„DE EEMLANDER"
ABONNEMENTSPRUS
PfiIJS DER ADVERIEHI1EH
TWEEDE BLAD
BINNENLAND
FEUILLETON.
LIS DORIS
17e Jaargang No. 139
per 3 maanden voor Aroerse
foort f 1.80, idem franco
per pott f 2J0. per week (mei gratis verzekering
tegen ongelukken) f 0.15, afzonderlijke nummert
f 0j05 Wekelijksch bijvoegsel »De Holhndschê
Huisvrouw (onder redactie van Thérèse Hoven)
per 3 maanden 75 cent. Wekelijkscfe bgvocgsd
uWtrtidrevue* per 5 maanden 60 cent-
Zaterdag 7 December 1918
HOOFDREDACTEUR: M.. D. J. VAN SCHAARDENBURG
UITGEVERS - VALKHOFF Co
BUREAU: ARNHEMSCKE POORTWAL. MOK VT««ohtiohsit*
INTERCOMM TELEFOONNUMMER 613
van I 4 regels f 0.80,
elke regel meci f 0.20,
dienstaanbiedingen 1 5 regels f 0.50. groote let
naar plaatsruimte Vooi handel en bedrijf bestaan
zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald advcr»
teereD m dit Blad, bij abonnement. Eeue circulaire
bevattende de voorwaarden, wordt
toegezonden
op aanvraag
De plicht der boeren.
Ik ben dan ook overtuig-d
dat, indien ons lief Vaderland ooit in
gevaar mocht komen, Wij op U allen
zullen kunnen rekenen I
H. M. de Koningin op 18
Noven?ber 1918.
Dit woord door onze Koningin gesproken
tot de volksmenigte die Haar op 18 Novem
ber j.l. in de residentie omstuwde, Haar als
bet ware op de handen droeg, hc-eft ook
den landbouwers wat te zeggen.
Ook door de boeren wordt het Vorsten
huis, zooals men dat noemt: „op de handen
gedragen". Aan de betooging op 30 Nov.
te Utrecht gehouden namen ook de boeren,
nam het Utrechtsch Landbouwgenootschap
deel omdat men niet achterblijven mocht,
maar noodig was dit bewijs van verknocht
heid niet, immers Oranje en Nederland
kunnen op de boeren staat maken!
Oranje? Ja! die zeker maar ook „Neder
land?" Beamen onze landbouwers allen het
opschrift van den zegewagen van den Land
bouw in de optocht van vorigen Zaterdag:
„Voor Vorstin, Volk en Vaderland". Zijn
de boeren er van doordrongen, dat zij het
zijn die zorgen moeten voor den leeftocht
ran volk en vaderland, en dat zij door dat
te doen gevolg geven aan den wensch van
hun Vorstin, die gezegd heeft overtuigd te
zijn op hen te kunnen rekenen als het dier
baar vaderland in gevaar mocht zijn? Is het
dan in gevaar? Zeer zekerl
Het is of wij de laatste vier jaren in het
duister tastend een moeilijken, steilen berg
beklimmen moesten, een taak voor velen
haast overweldigend zwaar. Daar eindelijk!
in de eerste Novemberdagen wordt de top
bereikt het wordt licht! er gloort een
nieuwe dag en er ontplooit zich een verge
zicht in een nieuwe toekomst; er sprejdt
zich voor onze voeten een nieuw dal vol
maatschappelijk werk en leven uit, maar nog
lijkt de weg die daar henen voert gevaarlijk,
duizelingwekkend stijl.
Er zijn er die holder de boldeT naar be
neden willen. Laat ons hen niet volgen
wij zouden daarmede onze geheele maat
schappij over de kop zien gaan. Er zijn er
die als 't ware boven willen blijven zitten
kijken met een berustend: „Ziezoo wij zijn
er", nu komt alles wel weer in orde!
Laat ons niet bij hen gaan zitten
Onze Koningin, onze Aanvoerster, heeft in
Hare proclamatie gezegd: „Wij moeten
vooruit!"
