Hunnenland
"koloniën
lol ongetwijfeld door den Volkenbond afge
wezen worden.
Washington, 22 Juli. (R.) Uit aan
vallen van negers op blanke vrouwen ont
stonden gisteravond ernstige onjusten. Vier
personen werden gedood, waaronder twee
'egenten der geheime politie. Een man werd
gewond.
Oott-lndlê
Een vervolging te ge n het
bestuur van „Insulinde
N.-I. P. A. seint uit Weltevreden
Tegen Douwes Dekker, Van de Kasteele
<m overige leden van het bestuur van „In-
sulinde" is een vervolging ingesteld wegens
het verwekken van volksagitatie, op grond
van art. 160 van het Wetboek van Straf
recht.
Het gerechtelijk onderzoek heeft reecis
veel materiaal opgeleverd. Een der beklaag
den heeft een volledige bekentenis afge
legd.
Kameroverzicht
Eerste Kamer
Vergadering van Dinsdag 22 Juli,
*s avonds 8 Y> uur.
Voorzitter: J. J. G. baron van Voorst tot
Voorst.
Geloofsbrieven J. A. A. van Loon.
Ingekomen zijn de geloofsbrieven van het-
voor Noord-Brabant nieuwgekozen lid, den
heer J. A. A. van Loon. Voor onderzoek van
deze geloofsbrieven benoemt de voorzitter
een commissie, bestaande uit de heeren
Westerdijk, Diepen en Vliegen.
Regeling van werkzaamheden.
De Voorzitter deelt mede, dat de cen
trale afdeeling besloten heeft tot afdeelings-
©nderzoek van verschillende wetsontwerpen,
waarbij het ontwerp-Arbeidswet, op Woens
dag 23 Juli a.s., om 11 uur.
Donderdag a.s. om 11 uur, zal een open
bare vergadering gehouden worden ter af
doening van verschillende wetsontwerpen,
waarbij de wijziging van de Kieswet.
Op een desbetreffend schrijven met ver
zoek om nadere inlichtingen, heeft spreker
van den minister van Binnenlandsche Zaken
ten antwoord ontvangen, dat 's lands belang
spoedige afdoening van het ontwerp Ar
beidswet eischt.
De heer Stork (V. L.) verklaart terug
gekomen te zijn op zijn voornemen om be
zwaar ie maken tegen spoedige behandeling
van dit ontwerp. Hij zal er zich niet tegen
verzetten. Hoogstwaarschijnlijk zal de Ka
mer het ontwerp aannemen en als spreker
van den minister op sommige punten bevre
digende antwoorden krijgt, dan zal ook hij
ziin stem aan het ontwerp geven.
De Kamer gaat hierna in de afdeelingen;
de openbare vergadering wordt gesloten.
TWEEDE KAMER.
VI e es c h en vleesch w a ren
schadelijk voor de
gezondheid.
m antwoord op het verslag der Commissie
van Rapporteurs over het ontwerp van wet,
houdende bepalingen tot wering van vleesch
fn vleesch waren, die voor de volksgezondheid
schadelijk zijn deelen de ministers van Arbeid
en van Landbouw mede, dat zij niet de vrees
deelen,. dat de wet aanleiding zol geven tot ont
duiking op groote schaal.
De vo1 strekte noodzakelijkheid ven de be
scherming der volksgezondheid tegen de gever
Ten, die dreigen cn tegen de ergerlijke knoeie
rijen, die niet zeldzaam zijn, maken deze rege
ling onvermijdelijk. Waar gemis van instem
ming bij een deel der bevolking niet een gevolg
is van ontoelaatbaar eigenbelang, zal met tact
en overreding worden opgetreden ter berei
king van het doel der wet. Waar evenwel met
de volksgezondheid strijdig eigenbelang in het
spel is, zad een de kwade praktijken met kracht
een einde gemaakt moeten worden.
De prikkel tot frauduleus slachten zal voor
wie ni'et schadelijke hand-dingen beoogt veel
geringer zijn dan gedurende den crisistijd het
geval is geweest. Immers toen was slachten vol
strekt verboden, thans zaïl het alleen aan zekere
voorwaarden gebonden zijn.
Orvdor de in artikel 2, eerste -lid b, bedoelde
vleeschwaren ziin ook begrepen de in blik en
glas geconserveerde. Te dien aanzien zal er in
de eerste plaats een preventief toezicht komen.
Het repressief toe-zicht zal in hoofdzaak taak
zijn van de keuringsdiensten, omcöat de onder
zoekingen vooral vsffi chemischen 'aard zijn. In
dien eT in een gemeente een openbaar slacht
huis is, zal het houden van andere slechthuizen
niet van rechtswege verboden zijn, maar zal de
gemeente, die andere inrichtingn kunnen weren
met behulp von art. 4, 3o. van de Hinderwet.
