0oop de Deügd.
Esn Zomer in Ballingschap.
Kaar het Ëafeelseh van Jennie Chappell-
Vrij bewerkt door C. II.
Vervolg van hoofdstuk IX.
schuwheid weer had afgelegd en door haar als ik geweien had, dat gij hier woonl, was
meesteresje op alle mogelijke manieren ver- ik lieusck niet zoo dichtbij gc-komen
troeleld werd, lag al spinnende op een stoel „Nu jok jc, klein, dom ding riep de
te kijken naar hetgeen zij deed. hamster uit. ,,'t Helpt jc echter niets, je komt
I „Het zal je zeker helpen, lieve kind," ant- niet weer vrij. Maar ik wil je niet doodenje
woord de Tante Alice ernstig. zult bij me blijven en mijn vrouw in bet huis-
i „Ja Tante,-' zei Pips-nadenkend, ,.dat denk houden'helpen. Dan zul je het mij niet meer
ik ook." En even later ging zij voort:
lastig maken
„Tante, is het altijd verkeerd driftig lc Hoe het muisje ook bad en vleide, hoe luid
Den volgenden dag kwamen de pan en de worden?" het ook om hulp riep, het hielp niets. De
bloempotjes met de schoteltjes thuis. Zij zagen „Ja Pippic, driftig zijn is altijd heel ver- onverbiddelijke hamster nam hot mee naar
er heel aardig uit, al waren ze natuurlijk van keerd. Wc doen of zeggen dan dingen, waar- zijn woning.
gewoon aardewerk. Pips hield er óón voor van we later spijt hebben. Dat heb jc zelf Daar kwam hel onder het strenge toezicht
zichzelf en braehf het andere aan Louis, die toch ook wel gemerkt Je was in je drift heel van mevrouw hamster, cn deze was al net zoo
juist een kleine opmontering noodig had, daar onbillijk tegen jo. poesje, want je hebt haar brommerig als haar man zij was geen haar
zijn knikkerspeculatic geheel mislukt was en zelf geleerd op de latafel te springen." beter.
hij bovendien nog hartelijk was uitgelachen' „O. ik was heel, heel onrechtvaardig, Er brak voor het arme muisje een leven
door zijn medescholieren. cn slecht!" bekende Pips in onomwonden bc- van zvvaren arbeid aan. ^t Moest helpen bij het
Tante Alice kocht een klein varentje voor I rouw. „En toen mijn eigen lief poesje ver- opstapelen van liet koren in de voorraadkamers
Pips cn liet dot in haar potje zetten. De beide schrikt van mij wegliep, was het net alsof en op de kleine hamstertjes passen en hun op
Tantes vonden, dat het geheel er snoezig uit- ik iets dood gemaakt had. Maar nu hen tijd te eten geven Aan berispingen ontbrak
zag. jc niet meer hang voor roe, is het wel. Tibby, het niet cn ons muiyjc verlangde erg naar haar
„Waar zal ik het zetten?" vroeg Pips, toen liefje?" ging zij voort, terwijl zij zich naar'; vroegere vrijheid terug,
zij haar schat aan iedereen in huis had lafen haar poesje voorover boog cn haar zachter* j Op een nacht, toen de homsterfamilie in een
zier., tot Tibby en Adéle toe. „Mag" het op den pels met haar wang streelde. „Je weet wel, diepen slaap was, stond het muisje heel stil
schoorsteen staan. Tante? O, nee, daar krijgt clat ik nooit, nooit weer zal doen." op, om heimelijk weg te slujpen In de duis-
het geen licht genoeg!" Tibby, die zich nu weer heelemaal op haar ternis stootte zij echter tegen den hamster
„Zet het op het tafeltje voor het raam," zei 'gemak voelde, liet haar staart vroólijk op en aan. Deze sprong dadelijk op en gaf het arme
Tante Alice. „Daar heelt hel volop licht." I neer dansen, als wilde zij zeggen, dat alles ding een paar geduchte klappen met zijn groo-
,.lk ben bang, dat Ellen het omgooit, als vergeven c-n vergeten was en zij weer de beste ten voorpoot, zoodat het muisje alle lust tot
zij "s morgens dc blinden openzet." antwoord- i maatjes waren. vluchten verging."