Vooruit! Maar hoe dan? Laat ons be
hoedzaam dezen berg afstijgen, om straks
met frisschen moed en kracht het nieuwe
leven in te gaan. Laat ons met opzijdestel
ling van mogelijke grieven onze Regeering
steunen op Haar moeilijken weg om uit deze
crisis te geraken tot normaal leven, een
leven dat niet het oude zal zijn, van aan
gindscbe zijde van den berg, neen! wij heb
ben het immers van den top af gezien, het
was geheel nieuw, geheel anders.
En op dien weg daarheen zullen wij ons
hebben vertrouwd te maken met de nieuwe
eischen die ons zullen worden gesteld, met
de nieuwe plichten die ons zullen worden op
gelegd.
En de eerste eisch zal wel wezen ons Ne-
derlandsche volk zoo gezond en krachtig
mogelijk in het nieuwe leven in te leiden,
en daartoe is weer hoofdvereischte zijn
kleeding en voeding te verzekeren, en die
eisch stelt als eerste plicht: „Gij die het
voedsel produceert, zorgt dat het er is!"
Voedselnood is het groote gevaar, dat
ons volk nog steeds bedreigt, en als er ge
vaar iszegt onze Koningin dan weer,
dan ben Ik overtuigd, dat Ik op u allen
landbouwers van ons dierbaar vaderland
kan rekenen!
Is het dan te veel gezegd als wij van „de
Plicht der Boeren" spreken?
Het lag zoo voor de hand toen daar dat
opluchtende bericht kwam: Wapenstilstand!
geen oorlog meer! om te denken: ziezoo nu
zijn wij ert
Inderdaad men hoorde ven schepen die
weer uitvoeren, ven voorraden uit de Stel
ling van Amsterdam, van verhooging van
broodrantsoen!
De landbouwer die niet verder denkt, zal
voldaan zijn geweest: Ziezoo dat is-geleden,
nu zijn wij van dat gezanik om broodkoren
af, nu loopt dat wel weer; maar hij vergeet
dat dat broodrantsoen verhoogd werd om
ons door ziekte geteisterd volk de allernoo-
digste krachten te hergeven; hij vergeet dat
die stelling-voorraden, voorzooverre zij be
schikbaar mogen worden gesteld, och zoo
gauw op zijn; hij vergeet dat die aanvoeren
over zee tijd behoeven, voor zij geregeld
binnenloopenf En juist om dien overgangs
tijd gaat het nu, daar is het om te doen.
En gedurende dien tijd moet het tot het be
sef der landbouwers doordringen: „thans is
het aan ons te helpen!"
Velen onder hen beseffen dat ook, maar
wij weten het zij hadden metjallerlei
tegenspoed te kampen. Het natte najaar
heeft gemaakt dat op vele plaatsen, vooral
op de klei, de nieuwe bouw nog niet is uit
gezaaid, en die nieuwe bouw, zoo zegt de
boer, moet eerst te veld, vóór ik ga dor
schen;
De korenbergen zitten dan ook grooten
deels nog vol en dé goedgezinde landbou
wers zullen het best afdorschen en beloven
stellig zooveel mogelijk te zullen inleve
ren. Maar van beloften kan ons volk geen
brood bakken!
Er komt bij het tegenwoordig rantsoen
een dreigend tekort, en als de boeren niet
bijspringen, loopt het mis; zal de Regcering
dat rantsoen weer moeten verlagen en zal
de schuld daarvan aan de boeren geweten
worden, en terecht.
En wat zbl'.en zij ermede bereiken? Nog
grooter miskenning van den landbouw en de.
land-bouwers. Zullen de boeren dan nog ge
hoor krijgen in de Volksvertegenwoordi
ging, waarin zij nu rnet veel moeite een paar
land'bcuwmenschen hebben? Zal niet de
groote meerderheid zich tegen hun wen-
schen verzetten, de wenschen van die boe
ren, die hun plicht niet kennen als het vader
land in nood is, die de roepstem van hun
Koningin niet verstaan?
Het zal zoo ver niet komen, of wij zou
den ons al zeer in de landbouwers vergissen.