Art. 26 von -het ontwerp opent daartoe de ge
legenheid, indien van een slachthuis im een na
burige gemeente gebruik kan worden gemaakt.
Hierbij is de goedkeuring van Gedieputeerdo
Staten voorbehouden.
Berichte*
De Staatscourant van 22 Juli bevat o. a.
Ac volgende Kon. besluiten:
benoemd tot lecraar aan (lc R. H. B. S. te
Sappcmeer J. Rozenburg thans tijdelijk e"
P*. v. d. Iloek aldaar; *tot idem te "W'agcningen
dr. S- L. van Oss, thans leeraar aan dc R H.
B S. tc Zalt-Bommel met eervol ontslag uit
laatst' gemelde betrekking;
benoemd tot leerare® aan de R. 11. B. S. te
(Bridle S. L. de Sterke, thans tijdelijk en tot
leeraar M. Spoon en S. Anholt, beiden tijde
lijk;
benoemd tot leeraar aan de R. H. B. S. t«
IWarfum R. H. V. van Laaick, A. J. M. Brng-
gemcijer thans tijdelijk en A. J. Bouman al
daar;
op verzoek eervol ontslagen J. C. van de
Corput, als leeraar aan de R. TI. B. S. te
Leeuwarden;
benoemd tot lid der Algemeene Rekenkamer
O. J. Pool, thans tijdelijk lid;
eervol gepensionneerd wegens volbrachten
diensttijd dc majoor der artillerie van het
Indische leger H. Kerremans.
benoemd bij het reserve-personeel der
landmacht, bij het personeel van den Ge
neeskundigen Dienst, tot reserve-officior van
gezondheid der 2de klasse, de heeren J- Roor-
da, C. C. Corts, II. T. van ïleuveln en A. A-
van Glabbcck, artsen;
is dc duur der detaeheerlng van de cerste-
luitenants der infanterie TI M. kVeeda en A-
Poll bij het leger in Ncdcrlandsch-Indië met
twee jaren verlengd* en deze alzoo nader be
paald op ten hoogste zeven jaren;
bevorderd,
a. tot officier-machinist der le klasse de
officieren-machinist der 2e klasse J. A. Riet
dijk. J. Smit, TL C. Besanson, J. A. Lanz en
H G. L. Yuur;
b. tot officier-machinist der 2e klasse, de
officieren-machinist der 3e klasse I. C. Ver
meer, "W. Dollekamp, F Damave, R. de Vries'
en G. M. Feij;
met ingang van 1 Augustus 1910 aan den
luitenant ter zee der 2e klasse A. G. A. Net-
scher, op zijn verzoek eervol ontslag uit den
zeedienst verleend.
zijn voor het tijdvak van 1 September
1910 tot en met 31 Augustus 1920 o. m.
benoemd 'tot leeraar aan de Rijks hoogere
burgerschool te Warffum; R. H. V. van La-
wick en A. J. M. Bruggemeijer, tijdelijke
leeraren aan die school. (Herplr-' 'ng we
gens misstelling).
de Oost-Indische ambtenaar R. '"^omsma,
laatstelijk ingenieur 2e 1:1. bij den Water
staat en 's lands B. O Wthers hier te lan
de vertoevende, op zijn verzoek, gerekend
van en met 1 Mei 1919, eervol uit 's lands
dienst ontslagen;
benoemd en aangesteld bij het personeel
van den geneeskundigen dienst van het le
ger in Nederlandsch-Indië tot tijdelijk mili-
tair paardenarts 2e kl. de he'er jhr.'W. Strick
van Linschoten, veearts.
De Minister van Oorlog,
jhr. Alting von Geusau, begaf zich gister
met zijn adjudant, kapitein van den genera-
len staf jhr. Röell, naar 's Hertogenbosch tot
het bezichtigen van de kazernementen en
het bijwonen der recruten-oefeningen.
Geen opleiding tot reser-
v.e-o f f i c i e r. Van de lichting 1919 zullen
geen miliciens worden aangewezen voor de
opleiding tot reserve-officier, herkomstig uit
de militie.
Nodarlftad en Spitsbergen.
(Officieel). Blijkens bericht van den
Nederlandschen gezant te Parijs heeft de
Opperste Raad der geallieerde en geassoci
eerde mogendheden een commissie samen
gesteld uit een vertegenwoordiger van de
Vereenigde Staten van Amerika, een van
Engeland, een ven Frankrijk en een van
Italië, teneinde zich bezig te houden met
een onderzoek naar de aanspraken van de
verschillende Staten met betrekking tot de
eilandengroep van Spitsbergen.
