„DE EEMLANDER" ABONNEMENTSPRUS PfiIJS DER ADVERIEHI1EH TWEEDE BLAD BINNENLAND FEUILLETON. LIS DORIS 17e Jaargang No. 139 per 3 maanden voor Aroerse foort f 1.80, idem franco per pott f 2J0. per week (mei gratis verzekering tegen ongelukken) f 0.15, afzonderlijke nummert f 0j05 Wekelijksch bijvoegsel »De Holhndschê Huisvrouw (onder redactie van Thérèse Hoven) per 3 maanden 75 cent. Wekelijkscfe bgvocgsd uWtrtidrevue* per 5 maanden 60 cent- Zaterdag 7 December 1918 HOOFDREDACTEUR: M.. D. J. VAN SCHAARDENBURG UITGEVERS - VALKHOFF Co BUREAU: ARNHEMSCKE POORTWAL. MOK VT««ohtiohsit* INTERCOMM TELEFOONNUMMER 613 van I 4 regels f 0.80, elke regel meci f 0.20, dienstaanbiedingen 1 5 regels f 0.50. groote let naar plaatsruimte Vooi handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald advcr» teereD m dit Blad, bij abonnement. Eeue circulaire bevattende de voorwaarden, wordt toegezonden op aanvraag De plicht der boeren. Ik ben dan ook overtuig-d dat, indien ons lief Vaderland ooit in gevaar mocht komen, Wij op U allen zullen kunnen rekenen I H. M. de Koningin op 18 Noven?ber 1918. Dit woord door onze Koningin gesproken tot de volksmenigte die Haar op 18 Novem ber j.l. in de residentie omstuwde, Haar als bet ware op de handen droeg, hc-eft ook den landbouwers wat te zeggen. Ook door de boeren wordt het Vorsten huis, zooals men dat noemt: „op de handen gedragen". Aan de betooging op 30 Nov. te Utrecht gehouden namen ook de boeren, nam het Utrechtsch Landbouwgenootschap deel omdat men niet achterblijven mocht, maar noodig was dit bewijs van verknocht heid niet, immers Oranje en Nederland kunnen op de boeren staat maken! Oranje? Ja! die zeker maar ook „Neder land?" Beamen onze landbouwers allen het opschrift van den zegewagen van den Land bouw in de optocht van vorigen Zaterdag: „Voor Vorstin, Volk en Vaderland". Zijn de boeren er van doordrongen, dat zij het zijn die zorgen moeten voor den leeftocht ran volk en vaderland, en dat zij door dat te doen gevolg geven aan den wensch van hun Vorstin, die gezegd heeft overtuigd te zijn op hen te kunnen rekenen als het dier baar vaderland in gevaar mocht zijn? Is het dan in gevaar? Zeer zekerl Het is of wij de laatste vier jaren in het duister tastend een moeilijken, steilen berg beklimmen moesten, een taak voor velen haast overweldigend zwaar. Daar eindelijk! in de eerste Novemberdagen wordt de top bereikt het wordt licht! er gloort een nieuwe dag en er ontplooit zich een verge zicht in een nieuwe toekomst; er sprejdt zich voor onze voeten een nieuw dal vol maatschappelijk werk en leven uit, maar nog lijkt de weg die daar henen voert gevaarlijk, duizelingwekkend stijl. Er zijn er die holder de boldeT naar be neden willen. Laat ons hen niet volgen wij zouden daarmede onze geheele maat schappij over de kop zien gaan. Er zijn er die als 't ware boven willen blijven zitten kijken met een berustend: „Ziezoo wij zijn er", nu komt alles wel weer in orde! Laat ons niet bij hen gaan zitten Onze Koningin, onze Aanvoerster, heeft in Hare proclamatie gezegd: „Wij moeten vooruit!" Vooruit! Maar hoe dan? Laat ons be hoedzaam dezen berg afstijgen, om straks met frisschen moed en kracht het nieuwe leven in te gaan. Laat ons met opzijdestel ling van mogelijke grieven onze Regeering steunen op Haar moeilijken weg om uit deze crisis te geraken tot normaal leven, een leven dat niet het oude zal zijn, van aan gindscbe zijde van den berg, neen! wij heb ben het immers van den top af gezien, het was geheel nieuw, geheel anders. En op dien weg daarheen zullen wij ons hebben vertrouwd te maken met de nieuwe eischen die ons zullen worden gesteld, met de nieuwe plichten die ons zullen worden op gelegd. En de eerste eisch zal wel wezen ons Ne- derlandsche volk zoo gezond en krachtig mogelijk in het nieuwe leven in te leiden, en daartoe is weer