dc Pips. i „Tante, hebt u het in mijn dagboek door- j Den volgenden dag. juist toen de hamster
Als je het eens op dc latafel zette? Ik zal j gestreept?" vroeg Pips even later. zijn middagdutje deed, werd hij door drcu-
jc een matje geven om er onder te leggen." j „.Ta, lieve kind, ik heb het riiet vergeten." nendc voetstappen gewekt Ilij sprong op en
Pips probeerde dadelijk, hoe het stond. „En," ging Pips verlegen voort, terwijl zij ijlde naar de huisdeur om tc zien, wat er gc-
„O prachtig!" riep zij uit. „Kijk eens, TanteIhaar gezichtje in den vacht van haar poesje beurde. Daar zag hij den boer, aan wien de
slaat het daar niet mooi?" verborg, „denkt u, dat God mij ook vergeven akker toebehoorde, met knechten en meiden
Het bloempotje werd dus op de latafel ge- I heeft?" bezig. Dc scherpe sikkels ruischten in de
zet cn Pips ging heel gelukkig naar bed. 1 „Zeker, Pippic. God hecfL ons als een Va- halmen en dc aren vielen op den grond.
Haar eerste gedachte, toen zij den volgenden der lief en vergeeft ons. als wij oprecht be- I „Opgepast 1' zei de hamster in zich zelf en
morgen wakker werd, gold haar bloempotje, rouw toonen te hebben.keerde schielijk in zijn huis terug.
Zij gunde zich nauwelijk den tijd zich aan te i Pips nam zich ernstig voor. nooit meer drif-
kleeden en holde naar b. hn om t* kijken, tig tc zijn.
of het varenlje in den nacht ook gegroeid was. j
„Waar is mijn potje, Ellen?" vroeg zij aan Op een middag in Augustus, toen Pips .al
leen' een brief voor Vader en Moeder naar de
bus had gebracht, kwam zij heel opgewonden
liiuis. Zij was Dora Melville tegen gekomen,
verleide zij, een meisje van een jaar of zes
tien en een kennisje van de Tantes. Deze had i
„Vrouw was liet eerste, wat hij zei. „zorg.
dat de kinderen binnen blijven. De boer is
op het veld cn hef zou al heel slecht mei ors
afloopen, nis hij ons vond. Wij zullen ons hieV
beneden rustig houden, totdat het gevaar voor
hij is."
Toen wendde hij zich lot het muisje er.
ging voort
.Jij gaal naar boven cn verstopt je bij dc
het meisje, dat bezig was de tafel voor het
ontbijtte dekken. „Je hebt liet verzet."
Want zoodra Pips in dc kamer kwam, zag
zij. dat het bloempotje niet rpecr stond op dc
plaats, waar zij liet den vorigen avond zelf
neergezet had. Pips opgedragen eens aan haar tantes tc vra- huisdeur. Als de boer nu onze woning nadert
In liet volgend oogenblik klonk er een hart- gen. of zij mee mocht met een picnic, die zij en er gevaar dreigt, dat hij ons huis ontdekt,
verscheurende kreet door het huis, vnnt op over twee dagen zouden houden. Deze uitnoo- dan moet je ons onmiddellijk kornen waar
den grond. tc midden van een armzalig hoopje diging werd niet zoozeer gedaan om hel ge-schuwen, zoodat wij den tijd hebben te
scherven, zag Pips het gehavende varentje lig- zeischap van liet kleine ding, dan wel omdat vluchten."
gen. er een rijtuig besteld was en de plaatsen nog „Ik zal goed opletten,"' zei het muisje, maar
„Ok-oh-oli!' gilde /ij. „O Ellen, wat heb je niet allemaal bezet waren. „Groote nienschcn het dacht: ,Nu ben je in mijn macht, bruine
gedaan? Mijn lief, klein bloempotje l" moeten twee gulden betalen, kinderen half brombeer!"
