ALCOHOLVRIJ
versterkend,
voedzaam - gezond
0ooi* de Dea$d.
PHOENIX
H«t Groote Chocolade-Ei.
Paaschverhaal door Hermanna.
Vocn Beppie om twaalf uur uit school kwam,
(Vond ze een briefje bij baar bord. 't Adres
was foef kriebelige, beverige lettertjes ge-
geschrcven op 't kunstig in elkaar gevóuwert
papier.
Bcp juichte, zoo gauw zc 't zag. .,0, van
tante Tree? Eenig'k Weet al, wat er in
staat V'
„Dan hoef jc 't ook niet meer tc lezen,"
plaagde vader' en hij slak zijn hand naar t
briefje uit.
„Nee ncèBep was er gauw bij
k wit "t toch wat graag lezen V'
.,Zou 'je* nu niet eerst-op je plaats gaan,
kiuu,'- maande moeder. Zoo gauw Beppie aan
tafel zat, vouwde ze 't fijne velletje papier
voorzichtig open. Tante Trees gebruikte nooit
couverten, voor briefjes in de stad dit vond
zc verkwistend.
-Wel, staat er in. wat je dacht
Bcp knikte met een gelukkig gezicht-
„Tante vraagt, of ik er weer zin in heb
IkKischcicrsn- te zoeken, Woensdag,'' zei ze.
„Joop en Luus van oom Gerard zijn ook ge-
VKfugd. Eiv of ik dan kom koffiedrinken, 't
Mug wel, hè moeder 'k Vind het zóó dol
Vader en moeder lachten beiden om Beppie's
verrukking, t Was niet alleen de pret van 't
eieren zoekenthuis werden er ook altijd
eieren voor Bep verstopt neen, de grootste
aantrekkingskracht zat in de oude dame cn
haar omgeving zelf. Tante Trees was een tante
van moeder en woonde, zoo lang Beppie 't
zich herinneren kon, in liet Tehuis voor be
jaarde dames op dc Gracht, een ouderwetsch.
gebouw, dat vol geheimzinnige schuilhoeken
;Was.
„Trapje op, trapje neer,'" zei Bep vroeger,
toen ze klein was, altijd, als zc vol verwach
ting met moeder op dc stoep van het Tehuis
Uoud; dat voor haar een soort tooverland was,
me-t.de grijze, geheel voorover loopende tante
nis goede tooverfee.
„Woensdag Heb je dan al vaeantic vroeg
vader.
„Nee, we krijgen 't pas Donderdag om vier
ur. Maar 's Woencdagmiddags is cr tóch vrij
Je moet maar dadelijk uit school naar
lantc- gaan.zei moeder; „niet eerst thuis
komen; dat's te ver om."
„Mag ik dan mijn beste jurk dadelijk aan
„Jc fluweclen Nee, die plet zoo licht, als
je cr den heelen morgen mee op de bank zit-
Te mag jc lusschenjurk aantrekken; die is
dog zoo netjes/'
„Hè, dat Schotsche ding Beppie trok
ccn pruillip, 't Scheen w'cl Aprilweer bij haar
tc zijnzóó zonneschijn, zóó wolken, met kans
op regenbuitjes. „Och, moeder
Maar moeder schudde 't hoofd en dit
wist' Bep wel zou stellig blijven, bij wat
ze eenmaal gezegd had. Toch probeerde zc
nog even Kaar zin door te drijven.
„Luus mag zeker wèl haar allerbeste jurk
aan."
..Dat moet tante Cato weten." Meer sprak
moeder er. niet over.
Dc Woensdag kwam. Bij 't wakker worden
zag Beppie haar Schotsche jurk over don stoel
hangen. Een gevoel van wrevel wou bij haar
opkruipen. Toen moest zc in eens aan tante
Trees denken en aan haar kamer met de
breede, lage vensterbank, waar oen rijtje, door
tanle zelf gekweekte, bloeiende planten stond.