Zij gevoelen wel degelijk hoe de plicht hen
dubbel drukt, waar zij dit jaar na veel moeite
van de zijde hunner organisaties gedaan,
hun eigen broodkoren mogen behouden.
Zij beseffen d-at deze omstandigheid hen
met nadruk op de plicht wijst: „dan ook
al het overige graan in te leve
ren 1"
De smokkelhandel dit helaas voor ve
len te verleidelijk bedrijf neemt af, en
wij voeden nog altijd de hoop, ja wéten het,
dat er onder de boeren gevonden worden,
die het ten scherpste afkeuren daaraan
mede te doen.
Maar de grootste vijanden van den boer
zijn de gemakzucht en het slechts leven
voor eigen belang, en die twee euvelen te
bestrijden is moeilijk.
Toch hopen wij dat velen onder- hen zul
len inzien, dat door thans die gemakzucht
te overwinnen, door thans in te grijpen en te
gaan dorschen, dorschen en nog eens dor-
schen!, met alles wat vlegelen kan; en door
n u Tiun graan te brengen en niet straks,
zij in hooge mate hun eigen belang, gelijk
met dat van heel ons volk zullen dienen,
want men zal het den boeren vergelden, als
zij straks in het nieuwe leven met hunne
nieuwe wenschen, lot opheffing van hun be
drijf komen, zij zullen ondervinden dat dan
maar ook dan alleen in de publieke opinie
de overtuiging heeft post gevat: „de land
bouw is een der slagaders van ons volks
bestaan en zonder bloeienden landbouw kan
ons vaderland geen. tijdperk van bloei in
gaan!"
Landbouwers van Utrecht, ook op u re
kent ons volk. Thans is uw oogenblik ge
komen om te toonen wie gij zijt en wat gij
leunt! Zorgt dar., dat het niet wordt teleur
gesteld, want gij kunt helpen!
Van alle boeken leest de boer het meest
in den Bijbel en wij kunnen toch niet geloo-
ven dat wij hem als een tweede Filippus
zouden moeten toeroepen: „Verstaat gij wat
gij leest?" Indien hij soms de Spreuken van
Salomo 11 26 heeft opgeslagen, alwaar
geschreven staat:
„Wie koren inhoudt, dien vloekt het
A ölk, maar .zegening zal zijn over' het
hoofd des verkoopers."
Als wij dominé waren op een boeren
dorp, zouden wij daarover eens preken!
W. H. DE BEAUFORT.
N.B. De Regeringscommissaris voor
Utrecht deelt ons ihedo, dat thans aan
broodkoren ongeveer is ingeleverd van
het kwantum ten vorigen jare, terwijl de
oogst beter is dan die van 1Q17.
revolutie uitgebuit om propaganda te maken I spreker meent dat zij daartoe voikomen het
voor reactie. Niet de S. D. A. P., maar de recht had evenals de arbeiderspartij, maar
burgerlijke partijen hebben de Koningin in j hij erkent tevens dat wonneer dit stelsel ver
de beweging getrokken. De partij is nooit j werd doorgevoerd, schadelijk zou zijn voor
tegen de Oranje's opgetreden, maar men een goede wetgeving. De verschillende één
kan nu niet meer spreken dat de Koningin j lingen hebben getoond, dat zij zich niet blind
boven de partijen staat. De redevoering door willen staren op bepaalde partij-belangen.
Kameroverzicht
Tweede Kamer
Vergadering van Vrijdag 6 Dec.
Staatsbegrootir.g 1Ö1Q.
De algemeene beschouwingen worden
voortgezet.
De heer S c h a p e r (S. D. A. P.) zet zijn
gisteren afgebroken rede voort. Hij wijst er
op, dat het volk gedurende de laatste dagen
is opgehitst tegen de sociaal-democratie en
•ofschoon gebleken was, dat van revolutie
geen sprake meer was, heeft men toch die
haar uitgesproken op 2 Dec. j.l., was de leuze
van Groen van Prinsterer: Voor het Evange
lie tegen de revolutie. Het zou dwaasheid
zijn te ontkennen, dat de Oranje-hulde niet
oprecht gemeend was; hij zou niet willen
beweren dat alles poppekast was, maar de
Oranje-liefde was een persoonsvergoding.