hoofdvereischte zijn kleeding en voeding te verzekeren, en die eisch stelt als eerste plicht: „Gij die het voedsel produceert, zorgt dat het er is!" Voedselnood is het groote gevaar, dat ons volk nog steeds bedreigt, en als er ge vaar iszegt onze Koningin dan weer, dan ben Ik overtuigd, dat Ik op u allen landbouwers van ons dierbaar vaderland kan rekenen! Is het dan te veel gezegd als wij van „de Plicht der Boeren" spreken? Het lag zoo voor de hand toen daar dat opluchtende bericht kwam: Wapenstilstand! geen oorlog meer! om te denken: ziezoo nu zijn wij ert Inderdaad men hoorde ven schepen die weer uitvoeren, ven voorraden uit de Stel ling van Amsterdam, van verhooging van broodrantsoen! De landbouwer die niet verder denkt, zal voldaan zijn geweest: Ziezoo dat is-geleden, nu zijn wij van dat gezanik om broodkoren af, nu loopt dat wel weer; maar hij vergeet dat dat broodrantsoen verhoogd werd om ons door ziekte geteisterd volk de allernoo- digste krachten te hergeven; hij vergeet dat die stelling-voorraden, voorzooverre zij be schikbaar mogen worden gesteld, och zoo gauw op zijn; hij vergeet dat die aanvoeren over zee tijd behoeven, voor zij geregeld binnenloopenf En juist om dien overgangs tijd gaat het nu, daar is het om te doen. En gedurende dien tijd moet het tot het be sef der landbouwers doordringen: „thans is het aan ons te helpen!" Velen onder hen beseffen dat ook, maar wij weten het zij hadden metjallerlei tegenspoed te kampen. Het natte najaar heeft gemaakt dat op vele plaatsen, vooral op de klei, de nieuwe bouw nog niet is uit gezaaid, en die nieuwe bouw, zoo zegt de boer, moet eerst te veld, vóór ik ga dor schen; De korenbergen zitten dan ook grooten deels nog vol en dé goedgezinde landbou wers zullen het best afdorschen en beloven stellig zooveel mogelijk te zullen inleve ren. Maar van beloften kan ons volk geen brood bakken! Er komt bij het tegenwoordig rantsoen een dreigend tekort, en als de boeren niet bijspringen, loopt het mis; zal de Regcering dat rantsoen weer moeten verlagen en zal de schuld daarvan aan de boeren geweten worden, en terecht. En wat zbl'.en zij ermede bereiken? Nog grooter miskenning van den landbouw en de. land-bouwers. Zullen de boeren dan nog ge hoor krijgen in de Volksvertegenwoordi ging, waarin zij nu rnet veel moeite een paar land'bcuwmenschen hebben? Zal niet de groote meerderheid zich tegen hun wen- schen verzetten, de wenschen van die boe ren, die hun plicht niet kennen als het vader land in nood is, die de roepstem van hun Koningin niet verstaan? Het zal zoo ver niet komen, of wij zou den ons al zeer in de landbouwers vergissen. Zij gevoelen wel degelijk hoe de plicht hen dubbel drukt, waar zij dit jaar na veel moeite van de zijde hunner organisaties gedaan, hun eigen broodkoren mogen behouden. Zij beseffen d-at deze omstandigheid hen met nadruk op de plicht wijst: „dan ook al het overige graan in te leve ren 1" De smokkelhandel dit helaas voor ve len te verleidelijk bedrijf neemt af, en wij voeden nog altijd de hoop, ja wéten het, dat er onder de boeren gevonden worden, die het ten scherpste afkeuren daaraan mede te doen. Maar de grootste vijanden van den boer zijn de gemakzucht en het slechts leven voor eigen belang, en die twee euvelen te bestrijden is moeilijk. Toch hopen wij dat velen onder- hen zul len inzien, dat door thans die gemakzucht te overwinnen, door thans in te grijpen en te gaan dorschen, dorschen en nog eens dor- schen!, met alles wat vlegelen kan; en door n u Tiun graan te brengen en niet straks, zij in hooge mate hun eigen belang, gelijk met dat van heel ons volk zullen dienen, want men zal het den boeren vergelden, als zij straks in het nieuwe leven met hunne nieuwe wenschen, lot opheffing van hun be drijf komen, zij zullen ondervinden dat dan maar ook dan alleen in de publieke opinie