(loot* dc Deugd. Een vaoantie op Z<yinen- heuvel. Kaar hel Engclsch van A. Swan. Vertaald Öor C. II. HOOFDSTUK IX. SIoL Toen Frans den volgenden morgen wakker .werd, wist hij, dat er iets heel akeligs ge beurd was. Het duurde dan ook niet lang. of hij wist wat het was. Hij stond op, keek uit het raam en was blij, dat het regende, want /jen heldere lucht en zonneschijn zouden een le groote tegenstelling vormen met zijn som bere gedachten.-Geheel tegen zijn gewoonte in talmde hij met zich aan le kleeden, want hij jvoelde, dat als hij naar beneden ging, hij Grootvader en Tante Ellen niet zou durven aankijken, voordat hij hun alles verteld had. SToen hij bezig was zijn haar te borstelen, werd Harrv wakker en keek slaperig rond. „Zeg Frans, denk er aan, dat je niels zcgU anders worden we aiog in de gevangenis ge zet,'' zei Harry angstig. „Het hindert niels, dat ae denken, dat hel door een vonk uit een pijp kwam. Dal zou immers ook best gekund heb ben." „Och, ik weet liet niet. Maar zóó houd ik het niet langer uit. Ik zou nog liever naar de ge vangenis gebracht worden dan mc nog lan ger zoo ellendig tc voelen," antwoordde Frans. „En als Grootvader mc wat vraagt, zal ik hem zeggen, dat wij het gedaan hebben." „Dan ben je een valsche jongen," zei Harry op knorrigen toon. „Ik vertel het in geen ge val cn ik hoop maar, dat Grootvader er niet naar vraagt." Frans zuchtte cn ging mei een somber ge richt naar beneden. Er was nog niemand in de eetkamer, hoewel het ontbijt al op de tafel klaar stond. Binnen een paar minuten kwam Grootvader binnen, onmiddellijk gevolgd door Tante Ellen en Annie. Nellie ontbeet nog al- lijd op Tante Ellen's kamer, waar zij sinds het ongeluk ook sliep. Juist toen allen zaten en met ontbijten wilden beginnen, werd de post binnengebracht cn de beide jongens waren verlicht bij het zien van het grootc aantal brie ven, dat Grootvader cn Tante Ellen kregen, toodat hun aandacht er gcduFcndc het ontbijt 3oor in beslag werd genomen. Grootvader was 'den brand echter niet vergeten. „Wisten jullie, dat er gisteravond brand was op Populieren-hoeve, jongens?" vroeg hij, doch zonder hen aan te kijken, want hij was oog in zijn brieven verdiept. „Ja Grootvader, wc zagen hel, vanuit het raam van onze slaapkamer," haastte Harry zich le zeggen, „Zoo. Werd het dus niet ontdekt, vóór jullie weggingen?" zei Grootvader min of meer ver strooid. „Nee Grootvader,antwoordde Harry zon der blikken of blozen, doch Frans liet zijn hoofd steeds lager zakken en had een gevoel, nlsof hij maar het liefst onder de tafel had Avillen kruipen van schaamte. Want was zijn wijgen niet even erg als Harry's leugen? „Dat doet me plezier. Ik was al bang, dat uliie er schuld aan liadt,zei Grootvader nu. ,Het spijt mij voor den armen Hursl. Hij heeft ijn twee mooiste hooibergen verloren en ze waren niet verzekerd, Wel Ellen," ging hij tegen zijn dochter voori, „van wie heb jij brie ven?'' Het gesprek liep daarna over heel andere dingen en over den brand werd niet meer ge sproken. Tante Ellen, die met haar gedachten nog bij haar brieven was, lette niet bijzonder op Frans, hoewel hei haar niet ontging, dat bij niet veel eetlust scheen le hebben. Oogstfeesten en laat naar bed gaan is niet goed voor kleine jongens, zie ik wel," zei zij beril „Ik geloof, dat je de tafel van moeder li-tr# gisteravond tc veel eer hebt aangedaan en nu niet veel trek liebt. Frans. Je voelt je toch vvel goed?" „O ja, best. Tante,'* antwoordde Frans met een flauw' glimlachje, terwijl Ilarry hem bc- fcekenisvol onder de tafel op zijn voet trapte, uit angst dal Frans de waarheid zeggen zou. Toen