„Ik heb liet niet aangeraakt!" antwoordde geld." had Dora Melville er nog aan toege-j Dc maaiers kwamen nader cn het muisje
Ellen, terwijl zij tergend kalm voortging metvoegd. hoorden den boer zeggen
dc tafel tc dekken. „Ik zag je poesje van de Pips was nog nooit op een picnic geweest „Ik wou, dat ik den hamster vinden kon, die
latafel afspringen, juist toen ik een paar mi-en wilde dolgraag gaan. Daar geen harcr tan- zoo in mijn koren heeft huisgehouden!"
uutcn geleden binnenkwam." tes haar echter vergezellen kon, aarzelden zij En al zoekend en op den grond turend, ging
1 met haar toestemming tc geven. j de boer verder. Het muisje hoorde na ccnigen
„Je kent geen van de kinderen, die mee- j tijd doch in de verte hoe de zeisen gewet
gaan. Pips," zei Tante Hester, „jc zou je erg J werden. Het gevaar voor den hamster was
1 eenzaam lusschen hen voelen." - dus geweken.
„Niet als Louis meegaat," antwoordde Pips. j „Nu is liet tijd," dacht het muisje, „om mij
uit dc voeten te maken."
,,M ij n poesje?"
,!a, Tibby. Dat weet ik heel zeker. Ilc wou
net opruimen, maar ik dacht, dat het mis-
schien heter was. dat jc het eerst zelf zag."
Pips holde de kamer uit en dc trap af. Zij j
had één van haar heftige driftbuien, die zij'„Ik weet zeker, dal hij lieel graag mee zal
ran klein kind af gehad had, doch waarvan j wiÜën gaan en juffrouw Moinwaring zal het
aaai inoetcr tot haar vreugde opgemerkt had. j stellig goed vinden Toe, zegt u .ja', Tante.
«lat zij steeds zeldzamer werden. Tibby zag j D o e t u he t?"
haar aankomen en daar zij dacht, dat het j „Ik zal eens naar mevrouw Melville gaan
een spelletje was, danste zij vroolijk voor j om er wat meer van te hooren," zei Tante
'haar uil en bleef plotseling stilstaan om ge- j Alice, terwijl zij haar werk opvouwde. Zij
vangen |c worden. vond, dat Pips over het algemeen niet heel
Arm, misleid poesje! Weinig was zij zichveel had in Braekensidc en gunde haar
bewust van liet' onheil, dat zij aangericht ,cn gaarne dit pretje, als er ten minste geen be- baar zijn Ik waag het er op en ga naar hem
den storm, dien zij verwekt had. Groot moet 1 zvvaren aan waren vcrboi
liet sprong vlug in een greppel cn liep wat
het loopen kon. Plotseling bleef liet echter
stilstaan en overlegde hij zich zelf
„Als ik den boer nu eens wees, waar hij
den hamster vinden kan. Als hij den roover
vindt, heb ik mij gewroken Als ik maar vast
wist, dat de beer mij geen kwaad zou doen.
Maar kom, gekheid, hij zal mij. immers dank-
rbonden. „Als cr groote toe/'
Daar zag het muisje, dat de maaiers weer
naderden. Niet ver van de woning van den
hamsier hieven zij stilstaan en gingen zij zitten
haar schrik geweest zijn, toen zij zich in menschen meegaan, cn er goed op Pips gepast
plaats van aangehaald tc worden door het j zal worden, zie ik eigenlijk niet in, vvaarohi
eachtc handje, dat zij zoo goed kende plot- j zij niet gaan zou, Hester."
siding in haar nekvel voelde grijpen en met; PjpS vloog Tante Alice uit dankbaarheid om huil avondboterham te nuttigen. Langzaam
hulpeloos uitgestrekte pootjes en druipenden lover deze-woorden om den hals cn overlaad- 'ging het muisje naar den boer cn zei:
staart mee naar boven werd gesleurd. de haar met kussen. „Meneer boer, ik wil u zeggen, waar de
„Kijk eens, akelige, stoute Poes!" gilde Pips, „Wat ben je toch een opgewonden standje!" hamster woont, die uw koren gestolen heeft
terwijl zij Tibby's neus vlak bij dc scherven zei Tante Ilcster, terwijl zij Pips niet onvrien- Verwonderd keek de boer om zich heen.
•bracht. „Kijk eens, wat je gedaan hebt met
mijn mooie bloempotje, dat apart voor mij
gemaakt werd! Daar! Daar! Daar!"
J.ii het arme poesje kreeg drie klappen, die
wel niet heel hard waren, maar toch op haar
rug neerkwamen. Tibby wendde geen enkele
poging aan om tc ontkomen en hing mis
schien uit schuldbesef, misschien om een ge
voel van medelijden op te wekken met
slappe ooren en alsof zij een mof en geen poes
vv: s in de hand van haar meesteres.