de overtuiging heeft post gevat: „de land bouw is een der slagaders van ons volks bestaan en zonder bloeienden landbouw kan ons vaderland geen. tijdperk van bloei in gaan!" Landbouwers van Utrecht, ook op u re kent ons volk. Thans is uw oogenblik ge komen om te toonen wie gij zijt en wat gij leunt! Zorgt dar., dat het niet wordt teleur gesteld, want gij kunt helpen! Van alle boeken leest de boer het meest in den Bijbel en wij kunnen toch niet geloo- ven dat wij hem als een tweede Filippus zouden moeten toeroepen: „Verstaat gij wat gij leest?" Indien hij soms de Spreuken van Salomo 11 26 heeft opgeslagen, alwaar geschreven staat: „Wie koren inhoudt, dien vloekt het A ölk, maar .zegening zal zijn over' het hoofd des verkoopers." Als wij dominé waren op een boeren dorp, zouden wij daarover eens preken! W. H. DE BEAUFORT. N.B. De Regeringscommissaris voor Utrecht deelt ons ihedo, dat thans aan broodkoren ongeveer is ingeleverd van het kwantum ten vorigen jare, terwijl de oogst beter is dan die van 1Q17. revolutie uitgebuit om propaganda te maken I spreker meent dat zij daartoe voikomen het voor reactie. Niet de S. D. A. P., maar de recht had evenals de arbeiderspartij, maar burgerlijke partijen hebben de Koningin in j hij erkent tevens dat wonneer dit stelsel ver de beweging getrokken. De partij is nooit j werd doorgevoerd, schadelijk zou zijn voor tegen de Oranje's opgetreden, maar men een goede wetgeving. De verschillende één kan nu niet meer spreken dat de Koningin j lingen hebben getoond, dat zij zich niet blind boven de partijen staat. De redevoering door willen staren op bepaalde partij-belangen. Kameroverzicht Tweede Kamer Vergadering van Vrijdag 6 Dec. Staatsbegrootir.g 1Ö1Q. De algemeene beschouwingen worden voortgezet. De heer S c h a p e r (S. D. A. P.) zet zijn gisteren afgebroken rede voort. Hij wijst er op, dat het volk gedurende de laatste dagen is opgehitst tegen de sociaal-democratie en •ofschoon gebleken was, dat van revolutie geen sprake meer was, heeft men toch die haar uitgesproken op 2 Dec. j.l., was de leuze van Groen van Prinsterer: Voor het Evange lie tegen de revolutie. Het zou dwaasheid zijn te ontkennen, dat de Oranje-hulde niet oprecht gemeend was; hij zou niet willen beweren dat alles poppekast was, maar de Oranje-liefde was een persoonsvergoding. Gij hebt de overwinning behaald, roept spre ker de burgerlijke partijen toe, wij erkennen het, maar gij zijt niet in staat geweest, die overwinning uit te buiten, omdat gij ontzag gelijk overdreven hebt en hij waarschuwt de heeren, dat het de katholieken zijn, die bij deze Oranje-propaganda de leiding voerden. Spieker is niet tegen de Oranjes, al is hij in beginsel republikeinsch. De heer W ij n k o o p. En toch voor de Oranjes. De heer Schaper: Wij beschouwen de Koningin als een constitutioneele vorstin, zij ontvangt ook socialistische ^ministers en wij vertrouwen dat zij ook wel socialistische weiten zou onderteekenen. Al is het koning schap niet zijn ideaal, toch wil hij geen hand uitsteken om de Koningin te verjagen. Maar het is de schuld van de burgerpar tijen, dat wij ons op een afstand moeten houden van de Koningin. Overal waar zij verschijnt, buit men haar tegenwoordigheid uit voor de Oranje-propaganda. De socialis ten zouden al jaren bij de opening der Sta- ten-Generaal zijn geweest, indien deze ge legenheid niet op een onsmakelijke wijze een. oranjelol werd gemaakt, door op kinder achtige wijze driemaal te roepen: „Leve de Koningin." Kinderachtig en onsmakelijk. Wat de hervormingen betreft, men krab belt nu reeds terug. De rede van den heer Nolens was uiter mate slap en die van dén heer Staalman was meer. reactionair, dan democratisch. De heer Nolens vroeg een pertinente ver klaring cf de partij nu revolutionair zijn wil de en zoo ja, dan dreigde hij met afbreking van alle