'Als je op 't stoeltje er vóór zat, kon je tusschen
de potten door naar buiten zien. De toppen
van de linden langs de Gracht waren vlak
bij je -zóó hoog lag dc kamer van tante
Trees, 's Zomers, als ze biociden, zette tante
haar ramen zoo ver mogelijk open om den
lekkeren geur binnen te laten. Een gonzend
hijrp dwaalde dan wel eens naar binnen en
kwam honing snoepen uit tante's Bloemen.
Maar nil hadden de linden uog geen Itibesem-
U'osjës en dc blaadje^ waren nog nauwelijks
ie "voorschijn gekomen, heel teer en klein. Een
fijnen, groenen sluier droegen de linden, zei
tante Trees; dat was hiln voorjaarsklcedje.
Tante wist alle dingen zoo tc zeggen, dat
't klonk als Sicts uit een verhaaltje. Van dc
ïinden op de Gracht bad tante al menig ver
telseltje gedaan. Beppie vond dan ook't
waren heel andere hoornen, dan die uil1 't
plantsoen, 't waren eigenlijk goede, oude
vrienden van haar.
't Was ook deuk, heel in dc diepte te kijken
haar de Gracht, waar schuiten door voeren.
Op dc werf werden vaak stcenen gelost of
vaten gerold door sterke mannen in blauwe
kielen. Beppie, die in een stille straat van een
der buitenwijken woonde, vond die bedrijvig
heid gezellig cn kon er wel een heele poos
naar zien, zonder dat 't haar verveelde.
Maar als zc.vandaag bij tante kwam, zou
Ec toch wel wal anders te doen hebben t
Terwijl Bep zich vlug aankleedde, probeerde
zc zich voor te stellen, waar tante Trees dezen
keer dc eieren wel" zou hebben verstopt. Ver
leden jaar bad tante zulke mooie plekjes ver
zonnen r
Om twaalf uur teutte Beppie niet, zooals
anders wel eens. In een wip had zc haar
tasch ingepakt en was weggehold Of Joop en
Luus er al zouden zijn Nee, dat kon niet
Bep was cr blij om. Even, heel even kwam de
'gedachte hij haar op jammer toch eigenlijk,
'dat zij niet weer alleen bij tante zou
wezen Tante Trees en Bep, nu, die konden
't zoo erg best vinden mot elkaar, al van af
'den tijd, dat Beppie een wiegekindje was ge
weest
Luus cn haar broertje kenden tante véél
korter. Oom Gerard en tante Cato waren pas
hier in de stad komen wonen, 't Paascheicren-
zoeken bij tante zou dus voor die twee ccn
nieuwtje zijn. Bep had 't al zooveel kceren
feedaan ze kon. 't zich niet eens meer her
inneren, hoeveel maal wel maar altijd was
T' weer even „dol" geweest, volgens Bep.
Daar was de Gracht cn ginds, dat hooge
huis met boogramen, net als van een kerk,
daar woonde tante Trees
Beppie liep nog harder, wuifde met haar
schooltaseh naar hoven. Stond tante daar
Kon tante haar zien Nee hè l Bep
was teleurgesteld. Tante Trees stond altijd
op den uitkijk, als ze wist,- dat Bep kwam.
Ze sloof dc sloep op en trok met een ruk
aan de bel.
„Hei, hei/' vermaande dc bejaarde portier,
die open deed„moet jc dc mcnschen aan 't
schrikken maken, jij Ga maar naar
bovende anderen zijn er al."
„Nü al Beppie kon 't haast niet gclooven.
Zij was toch zóó van school weggehold en
Joop en Luus haddén verder tc loopen. Lande
rig bonkte zc met haar tasch bij 't oploopen
van de trappen tegen de leuning. Nü hoefde
ze ook niet zoo'n haast te maken, dacht zc,
als zc tóch niet eerst even alleen bij tante
zou zijn. Op elk portaal maakte Bep halt en
probeerde dc stoelen, die cr ten gerieve van
de oude dames van 't Tehuis om een tafeltje
waren geschaard. Haast had ze niet waar
om zou ze
Eindelijk belandde Beppie boven aan. Ook
nog even op deze stoelen zittenDaar
ging de deur van tanle's slaapkamer open. Een.
gebogen gestalte stond op den drempel, 't Fijn-
besneden gezicht der grijze dame was een en
al glimlachjes en in haar kleine, geestige oogen
schitterden sterretjes!