Ingevolge daartoe van den Franschen
minister van buitenlandsche zaken ont
vangen uitnoodiging is aan jhr. Loudon op
dracht gegeven, met gebruikmaking van de
gegevens vereend in het onlangs op last
van den minister van buitenlandsche zaken
uitgegeven boek van dr. Wieder, het stand
punt der Nederlandsche regeering met be
trekking tot Spitsbergen uiteen te zetten.
De Ned. gezant te Berlijn:
Op 18 Juli 1919 heeft de heer W. A. F.
baron Gevers aan den president der Duit-
sche republiek den geloofsbrief overhandigd
waarbij hij is geaccrediteerd als buitenge
woon gezant en gevolmochtigd'minister van
Hare Majesteit de Koningin bij genoemde
republiek.
OndertelieUUagen aaq Xederinodera
Men meldt uit Brussel aan de X. R Ct.:
President Poincaré heeft de heeren Lan-
genhergh en van Maasdijk, Nederlandsche
directeuren van de Snannseh-Nederlandsche
commissie, onderscheidenlijk benoemd tot of
ficier cn ridder van het Legioen van Eer.
Als dankbetuiging voor het feit, dat de heer
van Vollenhoven gedurende den oorlog als be
schermend minister van het comité voor de
voeding van Noord-Frankrijk de lcvensmidde-
lenvoorzicning in Noord-Frankrijk door tus-
schenkomst - van de r?l: 'f-commission heeft
bevorderd en verdedigd i rcn dc bezettende
macht, heeft president Poincaré minister-re
sident van Vollenhoven bevorderd tot com
mandeur in de orde van het Legioen van eer.
Van koning Albert ontving de heer van Vol
lenhoven, gelijk gemeld. het burgerlijk cere-
teeken eerste klasse 1914 tot 1918, ingesteld
tot belooning van schitterende daden van
moed, zelfopoffering of menschlievcüdheid,
een zeer zeldzame onderscheiding.
Beëediging van raadsle
den. De vraag is aan den minister van
binnenlandsche zaken voorgelegd, op wel
ke wijze op den eersten Dinsdag van Sep
tember de beëediging van de nieuw geko
zen raadsleden moet plaats hebben in die
gemeenten, waar op genoemd tijdstip om
de een of andere reden (vacature, ziekte,
enz.) de burgemeester voorzitter van den
raad, niet in de raadsvergadering aanwezig
kan zijn.
In verband met deze vraag meent de mi
nister er de aandacht op te moeten vesti
gen, dat de Gemeentewet den raad onmid
dellijk bij zijn eerste samenkomst werkzaam
heden opdraagt. Hij wijst bijv. op art. 83,
voorschrijvende de verkiezing van wethou
ders op den eersten'Dinsdag van Septem
ber. De raad kan zich van de uitvoering van
zijn werkzaamheden niet kwijten, tenzij de
functie van voorzitter vervuld is. Is de bur
gemeester niet aanwezig, dan behoort, naar
s ministers meening, i. c. art. 77, 2e lid, eer
ste volzin van de Gemeentewet te worden
toegepast en zal mitsdien eventueel ook
voor de beëediging het oudste lid in jaren
van den raad als voorzitter optreden, totdat
die functie volgens art. 77, eerste lid, over
gaat op de oudste van de nieuw benoemde-
wethouders.
De directeur van de kanselarij der
Nederlandsche legatie te Brussel, die door
den koning der Belgen benoemd is tot rid
der in de*kroonorde, heet niet Pichan, doch
P i c h a 1.
Mr. J. W. W. van den B i e s e n.
Het oud-lid der Eerste Kamer mr. J. W. W.
vand en Biesen is naar de Maasbode' ver
neemt,. van de laatste H.H. Sacramenten
voorzien.
Voor de benoeming van directeur-
boekhouder der gemeentereiniging te Sneek
worden door Burg. en Weth. aanbevolen de
heeren L. Alblas, opzichter gemeente-reini
ging te Rotterdam en M. Schriemer, boek
houder, Ie ambtenaar bij de gemeente-reini-
"ging te Zwolle.
Distributie van levensmid
delen. De Minister van Landbouw heeft
met ingang, van 1 Juli j.l. eervol ontslag ver
leend aan den heer H. A. Tromp, financieel
directeur van het Rijks CentTaal Administra
tiekantoor voor de Distributie van Levens
middelen en met ingang van dienzelfden
datum benoemd tot directeur den heer J. M.
H. Hopman.
f?et lilad boven dea Iterpllehtlgeo
leeftijd.