Gij hebt de overwinning behaald, roept spre
ker de burgerlijke partijen toe, wij erkennen
het, maar gij zijt niet in staat geweest, die
overwinning uit te buiten, omdat gij ontzag
gelijk overdreven hebt en hij waarschuwt de
heeren, dat het de katholieken zijn, die bij
deze Oranje-propaganda de leiding voerden.
Spieker is niet tegen de Oranjes, al is hij
in beginsel republikeinsch.
De heer W ij n k o o p. En toch voor de
Oranjes.
De heer Schaper: Wij beschouwen de
Koningin als een constitutioneele vorstin,
zij ontvangt ook socialistische ^ministers en
wij vertrouwen dat zij ook wel socialistische
weiten zou onderteekenen. Al is het koning
schap niet zijn ideaal, toch wil hij geen hand
uitsteken om de Koningin te verjagen.
Maar het is de schuld van de burgerpar
tijen, dat wij ons op een afstand moeten
houden van de Koningin. Overal waar zij
verschijnt, buit men haar tegenwoordigheid
uit voor de Oranje-propaganda. De socialis
ten zouden al jaren bij de opening der Sta-
ten-Generaal zijn geweest, indien deze ge
legenheid niet op een onsmakelijke wijze
een. oranjelol werd gemaakt, door op kinder
achtige wijze driemaal te roepen: „Leve de
Koningin." Kinderachtig en onsmakelijk.
Wat de hervormingen betreft, men krab
belt nu reeds terug.
De rede van den heer Nolens was uiter
mate slap en die van dén heer Staalman
was meer. reactionair, dan democratisch.
De heer Nolens vroeg een pertinente ver
klaring cf de partij nu revolutionair zijn wil
de en zoo ja, dan dreigde hij met afbreking
van alle samenwerking.
Spi. meent, dat de heeren slechle -ver
staande! s zijn De voorzitter der partij, de
heer Vliegen, heeft in de Eerste Kamer dui
delijk gesproken, maar dit is de heeren nog
niet voldoende. Welnu, spreker zal geen na
dere verklaring geven, zeker nier mei na
pistool op de borst. Dit is natuurlijk de hee
ren zeer aangenaam; zij kunnen nu hun pro
paganda voortzetten, maar hij vreest den
strijd niet. Ondanks alles groeit de S. D. A.
P. nationaal en internationaal en zij zal dit
ook in de toekomst blijven doen.
De heer T r e u b (E. B.) zegt, dat van deze
regeering in deze moeilijke dagen niet vol
doende kracht uitgaat, waardoor voor ons
land groote moeilijkheden kunnen ontstaan.
Komende tot zijn groep, verklaart hij dat
de Econ. Bond niet een bepaalde belangen
groep vertegenwoordigt, zij wil de beharti
ging van de geheele volksbelangen, zoowel
qualitatief en quantitatief. Zij wil democra
tische organisatie ook in het bedrijfsleven
en het is daarom een verblijdend verschijn
sel, dat ook een groot aantal groote werk
gevers zich hebben geschaard onder de va
nen van den Bond.
De belangen-vertegenwoordiging is niet
nieuw, maar zij komt steeds meer op den
voorgrond. Van den eersten dag af dat de
S. D. A. P. in deze Kamer kwam, is zij be
gonnen met te verklaren alleen te strijden
voor de arbeidende klasse.
Thans is ook de Middenstand met een
eigen candidaat in de Kamer gekomen en
doordat zij gezamenlijk in een club zijn ge
treden. Spr. zal dan ook de gevoelens van
al de leden dier club vertolken, behalve zijn
financieele beschouwingen, waarmede de
heer $os zich niet kon vereenigen.
Wat het regeeringsprogram betreft, dit is
heel sober. Alleen uitvoering van art. 1Q2 en
invoering der wetten Talma zijn belangrijke
punten, maar verder bevat het programma
niets bijzonders. En gedurende de laatste re
volutie heeft zij getoond niet te schuiven,
maar geschoven te worden.