„Kijk, kijk/' klonk 't op zoo'n vroolijken
toon, dat Beppie op eens weer wat meer schik
kreeg en tante met een vaart om den hals
vloog. Het tengere dametje moest zich aan
den deurpost vasthouden, om niet te vallen.
Dag Bep 1 Da-ag Daar waren Joop en
Luus, die hun goed al af hadden. Luus,
met één oogopslag zag Beppie het, in
haar allerbeste pak, haar partijtjesjurk, haast
t e gekleed voor een overdagvisile in dezen
tijd van 't jaar. Bep vond 'm beeldig, kon er
haar oogen niet afhouden en kreeg nog
veel meer hekel aan haar eigen Schotsche.
Luus' zakdoekje lag op 't stoeltje bij 't raam.
„Is dat van jou Bep wees 't haar, toen
ze zich om dc koffietafel schaarden.
„O ja, daar heb ik zooevcn gezeten."
De potten waren wat op zij geschoven. Een
donkere Wolk kroop over Beppie's gezichtje.
Dat deed tante ook altijd, als z ij er zat. Bep
gunde haar nichtje dat plaatsje niet, nee, dat
kwam haar toe. 1
Ze was stiller dan anders. Joop deed drukke
verhalen van school en Luus lachte tcTkens
met een hooge stem. Aanstellerig, vond Bep.
(Slot volgt.)
Hoe benauwd Plet het had.
,/t Is tijd om naar school te gaan, Pielï
't Is bijna negen uur!"
Piet was op den zolder en lag op zijn ge
mak op een paar leege aardappelzakken een
boek met sprookjes te lezen. Zijn leerboek lag
open voor hem, maar hij was zóó verdiept m
het sprookjesboek, dat hij in bet geheel niet
aan den tijd had gedacht, en nu moest hij
naar school zonder een woord vaif zijn les te
kennen.
Met een diepen zucht sloeg Piet het hoek
dicht, „Hé, ik wou, dat cr in onzen tijd ook
nog toovergodinncn waren 1" riep hij uit, „dan
weet ik wel, wat ik vragen zoul"
„En wie heeft je dan verteld, dat ze er niet
meer zijn?" klonk plotseling een pieperig, fijn
stemmetje vlak onder Pict's neus.
Verbaasd keek Piet op cn zag een klein
vrouwtje voor zich staan, niet veel grooter
dan zijn middelvinger. Het vrouwtje had een
scharlakenrooden mantel om en een zwarten;
ronden hoed op met een puntigen boL Zij
leunde op een kruk en stond boven op Piet's
leerboek den knaap aan ie kijken.
„Wie vertelde je, dat cr geen toovergodin.-
nen meer zijn?" herhaalde zij. „Er zijn nog
juist zooveel toovergodinncn als vroeger, cn
ze zijn nog even machtig ooJc. Je boeit me
niet zoo verbaasd aan tc kijken! Je denkt ze
ker. dat ik geen toovergodin ben, is het niet'?
„Nee, nee, dat niet;" stamelde Piet, „maar»/'
.Ja, zeg maar niets, ik zie wel aan jc ge
zicht, wat jc denkt. Je hoeft ons, toovergodin
ncn, niets te vertellen; wij weten dadelijk, wat
de menschen denken. Vóórdat -het avond is,
zul jij echter wel overtuigd zijn, dat ik een
toovergodin ben, want ik ben van plan tc zor
gen, dat de eerste wensch, dien je doen mocht,
dadelijk vervuld wordt. Denk er dus maar
eens goed over na, wat je liefst wensclit, want,
zoo waar als ik een toovergodin ben, zal die
wensch vervuld worden."
