"stadsnieuws
UIT DEN QMTREK
fijn. Bij de landing kwam de vliegenier
onder het toestel terecht, waardoor hij vrij
ernstig aan de rechterknie gekwetst werd.
Het machinegeweer, hetwelk zich in -het
toestel bevond, werd gedemonteerd.
De hospitaalschepen.
Naar wij vernemen zijn de hospitaal-
schepen. waarop zich bevinden de Nederland-
sche onderhandelaren ter economische con
ferentie te Londen en Hr. Mr. gezant aldaar,
jhr. mr. de Marces van Swinderen, Maandag
wegens dik weder bij het Schulpengat ter an-
Jcer gegaan.
Gisleroclflend vroeg hebben zij echter de
reis naar Engeland kunnen voortzetten en wa
ren zij ten 7 uur het lichtschip Haaks, gepas-
seerd.
Opgebracht.
Bij het Departement van Buitenlandsche
Zaken is bcricbl ontvangen dat de zeillogger
„Emma'' behoorende aan de reederij II. d.
Toorn tc Scheven in gen, naar Cuba ven ïs op
gebracht, daar het vaartuig in hel versperde
gebied was aangetroffen.
Gebrek aan pasmunt.
De regeering heeft hare goedkeuring ont
houden aan het dezer dagen genomen be
sluit van den gemeenteraad van Dinxperloo
tot het uitgeven van biljetten van 5, 10 en
25 cent ter voorziening in de behoefte aan
pasmunt.
Gestaakte smokkelhandel.
De smokkelhandel is de laatste dagen van
Duitsohe zijde bijna geheel gestaakt. Zoo
meldt men uit Millingen aan de N. R. Ct.
Wen koopt niet meer, of geeft nog niet de
helft van den prijs van eerst.
Het spoorwesoHgeluk h!j Weesp.
Voortgezet werd gistermorgen om half
tien in het Departement van Waterstaat het
openbaar verhoor inzake het spoorwegon
geluk bij Weesp, op# 12.September j.l. Thans
werd gehoord het personeel belast met het
onderhoud van den spoorweg, of met het
toezicht daarop.
De ploegbaas M. Stoop uit Weesp, die
sedert 1908 met het toezicht op het baan
vak is belast, verklaarde evenals de opzich
ter van den weg K. Bos, sedert 1911 met
het toezicht beiast, dat zich nooit verzak
kingen of scheuren in den dijk hadden
voorgedaan. Stoop meent dat, voor zoover
hij weet, geen zand voor verhooging is aan
gevoerd. De baan was in rust en zakte niet
op deze punten. Bos zegt dat 4 jaar geleden
eens een kleine hoeveelheid zand 90
M\ is aangevoerd en ter weerszij van
de brug gestort. Doch dh was zeer weinig.
Beide getuigen verklaren, bat het baanvak
na hevige regens wel wat moerassig was,
doch nooit bleef er water staan. Stoop heeft
ter plaatse twee draineerbuizen opgemerkt,
waarvan één kapot was. Doch er kwam
geen water doorheen, ën zij zag er zeer
helder uit.
De voorzitterVind u het noodig uw
aandcc-ht in 't bijzonder te wijden aan de
ontwatering van het baanvak?
Getuige Stoop acht e cii evenmin als ge-
fuige Bos in 't bijzonder noodzakelijk. De
laatste heeft nooit buizen ter plaatse ge
zien en betwijfelt of zij er lagen.
De opzichter van den weg, J. Boelhou
wer, is van 1904—1906 met het toezicht
op dit baanvak belast geweest ïn dien tijd
iS er éénmaal, in 1905, zand heen gebracht
en aan weerszijden v-n de brug gestort. Dit
was niet meer den 150 Ma.
In entwoord op eer. vraag of getuige weet
waarom en wonneer de bauketten, waarmee
de baan was uitgevoerd, ziin opgeruimd, zegt
de heer Boelhouwer dat dit geschied is vol
gens algemeen voorschrift en niet speciaal
met het oog op dit baanvak. Het is in de
laatste jaren geschied. Ook deze getuige
zag nimmer een watermassa ter plaatse, en
ontdekte er evenmin buizen.