iedereen klaar was met ontbijten, had dc regen opgehouden cn begon de lucht tc breken. Het was slechts een voorbijtrekkende bui geweest, die de slof van de boomen en het gras had afgespoeld, zoodat gilles er weer even fi isch uitzag als in het voorjaar. Bedroefd liep Frans naar buiten. Hij stond daar met zijn liandcn in zijn zakken, alsof hij niet wist, .wat hij doen zou. Grootvader ging met de dogcart naar de stad. een tocht, waarop één der jongens hem altijd mocht vergezellen, en daar Frans den laatsten keer was meegeweest, was het nu Harry's beurt. Frans zag zijn grootvader cn zijn broertje wegrijden zonder ook maar eenigszins jaloerscli op den laatste le zijn, iels dat hij gewoonlijk wel was, want er bestond voor hem niets zóó heerlijk als een ritje met Grootvader, wien hel gebabbel der jongens nooit verveelde, en die hun vragen altijd vol geduld en belangstelling beantwoordde. Toen de dog-cart uit hel gezicht verdwenen was, dwaalde Frans rond achter het huis en zag hij, dat Tante Ellen bezig was de kippen le voeren. Vandaag echter kon hij niet lachen om de grappige pogingen van écn der kleinste kippen, die het ontbijt van den grooten haan onder diens oogen trachtte weg tc halen. „Ik geloof, dai er wal aan hapert, jongen," «ei. Tante Ellen, terwijl zij hem vriendelijk aankeek, want zij was hel hcclemaal niet van Frans gewend, dat hij zoo stil zijn gang ging, zonder zelfs een woord te zeggen. „O, ik voel mc best, Tante," zei Frans op nieuw en zich omkeerende liep hij den stal ■binnen. Een uur later, toen Tante Ellen met haar werkmandje vóór hel open raam in dc eetkamer zat. kwam Frans binnen en ging naast haar zitten. „Tante.'" „Ja jopgen." .},M$j?; „Mag ik u iels vragen?" „Zeker.'»" „Denkt u, dat hel even erg is ceri leugen bij Je zelf tc denken als er een *tc zeggen?" „Bedoel je: de waarheid tc verzwijgen, Frans?'" „Ja Tante. Ik bedoel, dat je iemand dopr je zwijgen in de* meening laat, dat hij de waar heid weet." ..Zeker jongen, ik begrijp je heel goed," ant woordde Tante Ellen. „En voor God is hei na- liiWJijk i ven erg. Je \vecl, dal hij ook onze ge dachten ként." „Als ik hel gedaan liad, zou God mij dan vergeven, denkt u. Tante?" Zeker Frans, als je ernstig berouw Jiadt," antwoordde Tante Ellen, die begreep, dat de jongen op hel punt was een bekentenis tc doen. „Ik denk "niet, dat een ridder 'iels zou ver zwijgen. als hij de waarheid zeggen moest; is hcL wel, Tante?" vroeg Frans nu. „Nee, hij zou daarvoor lerugsclirikken. Een ridder zou nooit zoo laf willen zijn, Frans." „Dar, ben ik geen ridder, want ik zweeg wel Tante. Het waren geen vonken uit een pijp, die de hooibergen in brand hebben gestokeu. Ilarry en ik waren het. We hadden ieder een lampion uit de schuur meegenomen om bui ten een fakkeloptocht tc houden. en het woei jfoo hard enne die van Harry woei hem uit de hand en en stak een bos stroo in brand,snikte Frans het plotseling uit ..Toen zijn wc hard naar huis geloopcn cn in bed gekropen cn we wilden er niets van ver- teilen. maar ik kon het niet langer verzwij gen. Ik voelde mc zoo diep ellendig. O Tante, denkt u, dat God en Grootvader erg boos zul len zijn? Het spijt mij zoo vreesclijk en ik wil wel naar dc gevangenis, als Jaap Hursl het aan den burgemeester vertelt." Er kwam een vriendelijke trek op hel ge laat van Tante Ellen. „Mijn beste jongen/1 zei zij ernstig, „je hebt iets heel ergs gedaan, dat door Grootvader of je vader vergoed zal moe ten worden. Maar ik ben blij, Frans, dat ie Y°or de waarheid bent uitgekomen, hoewel ik gedacht had, dal je tc eerlijk zou zijn om die ook maar één nacht te verzwijgen." „O