Plotseling voelde Pips een hand op haar
schouder cn hoorde zij een bedroefde stem
zeggen:
„O Pips, wat spijt me dat!"
Pips keek op en zag in het gezicht van
Tante Alice. Plotseling begreep zij, dat haar
delijk over haar bril aankeek. „Informeer Eerst wilde hij naar het brutale muisje slaan
goed, Alice, waar z;j heen gaan en als het je doch hij bedacht zich en zei:
goed lijkt, ga dan op je terugweg even bij „Goed, wijs mij den weg dan maar
juffrouw Mainvvaring aan." i Haastig trippelde liet muisje vooruit. Dc
Uit deze woorden bleek, dat ook Tante boer volgde met zijn hond. Zoo kwamen zc bij
ITester hel geval niet als hopeloos beschouw
de. Ze zou dus wel mogen gaan.
„En wees nu alsjeblieft een beetje kalm,
de woning van-den hamster.
„Dank je,'' zei de boer. „Kees, pak
Of dc hond zijn baas niet goed begreep,
lieve kind!" zei Tante Ilester, terwijl Pips weet ik niet, maar dat is zeker: in een oogen
opgewonden door dc kamer danste. „Het is blik had hij de verraderlijke muis gepakt cn
immers nog lang niet zeker, dat je gaat en dood gebeten. Hel muisje had nu haar ver-
bovendien moeten we ook rekening houden diende loon voor haar snood verraad,
met het weer." Daarna riep dc boer zijn knecht en in enkele
Toen Tante Alice thuis kwam, zei zij, dat minuten was de gehecle hamslerfamilic ge-
zij niet het minste bezwaar had, dat Pips met vangen en werden dc korendieven onschade-
dc familie Melville meeging. Hel doel van den lijk gemaakt.
tocht was ,Dc Plantage,' één der mooiste i
tante dit veel erger vond dan het breken van plekjes uit de omgeving van Braekensidc. Me- I
Jiet bloempotje. Zij was diep ongelukkig, toen
zij de bedroefde uitdrukking in de oogen
harcr tante zag, liet haai- poesje op den grond
iglijden, bedekte haar gezicht met <le handen
cn barstte in tranen uit.
Tante Alice ging heen zonder een woord tc
zeggen. Zij begreep, dat haar driftbui zóó het
neer cn mevrouw Melville zouden beiden van
dc partij zijn. Zij beloofden goed op Pips te
zullen passen, en daar er nog juist plaats was
Dé Feeënvisite.
Sprookje door
Truus Salomons.
8x t zou overgaan. Doch toer. Tante Ilester j het plan.
voor één kind, vonden zij het uitstekend, als
zij haar vriendje meebracht. Daarna was
Tante Alice bij juffrouw Mainvvaring geweest,' Er was eens een klein kindje, dat geen
die evenals Louis zeer ingenomen was met broertjes en zusjes had en met haar ouders
j woonde in een groot huis. 't "Was zoo'n klein.
„Heerlijk!" riep Pips uit. terwijl zij haar blond schatje, dat door iedereen lief werd ge
tante omhelsde. „O, wal verlang ik naar over- vonden en ook werkelijk heel lief was. Zc deed
morgen!"
(Wordt vervolgd
Haar verdiende loon.
hrfar best op school en voor de pianoles en zc
wilde (en dat doen heel veel kinderen niet
eens) graag boodschappen doen voor Moeder,
die kamers verhuurde aan dames en heeren.
„Allemaal groote menschen wonen er bij ons
in huis," zuchtte Gree'tjc dikwijls, „geen enkel
kind komt, cr ooit eens met me spelen of kan
Ibencdcn kwam, zei deze tegen Pips, dat zij
moest ophouden met zoo'n leven te maken of
ander dc kamer uit moest gaan.
Het kind deed hel laatste en ging heftig
snikkende naar de keuken terug. Zij wilde
Tibby opzoeken en het weer .goedmaken.'
