had hij opnieuw een bod gedaan, dat finanlieel niet alleen aannemelijk maar zeer voordcelig was. Hij wilde alles koo- pen: het huis met den grond, de pakhuizen en den inventaris, met actief en passief- Zou het verstandig Van haar zijn zijn aanbod af te slaan? Was htiar positie van dien aard dat zij verantwoord was wanneer zij weigerde? Juffrouw Sneve had reeds -vroeger den deli- catessenhandel overgenomen, en nu kwam Skallerud. Die zou, als hel ware, het dak boven haar hoofd wegnemen. Zij, die zich juist zoo veilig had gevoeld in haar ouderlijke woning als een slak in haar huisje, zij zou verdreven worden, beroof<f van wat haar lief was, be roofd van haar werk en alleen de wereld ingaan, met niets (lan een chèque-boek in haar handen! Marina was er zich van bewust dat zij aan een keerpunt van haar leven was gekomen. Het was zoo hard, zoo bilter, zoo ongelooflijk moeilijk een besluit tc nemen, en dan nog de zedelijke verantwoordelijkheid... Het was over elven. Het licht kroop langs den vloer. In de verte hoorde men muziek uit het park. Mevrouw Marina zat hij haar werktafeltje cn bekeek Leifs trui om te zien hoe zij die het best zou kunnen herstellen. Hij was thuisge komen, druipnat en met gescheurde kleeren. Na gegeten te hebben was hij naar bed ge gaan en ingeslapen op zijn heldendaden. Ja, die jongen, die jongen! Leven en gang zat er wel in hem, als hij maar aanpakken en leeren wilde, Buiten on straat hoorde zij gelach cn ge praat. M herkende Thorvalds stem. Er .waren blif.^aur eenige jougelui, bij elkaar ea zij bleven op het trottoir voor het huis staan» gewikkeld in een druk en luid gesprek. Eindelijk viel de deur met een slag dicht ert even daarna trad Thorvald binnen. „Is u nog op, moeder," begroette hij haar met een eindje sigaar in den hoek van zijnt mond. „Hebt u ook wat bier voor mij, ik heb zoo n dorst. "Wij zijn wat blijven plakken iH de club en daarna hebben wij baccarat ge* speeld. Ik heb maar .aldoor gewonnen,'1 hij rammelde met het geld ia zijn zak. „Is dat wel goed, Thorvald?" vroeg zijd moeder zacht. Zij ging naar de eetkamer om een glas ea een fteschje Pilscner te halen, dat zij voor hem neerzette. „Vroeger werd er niet om geldr: gespeeld, in ieder geval niet in goede krin*j Sen*" 1 „Wat is u toch naief, moeder," riep hij ul^j terwijl hij het bier inschonk. „Gelooft u wer< kclijk, dat onze voorvaderen met een kopje •thee of melk aan de speeltafel zaten? Neen»- hoor. U moet vader maar eens vragen, datf zult u eens wat hooren. Hij was in zijn jeugd ook geen heilige „Ik maak mij maar zoo angstig, Thorvald,1 'zei zijn moeder met bevende stem, „er is zod weinig ernst in dc jeugd, 't Is of de aarde on* der je voelen wankelt; alles draait slechts oni geld en vermaak." Er volgde een stilte, waaronder Thorvald met de duimen in de mouwen van zijn ves< heen en weer schommelde met het eene been over het andere, als onderging hij een ge* duldproef door naar haar woorden te luiste* ren. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 1