Tante, ik zal het nooit, nooit meer doen, zoo lang als ik leef!" riep Frans boetvaardig uit. „En als ik groot ben, zal ik hard werken om Grootvader of Vader het geld terug tc ge ven. dal zij aan Hurst moeten betalen." „Grootvader zal heel boos zijn, vooral op Harry, die vgnmorgen zoo vreesclijk gejokt heeft, zei Tante Ellen. „Er is niels waar Grootvader zoo'n hekel aan heeft als aan bedrog en onoprechtheid." „Wat hebben wc al veel verkeerde dingen gedaan, sinds we hier kwamen! Ik zou ze niet eens kunnen optellen," zei Frans berouwvol. „Ik hoop maar, dat Grootvader ons straffen za), want dal is gemakkelijker tc verdragen dan uw bedroefde oogen, waarmee u juist kijkt zooals Moeder, als we haar verdriet heb ben gedaan." De oogen van Tante Ellen vulden zich met tranen. Haar hart klopte warm voor den jon gen. Zijn gevoeligheid en zijn strijd, nadat hij iels verkeerds had gedaan, trok haar sterk in hem aan. Éénmaal zou hij een goed mensch worden, een echte ridder, waarnaar nu al door hem gestreefd werd. Zij nam zijn hoofd lusschcn haar handen, kuste he*m op het voor hoofd en zei zacht: „Ik geloof, dat Grootvader hel je vergeven zal Frans. Hij zal begrijpen, dat jc er heel veel verdriet van hebt gehad." Grootvader was heel boos, vooral op Harry, en hoewel hij Frans vergaf, omdat deze zoo ruiterlijk voor de waarheid was uitgekomen, ■meende liij hem toch zijn straf niet te moeten Kwijtschelden. Hij zond oe beide jongens niettegenstaande Tante Ellen voor Frans pleit te naar huis. Eerst nam hij ze echter meo naar dc Populieren-hoeve, waar zij Jaap Hurst, dien hij beloofde de schade te zullen vergoeden, hun spijt moesten betuigen. Grootvaders strengheid was een heilzame les voor beiden, vooral voor Ilarry, die thuis maar al te dikwijls zijn verdiende straf ont liep. Zoo was het verblijf op Zonnenheuvel plotseling geëindigd voor Frans en Harry en werden zij den volgenden dag naar huis ge stuurd. terwijl Annie en Nellie achter bleven. Natuurlijk hoorde Moeder dc hcele geschie denis uit den mond van Frans, cn zij zei en kele liefdevolle woorden tegen hem, die hij niet licht vergelen zou, hoe oud hij ook werd. En Frans nam zich stellig voor, 'dal als zij het volgend jaar weer op Zonnenheuvel moch ten terugkomen hij al zijn best zou doen om den last en de moeite, welke bij Grootvader en Tante Ellen bezorgd had, weer goed le maken. Do geschiedenis van den weerhaan. „Ik ben bet kostbaarste van den heelcn kerk toren," rei dc spits, „omdat ik hel aUerhooa- ste sla/' Dit werd slechts uit de grap gezegd, want het was daar boven vrij saai. Maar de weer haan nam de zaak ernstig op. „Maar ik,'- zei hij, „ben het voornaamst, daar alle menschen naar mij opzien, wanneer zij willen welen, w aar de wind vandaan komt. Voorts sla ik nog liooger dan de torenspits; ik bekroon haar, geef haar eigenlijk pas het ware aanzien. Wanneer de zon op mijn gouden veeren schijnt, fonkel ik zóó, dat men mij uren ver zien kan." ,^Kraai maar niet zoo hoogmoedig," ant woordde de spits. „Wat zou je beteekenen, als ik jc niet droeg, niet stevig vasthield? Bij elk windje zou je naar beneden vallen, het eerste van allemaal, want je heet niet voor niels: haautje-de-voorste!" „Wat kan 't mij schelen, hoe ze mij noemen! Denk jc, dat ik wat geef om die menschen en dieren daar beneden! Ik kijk van boven op hen neer, dat brengt nif eenmaal mijn hooge stand mee. Maar je weet zeker niet, dat dc menschel altijd heel veel met me op hebben I gehad^en dal zelfs een groot Nederlandsch dichter, de Génesiet, een heel mooi gedicht op me gemaakt heeft." „Dal kan wel zijn," hernam de spits, „maar ik