samenwerking. Spi. meent, dat de heeren slechle -ver staande! s zijn De voorzitter der partij, de heer Vliegen, heeft in de Eerste Kamer dui delijk gesproken, maar dit is de heeren nog niet voldoende. Welnu, spreker zal geen na dere verklaring geven, zeker nier mei na pistool op de borst. Dit is natuurlijk de hee ren zeer aangenaam; zij kunnen nu hun pro paganda voortzetten, maar hij vreest den strijd niet. Ondanks alles groeit de S. D. A. P. nationaal en internationaal en zij zal dit ook in de toekomst blijven doen. De heer T r e u b (E. B.) zegt, dat van deze regeering in deze moeilijke dagen niet vol doende kracht uitgaat, waardoor voor ons land groote moeilijkheden kunnen ontstaan. Komende tot zijn groep, verklaart hij dat de Econ. Bond niet een bepaalde belangen groep vertegenwoordigt, zij wil de beharti ging van de geheele volksbelangen, zoowel qualitatief en quantitatief. Zij wil democra tische organisatie ook in het bedrijfsleven en het is daarom een verblijdend verschijn sel, dat ook een groot aantal groote werk gevers zich hebben geschaard onder de va nen van den Bond. De belangen-vertegenwoordiging is niet nieuw, maar zij komt steeds meer op den voorgrond. Van den eersten dag af dat de S. D. A. P. in deze Kamer kwam, is zij be gonnen met te verklaren alleen te strijden voor de arbeidende klasse. Thans is ook de Middenstand met een eigen candidaat in de Kamer gekomen en doordat zij gezamenlijk in een club zijn ge treden. Spr. zal dan ook de gevoelens van al de leden dier club vertolken, behalve zijn financieele beschouwingen, waarmede de heer $os zich niet kon vereenigen. Wat het regeeringsprogram betreft, dit is heel sober. Alleen uitvoering van art. 1Q2 en invoering der wetten Talma zijn belangrijke punten, maar verder bevat het programma niets bijzonders. En gedurende de laatste re volutie heeft zij getoond niet te schuiven, maar geschoven te worden. Wat de buitenlandsche politiek betreft, is de Régeering niet gelukkig. Ook spreker riet geen bezwaren tegen doortrekking van Duitsche troepen door Limburg, maar zoo gemakkelijk is de buitenlandsche politiek in oorlogstijd niet. Het gaat er niet om of wij bezwaren zien, maar of de buitenlandsche regeeringen bezwaren zien. De houding van de Regeering was wel n!ct onv/e'.iig, maar toch onvoorzichtig Ditzelfde geldt voor den Duijschen keizer. Zeker, de regeering moest de vluchtende keizer toelaten, maar voorwaardelijk. Zij had hem moeten zeggen: ik laat U toe, maar ik zal onderzoeken hoe Uw positie ten onze opzichte is en zal na een ^rnstig onderzoek omtrent uw lot beslissen. Ook heeft in verschillende bladen gestaan dat den ex-keizer verschillende faciliteiten zijn verleend, zooals eigen telegraaf, enz. Hij vertrouwt dat de Regeering deze be richten zal kunnen tegenspreken, anders ware haar handeling erger dan onvoorzich tig. De Regeering moet vooral rekening hou den met de buitenlandsche oorlogspsychose. Had dit de vorige minister niet dagelijks ge daan, dan zouden wij thans hier niet zoo rustig deba-tteeren. Men is thans ook be vreesd voor Belgische annexatieplannen, maar de Regeering kan vertrouwen, dat het geheele Nederlandsche volk met alle macht zich tegen die plannen zal verzetten. Spr. gelooft echter niet in de ernst van deze plannen. De Belgische Regeering zal deze niet steunen en de andere Geassocieerde regeeringen zullen dit zeker niet doen. Wat de sociale 'plannen dezer Regeering betreft, de Regeering heeft dezer dagen niet ge toond iets te voelen voor hetgeen onder het volk leelt, uitgezoncie-ru ae Oranjeoeioogm- gen. Hij sluit zich grootendeels aan bij het geen hieromtrent door den heer De Geer is gezegd, maar kan niet ontkennen dat deze betoogingen de laatste dagen en scène zijn gezet. Daardoor wordt de Kroon, die boven de partijen moest staan, verlaagd tot een propagandamiddel