Anne Tibby, die zij gisteren zelf nog op de
latafel een koekje had gegeven! Het koren stond rijp op het veld en de
Zij vond haar poesje achter potten en goudgele halmen glansden in het zonnelicht
pannen verscholen onder liet aanrecht- Hoog in de lucht schalde dc leeuwerik, terwijl j eens gezellig een boek met me lezen. Ik wou
..Tibby, lieve Tibby! Kom eens hier!" vleide kleine schapenwolkjes op het fraaie landschap maar, dat ik een zusje was van Gerda cn
zij met een bedroefd stemmetje. „Het spijt me j neerkeken. j -Annie, die altijd samen spelen en prentjes
zoo vrceselijk, Tibby, ik zal het nooit weer j Daar kwam dc hamster uit zijn woning te kijken. Ik wou
doen!" j voorschijn. Jullie weet zeker, dat dit knaag- O, als ons kindje ging zeggen, wat ze eigen-
Maar Tibby kroop in haar angst nog ver- 'dier groote verwoestingen op dc korenvelden lijk wou, dan was dat o zooveel, dan kwamen
'der weg. aanricht. Hij was juist bezig het gouden cr lijsten van vvenschen, b v.:
Pips strekte haar handje smeekend uit, j koren in zijn voorraadkamers te verzamelen J „Ik wou graag een elfenkind zijn, een echt
doch en dit was wel haar ergste straf voor den winter. Nu en dan voelde hij met clfenkind, zooals Moeder zegt, dat er in dc
•het poesje liet haar oortjes hangen, alsof zij j zijn snijtanden, of de korrels wel zwaar genoeg .hoornen zitten te zingen op mooie zomcravon-
opuicuw klappen verwachtte en dook weg warende lichte aren liet hij voor den hoer j den, of zoo'n fee, die de zilveren herfstdra-
achter. den weeft, welke ze als een zilveren net over
Juist sloop hij om een distel lieen, toen hij ,dc tuinen slingert."
een muisje ontmoette. Het diertje schrikte ge- l „Ik wou, dal ik een boom was; dan kvva-
vveldig en wist niet, waarheen het zich wen- men alle vogels bij mij op visite en dan had
den moest. Eer het kon wegspringen, had dc den we samen heel gezellige straten van nes
hamster het reeds tusschen de voorpootcn cn ton cn ik was niet alleen. Nu ben ik maar een
'keek het grimmig aan. kindje en woon bij allemaal groote menschen,
„Ik hoop, dat ik nooit meer zoo driftig zal! „Zoo, kleine diefzei hij barsch. „jij bent tusschcn wie ik mij zoo eenzaam voel.'
zijn! Als ik naar dit bloempotje kijk, zal het het dus, die mij mijn koren ontst elt? Iloe ,,'t Is'toch wel heel treurig," meende Prin
smij cr aan herinneren en mij w aarschuwen." 1 durf jc het wagen in mijn nabijheid te komen scs Zonnestraal, die op een keer. dat zij eens.
Pips zei dit op den avond van den dag Weet jc dan niet, dat ik je dooden kan j naar binnen keek, Greet je zoo hoorde zuch-
twaarop de ongelukkige gebeurtenis, in het' „Ach, lieve meneer!" bad het muisje in ten. ,,'k Moet Vader en Moeder-rtoch eens vra-
vorig hoofdstuk beschreven, plaats vond. Zij doodsangst, „laat mij leven Ik heb nog nooitgen, of wc dat aardige kindje, niet kunnen
had juist haar varentje in het andere potje iets uit uw veld gestolen en w*as het ook helpen."
overgeplant, dat Louis zoo edelmoedig was wcrgclijk niet van plan. Ik ging alleen maar De oude Koning Grijsbol luisterde h6el
geweest fcaar af te staan. Tibbv. die haar eens wat wandelen in dert zonncsehiin i Maar aandac htig naar zijn dochtertje en zei toen:
achter een groote pan. Toen sprong zij eens
klaps Pips voorbij en holde den tuin in.
HOOFDSTUK X.
Een heerlijke uitnoodiging.
„Dat zal ik wel opknappen/'
Jullie herinnert jc immers nog, dal Koning
Grijsbol, oppervorst der dwergen in Grijsbol-
land was? Hij zei tegen liet dochtertje:
„Dat kindje moet geholpen worden; ze mag
zich niet langer zoo eenzaam voelen. Zeg maar
nan Linda, dat zc eens bij me komt, dan zal ik
er eens met baar over praten."
Linda was een vriendinnetje van Prinses
Zonnestraal. Zij werd de opperfee genoemd
en ook wel de bloemenkoningi nZij en Prin
ses Zonnestraal hielpen de menschen op de
wereld; altijd kwamen zc samen cn ze maak
ten iedereen blij.