Wat de buitenlandsche politiek betreft, is
de Régeering niet gelukkig. Ook spreker riet
geen bezwaren tegen doortrekking van
Duitsche troepen door Limburg, maar zoo
gemakkelijk is de buitenlandsche politiek in
oorlogstijd niet. Het gaat er niet om of wij
bezwaren zien, maar of de buitenlandsche
regeeringen bezwaren zien. De houding van
de Regeering was wel n!ct onv/e'.iig, maar
toch onvoorzichtig
Ditzelfde geldt voor den Duijschen keizer.
Zeker, de regeering moest de vluchtende
keizer toelaten, maar voorwaardelijk. Zij had
hem moeten zeggen: ik laat U toe, maar ik
zal onderzoeken hoe Uw positie ten onze
opzichte is en zal na een ^rnstig onderzoek
omtrent uw lot beslissen.
Ook heeft in verschillende bladen gestaan
dat den ex-keizer verschillende faciliteiten
zijn verleend, zooals eigen telegraaf, enz.
Hij vertrouwt dat de Regeering deze be
richten zal kunnen tegenspreken, anders
ware haar handeling erger dan onvoorzich
tig. De Regeering moet vooral rekening hou
den met de buitenlandsche oorlogspsychose.
Had dit de vorige minister niet dagelijks ge
daan, dan zouden wij thans hier niet zoo
rustig deba-tteeren. Men is thans ook be
vreesd voor Belgische annexatieplannen,
maar de Regeering kan vertrouwen, dat het
geheele Nederlandsche volk met alle macht
zich tegen die plannen zal verzetten. Spr.
gelooft echter niet in de ernst van deze
plannen. De Belgische Regeering zal deze
niet steunen en de andere Geassocieerde
regeeringen zullen dit zeker niet doen. Wat
de sociale 'plannen dezer Regeering betreft,
de Regeering heeft dezer dagen niet ge
toond iets te voelen voor hetgeen onder het
volk leelt, uitgezoncie-ru ae Oranjeoeioogm-
gen. Hij sluit zich grootendeels aan bij het
geen hieromtrent door den heer De Geer
is gezegd, maar kan niet ontkennen dat deze
betoogingen de laatste dagen en scène zijn
gezet. Daardoor wordt de Kroon, die boven
de partijen moest staan, verlaagd tot een
propagandamiddel van de katholieke en
christelijke staatspartij. De Regeering heeft
die betoogingen gesteund en daarmede
schade gedaan aan de belangen van de
Kroon en ons land en hij hoopt dat na het
eindigen der griepepidemie deze Oranjebe-
toogingen niet zullen worden voortgezet.
Wat de revolutieplannen der S* D. A. P.
betreft, Spr. is niet benieuwd naar het ant
woord der partij of zij revolutionnair is ja of
neen. Zoolang S. D. A. P. en N. V. V. staan
op het standpunt van den klassenstrijd zijn
zij revolutionnair, dan gaat het telkens weer
om een onverzoenlijken strijd tusschen
werkgever en werknemer. De S. D. A. P.
doet niet anders dan de arbeiders sterken
in den klassenstrijd. De S. D. P. is conse
quent revolutionnair, maar de S. D. A. P.
theoretisch revolutionnair en zij wacht
slechts dê gunstige gelegenheid af. Daartoe
wordt zij gedwongen door haar principen en
door haar grondslag. Een staking tot ver
ft Geheim van een gelukkig leven is niet
dat te doen waarin men lust heeft, doch
lust te hebben in wat men doen moet.
De Roman van een Nederlandschen Schilder.
Naar hel Engelsch van
van
MAARTEN MAARTENS
door
J. L. van 'der Moer.
Vader, als er weer eens zoo'n mooie zil
veren gulden in de la is begon Lis.
Jongen, dat gebeurt niet vaak, viel de
kruidenier in. terwijl hij zich een glas bier
inschonk.
Maar als u cr eens een hebt, laat m dan
mij eens zien?