Als zijn meening over 't ongeval, zegt ge
tuige, dat hij gelooft dat het water van de
vele regens zich vlak ender de rails heeft op
gehoopt en vandaar geen'uitweg kon vinden.
Getuige Stoop vult zijn verklaring nog aan
met een mededeeling over de bermsloot, die
een 60 M. langs de plaats van het ongeval,
des winters, bij doorlooper.de vorst, niet be
vroor. Toch had hij nooit hooren klagen over
het opwellen van deze sloot.
Getuige Stoop heeft nooit water tusschen
de rails zien staan en zegt dat daaronder
geen harde laag aarde lag. Het water kon
zich gemakkelijk verspreiden. Een harde
aardkorst vond men slechts op de lagere ge
deelten.
De bouw- en werktuigkundige J. Leith van
Amsterdam, is van 18931900 met het toe
zicht op het betreffende baanvak belast. Bij
zondere omstandigheden, verzakkingen of
scheuringen waren niet voorgekomen, doch
getuige kon wel verklaren, dat men veel last
had van verzakkingen bij de brug en dat het
waterpas-gedeelte over de brug moeilijk be
houden kon blijven.
Da .voorzitter: „eischtQ het baanvak met
Inbegrip van glooiingen veel onderhoud?"
De getuige: „Ja, een bijzondere zorg."
Toen spreker met het toezicht werd belast,
woedde er een hardnekkige brand op het
baanlichaam, die zeer moeilijk te beteugelen
was. Men heeft in 1894 toen aan de glooiin
gen 6000 kub: M. grond verwerkt en
30.000 M. zoden. Oorzaak van het voort
woeden van den brand had in den veen
grond gelegen.
Bij het verwerken van den grond was ook
het zandlichaam blootgekomen, doch het
&and was goed droog.
Wat de wenschelijkheid van ontwatering
van het baanlichaam betreft, heeft getuige
destijds zijn chef er op gewezen, dat hij 'het
een gebrek achtte dat het water uit deze
eanwezigen greppel niet goed naar de berm-
sloot werd afgevoerd. In dien greppel stond
dikwijls veel water, en getuige heeft dit ook
nog niet lang geleden opnieuw geconsta
teerd. Aan de door hem destijds gemaakte
opmerkingen is echter geen gevolg gegeven.
Thans heeft getuige gezien, dat men een
afvoer aan het maken is naar de bermsloot.
Hij zou het aanbrengen van een basalt
glooiing aan weerzij van het landhoofd ook
zeer gewenscht achten. Getuige vindt het ter
plaatse staan van groote telegraafpalen,
waaraan dikwijls gewerkt wordt, zeer nadee-
lig voor het baanlichaam. Dit wordt daardoor
te veel losgewoeld.
Getuige maakt nog eenige technische op
merkingen, die echter met den oorzaak van
het ongeval niets ^uitstaande hebben.
De inspecteur van den weg, de heer H.
C. E. Martens van Amsterdam, die morgen
over meer technische punten zal worden
gehoord, heeft van ef 1914 dit baanvak on
der zijn toezicht p^had. Hij verklaart, dat
het vak niet meer onderhoud eischt dan de
rest van den spoorw eg AmsterdamAmers
foort. De volgende hoeveelheden zand zijn
sedert 1909 aangevoerd ter storting langs
den dijk ongeveer ter plaatse van het onge
valin 1909: 162 kub. M., in 1910: 203
kub. M-, in 1911 200 en 156 kub. M., in
1912 103 kub. M.r in 1914 92 kub. M., in
1915 230 en 50 kub. M. en in 1917: 158
kub. M. Dit alles in de nabijheid van de
brug, die tusschen 10 en 11 K.M. ligt.
Getuige heeft de baan den 29en Augus
tus het laatst geïnspecteerd; alles was toen
in orde.
Het heeft zijn aandacht nimmer getrok
ken, dat er veel water in den .greppel ge
staan zou hebben.