laat mc door zoo'n verzenmaker niet van mijn stuk brengen. Jij hierboven hebt al even veel praats als jc kameraad beneden!" „De wijze Pytagoras," ging dc haan voort, zonder zich om de hatelijkheden der spits te bekommeren, noemde mij: vogel van zon en maan. Mahomed gebood, mij 4c huldigen als den wachter, die de hcmelsche heerscharen wekt. De vrome bouwmeesters der middel eeuwen zetten mijn beeltenis hoog op de spits des torens, boven het kruis. Gregorius de Groo- te zegt van mij: „Een opmerker slaat altijd in de hoogte, opdat hij, hetgeen komen zal, reeds van verre vooruitzie." „Nu, heb maar zoo'n praats niet!'* ant woordde de spits. „Denk jc soms, dat ik niet weet, dat je op de eerste bladzijde van menig eerste leesboekje staal?'! ..Dat is geen schande, maar een eer," ant woordde de haan, „mijn portret moet de jeugd aanmanen, dat hij wie het goede wil, vroeg beginnen moet." Zoo kibbelden dc torenspits en de weerhaan daar in de hoogte, waar toch eigenlijk zuiver der lucht moest heersehen. liet bescheidenst iu dezen strijd hield zich blijkbaar de spits, want deze sprak geen vierde gedeelte der woorden, welke de trotsche haan deed hoo- ren cn eindelijk zweeg de spits heelcmaal, omdat ze in haar dikken, ronden kop dacht: „de verstandigste geeft toe." Tegen den avond kwamen in het Oosten donkere wolken opzetten, die bij het naderen van den nacht den ganschen hemel bedekten. Daarop begon hel le regenen, met dikke, zware druppels en bijna tegelijkertijd zette de wind zijn reusachtige blaasbalgen uit cn begon het te stormen cn de storm werd een orkaan. De orkaan steunde cn huilde, alsof duizenden luchtgeesten hun leed wilden klagen en dc regen kletterde als hagel op de daken, straten, boomen cn velden. Bladeren, takken en dak pannen dwarrelden in de lucht rond als stuk jes papier of bloesems; schoorstcencn werden afgerukt, zoodat zij krakend erf ratelend neer vielen. Het was vreeselijk weer en een storm, xooals er in tientallen van jaren geen om 't oude kerkje, de torenspils en den weerhaan rondgespookt had. Eindelijk, tegen middernacht, kwamen de elementen tot bedaren; uit de vaneen scheu rende wolkenmassa's trad voor enkele oogen- blikken de heldere maan te voorschijn. Wat zij zag? Een gebogen weerhaan, die door den geweldigen orkaan bijna varf zijn zetel geslin gerd was de trotsche vogel, die altijd zoo fier rechtop in het rond gekeken had, hield nu den kop gebogen, alsof hij een armzalig kruimeltje van den aardbodem wilde oppik ken. En de windvaan op zijn rug stond in plaats van loodrecht nu horizontaal! „Wal men al niet ziet en beleeft, wanneer men zoo oud wordt als ik!" zei de maan en hij trok weer het zwarte wolkengordijn voor zijn breed gezicht. Toen de torenspits, die niet de geringste schade geleden had, den volgenden morgen rag, wat er gebeurd was, dacht zij: „De hoo- vaardigen worden vernederd en dc deemoedi- gen verheven." Zij zei echter tfeen woord, dat vond zij niet aardig tegenover den weerhaan, met wien zij in hagr hart toch medelijden had. E«n bengel. Eerlijk gezegd was kleine Jan, of zooals men hem in het dorp noemde. Jonker Jantje, een ondeugende bengel. Toch mocht iedereen hem graag lijden, want ofschoon hij een wilde jongen was, had hij een goed hart. Hij toon de altijd zoo'n oprecht berouw over zijn dolic streken, dat zijn ouders hem spoedig verga ven. Soms echter kon Jonker Jantje liet zóó bont maken, dat Vader en Moeder niet wisten, wat zij met den jongen beginnen zouden. Dan schudden zij ernstig het hoofd en zeiden: „Er komt niets van dien jongen terecht!" Doch gelukkig komt met de jaren het ver sland. Dit heeft Jan