Simon schudde het hoofd en smakte met de
lippen.
Bier drinken was in zijn oog niet zondig.
rDaarom'trent beslaat geenerlei verbod,"
placht hij te zeggen.
De wortel van ft geld is de begeerte naar
alle kwaad, Lis, sprak hij waarschuwend. In
zijn zenuwachtige haast om de Schrift er weer
hij te pas te .brengen, gooide hij-de woorden
'n beetje door elkaar.
Lis zat aan zijn avondmaal. Zijn gezicht
werd vuurrood boven het witte papborcL
Van den wortel van t geld heb ik geen
verstand, antwoordde hij.
Dit was volkomen juist cn zijn vader had
dat evenmin.
De kleinhandel te Bol dam was grootendeels
slechts ruilhandel; de rest bestond hoofdzake
lijk uit oninbare posten.
Maar ik zou zoo graag eens 'n gulden
zien, drong Lis aan. Is ie wel zoo groot als
'n bord?
Sinds de vorige maand, toen ik de belas
ting betaalde, heb ik er zelf geen gezien,
zuchtte Simon
Lis liet zijn tinnen lepel vol pap op den
grond vallen. De oude schrok cr van.
Wal zeg je? Heb je sinds...
Je moet ft eten, dat God je geeft, niet op
den vloer laten vallen, jongen! En kijk me niet
zoo schuw en angstig aan. Opeten moet je "t
in ieder geval Je weet toch wel dal t nog
eens gebeurd- is? Je eet ft op hoor!
Met gloeiende wangen en kloppend hart ge
hoorzaamde de knaap, en hij schraapte de
koude pap van de zanderige planken.
Dit bogenblik bleef in zijn herinnering voort
leven. Zwaar hijgend stond hij op. zijn slanke
gestalte in haar volle lengte verheffend.
God vernedert den hoogmoedige, Lis.
Maar Lis antwoordde niet.
Lis, 't spijl me, vergeef 't me! Maar je
mocht toch eens leeren hoeveel de pap wel
kost aan zulke arme lui als wij zijn.
Lis sloeg de armen om zijns vaders hals.
Och, och, als ik toch maar eens één zoo'n
gulden had, sprak hij als tot zich zelve.
Nu, wat zou je cr dan mee doen? vroeg
Simon bemoedigend en in de hoop hot kind af
te leiden.
Dan zou ik verf koopen om mee te schil
deren. en *ji groot stuk biefstuk, en ^eel mooi
er kleeren dan Riilc van den dominee heeft,
enne., enne ik zou mijn eten niet van den
vloer scheppen, nee, nooit van z'n levfn, va
der! En ik zou 'n mooi huis koopqn om in te
wonen, net als dê dominee, en 'n rijpaard
dat vroolijk rondsprong, en sigaren voor-jou.
van die fijne, die Jctta's vader van dien 'stads
heer krijgt, enne... enne...
Jongen, jongen, houd^op! Dai alles kun je
nog niet voor tien duizend gulden k-oopen.
Nou ja. dat kan me niet schelen. Als ik
ze maar eens heb, dan doe ik ft. De sigaren
zal ik toch vast wel kunnen koopen.
Vuurrood, met den lepel in de opgeheven
hand, stond hij tegenover zijn vader. En de
kruidenier, de de armen slap over de leuning
van zijn stoel liet hangen, staarde hem ver
baasd aan.
Wie is daar in den winkel? riep hij. O,
Jetla,xben jij 'l?
Kom toch 's hier. kind, ik "heb je hulp noo
dig.
Ik kom qens kijken hoe 'L met de verkoud
heid van Lis staat.
't Is meer noodig dat je eens komt kijken
hoe 't met zijn verhithcid staat. Hij is bezig
'n gouden slang te smeden. ik bedoel ccn
koperen kalf... of... enfin, tol schade van zijn
eigen gemoed. O Lis, denk toch aan T Tiende
Gebod!.. Enne. wal voor sigaren gaf die
meneer dan wel aan den dominee?