Het grappige vrouwtje stond daarop met
één enkelen sprong op het kozijn van het zol
dervenster, en toen Piet opkeek, zag hij een
aardig klein rijtuigje mcl zeilen, evenals een
boot. cn met fien kapellen bespannen, dat bui
ten op haar w achtte. Zij sprong cr in, wuifde
den verbaasden knóap een laatst vaarwel toe,
cn de kapellen voerden haar 3l hooger en hoo-
ger dc lucht in, tot zij geheel uit het gezicht
was verdwenen.
Piet was zeer verwonderd en dacht half,
dat hij gedroomd had Hij borg zijn sprookjes
boek op en ging naar beneden. Er was nie
mand in dc gang; Jiij nam zijn pet van den
kapstok en liep langzaam den weg naar
school op.
Hij kende geen enkel woord van zijn les on
een oogenblik dacht hij cr over, of hij niet zou
wenschen, dat hij haar wel kende. Maar nee,
dat zou toch jammer zijn! Hij zou veel liever
een fiets vragen, of een mooien hengel met ver
schillende simmen er hij; of hij wist nog be
ter: hij zou honderdduizend gulden vragen,
dan kon hij immers alles koopen, wat hij maar
verlangde.
Het was ccn brandend heete dag in Juni en
de weg naar school was warm cn stoffig. Eén
plekje langs den weg zag er echter bijzonder
koel cn aanlokkelijk uit: daar lag een brugge
tje over een diepe beek, die helder en frisch
lusschcn de aan weerszijden liggende weilan
den voortkabbelde. Piet ging eens even op dat
bruggetje staan cn k^ek naar de koeien, die
met hun pooten in het frissche water stonden
en rustig hun voedsel herkauwden. Piet hoor
de dc schoolbel luiden; hij bedacht, dat hij
zijn les niet kende en dat hij dus zeker straf
zou krijgen. Op dat oogenblik dacht hij hee-
lcmaal niet meer aan de toovergodin en riep
hij uit:
„Ilè, ik wou, dat ik dat bonte kalf was, daar
onder dien wilg, cn dat ik niet naar school
hoefde te gaan!"
In een oogenblik voelde Piet het water om
zijn voelen kabbelen cn in plaats van op twee
bcenen, (lie in een broek staken, stond hij op
vier harige pooten, terwijl hij voelde, hoe een
staart hem tegen de zijden sloeg om de hin
derlijke vliegen weg te jagen.
Piet keek op een wierp een langen blik op
zijn behaarde zijden, op zijn 1-angc, leelijkc
pooten en op zijn gezicht, dat hij in liet water
weerspiegeld zag. Daarop "barstte hij los in
een droevig geschrei, het loeien van een treu
rig kalf.
„O, o!" schreeuwde Piet, „nu heb ik mijn
wensch gedaan cn mij zelf in een lcelijk lcall
veranderd, o, o!"*
Al zijn woorden klonken echter als „boe,
boe!"
Daar lichtte een oude moederkoe haar kop
op en riep: „Maak toch zoo'n leven niet cn
hou je bedaard!"
Piet had echter dc koeientaal nog niet ge
leerd; daarom "verstond hij ook niets anders
dan: „boe, boe!" en sloeg hij geen acht op de
woorden van de oude koe. Deze rende toen
op Piet af, met den kop naar beneden, en gaf
hem een flinken stoot in de ribben om hem
gehoorzaamheid te leeren. Piet was echter
niet gewend om zijn tranen in de beek te laten
vlieten, en daarom zocht hij zijn zakdoek om
zc af te drbgen. Hij ging op de achterpoolen
staan en zocht met de voorpooten naar zijn
zak; hij rekte daarbij zijn hals uit cn maakte
zulke gekke sprongen in het water, dat de
andere koeien boos werden, omdat hij hun rust
zoo verstoorde, en hem met hun allen weg
joegen.
„Mevrouw Witkop heeft haar kalf altijd be
dorven/' bromde een oude koe. „Het weet
niet eens, hoe het zkh in fatsoenlijk gezel
schap godragen moet. Kijk eens, hoe modde
rig hij het water gemaakt heeft met. zijn dolle
sprongen!"
„Laat het daar maar een beetje in rond
huppelen, tot het geleerd heeft zich. behoorlijk
tc gedragen," bromde een andere koe.