Omtrent den afvoer van het water uit de
in de nabijheid zijnde woningen waren geen
inlichtingen genomen, waar men daarom
trent geen klachten of anderszins had.
De districtsinspecteur J. Lornan verklaart se
dert Februari 1017 met het toezicht op de bean
te zijn belast. In Augustus had hij de brug neg
onderzocht en alles volkomen in orde bevonden.
De Voorzitetr stelt de vreag of de toeneming
van de asbelasting in de loatste jaren en in het
algemeen van het gewicht der treinen, ook in
verband met de tegenom.en 'lengte, van dien
aard is, dat gevaar voor afschuivingcn daardoor
is vermeerderd. De getuige verklaarde dat de
verongelukte trein een der zwaarste was, welke
in den laats ten tijd over dat baanvak liep. Daar
tegenover hadden ook in 1916 een zwaar soort
treinen geloocen. Spr. heeft vergelijkingen ge
maakt tusschen de typen lckomotieven de
maximum-druk ontstaat door de zwaarte der
lokomcrieven en minder door de treinen zelf
van 19C6 en van thans, en hoewel zij verschil
lend in druk zijn was de radstend der oude
kleiner den die der nieuwe, waardoor het druk
verschil weinig meer uitmaakt. Het is natuur
lijk mogelijk dat dit kleine verschil van eenigen
invloed is geweest op het ongeval, doch het
komt getuige niet zeer waarschijnlijk voor. Aon
de hand van het boek van den heer Kemper
verldaart getuige de meening te zijn toegedaan,
dat de baan van onder was omsloten door een
samengeperste veenlaagy terwijl zich terzijde
bermen bevonden, hetgeen zich heeft aange
sloten bij den waterdichten ondergrond, zocdat
het zsndlichaom als 't ware was ingesloten in
een waterdichten zak. Door de hevige regens
kon daarin meer water verzameld zijn dan heeft
kunnen wegvloeien. Het geval kan zich nu voor
doen, dat het water zich zoodanig met zand
heeft vermengd dat de zanddeelen elkaar niet
meer raken en er min of meer vloeistof-achtige
massa vormen. Wanneer nu mobiele belasting
optreedt kon de druk zich in de vloeistofach
tige massa voortplanten en worden, ter plaatse
waar de communicatie met de buitenliggende
laag reeds aanwezig was, deze openingen groo-
ter, waardoor de vloeistof met kracht naar bui
ten kan vloeien.
Mede atfn de hand van het boek van den
heer Kemper merkt getuige op, dat de zijde-
lingsche uitwijking van de fundeering ter plaat
se van het ongeval, wellicht van invloed kan
zijn geweest. De volgende getuige, de heer A.
D. N. Th. Vervey, ven 's Gravenhage, heeft
nimmer opgemerkt dat de greppel aan den voet
van den dijk bijzonder veel water hield.
Getuige achtte de talud-bekleeding ter plaat
se 75 c.M. dik heel zwaar en meende dot
dit de uitwatering minder gemakkelijk moest
maken. Ook de getuige H. C. C. v. Rijsbergen
van 's Gravenhage, die van 1909 tot 1912 het
baanvak als districts-inspecteur onder zijn in
spectie had, heeft ooit veel water in den grep
pel zien staan, noch ter plaatse afvoerbuizen
geconstateerd.
Vervolgens-kwam een groep getuigen, die
zich aangemeld hebben om gehoord te worden.
De heer mr. J. V. Gilse, Kantonrechter te
Steenwijk, heeft gezeten in het vierde rijtuig
van achteren af, dat na den eersten schok over
helde. Getuige weet heel zeker na dien schok
nog een soort van slag of knal te hebben voor
genomen. Hij is aan den hoogsten kant uit zijn
coupé gesprongen en heeft geholpen met het
terechtbrengen van vacantie-koloniekinderon uit
Enschedé. Ook heeft getuige positief iets van
brand gezien, met name een paar kussens, die
temidden van den chaos van twee in elkaar
geperste wagons op den grond lagen en door
den regen weldra gedoofd werden. Getuige
ruikt nog steeds deze brandlucht in zijn herin
nering aan het vreeselijk gebeuren.