van de katholieke en christelijke staatspartij. De Regeering heeft die betoogingen gesteund en daarmede schade gedaan aan de belangen van de Kroon en ons land en hij hoopt dat na het eindigen der griepepidemie deze Oranjebe- toogingen niet zullen worden voortgezet. Wat de revolutieplannen der S* D. A. P. betreft, Spr. is niet benieuwd naar het ant woord der partij of zij revolutionnair is ja of neen. Zoolang S. D. A. P. en N. V. V. staan op het standpunt van den klassenstrijd zijn zij revolutionnair, dan gaat het telkens weer om een onverzoenlijken strijd tusschen werkgever en werknemer. De S. D. A. P. doet niet anders dan de arbeiders sterken in den klassenstrijd. De S. D. P. is conse quent revolutionnair, maar de S. D. A. P. theoretisch revolutionnair en zij wacht slechts dê gunstige gelegenheid af. Daartoe wordt zij gedwongen door haar principen en door haar grondslag. Een staking tot ver ft Geheim van een gelukkig leven is niet dat te doen waarin men lust heeft, doch lust te hebben in wat men doen moet. De Roman van een Nederlandschen Schilder. Naar hel Engelsch van van MAARTEN MAARTENS door J. L. van 'der Moer. Vader, als er weer eens zoo'n mooie zil veren gulden in de la is begon Lis. Jongen, dat gebeurt niet vaak, viel de kruidenier in. terwijl hij zich een glas bier inschonk. Maar als u cr eens een hebt, laat m dan mij eens zien? Simon schudde het hoofd en smakte met de lippen. Bier drinken was in zijn oog niet zondig. rDaarom'trent beslaat geenerlei verbod," placht hij te zeggen. De wortel van ft geld is de begeerte naar alle kwaad, Lis, sprak hij waarschuwend. In zijn zenuwachtige haast om de Schrift er weer hij te pas te .brengen, gooide hij-de woorden 'n beetje door elkaar. Lis zat aan zijn avondmaal. Zijn gezicht werd vuurrood boven het witte papborcL Van den wortel van t geld heb ik geen verstand, antwoordde hij. Dit was volkomen juist cn zijn vader had dat evenmin. De kleinhandel te Bol dam was grootendeels slechts ruilhandel; de rest bestond hoofdzake lijk uit oninbare posten. Maar ik zou zoo graag eens 'n gulden zien, drong Lis aan. Is ie wel zoo groot als 'n bord? Sinds de vorige maand, toen ik de belas ting betaalde, heb ik er zelf geen gezien, zuchtte Simon Lis liet zijn tinnen lepel vol pap op den grond vallen. De oude schrok cr van. Wal zeg je? Heb je sinds... Je moet ft eten, dat God je geeft, niet op den vloer laten vallen, jongen! En kijk me niet zoo schuw en angstig aan. Opeten moet je "t in ieder geval Je weet toch wel dal t nog eens gebeurd- is? Je eet ft op hoor! Met gloeiende wangen en kloppend hart ge hoorzaamde de knaap, en hij schraapte de koude pap van de zanderige planken. Dit bogenblik bleef in zijn herinnering voort leven. Zwaar hijgend stond hij op. zijn slanke gestalte in haar volle lengte verheffend. God vernedert den hoogmoedige, Lis. Maar Lis antwoordde niet. Lis, 't spijl me, vergeef 't me! Maar je mocht toch eens leeren hoeveel de pap wel kost aan zulke arme lui als wij zijn. Lis sloeg de armen om zijns vaders hals. Och, och, als ik toch maar eens één zoo'n gulden had, sprak hij als tot zich zelve. Nu, wat zou je cr dan mee doen? vroeg Simon bemoedigend en in de hoop hot kind af te leiden. Dan zou ik verf koopen om mee te schil deren. en *ji groot stuk biefstuk, en ^eel mooi er kleeren dan Riilc van den dominee heeft, enne., enne ik zou mijn eten niet van den vloer scheppen, nee, nooit van z'n levfn, va der! En ik zou 'n mooi huis koopqn om in te wonen, net als dê dominee, en 'n rijpaard dat vroolijk rondsprong, en sigaren voor-jou. van die fijne, die Jctta's vader van dien 'stads heer krijgt, enne... enne... Jongen, jongen, houd^op! Dai alles kun je nog niet voor tien duizend gulden k-oopen. Nou ja. dat kan me niet schelen. Als ik ze maar eens heb, dan doe ik ft. De sigaren zal ik toch vast wel kunnen koopen. Vuurrood, met den lepel in de opgeheven hand, stond hij tegenover zijn vader. En de kruidenier, de de armen slap over de leuning van zijn stoel liet hangen, staarde hem ver baasd aan. Wie is daar in den winkel? riep hij. O, Jetla,xben jij 'l? Kom toch 's hier. kind, ik "heb je hulp noo dig. Ik kom qens kijken hoe 'L met de verkoud heid van Lis staat. 