ook ondervonden cn hij heeft ingezien, dat men wat beters in het leven te doen heeft,dan dolle streken uit halen. Ja, hij gedraagt zich tegenwoordig zóó verstandig, dat zijn guitenstreken bijna in het vergeetboek- zouden raken. Vóór dit het geval is, wil ik er jullie eenige vertellen. Het leeren in dc dorpsschool ging niet meer. De oude, geduldige schoolmeester verklaarde met een gewichtig gelaat: „Jonker Jan is een oproerig element in de klas; alle kinderen hebben onder zijn overmoed te lijden, 's Zo mers spuit hij hen nat en 's winters bombar deert hij hen met sneeuwballen. Hij vertelt van buitengewoon lange visschen, die hij ge vangen heeft, waarbij hij de armen plotseling uitbreidt, schijnbaar om de lengte tc loonen, waar in werkelijkheid om de wangen der luis teraars eens flink 4e raken. Gisteren bracht hij een jongen hond in zijn schooltasch mee en vandaag twee konijntjes. En dot alles onder de les!" Jan's vader zag in, dat dc jongen strenger toezicht behoefde en hij werd naar een school in het naburig stadje gezonden, waar kleiner klassen waren Dit viel niet bijzonder in Jan's smaak, want hij moest den weg naar school cn terug naar huis tc voel afleggen zijn vader vond hem nog te jong en ondoordacht om te fietsen en daarmee ging veel tijd verloren, dien hij liever met spelen gebruikt had. Bovendien hield hij meer van rijden cn va ren dan van loopen. Kon hij voor het eerste een of andere gelegenheid vinden, dan greep hij die dadelijk aan. Het was hem hetzelfde, of hij een plaatsje op een paard, een boeren kar of een czelwogcntje kreeg, als het er maar flink op los ging. Op zekeren middag scheen hij het al bijzon der te treffen. Zoodra hij buiten dc stad was, zag hinden dikken Joris te paard zitten. „Wel." dacht Jan, „dat is een buitenkansje!" Joris was namelijk do oudste zoon van boer Leem kuil, wiens boerderij aan het goed van zijn ouders grensde, en reeds menigmaal had de dikke, goedhartig, jonge boer, wanneer'hij te paard reed, den kleinen jonker voor zich in 't zadel gezet en hem een eind mee laten rijden. Het was dus en teleurstelling voor den jon gen, toen Joris reeds van verre riep: „Nee, jonker Jantje, vandaag gaat het niet! Ik heb een grooten zak met meel achterop geladen, en moeder wacht er op, omdat ze pannckoe- ken wil bakken." „Ja maar, Joris," antwoordde Jan, „wc kun nen er best met ons drieën op: jij, de zak cn ik! Kom er maar even af, dan zal ik jc wijzen, hoe het gaat!" Om den jongen geen verdriet te doen, kwam Joris, die werkelijk haast had, van het paard af. .Hij nam er ook den zak met meel af, om zijn jeugdigen vriend des te beter in het zadel te kunnen zeilen. Maar nauwelijks zat deze goed, of met een ruk aan den teugel zette hij Bruin aan cn zonder zich om het schreeuwen cn schelden van den gefoplen boer te storen, spoorde hij het vurige dier.tot een snellen galop aan. De dikke Joris kon nu zuchtend cn hijgend achteraan komen. Ilij be zweek bijna onder den zwaren* last van den zak met meel. Aan ieder haar zijner vlas blonde wenkbrauwen hing een parelend zweet druppeltje,, dat zoowel door den last op zijn rug, als door den angst, dal den onbezonnen jongen een ongeluk zou overkomen, veroor zaakt werd. Maar ruiter cn paard stormden in vliegen den galop voort. Den dijk af. door het boschie ging het, altijd maar vooruit. Nu had Joris paard en ruiter uit het oog verloren. En toen hij eindelijk na een half uur dat hem een eeuwigheid toescheen den slagboom be reikte, die het weiland van den straatweg afsloot, zag hij tot zijn groole verrassing, dat zijn paard daaraan vastgebonden was. Van jonker Jantje was echter