Hij heeft zich verbaasd dat zoo weinig ver
bandmiddelen aanwezig waren.
De heer W. M. Gobius, te 's Gravenhage, zat
in den derden wagen van achteren af geteld. Hij
voelde een schok en dacht dat de trein tegen
iets opgevlogen was, doch de machinist sterk
had geremd. Noch hij noch de vier overige
inzittenden van zijn coupé maakten zich erg
ongerust, zelfs niet na twee kleine schokken.
De trein stond hierna stil, doch men bleef zit
ten. Eindelijk keek een der heeren uit het
raampje en riep uh „maar dat is ontzettend".
Men ging nu naar buiten en zag wat gebeurd
was. Een doodsche stilte heerschte. Getuige
zag een rookkolom omhoog slijgen. In allerijl
begon unhet reddingswerk.
Getuige is niet deskundig, doch hij acht de
redeneering ven kolonel Heckstrok, die meende
dat het vele regenwater niet behoorlijk heeft
kunnen afvloeien, heel plausibel.
Getuige heeft woorden van hulde voor ma
chinist en conducteurs, doch oefent kritiek op
den bouw der wagens, die hij met de vele tus-
schenschotten zeer onpraktisch echt. Zij heb
ben het reddingswerk zeer bemoeilijkt. Hij ver
gelijkt onze treinen met de Amerikaansche
waar bij een soortgelijk spoorwegongeluk min
der dooden vielen een met de inrichting der
elektrische treinen. De trein was ook samenge
steld uit een heterogeen stel wagens. Getuige
acht wat meer aandacht voor het rollend mate
rieel even gewenscht als de vele aandacht die
men aan de lijn zelf schenkt. Getuige heeft
geen slag gehoord, doch anderen hebben hem
meegedeeld hem wèl "gehoord te hebben.
De heer L. Salomons Azn. uit Zwolle, bevond
zich in den tweeden wagen achter de machine.
Na den schok ontstond brand in zijn coupé
"met behulp van een houten spade, die hij vond,
'heeft hij zand -op de vlammen geworpen. Daar
na hielp hij bij 't reddingswerk. Later werd hem
verteld dat in den polder, waar de dijk staat
wegens gebrek aan olie niet voldoende voor de
afwatering wordt gezorgd.
De voorzitter„Zag u den polder blank
staan
Getuige „Neen, dot niet."
Hij heeft geen ontploffing gehoord, maar wel
een sterke gas lucht waargenomen.
De heer W. v. d. Woert, journalist te Diemen
verklaart, dat hij het ongeluk wel voorspellen
kon. Immers werd hij door de kinderen van
wisselwachters te Diemen altijd heel erg ge
plaagd en nu moest er wel een ongeluk ge
beuren, want de ouders van zulke „misdadige"
kinderen kunnen er natuurlijk hun dienst niet
behoorlijk doen.
Den koopman H. P. Sinderam, is opgevallen
hoe smal de baan is neast het spoor. Hij ge
looft dat de groote regenval daraop veel in
vloed zal hebben. Z.i. was de weerstand naast
de rails te klein om den trein te kunnen dragen.
Getuige meent dan ook, dat de baan verbreed
moet worden. Voorts klaagt hij over de weinige
activiteit van verschillende menschen, die hij
na d-e ramp tegenkwam.
Volgende getuige H. C. Roostee heeft den
indruk gekregen dat door het te hoog opzetten
van de banketten de afwatering niet behoorlijk
kon geschieden en bij de hevige regens de
grond meer dan verzadigd werd. Getuige zou
de commissie willen vragen
De voorzitterEc geloof dat u de zaak om
keert, de compassie stelt u vragen, doch u
kunt slechts inlichtingen geven.
De heer Lely maakt er den getuige vervol
gens op attent, dat sinds eeivige jaren zich geen
banketten meer op dit baanvak bevinden.
Getuige maar waren er dan ook geen drai
neeringen, zooals in Indic
De voorzitter Bestond het baanlichaam in
Indië ook geheel uit zand
Getuige GdcckcÜjh.