't Is meer noodig dat je eens komt kijken hoe 't met zijn verhithcid staat. Hij is bezig 'n gouden slang te smeden. ik bedoel ccn koperen kalf... of... enfin, tol schade van zijn eigen gemoed. O Lis, denk toch aan T Tiende Gebod!.. Enne. wal voor sigaren gaf die meneer dan wel aan den dominee? De heerlijkste die mijn vader ooit rook te. viel Jetta in. Die stadsheer is ontzettend rijk Zij lachte den opgewonden jongen toe. Lach jij maar. Eens krijg 'lc alles wat ik gezegd heb. verklaarde Lis. driftig. Volop verf om te schilderen en roode rozen in den tuin en 'n schimmel die hard loopen kanl En hoe denk-je daaraan lc komen, vroeg het meisje belangstellend. Ach doe toch niet zulke domme vragen! Hoe kan ik dat nu weten? En als je dat mooie huis hebt, Lis, ga-jc cr dan heel alleen in wonen? Nee, dan koop ik 'n mooie dame om bij me te w onen. Mij? Mag ik bij je komen wonen? Hij keek haar aandachtig aan, scheen te overleggen. Ja, da's goed, doe dat maar. Maar de oude verbrak haar vroolijke stem ming. en vond hel noodig zijn zoon onder het oog te brengen, „dal hij zich eenmaal zou moe ten verantwoorden over elk woord dat hij ge sproken had". In groote ongerustheid had de jongen reeds meermalen een dergelijke waar schuwing aangehoord, maar dezen avond scheen hij een onverschillige bui te hebben. Toch zeker als ik dood ben? vroeg hij. Ja, als je overleden zult zijn, antwoordde Simon ernstig. 01* vóór dien tijd, bracht Jetta in hel midden. Maar voor 't oogenblik schenen haar woor den ongemerkt over de hoofden van vader cn zoon been te gaan. Simon stond op, daar dc winkelbel over ging. Hij nam de lamp mee, en in den donker schoof Lis dicht bij Jetta. Zeg. lioor "s, vader heeft dien gulden niet in de la gevonden. Ik ook niet, jongen. Dat begrijp ik niet. Zeg, Jetta, 't lijkt wel j alsof die hcele geschiedenis eigenlijk niet ge beurd is. Er hing ccn atmosfeer van droefheid cn ver latenheid in hel" kamertje. Buiten gierde de wind om het eenzame, kleine huis ie en sloe? telkens huilend in den schoorsteen, wal de kinderen bang maalde in den donker. Nee, er gebeurde ook niets, zei Jetta, cn zij verborg hel gelaat in dc handen. Een flauw lichtschijnsel viel uil den winkel op hel gordijntje van de glazen deur. Lis kroop nog dichter tegen Jetta aan. 't Helpt me toch niets, Lis, fluisterde zij lvem in liet oor, jc wordt zachtjes-aan te wijs, daarom geef ik ft maar op. Ik heb geen geld, ik ben even arm als jij, en ik had niets om in. dc la te doen, laat staan 'n gulden. Nooit heb' ik cr een lK-zeten! Maar je moet 't jc niet aan trekken, Lis, denk er maar niet meer aan- En jc moei toch veel van me liou'en, Lis, al ben' ik arm. Ik zal alles voor je doen wal ik maar kaii! Heb-jij dat goed dan... weggenomen? vroeg hij stamelend. 'l Was immers niets van be teekenis: 'n paar suikertjes, 'n appel... 'n stukje wil pa pier... v O, Jetta, dan li eb-je gestolen! Zij trók dc handen weg van voor haar ge* zicht en wierp de blonde haren met één kor ten ruk naar achteren. Ja, riep zij, ja, ja, ja! Voor.jou! Voor jou! Voor jou! O, fluisterde hijn dievegge... Een oogenblik Iraclilte zij nog zich op het verkeerde van haar gedrag lc beroemen. Dan trok zij hem har 1st och', dijk tegen zich aan en riep, terwijl lranch haar langs de wangen aloeiden: ,6 Lis, je,moet er niet meer aai denken! Je ziet 'l immers wel, ik ben maar n gewone vrouw, 'n pas volwassen vrouw, cn jij -bent. 'n kleine man! (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 5