Nu waren Prinses Zonnestraal en Linda
bezig geweest om alle menschen voortaars-
bloemetjes tc brengen; meizoentjes en boter
bloemetjes, en dc feeën hadden het heel druk
met zingen, 's avonds op het veld, maar Linda
wist toch wel raad.
Zc ging ten fninstc dadelijk voor Greetje
zorgen.
Op een avond, een paar dagen later, zat
Grcetjc rechtop in bed. Dc ondergaande zon
keek naar binnen en lachte, zoo'n lekker voor
jaarszonnetje. Dat is een lief zonnetje," dacht
ons kindje, „dat lacht als ik naar bed moet.
Ga je ook gauw naar bed?" -vroeg zc
En daar klonk on eens een zacht stemme
tje: „Ja, ik ga strakjes."
„Waar is jc bed?" vroeg het kindje.
„In de zee, in de mooie zee slaap ik en
kom er 's morgens weer uit. Ik heb gouden
gordijntjes om mijn bed en prachtige juvvee-
len."
„Wat mooi!" zei Greetje.
„Niet waar," zei een ander fijn stemmetje
nil weer, „klein Groetje houdt van spelen?"
„Ja," zei Greetje, „ik wel. Jij ook?"
„Ja." zei dc stem, „willen wc spelen?"
„Graag. Maar wie. ben je dan?"
„Ik ben de kastanje-fee, die altijd jc boom
mooi maakt in 't voorjaar, daar vóór het
huis. En al mijn zusjes komen bij je .op visite
van avond. We zullen eerst de kaarsen eyen
aansteken, en dan kom jc ook in den boom."
Kijk, daar stond de boom, vol witte, bran-
j dendc kaarsjes, die heen en weer wiegelden,
j Zoo'n prachtig gezicht!
1 „Wat zijn jullie lief voor me," zei Greetje
dankbaar tegen de feeën cn dc kaarsjes.
„Kom nu maar!" klonk liet-
Eii kijk, Grcetjc werd in eens in een gou
den net gelegd en zoo in den boom gedragen.
Zes in het wit gekleede feetjes droegen haar.
>,Wat zou je graag willen spelen?" vroeg dc
1 kastanje-fee.
j „Schooltje," zei Greet.
Zoo, dat is best. Een groote of oen kleine
I klas?"
„Een kleine," antwoordde Greetje, „dat is
j gezelliger, en ik ben dc juffrouw, hé?"
i „Goed," zei de kastanje-fee. „Daar komen
de kinderen al" Acht witte, kleine meisjes
kwamen nu tusschen de kaarsjes te voorschijn
en stonden zoo op een rijtje te wachten.
„Zoo," zei Greetje. „Nou is 't rekenen. Let
op, kinderen."
„Ik kan niet rekenen," zeiden de fcecn, „wel
versjes zingen."
„Doe dat dan maar voor dezen keer," zei
Greetje. „Ik zal de maat slaan."-
En de feccn zongen:
Luister, wij gaan zoetjes, zoetjes,
Met heel kleine elfenvoetjes
Zingend door de weide;
We vertellen allemaal
Van den mooien nachtegaal,
Van dc blanke heide.
Wij zijn kinderen van Mei,
Van het mooie jaargetij.
Hoor jc ons niet zingen?
Onze kleine Zonnestraal
Spreekt in wonderzoete taal
Ons van mooie dingen.
„Moeilijke liedjes zing jullie. Ik ken heel
andere," zei Grcetjc.
„Nou, zing jij die dan eens," zeiden dc el
fen-kinderen.
Greetje vond het heerlijk, want ze zong
graag. Ze begon:
Kom gauw naar bed, zoet poppenkind,
Kom gauw. mijn schattebout,
Jc weet, als jc gehoorzaam bent,
Dat Moesje van je houdt
Je moet je oogjes sluiten,
Dc handjes samen doen.
En als je dat gedaan hebt,
Krijg je van Moes een zoen.
En wordt mijn lieve kindje
Tc groot voor t poppenbed,
Jc mag bij Mammie slapen.
Is dat geen reuzenprct?
Straks kom ik naar je kijken,
Wees zoet, hoor poppedijn,
Je hoeft niet lang tc slapen.