Hij gelooft ook dat de regenval daar wel bij
hier t vergelijken is, waarteger.ovr de voorzit
ter epmrkt dat deze ongeveer 3 u 4 maal
grootT is.
Getuige -geft dit wel toe, maar wijst op het
abnormale geval.
Een volgend getuige. Sparus, uit Rotterdam
heeft en schetsj gemaakt dat z.i. de oorzaak
der ramp zal verduidelijken. Hij begint uit te
gaan van de vrondersteüing dat bij het Mr-
wecbkanaal damplanken aanwezig waren en
bouwt daarop zijn veronderstelling dat lang
zaam aan het zandlichaam naar hot.Merwede-
kanaal wegspoelde. De aldus ondermijnde dijk
zou geen trein meer kunnen dragen.
De voorzitter entwoord getuige, dat hij stel
lig niet ter plaatse bekend is, (hetgeen getuige
bevestigt) aangezien de toestand geheel anders
is dan hij zich voorstelt. In de eerste plaats
zijn geen damplanken aanwezig. Voorts is een
dijk tusschen pijlers en landhoofd, waarin een
zware kléikist.
Hierna wordt het verhoor geschorst. Morgen
zullen worden gehoord het peisoneel, dat werk
zaam is geweest bij den aanleg, cn de deskun
digen, benevens de personen die voor de com
missie na het ongeval de noodige waarnemin
gen hebben verricht.
Een herdenking. Den 50en Mei
van het volgend jaar zal het 500 jaar gele
den zijn, dat door de stichting van Batavia d-e
grondslag werd gelegd voor Nederlands ge
zag in Oost-Indië.
Het Koloniaal Instituut te Amsterdam wil
ter herdenking van dit feit in het Stedelijke
Museum aldaar een tentoonstelling inrichten
van schilderijen, stadsgezichten, plattegron
den, kaarten, documenten, archivalia, pen
ningen, portretten en boek- en plaatwerken,
terwijl modellen van vaartuigen, meubels en
andere voorwerpen uit den tijd van de Oost-
Indische Compagnie en het oude Batavia,
daaraan zouden zijn toe te voegen en, ter
vergelijking, afbeeldingen zouden kunnen
worden vertoond van Batavia en omstreken
uit lateren tijd.
Een vliegershaven voor Am
sterdam. Naar het weekblad Handel cn
Nijverheid verneemt, zijn in de Commissie
van bijstand in het beheer der Publieke Wer
ken te Amsterdam plannen aanhangig, welke
er loe zullen leiden om binnenkort een ge-
meenleterrein van; 36 H.A. grootte in te rich
ten als vliegersrhaven. Bij het hoofdbestuur
der posterijen en telegrafie, van welk hoofd
bestuur een verzoek tot het scheppen van een
opstijg- en landingsplaats is uitgegaan, be
staat het voornemen deze vliegershaven
dienstbaar te maken aan een nationaal cn in
ternationaal postverkeer per vliegmachine.
De geprojecteerde vliegershaven is zeer
gunstig gelegen op een terrein van de ge
meente Amsterdam en Watergraafsmeer aan
een grooten verkeersweg, zoodat vervoer naar
en van de vliegershaven per auto kan plaats
vinden. Zooals men weet, wordt Watergraafs
meer binnenkort door Amsterdam gean
nexeerd.
De Spaansche griep. In de
afgeloopen week kwamen te Almelo 40
sterfgevallen voor terwijl in de geheele
maand October 1917 in die gemeente
slechts 11 personen stierven.
Te Arnhem is op voorstel van de school
artsen besloten, dat op de openbare scholen
de klassen waar meer dan vijf grieplijders
zijn, worden gesloten. In het geheel is dit
op de verschillende scholen met een vijftal
klassen het geval.
De school te Heelweg bij Varsseveld
is gesloten. Ook de gemeentescholen te
Hummelo en Koppel zijn gesloten.
Te Bennebroek zijn de openbare, bij
zondere en bewaarscholen alle gesloten tot
nadere aankondiging.