geen spoor 4e ont dekken. Blijkbaar had dc kleine deugniet het raadzaam geoordeeld, zich bijtijds uit de voe ten tc makeu cn voorloopig den vertoornden Joris niet onder de oogen te komen. Dat was nu eigenlijk nog zoo dom niet van hem. Maar luister naar hetgeen hij nog ver der uithaalde. Toen de zomer aanbrak cn Jantje eiken dag warm thuis kwam. kocht zijn vader een bok- kenwagentje voor hem. Daarmee mocht Jan dagelijks naar de stad rijden; onder school tijd zouden bok en wagen stallen in „dc Lig gende Os." Dat was me een vreugde voor ons Jantje! Daar Vader zijn Jantje kende, gaf hij hem de volgende ernstige les aangaande de be handeling van het mooie" dier: „Slim er verstandig als de bok is, bemerkt hij dadelijk, of iemand hem onrechtvaardig behandelt. Goed afgerichte bokken zijn ge woonlijk gewillig, doch verzetten zich, als zij onnoodig gekweld of geplaagd worden. In zijn horens heeft de bok een wapen, waarmee hij zich in geval vnn nood terdege weet te bedienen." „O Vader," verzekerde Jan; „ik zalRino heel goed verzorgen en zacht met hem omgaan 1" En Jantje hield woord. Hij behandelde het hem toevertrouwde dier met veel zorg en tee- derheid, bracht hem zelf naar den stal, als hij thuis kwam en zette hem zijn voer voor. Ook zocht hij alle mogelijke lekkernijen uit het plantenrijk voor zijn viervoeligen vriend op. want de meeste bokken zijn echte lekker bekken. Alles ging dus goed, totdat Jonker Jantje op zekeren dag heel verdrietig uit school thuis kwam. Zijn moeder'vroeg dadelijk, wat cr aan scheelde. „Och," antwoordde dc jongen, „tol nu toe was ik dc eenige op onze school, die met een bok naar de stad reed. En daar is me nu van morgen die nare Piet Pauwels op een paardje komen rijden, een diertje, dat niet grooter is dan een flinke hond. Piet zegt, dat het een Shetland pony is, van één der Noordelijke Britsche eilanden en dit zou de allerkleinste soort zijn. Vroeger bewonderden de jongens Bino en nu loopen ze allemaal dien pony ach terna. Piet heeft ook veel mooier wagentje dan ik. Het mijne noemen de jongens nu een melkwagen en Riuo maken zc voor een lee- lijkcn, ouden bok uit." „Jan," zei zijn moedc.r ernstig, „wees toch niet zoo jaloersch. Wees tevreden met je bok, waarmee je eerst zoo blij was en niet afgunstig op Piet en zijn pony." „Als de jongens me maar niét altijd plaag den," hernam Jan- „Zij zeggen, dat Piet en ik best de fabel van den wedloop tusschen den haas cn de slak kunnen vertoonen. En dan is mijn Rino natuurlijk de slak." „Kom Jan, wees toch wijzer. Als je nog lan ger blijft mopperen nemen wij je den bok en den wagen weer Jan zweeg nu, maar iu zijn hart flikkerde de jaloerschheid als een vonk in dc asch. Toen onze Jan den volgenden middag met zijn wagentje naar huis reed, kwam Piet Paü- wels hem plotseling op zijn pony achterop. Piet deed dit blijkbaar om hem tc sarren, want hij moest immers een heel anderen weg rijden om thuis te komen! Jantje maakte dade lijk van de zweep gebruik om Rino aan te sporen. „Hé, jonker Jantje!" riep Piel, terwijl hij den bok zegevierend voorbijreed, „je Rino schijnt jicht in de bcenen 4e hebben." „Wat wed je," riep Jonker Jantje boos, „dat mijn slak het tegen jouw haas volhoudt? Ik verwed mijn nieuwe mes." „Mijn allermooiste boek met de Indianen- platen. Kom maar dadelijk vlak naast mc of wil je soms een* eindje vóór hebben? Niet? Ook goed! Ik tel tot drie en dan gaat het er op lost" Jonker Jantje geloofde zelf niet aan zijn overwinning; maar hij was zóó boos, dat hij zich zelf geen rekenschap gaf van zijn woor den. „Eén twee drie!" telde Piel. Daar schoten de twee wagentjes elkaar