't Zal heel gauw morgen zijn
„Maar Greetje, wat is dat nu? Zing je in
je slaap?" hoorde Greetje op eens dc stem
van haar moeder vragen.
„Nee Mammie, Tk had fccën-visitc/* zei
Grcetjc. „Ik slaap niet. We hadden 'zangles en
ik was aan dc beurt."
Zoo," zei Moeder, die Grcetjc nog eens goed
onderstopte, „dan ga je maar stilletjes ver
der spelen, hoor, dan ben ik gerust."
En Greetje wachtte, of dc feeën terug kwa
men. Maar neen hoor. dien nacht niet. Wel
waren de .kaarsjes in den boom nog aan. Dat
zag ze heel duidelijk, toen ze eventjes voor
't raam ging staan. Dat was zeker: zc waren
er wel geweest, maar bang geworden. Greetje
kroop nu weer in haar witte bedje. „Dan ko
men ze morgen spelen," juichte liet in haar
kleine hartje. De kaarsjes hebben ze nan ge
laten. Heerlijk!" en zc sliep gerust weer in,
want ze wist nu, dat de feeën terug zouden
komen.
Van alles wat.
Kleeien passen.
door C. H.
Moeder Langstaart roept haar kind'ren 5
Grijs, Minetje, kleine Moor,
Om hun zomergocd te passen,
Want 't is net een dag er voor.
Lang was ?t zonnetj' uitgebleven,
Maar vandaag is 't heerlijk zacht,
j Daarom roept zij vlug haar kind'ren,
r— Gauw wat. jonc^ns. Moeder wacht»
Kleine Moor, kom jij raaar eerst eens
Dit 's je jurk van 't .vorig jaar,
O. flic past nog. Dat s gelukkig
Jij bent dus al bijna klaar
'n Hoedje mag je nieuw wel hebben.
'k Koop het straks bij van der Lee
Als je zoet bent, kleine Moortje,
Mag jij dan met Moeder mee.
Grijs, maar jongen, is dat groeien I
Kijk, je leuk matrozenpak
Is je veel tc klein geworden,
116, wat zit het aak'fig strak l
En Minetje, laat eens kijken.
Och. je mantel is te kort.
't Jurkje gaat nog, ja, dat kan wel.
Als je 't draagt met deze schort-
Kind'ren, o, wat moet 'k veel koopen
'k Neem je alle drie maar mee.
Maar niet dwingen, wees gehoorzaam
Met wat Moeder koopt, te vree.
Strakjes wand'len wij dus samen
Naar dc stad. Is dat niet fijn
O wat zullen jullie netjes,
Vast de mooiste poesjes zijn.
Truit jo.
door MAGD.Y.
Truitje was een klein meisje van acht jaap
en de lieveling van haar vader. Haar ouders*
woonden in een net huisje in een arbeiders*
wijk en zc leefden heel 'gelukkig, totdat het
vreesclijkc gebeurde. Op zekeren dag wertf
haar vader thuis gpbracht, dood el ijk getrof
fen door een steen die van een.steiger naar»
heneden viel. Na vaders begrafenis moestent
moeder en Truitje noodgedwongen verhuizen
naar een achterbuurt en moest moeder uit wer
ken gaan. Het werken bij vreemde menschel*
viel haar zwaar cn zij ondervond allerlei te
genspoed. Om haar leed nu een beetje te ver
geten, kocht zij 's avonds wel eens drank ill
een kroegje dat op den hoek van het steegje*
was. Eerst een hall fleschje, toen een heel, cnr
zoo ging het door tot zij heelemaal aan den
drank verslaafd was. De dames bij wie zij
werkte, moesten niets van een drinkende
werkster hebben, en zoo raakte ze langzamer
hand al haar werkhuizen kwijt- Daar zij door
het veelvuldig gebruik van drank geen lust
meer had om te gaan werken, besloot zij met
bedelen de kost tc gaan verdienen en stuurde
ze Truitje er ook op uit. Deze was bier hee
lemaal niet geschikt voor. Zc was leer en fijrt
en had groote, schuchtere oogen. 's Morgens
werd zij dc deur uitgestuurd met het bevel
riict thuis te hoeven komen als zij niet genoeg
had opgehaald. Meestal was het niet genoeg
in moeders oogen en dan kreeg ze slaag en
werd soms nog zonder eten naar bed gestuurd!
op den koop toe.