Wegens de talrijke gevallen van
Spaansche griep te Leiden hebben B. en
W. aldaar bepaald, dat tot 2 November alle
openbare lagere scholen, het gymnasium,
de H. B. S. voor jongens en de H. B. S.
voor meisjes gesloten zullen zijn.
Wegens het heerschen van Spaansche
griep onder de leerlingen van het Canisius
college te Nijmegen (gymn. en H. B. S.) is
deze inrichting gesloten.
Te Medemblik is ook de Christelijke
school gesloten wegens het heerschen van
de Spaansche griep.
Te Wormerveer zijn de scholen voorloo-
pig voor een week gesloten.
Platinasmokkelaars. Door
de recherche te Maastricht is zekere O.,
een Belgisch deserteur met een viertal me
deplichtigen opgespoord. Het vijftal is in
Maastricht woonachtig en maakte er hun
werk van platina op te koopen en over de
grens te smokkelen. Van een zekeren C. had
O. een partij platina gekocht ter waarde
van 15000. Hij betaalde met een cheque
op de Amsterdamsche Bank welke hij met
zijn naam onderteekende, na eerst nog het
nummer te hebben veranderd. O. had ech
ter geen te goed op die bank. C. beproefde
de cheque in Gulpen te innen doch daar
op die plaats geen filiaal van de bank was
gevestigd, ging dit niet. Toen de cheque te
Maastricht aan de bank werd aangeboden
kuam het bedrog uit.
De politie werd met de zaak in kennis ge
steld. Weldra werden alle personen opge
spoord en de vervalschte cheque en de par
tij platina in beslag genomen. Heden zijn
allen voorgeleid voor den officier van Justi
tie.
.„School- en Kerknieuws
Ned. He cv. Kerk.
IÏ© roepen to VolleiihGve. K. ile Bol te
Heorjansdam. To Zuidznndc, W. A. Dekker tc
Melissant (Overflnkkcc).
Goref. Kerken,
Aangenomen naar Den Ham,R. J. Schoon
maker te Heemse. Naar ScliilchvoJde. P. Nomos
tc Fijnaart c.a. lN.-Br.).
-U_nst en Wetenschap
X.V. De Ned. Opera. Donder
dag 17 October j.l. is voor notaris W. H. A.
M. Roelvink te Amsterdam de akte verle
den tot oprichting van de N.V. De Neder-
landsche Opera, nadat de ontwerp-statuten
waren goedgekeurd bij Koninklijk Besluit
d.d. 50 Sept. 1918 no. 34.
Het aandeelen-kapitaal bedraagt 100.000
gulden. Als president-commissaris zal optre
den de heer F. F. H. van Gheel Gildemees-
ter, directeur-generaal der M. Z. S. te 's Gra
venhage, als mede-commissarissen de hee
ren E. A. M. Gilissen, bankier, lid der fir
ma Arnold Gilissen en Co. te Amsterdam
en J. F. Wijsmuller, directeur van Wiismul-
ler's Scheepsbureau te 's Gravenhage. Di
recteur is de heer G. H. Koopman.
Ma ar ss en, 22 Oct. Door den gemeente
veldwachter van Duinen is hedenmorgen in
de vroegte aangehouden een rijtuig waarin
zouden worden vervoerd naar elders een vat
boter, eenige kazen en een hoeveelheid rund-
vet. Alles is in beslag genomen.
Veenenda al. Voor het graven van
een kanaal door de Geldersche Vallei werd
door den raad dezer gemeente besloten,
eene som vsn 100.000 beschikbaar te
stellen.
Reorganisatie van het
Armbestuur.
(Vervolg.)
Reeds bij \ie oprichting van het Bureau
voer Maatschappelijk Werk stond B .en W.
de oprichting van een bureau voor het Arm
wezen voor oogen, en zij gaan geheel ac-
coord met wat het Armbestuur daaromtrent
schrijft in zijn rapport van April 1918.