voorbij. Al spoedig moest Jonker Jantje erkennen, dat bij achterbleef, doch de driftige baas wilde nog niet toegeven: onbarmhartig daalde de zweep op Rino's rug neer. Toen gebeurde cr iets, waarvoor Jan's vader gewaarschuwd had. Ri no deed wat hij kon die aanhoudende zweepslagen waren dus onverdiend! Het dier besloot zich te verzetten, want hier was blijk baar plagerij in 't spel. Plotseling wierp hij zijn bovenlijf in de hoogte en stond op de achterbeenen, zóó boos als een echte bok. Door deze onverwachte beweging werden de voorwielen van het wagentje opgelicht, zoo dat Jonker Jantje het evenwicht verloor en overboord tuimelde juist midden in een grooten plas. Jammer van zijn witte pakje, dat hij juist schoon aanhad! Toen de bok zag, dat zijn wraak gelukt was, liet hij zich weer op zijn voorpoolen vallen en bleef kalm staan. Piet, die zich omkeerde en Janlje's val cn ver nedering zag, begon luid te lachen. Ilij maak te rechtsomkeert en reed naar huis toe. Jonker Jantje stond op en bekeek zijn nieuw pakje. Wat zag het cr uil! Rij dit gezicht vlamde nog eenmaal zijn toorn over den nukkigen Rino op, maar dc stoïcijnsehc kalmte van den witten aartsvader deed hem onmiddelijk be koelen; Jonker Jantje vond het niet geraden, nog eens hel dier tc mishandelen. Integen deel, hij besteedde zijn tccderstc licfkoozingen aan Rino, eer hij eer in het wagentje klom om naar huis te rijden. „De zon brengt hel aan het licht," zegt het spreekwoord; maar in dit geval brachten de vlekken op het witte pakje de waarheid aan het licht. Jonker Jantje voelde zich diep be schaamd, maar het meest speet het hem zijn armen bok zoo mishandeld tc hebben Ilij nam zich ernstig voor, hel dier door extra goede zorgen het gebeurde spoedig te doen vergeten. Op een warmen dag. O zusje, kijk die honden eens, hun long hangt uit hun bek; zij zien zoo moe en warm er uit 't is ook een heele 4rekl Och baas, laat z' even rusten, to*, dan draag 'k wat water aan; zc hebben stellig ergen dorst cn kunnen haast niet gaan. "V* Meclijdend Liesje loopt naar huis *- cn keert dan gauw weerom met water in een houten bak en koffie in een kom. Dc baas tikt 'even aan zijn pet, de honden janken zacht, verlangend naar den frisschen dronV] die hun van Liesje wacht. j En als straks allen zijn gelaafd, versterkt zijn voortgegaan, dan zie jc Liesje nog heel lang haar inn'gc blijdschap aan. TTt-.t- Hermanm Van alles wat. HUlorUch noodgeld. Dal "er in tijde van oorlog „nooü"-g, moet worden aangemunt, is vier eeuwen; leden reeds noodzakelijk gebleken, .nwcl l dens den dcrligjarigen oorlog in Duits, land. Zelfs is op dit gebied al het oiogeli; „schon dagewesen". Noodmunten hebben haar plicht gedaan van zilver, lood, kojh tin, hout, leer, glas, boomschors, vruckV en wat niet al. In 1848 vond men in Oostt rijk-Hongarije uit. om bankbiljetten in t ren te scheuren Een historisch voorbeeld der noodaanmi anig is het geld. dat de keizer Ferdinant 1 1552 uit het „zilveren vaatwerk" van aar, bisschop Georg von Gran liet slaan. In t Duitsch museum worden nog exemplaren! waard van de noodmunten, die tijdens Tiet 1 leg van Greiswald in 1631 uil het tinnen; rei der burgers waren geslagen on liet schrift droegen Necessitns Crrïplieswalöc sis. Andere merkwaardige munten zijn de bt germuntcn, ter herinnering, aan tijden hongersnood geslagen. Iu 1694 maakte Duilschland een vrem' ken tijd door. Uit dat jaar zijn de hongenm ten afkomstig, die cencizijds het opsch; dragen „Dure tijd 1691" cn anderzijds"V koren inhoudt wordt vervloekt; gezegend! die het verkoopt". Tijdens den Sleeswijkschen waternood 1736 werden munten