Mevrouw Witkop, de koe, die tegen Piet had
gesproken, w as cr zoo goed als zeker van, (lat
haar kind iets scheelde. Daarom liep zij het
bezorgd na, maar toen Piet de oude koe op
zich zag afkomen, werd hij bang, dat hij nog
een stoot met de horens zou krijgen cn draaf
de hij weg, zoo hard hij maar kon.
Hij liep dc weide door, langs het koren
veld, tot hij op de speelplaats was gekomen,
naast het schoolgebouw. Hij was heelemaal
buiten adem en beefde over zijn hcelc
lichaam, terwijl hij onder het raam van zijn
klas even stond uit tc blazen. Hij kon alles
hooren, wat er binnen voorviel; de onderwij
zer was juist bezig de naamlijst der leerlin
gen voor -te lezen.
„Waar is Piet Verkerk vanmorgen?" vroeg
hij aan .de andere jongens.
„Hier ben ik!" riep Piet, vergetende, dat hij
een kalf was, cn stak zijn kop door het open
raam naar binnen.
„Boe, boe!" klonk Piet's stem, en de jon
gens en meisjes schaterden het uit van pret; in
een oogenblik was de hecle klas in opschud
ding. Zelfs de meester had moeite niet te
lachen, maar zei toch met ernstige stem:
„Jan van Dijk, jaag dat kalf eens weg!"
„Laat Jan van Dijk maar hier komen, als hij
durft!" dacht Piet. „Ik kan hem wel aan."
Jullie kunt je de verbazing van Jan van Dijk
voorstellen, toen hij buiten kwam cn daar een
lieel strijdlustig kalf voor zich zag, dat' plot
seling op hem toerende, hem. den harigen kop
tusschen dc beencn stak cn zoo met één ruk op
den grond wierp.
Maar Piet had vergeten, dat hij, als kalf,
niet met steenen kon gooien, en voordat hij
een tweeden aanval kon doen, was Jan op dc
been en had het icalf onder een hagelbui van
steenen het erf afgejaagd. Toen Piet daar nu
zoo stond in de hecle Junizon, en niet naar
het koele water noch in dc frissche weide
durfde gaan, vond hij het allesbehalve plezie
rig om een kalf tc zijn. Lusteloos zwierf hij
rond, totdat hij hoorde, hoe dc kinderen uit
de school juichend de speelplaats opstorm
den.
„Ha, speeltijd!" riep Piet en opnieuw ver
gat hij. dat hij een kalf was en draafde hij
naar dc speelplaats.
Daap waren jongens aan 't hoepelen, aan
't krijgertje-spelen en aan 't haasje-over
springen. Piet kon natuurlijk niet meedoen,
maa- hij ging bij een paar van zijn beste vrien
den staan, die aan 't knikkeren waren, doch
die hem opzij duwden, als hij hun wat tc veel
in den weg stond. Alles ging goed, totdat
Jakob Welter valsch deed. Toen kon Piet het
niet langer uithouden en riep hij uit:
Jc doet valsch, Jakob! ik heb het wel ge
zien!" Maar wat hij werkelijk zei was niets
anders dan: „boe! boe!"
De jongens sprongen op en in een oogenblik
was Piet dc speelplaats afgejaagd.
Warm, vermoeid cn treurig zwierf Piet
rond. Hij verlangde er naar zijn hoofd op
moeders schoot te leggen en eens goed uit te
huilen. En wat had hij cen'honger! Hij had
geprobeerd gras le eten, maar dat smaakte
hem heelemaal niet. Juist toen hij thuis kwam,
ging de familie aan tafel, en hij hoorde zijn
vader vragen: „Waar zit Piet toch? Waar
blijft dc jongen zoo lang?"
„Hier l>en ik al!" riep Piel in zijn langge
rekt „boe, boel*' «n hij wendde pogingen aaa
om op zijn stoel tc klimmen
Lachend sprongen alle leden van het gezin
overeind om hem weg te jagen, maar Piet
draafde naar zijn moeder om daar bescher
ming te zoeken. Zijn moeder zou hem toch
wel kennen!