„En de sociale beteekenis van het Bur
gerlijk Armbestuur èn het feit, dat de ge
meente, dus de gemeenschap, de gelden
verstrekt, welke het B. A. voor het bereiken
van zijn doel behoeft, doen den eisch stel
len, dat een band wordt gelegd tusschen de
gemeente en het B. A. waardoor eenerzijds
de gemeente voortdurend op de hoogte
blijft van de faits en gestes van het B. A.
en daarin medezeggenschap verkrijgt, en
anderzijds aan het B. A. behoorlijke zelf
standigheid wordt gelaten om de armenver
zorging naar de inzichten der leden uit te
oefenen."
B. en W. zouden dezen band op de vol
gende wijze wenschen aan te brengen.
Aan het bureau voor Maatschappelijk
werk wordt een- nieuwe afdeeling toege«-
vogd: Armwezen.
De ambtenaar, die aan het hoofd van deze
afdeeling komt te staan, is ambtshalve secre
taris van het B. A.
Het bureau is in de eerste plaats belast,
met het in ontvangst nemen van alle aan
vragen om onderstand van welken aard ook.
Zoodra dergelijke aanvragen zijn ingeko
men, worden zij met een vragenlijst in han
den gesteld van den armverzorger, die rap
port uitbrengt, waarop het Armbestuur be
slist.
Op deze wijze zal het in den regel niet
noodig zijn, dat de aanvrager voor het col
lege verschijnt;" ontvangt het bureau uit de
gegevens van den aanvrager en het rapport
van den armverzorger den grondslag voor
het na te noemen centraal register.
Het bureau zal dus na verloop van tijd vol
ledige en betrouwbare gegevens bezitten
omtrent allen, die hetzij geregeld, hetzij nu
en dan een beroep doen op de hulp van het
Armbestuur. Reeds is een belangrijk begin
gemaakt met het verzamelen van deze gege
vens, zoodat daarop kan worden voortge
bouwd.
Waar nu het bureau voor Maatschappelijk
werk tevens is belast met de arbeidsbemid
deling en de werkloozenverzekering, en in
nauw contact staat met het woningbedrijf,
zal door samenwerking al het mogelijke kun
nen worden gedaan, om te trachten zoove-
len mogelijk uit den staat van armlastigheid
op te heffen en ten opzichte van de ver
keerde elementen zoodanige maatregelen te
nemen, dat het kwaad wordt beperkt tot d«
individuen, die het bdrijven. Op welke wij^
ze B. en W. zich voorstellen werkzaam t«
zijn, moge blijken uit dit voorbeeld: On
langs is een onderzoek ingesteld waar de
jongens zijn terechtgekomen, die met 1
Maart 1.1. de lagere scholen hebben verla
ten. Wijst dit onderzoek uit, dat er jongens
zijn, welke geen vak leeren en nu reeds, als
het ware voorbeschikt zijn, op rijperen leef
tijd armlastig te worden, dan zal el het mo
gelijke moeten worden gedaan, die jongens
behulpzaam te zijn.
Er is dus een zeer nauw verband tusschen
armwezen eenerzijds en onderwijs, arbeids
bemiddeling, werkloozenverzekering enz.
anderzijds, en dat contact moet worden vast
gelegd in een afdeeling van het bureau voor
Maatschappelijk werk.
Dit^bureau zal niet enkel ten dienste van
de gemeente werkzaam moeten zijn.
In de armenwet van 1912 is een hieuw
hoofdstuk opgenomen „Van samenwerking
tusschen onderscheidene instellingen van
weldadigheid" waarin de mogelijkheid is ge
regeld tot oprichting van een armenraad.
Het was aanvankelijk wel het voornemen,
te trachten zoodanigen Raad hier in het le
ven te roepen, maar bij nadere overweging
wil het B. en W. voorkomen, dat ook langs
anderen weg het beoogde doel kan worden
bereikt, althans voorloopig. Het steunpunt
van de werkzaamheid van zoodanigen Raad
is gelegen, naar zij meenen in het Centraal
register, waarin alle gegevens omtrent d©
armlastigen voorkomen.
Nu zegt art. 58 van de armenwet, dat, in
eene gemeente, voor welke een armenraad
niet is ingesteld, B. en W. een register
van inlichtingen kunnen instellen aangaan
de armen, die ondersteuning ontvangen van
instellingen van weldadigheid in de ge
meente, o( aan wie ondersteuning door die
instellingen is geweigerd.