De heerlijkste die mijn vader ooit rook
te. viel Jetta in. Die stadsheer is ontzettend
rijk
Zij lachte den opgewonden jongen toe.
Lach jij maar. Eens krijg 'lc alles wat ik
gezegd heb. verklaarde Lis. driftig. Volop
verf om te schilderen en roode rozen in den
tuin en 'n schimmel die hard loopen kanl
En hoe denk-je daaraan lc komen, vroeg
het meisje belangstellend.
Ach doe toch niet zulke domme vragen!
Hoe kan ik dat nu weten?
En als je dat mooie huis hebt, Lis, ga-jc
cr dan heel alleen in wonen?
Nee, dan koop ik 'n mooie dame om bij
me te w onen.
Mij? Mag ik bij je komen wonen?
Hij keek haar aandachtig aan, scheen te
overleggen.
Ja, da's goed, doe dat maar.
Maar de oude verbrak haar vroolijke stem
ming. en vond hel noodig zijn zoon onder het
oog te brengen, „dal hij zich eenmaal zou moe
ten verantwoorden over elk woord dat hij ge
sproken had". In groote ongerustheid had de
jongen reeds meermalen een dergelijke waar
schuwing aangehoord, maar dezen avond
scheen hij een onverschillige bui te hebben.
Toch zeker als ik dood ben? vroeg hij.
Ja, als je overleden zult zijn, antwoordde
Simon ernstig.
01* vóór dien tijd, bracht Jetta in hel
midden.
Maar voor 't oogenblik schenen haar woor
den ongemerkt over de hoofden van vader cn
zoon been te gaan.
Simon stond op, daar dc winkelbel over
ging. Hij nam de lamp mee, en in den donker
schoof Lis dicht bij Jetta.
Zeg. lioor "s, vader heeft dien gulden niet
in de la gevonden.
Ik ook niet, jongen.
Dat begrijp ik niet. Zeg, Jetta, 't lijkt wel
j alsof die hcele geschiedenis eigenlijk niet ge
beurd is.
Er hing ccn atmosfeer van droefheid cn ver
latenheid in hel" kamertje. Buiten gierde de
wind om het eenzame, kleine huis ie en sloe?
telkens huilend in den schoorsteen, wal de
kinderen bang maalde in den donker.
Nee, er gebeurde ook niets, zei Jetta, cn
zij verborg hel gelaat in dc handen.
Een flauw lichtschijnsel viel uil den winkel
op hel gordijntje van de glazen deur. Lis
kroop nog dichter tegen Jetta aan.
't Helpt me toch niets, Lis, fluisterde zij
lvem in liet oor, jc wordt zachtjes-aan te wijs,
daarom geef ik ft maar op. Ik heb geen geld,
ik ben even arm als jij, en ik had niets om in.
dc la te doen, laat staan 'n gulden. Nooit heb'
ik cr een lK-zeten! Maar je moet 't jc niet aan
trekken, Lis, denk er maar niet meer aan- En
jc moei toch veel van me liou'en, Lis, al ben'
ik arm. Ik zal alles voor je doen wal ik maar
kaii!
Heb-jij dat goed dan... weggenomen?
vroeg hij stamelend.
'l Was immers niets van be teekenis: 'n
paar suikertjes, 'n appel... 'n stukje wil pa
pier... v
O, Jetta, dan li eb-je gestolen!
Zij trók dc handen weg van voor haar ge*
zicht en wierp de blonde haren met één kor
ten ruk naar achteren.
Ja, riep zij, ja, ja, ja! Voor.jou! Voor
jou! Voor jou!
O, fluisterde hijn dievegge...
Een oogenblik Iraclilte zij nog zich op het
verkeerde van haar gedrag lc beroemen. Dan
trok zij hem har 1st och', dijk tegen zich aan en
riep, terwijl lranch haar langs de wangen
aloeiden: ,6 Lis, je,moet er niet meer aai
denken! Je ziet 'l immers wel, ik ben maar n
gewone vrouw, 'n pas volwassen vrouw, cn
jij -bent. 'n kleine man!
(Wordt vervolgd.)