Maar zijn moeder kende hpm niet. Zij
dacht, dat het kalf iets scheelde en daarom
was zij bang. De vader kreeg het kalf einde
lijk te pakken, maar niet voordat hef tafel
laken met alles wat op tafel stond op den
grond lag cn dc kamer in wanorde was.
Piet werd nu naar de schuur gebracht en
daar vastgebonden. Daar had hij alle gelegen
heid om na te denken over het geluk van een
kalf te zijn, cn over de ellende van een Pin
ken, gezonden schooljongen met ccn prettig
tehuis.
Hij had een geduchten honger en trachtte
telkens wat van dc haver en het hooi te eten,
dat voor hem stond, maar hij kon het niet
naar bannen krijgen.
Op gelijke hoogte met zijn kop was het-
raam van de keuken. Hij zag een paar vcrsch
gebakken broaden op liet aanrecht liggen en
daarnaast stond een groote kan met melk. Dat
was nu wat al tc verleidelijk voor onzen hon-
gerigen Piet en hij trok aan het touw, totdat
het doormidden ging. Nu was hij opnieuw vrij
en hij draafde naar het venster. Daar deed
zich echter een nieuwe moeilijkheid voor. Hij
had natuurlijk tot nu toe altijd zijn handen
gebruikt bij het cfcn. Ilij kon niet eens met
zijn voorpooten bif het kozijn komen/doch na
lang sukkelen en nadat hij een paar brooden
op den grond had gegooid, pakte hij er één
met den bek en at er een groot stuk van op.
Daarop wierp liij met zijn kop dc kan om cn
begon gretig dc melk op te likken, die cr uit
vloeide. Plotseling kreeg hij een geweldigen
slag op den kop en hoorde hij zijn moeder
roepen:
„Aio, weg! Vader, hel kalf is weer los
gebroken!"
Piet begreep, dat zijn vader dezen keer wel
een dikker touw zou vinden om hem vast tc
binden, en daarom liep hij, zoo gauw hij maar
kon, om liet huis heen, en stond daar hijgend
en blazend te luisteren naar zijn vader, die
de schuur en de keuken doorzocht. Dc voor
deur stond open en nu kreeg Piet een goeden
inval hij zou naar boven gaan, naar zijn
eigen kamer, en een dutje doen.
Hij had hoofdnijn en zijn hecle lichaam
deed hem zeer. Er was niemand te zien; alle
leden van het gezin waren bezig in de huis
kamer cn dc keuken den warboel op tc rui
men, die het kalf daar had aangericht Nie
mand zag dus, welke wanhopige pogingen
het aanwendde om op de achterpoolen de trap
op te lcorAen. Piet klemde zich met de voor
pooten aan de leuning vast, maar hoe hij ook
zijn best deed, op die manier ging het niet-
Eindelijk kwam liij op de gedachte om het
eens met alle vier pooten tegeüjk te beproeven,
en ja, zoo ging het: hij kwam op zijn kamer.
Nu was hij echter nog niet in bed. Dat gaf
weer een nieuwe moeilijkheid. Hij koncr niet
op zijn gewone manieren komen, daarom ging
hij op de achterpootcn staan en liet zich zoo
op zij vallen, tot hij op dc dekens terecht
kwam- Nu viel de vermoeide Piet in een die
pen slaap, waaruit hij ontwaakte door een
welkom geluid de bel voor het avondeten.
Ilij was nog wat suf van het slapen, en
dacht, dat het de bel voor het ontbijt was. Op
een stoel naast zijn bed lag zijn beste pak en
at ondergoed, dat zijn moeder juist versteld
had. Piet krabbelde het bed uit cn nam een
hemd op.
Nu wendde hij wanhopige pogingen aan om
dat kleedingstuk over zijn kop te krijgen, maar
alle moeite was vergeefsch. Het hemd bleef
telkens over de hoeven hangen, want hij had
geen vingers om het te grijpen; het viel ein
delijk op den grond. Misschien ging het met
de broek heter; hij zou het ten minste eens
probeeren.
Maar met de broek ging bet nog minder.