Bestaat zoo een register, dan is daarop
van toepassing art. 54, krachtens hetwelk
de besturen van burgerlijke en gemengde
instellingen verplicht zijn van de door hen
gedane of geweigerde ondersteuningen ken
nis te gever.. Op grond van de ervaring,
welke het Burg. Armb. ten opzichte van de
samenwerking met de bijzondere en kerke
lijke instellingen heeft opgedaan, wordt ver
trouwd dat ook deze instellingen de ge-
wenschte gegevens zullen willen verstrek
ken. Dat alle door de gemeente verzamelde
gegevens ten dienste staan van alle instel
lingen, spreekt vanzelf.
Op deze wijze dus kan de zoozeer ge-
wenschte samenwerking op het gebied van
de Armenzorg.w.orden verkregen.
Het komt B. en W. voor, dat bij oprichting
van een afdeeling, als boven is geschetst,
met de aanstelling van een ambtenaar in den
rang van commies, voorloopig kan worden
volstaan. Het bureau kan worden gevestigd
in een der lokalen van de oude ambachts
school, terwijl daar tevens de vergaderingen^
van het Armbestuur kunnen plaats vinden.
Personalia.
Bij Kon. besluit van 18 dezer is, met in
gang van den datum van dit besluit, voor de
lichting 1919 eervol ontslag verleend aan
den gepensionneerden kolonel H. J. Inde-
wey, als plaatsvervanger van den voorzitter
van den tweeden keuringsraad in het twee
de district van Noord-Holland.
Examens.
De dames L. J. Wesseling, H. Voogden en
E. Th. W. Thien slaagden te Utrecht voor
het. examen vrije en orde-oefeningen der
gymnastiek.
Komst van Vluchtelingen.
Gisteravond is het bericht ontvangen, dat
het Kamp van Zeist geheel door de Neder-
landsche troepen binnen 24 uur ontruimd
moest worden. Deze militairen zullen heden
middag naar Amersfoort terugkeeren, terwiil
enkele compagnieën naar Laren, Leiden en
Amsterdam gaan.
Er zullen dus waarschijnlijk wel wat meer
dan 500 vluchtelingen komenals het moet,
kunnen er in het kamp 30.000 menschen
ondergebracht worden.
De verpleging wordt opgedragen aan ma
joor Wals. Vermoedelijk zullen ook geinter-
neerden te hulp gesteld worden.
Tot ontruiming van het kamp Vlasakkers
is nog geen order gekomen.
R o o i e S i e n.
Dat de volksstukken tegenwoordig hier in
trek zijn, is gisterenavond weer eens geble
ken bij de opvoering van „Rooie Sien'7 De
zaal van Amicitia toch was weer geheel ge
vuld alleen op den eersten rang enkele leege
stoelen. Toch is „Rooie Sien" geen volks
stuk in de beteekenis als bijv. „Bleeke Bet",
Het is sterk dramatisch getint en hoewel er
menige scène in voorkomt, welke doet
lachen is het, vooral voor den meer ernsti-
gen toeschouwer van 't begin tot het eind
een stuk treurig leven, vol wee en ellende.
Vooral de laatste bedrijven, waarin „Rooie
Sien" meer en meer ziet dat haar leven een
mistasting is geweest en waarin de stem van
haar geweten begint te spreken waren zeer
mooi. En het hoogtepunt werd wel bereikt
in het laatste bedrijf, waar zij eindelijk ge
hoor geeft aan de smeekstem om vergeving
van haar vader. Cor Smits, de vader, gaf
hierin met Sien een uitstekend staaltje van
tooneelspeelkunstgeen wonder, dat het pu-
bliek zeer onder den indruk kwam en vol
spanning den goed uitgewerkten dealoog
volgde.
Het geheele stuk werd trouwens uitste
kend gespeeld. Hier en daar had het wat
echter kunnen zijn, bijv. het danshuis had
o.i. te weinig van het roezemoezige van de
groote-stadsachterbuurtkroeg. Het cabaret
café daarentegen was prachtig. De baron,