geslagen, waar, ia genstelling met het „te weinig" der hou? munten, op staal„O, lieer, wat ecu ov; vloed". Llakken als brandit»!. Dc Dcensclie ingenieur Alfred Mathie» Kopenhagen heeft een belangrijke ontdekh gedaan. liet is hem gelukt dc slakken c hoogovens en locomotieven als brandstol zuiggas-motoren te gebruiken. De method* ug niet gepubliceerd en nadere bijzonderheé ontbreken. Echter moet cr ccn groole bes? ring zoowel aan kolen als aan geld verkil? worden niet deze nieuwe methode, als bra stof voor ziuggasmoloren gebruikte men nog toe bruinkool en in Denemarken voe anthraciet. Met dc'nieuwe brandstof word de bedrijfskosten 90 lager. Indien alle i slallatics met zuiggas-motoren in Denemnri eze slakken gebruikten, zou er ja ar lijk. 154 ton kolen en 2 raillioen Kronen bezuinigd va den. Het slakkenmalcriaal is in voldoa hoeveelheid aanwezig. De raob!li*»4ie «icr Niagara. Door het groole kolengebrek is bet I bruik der waterkracht buitengewoon loega men. Nu wil de Generaal Electric Conip! in dc Yereenigdc Staten de Niagara mob seeren. Volgens het Journal des Dèbals 1 deze reuzenwaterval 10 milliocn Kilowatt veren. Een deel dezer energie wordt ra door middel van turbines voor het ma kon electrischen stroom gebezigd. De boven noemde maatschappij wil echter dc gebe energie bruikbaar maken. Echter zal hicri veel van de schoonheid verloren gaan er. dc Niagara haar aantrekkingskracht voor risten verliezen. Nu zeggen dc prac" Amerikanen: zes dagen zal dc waterval a den en den zevenden dag zal zij rusten Zondag zullen alle machines rusten cn het Ier zal weer over de rotsen slroomcn, inp van door de kanalen. Dit zal bovendien levensduur van den waterval ten goede men: inuners men heeft geconstateerd, door afslijping dc waterval langzaam a* uitwijkt. Iloe minder men dus het naluu bed gebruikt, des tc langer zal dc Niagari staan. Een Ijplsen (jeo/ai/.- Op 1 Aug. j.l. zag men in Den Haag scheidene krijgsgevangenen. Engelsche lairen. inct twee rozen, rood en wil. op uniformpet rondwandelen. De gevolgde1 lag voor de hand, dat men hier le doen met 'n versiering ter gelegcnhei van dc denking van den wereldoorlog 4 jaar gol Iniusschen was de aanleiding tot het dr van deze rozen van geheel anderen aard sommige regimenten van het Engelsche I zijn namelijk van lijd tot lijd door den verschillende privilegies en ecreblijken gekend. Daaronder bevindt zich het recht sommige historische gebeurtenissen door regimenten le herdenken door bel dragen een%cnibleem op dc uniformpet. Dit is ccn! bewijs, waarop dc regimenten zeer trotsch cn waarvan dc autoriteiten zc niet gaarne den berooven. De twee rozen, welke ver? lende krijgsgevangenen, officieren cn schappen, op 1 Aug. droegen, vormen een bewijs, dat uitsluitend is toegekend aan regimenten, welke hebben deelgenomen ccn bepaald gedeelte van den slag van M|ü in 1759, toen de bedoelde regimenten te^J Fransclicn overmacht in een rozentuin men tijd hebben stand gehouden. Ilel z'l" Suffolk Regiment, de Lancashire Fusiliers Kings Own Scottish Borderers, het HaWP- Regiment en een" batterij artillerie, n*~" de 2e batterij Rovnl Field Artillery. Op dc .wijze is' aan Ierschc regimenten Ycr- op St. Patrieksdag een klaverblad op bur le dragen. St. Patrick is*namelijk de Pal heilige von Ierland. Terwijl een regim1-; Wales op dezelfde wijze op St. DaV' knoflook op de pet mogen dragen. Sint is namelijk de patroon van Wales. Dergelijke gebruiken worden in het leger op hoogen prijs gesteld, daar in dit het esprit de corps van de individueel heden zeer slerlc ontwikkeld is.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 1