Ilij giiig op dc achterpootcn *egen den muur
slaan, nam dc brbek op de voorpooten en
trachtte een achterpoot in de pijp tc krijgen.
Alle moeite was echter weer vergeefsch. Ilij
tuimelde omver, viel op den grond, stond weer
op en viel weer neer, en terwijl hij treurig zijn
kleeren stond aan te kijken, ging de deur open
en kwam Rob, Piet's jongste broertje, dc ka
mer binnen.
„Vader, moeder! Dat is een mooie grap!"
riep deze. „Het kalf is in onze kamer gekomen
cn heeft al de kleeren van Piet op den grond
gegooid!"
„Maak, dat je weg komt!" schreeuwde Piet
met een vervaarlijk „boe, boe!"
„Dc kamer uit, leclijk dier, gauw wat!" riep
Rob.
„Het is evengoed mijn kamer- als die van
jou!" riep Piet en hij sprong op Rob toen en
duwde hem tegen den muur.
„O, vader! Help, help, het kalf wil mij
vermoorden!" gilde Rob.
„Wil jij je mond wel eens houden, kleine
jongen! Ik raak jc niet eens aan!" loeide het
kalf.
Daar hoorde Piet, hoe zijn \adcr cn nog
twee andere mannen de trap opkwamen en
nu begon een wilde jacht door de slaapkamer.
Alles werd omvergeworpen, alles wat breken
kon, werd» gebroken, doch de jacht eindigde
met de gevangenneming van het kalf, dat nu
aan een dik touw en onder een hagelbui van
stokslagen naar dc schuur werd gebracht-
Daar werd het arme dier opnieuw slcvig" vast
gebonden, terwijl mijnheer Verkerk dc vol
gende woorden tot afscheid sprak:
„Ik begrijp niet, wat dat kalf scheelt. Me
dunkt, liet zal het bcslc zijn, als ik het mor
genochtend maar naar den slager laat bren
gen/'
De arme Piet rilde van angst. Dikke tranen
biggelden hem over de wangen en bij had
bitter berouw, dat hij ooit gcwenscht had een
kalf tc zijn. Daar hoorde hij een zacht suizen,
en hetrijtuigje Yan de toovergodin, door dé
kapellen voortgetrokken, streek op een in do
schuur liggende korenschoof ne§r. De to over/
godin stapte cr uit en trad. op Piet toe.
„Je schijnt het niet heel prettig te vinden om
een kalf te zijn?" begon zij.
„O nee, nee. in 't geheel niet! O, ga alsjc-ï
blieft niet weg en laat mij geen kalf blijven,,
lieve, beste toovergodin!" ^mcekte Piet.
„Zoo, je schijnt dan nu toch te gcloovcir/
dat ik een toovergodin ben?"
„Ja, ik ben er. zeker van, on zal nooit meer,
zulke dwaze wenschen doen!"
„Ilm! jc schijnt er toch niet vnn fe Houdcrï
om je lessen tc leeren, geloof ik."
„Dat doe ik nog veel liever dan zoo overall
vervolgd, met steenen gegooid cn geslagen te
worden. Ik zal voortaan heusch goed Teoreu,
lieve toovergodin I"
„Nu, dan wil ik ook geen wreedc loovergo*
din zijn: wees dan maar weer een jongen!I
Zij wuifde met de hand en Piet voelde eeuj
zonderlinge gewaarwording. Dc schuur ver
dween, het 2 ijtuigje met dc toovergodin zweef-;
dc weg en hij lag op dén zolder, met zijn lees
boek open voor zich.
De heele geschiedenis was maar een droom'
geweest, en verheugd sprong Piet op, blij, dat>
hij een jongen en geen kalf was.
Keesje en Bles.
door C. II.
Klein Keesje loopt met Moeder
Naar 't veulen in de wei,
En 't veulen hinnikt vroolijk» 'V
Als 't Keesje ziet, is 't blij» -
Dag Blesje, zegt nu Kccsjö
Ik breng wat Akkers mee
Een heerlijk klontje suiker,
Zeg, ben jc nu tcvrcê
r— En mag 'k eens op je rijden
Als ik wat groóter word
f* Nu zou ik nog maar vallen,
Mijn beentjes zijn te kort.