't Was den dag vóór Kcstmis. Of het kwam
omdat het zoo koud was, of omdat alle men
schen zoo een haast hadden, zc haalde has&t
niets op. Zc had pas elf en een halve cent era
ze had van vanmorgen af nog niets gegeten.
Zc durfde niet naar huis gaan. Moeder zot*
haar zoo slaan! Maar ze was zoo moe, zon
erg moe. Daar stond zc voor een winkel w tap
heele stapels lekkere, verschc broodjes lagerr»,
Als zc er zoo een eens had! Zou zc er een dur
ven vragen? Aarzelend ging zc.nnar binnen,
vroeg aan de goedige baklccrin of ze als je.
bliefi een broodje irecg. Zc keek haar daarbij
zóó treurig aan, dat deze cr door getroffen
werd en haar het broodje cadeau gaf met
de woorden; „Kom kleintje, eet het maar lek
ker op, het zal je wel smakenI" Verwonderd!
keek Truitje liaar aan. Zc was niet gcv.endl
dat men zoo -vriendelijk tegen liaar was! Maan
het broodje smaakte heerlijk cn verkwikt "door
liet lekkere hapje ging zc met nieuwen moedf
op weg. Zc had den heelen dag al geloopera
en zc was zóó moe, dat ze haast niet mceP
voort kon. Haar beentjes deden zoo'n pijn era
het bonsde zoo in liaar hoofdje! Zij wildé
daarom wat gaan zitten in het portiek van dat
groote huis daar aan den overkant Toen zo
de straat over stak begon alles in eens in d(J
rondte te draaien, ze viel, kreeg een zwaar,
donker ding op zich en verloor het bewlist*
zijn. Zc werd opgenomen cn naar een zieken
huis gebracht. Toen ze bijkwam lag zc in eeit
heerlijk zacht bedje. Haar hoofdje was lic.idc-
maal in verband en zc had een vreeselHkera
dorst. Zc begreep niet wal er met haar ge
beurd was cn ze was te zwak om cr over na
le denken. Alleen voelde zc, dat zc heerlijk
lag en dat was voor het arme kind genoeg <>iu
zich behaaglijk te voelen. Daar boog zich eert
vriendelijk gezicht over haar hoen cn ccni
lieve stem vroeg: „Zoo kleintje, ben j^ wak
ker? Als ik je was ging ik maar weer gauw
slapen" en haar uitgedroogde lipjes zienuo
vroeg dc zuster: „Wil jc soms wat drinken"?!
en met een zwak stemmetje antwoordde Trui-
tic: „Als jc blieft juffrouw." Dc zuster tild'rt
haar voorzichtig op en liet haar drinken en
toen deze haar weer had neergelegd, sloot z*o
vermoeid dc oogics en was weldra weer bui
len bewustzijn. Zij kreeg zware koortsen ert
ijlde voortdurend. Af cn toe hield zij haOP
handjes beschermend voor haar hoofdje ert
riep dan met een smeekend stemmetje: „Acfc.
toe. sla me toch niet, ik kan hel lieusch mot
helpen," cn dan kromp zc in elkaar als om da
slagen af tc weren. Een paar uur later kw ril
de dokter, die haar verbonden had, weer eenK
kijken en zpidc dat haar ouders dienden ge
waarschuwd tc worden. Zij zou wel mol
meer leven, want de arme kleine was tc uit
geput om deze zware koortsen te kunnen
slaan. Doch niemand wist. wie het arme knidJ-
was cn w aar zij vandaan kwam, want ze was
bewusteloos binnengebracht cn niet meer b'I
kennis geweest sedert zc wM gedronken had.
Ze lag nog" een poosje te ijlen, daarna wei'")
7.ij wat rustiger cn eindelijk stierf ze haas
ongemerkt.
Zoo eindigde het leven van het arme T. uf
tje, dat in haar korte leventje reeds zooveel
Verdriet hdd gekend.
^Telefonisch Weerbericht.
Naar waarneming in den morgen van
21 Maart 1919.
Verwachting tot den avond van 22 MaarU"
Matige tot krachtige wind uit O. richtin-
gen, zwaar bewolkt of betrokken, wellicht
cenige neerslag, weinig verandering in tem«
ceratuur.