Jij huppelt in dc wqidc,
Hebt altijd maar plezier,
Zeg, mocht ik van mijn moesje,
F- 'k Bleef wit graag bij jc, hier,
En kon ik met je ruilen,
Dan deed ik dat gezwind,
Maar, dat is waar 'k vergaf lïci
Jij bent een eenig kind.
Jij hebt geen broers of zusjes,
En ik heb cr wel zes,
Nee, als ik dan mocht kiezen,
Was 'k liever Kees dau Bles.
jij
ïV
Gedaanteverwisselingen.
Antwoord op do opgavo uit 't vorig»
nummer. *-
Kies
Zier
Ziel
CJ
a
Hiel
I*H
I*H
TVUH
suwh
GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS.
Aanvragen ven werkgevers op 17 April 191'K
2 behangers, 2 dag meiden, 1 dienstbode, 11
beihanger-stoffeerder, 2 k tvpp ersb ediondeiv
klcermaker, 2 loopjongens, 3 schilders,
Aanbiedingen van werkzoekenden op 17 April.
1 administrateur, 4 banketbakkers, 6 bank
werkers, 1 boekbinder, 2 boekdrukkers, lij
broodbakkers, 3 elcctriciens, 1 fabrieksarbeid
ster, 80 grondwerkers, 1 ges- cn waterfittor,
houtdradier, 1 fabrieksnaaister, 1 glasmaker,
bekleeder, 1 boomkweeker, 1 g roemt enkweek e r/
2 chauffeurs, 8 menn. kantoorbediende^, 4
ikoritoorbcdiend'erir 1 kelhrver, S kleermakers. 3
koetsiers, 1 kok-, 3 kruideniersbediendef*, 1 kuip
per, 3 loodgieters, 1 loopknechts, 160 losse sr*
beiders, 4 machinale houtbewerkers, 6 machina"
bankwerkers, 5 hulp-montèurs, 1 mach, poetser/
9 .landbouwers, 2 me-gazijnmeesters, 3 handels
reiziger, 1 lcmpensortcerder, 3 mogfczijnknechis»
4 metselaars, 5 meubelmakers, 2 monteurs, 21
opperlieden, 1 schilder, 10 schoenmakers- 31
sigerenmakers, 7 sigarensorteerders, 13 slagers
1 steendrukker, 1 steenhouwer, 1 steno-typiste»
1 spiegelvergin'der, 1 metsalaarsleerling, 1 oliën
slager, 1 politoerder, 1 melkventer, 2 schippert»
3 stokers, 4 streatmakers, 1 stukadoors, 3 suè
kerwerkers, 14 timmerlieden, 3 tuinlioien, 3
voerlieden, 2 werkvrouwen, 2 zadelmakers,
AGENDA- S,,;
Vrijdag, Zaterdag, Zondag Maandag*
Bioscoop de Arend.
Openbare Leestaal (Beukenlaan) ÏO-*
12X, 2K—10 uur. Zondag 214,—5X uur,
Maandag 2X—10 uur.
Dagelijks: V;
Museum Flehite.
Bioscoop Langestraat
19 April. Amicitia. Variété. -
23 April. Amicitia. UHv. Sanatoriumfondl
Ons Belang. r
24 April Amicitia Jaarverg. Groene Kniij
25—29 April. Logegebouw Expositie-v. d
Hem, Willy Sluyter e. a.
26 April. Amicitia. Padvindster-Soirée
27 April. Amicrtia. Solser en Hesse.
3 Mei. Amicitia. Uitv. Leert Goed DoelH
II Mei. Amicitia. Zangver. de Klein»
Stem.
15 Mei. Amicitia Lezing-v. Beresteyn ova
Vrijz.-Dem. gemeentepolitiek.
15 Mei. Amicitia. Verg. Onze Vloot.
17 Mei. Amicitia. Kinderbal. j
1 18 Mei. Amicitia. Jaarverg. .Veget. Bol*