Tiet congres inzake de opvoeding der
jeugd boven den leerplichtigen leeftijd is
gistermorgen in dc aula van het gymnasium
tc den Haag aangevangen.
De eerste dag was gewijd aan dc lichame
lijke opvoeding in verband met de ontwikke
ling van geest en karakter.
Alvorens echter de eerste inleider hel
woord verkreeg, werd een kort openings
woord uitgesproken door den algemcenen
voorzitter, den heer J. D. Ros.
Spr. wees erop dal de hoofdgedachte van
het uitvoerend comité is geweest personen
van verschillende richting, die doorkneed zijn
in de te hehandelcn onderwerpen, te doen
optreden. Ter sprake zullen komen de licha
melijke, dc intellectueelo en de geestelijk-zede
lijke opvoeding; deze niet van het abnormale,
doch van-het normale kind.
In verband met de stof van den eersten dag
wees spr. er op. dat dc intellcctueelc ontwik
keling werd geschaad door overlading, door
een op africhting gericht systeem. Het is de
wensch der commissie dat uit de besprekin
gen de ware belangen van het kind, zoowel
ten aanzien van de intcllectueele als van de
lichamelijke opvoeding, naar voren zullen ko
men.
Ook op de beteekenis der slof voor de vol
gende dagen werd door spr. gewezen.
Ten slotte betoogde spreker de noodzake
lijkheid van den geest van onderlinge waar
deering en tegemoetkoming bij de besprekin
gen.
Voordat de leiding werd overgenomen door
den voorzitter van dezen dag, F. baron van
Tuyll van Serooskerken, voorzitter van het
Olympische Comité tc 's-Gravenhagc, besloot
het congres nog onder applaus op voorstel
van den voorzitter tot het zenden van een
telegram aan de Koningin, teneinde II. M-
dank tc betuigen voor het zenden van een ver
tegenwoordigster naar het congres en den
wensch uit te spreken dat het congres moge
strekken tot heil van de Nederlandsche jeugd.
Het eerst werd daarop de vraag behandeld:
/Wat kan er gedaan worden voor dc lichame
lijke ontwikkeling in verband met de intcllec
tueele en geestelijke vorming?"
Deze vraag werd beantwoord door prof. TI.
Zwaardemaker Czn., van Utrecht, die daar
toe een aantal stellingen ontwikkelde.
Prof. Zwaardemakcr'o stellingen luidden als
volgt;
1. De opvoeding moet de normale ontwik
keling niet storen en toch tegen al te groote
afwijkingen oefenen.
2. Tot richtsnoer hierbij moeten deducties
dieen, getrokken uit de som onzer kennis op
physiologisch gebied, gelouterd door de op
voeders. Lichamelijke opvoeding is daarom
in de school niet uitvoerbaar zonder school
artsen. Na de school worde de individueele
opvoeding bevorderd, en naar hel pas geeft,
overenkomslig (le hygiëne geleid.
3. liet is begrijpelijk, dat geestelijk werk
ook het lichaam vermoeit cn lichamelijke ver
moeienis tot geestelijken arbeid ongeschikt
maakt. In de jeugd moeten dus de beide kan
ten der men schel ijken natuur gezamenlijk
worden opgevoed.
4. Slechts de harmonische ontwikkeling van
lichaam, geest en karakter, geven een persoon
lijkheid, opgewogen tegen den strijd des
levens.
5. Naar practischc verwezenlijking streve
men:
a. in de s'chool door dagelijks één school
tijd, de langste, aan dc verstandelijke, een
anderen, de kortste, althans voor een groot
deel aan de lichamelijke ontwikkeling te wij
den,
b. door in het midden der week een gedeel
telijken rustdag te houden,
c. waar noodig bijvoeding te verstrekken,
d de jongere docenten zooveel mogelijk al
len aan de lichamelijke opvoeding te doen
deelnemen. Buiten de school door aanmoedi
ging van het particulier initiatief tot beoefe
ning van sport en gymnastiek, waarbij op
den duur, bij een werkelijk algemeen w orden
der oefening, eën regelend ingrijpen van de
overheid niet zal kunnen worden geweerd.
In de middagvergadering om 2 uur spreekt
jhr. Jan Fcith, lid van het hoofdbestuur van
den A N. W. B., over spel, sport, tourisme
en kampeeren.
De inleider kiest uit drie factoren, welke,
volgens hem. in gelijke belangrijkheid bchoo-
ren tot de opvoeding van elk individu, als
zijn onderwerp: de lichamelijke opvoeding
der jeugd.
In verband met een belangrijk deel der bui
ten de schooluren georganiseerde jeugd, t- w.
de Nederlandsche 'Padvinders, verwijst inlei
der naar de rede van dr. C. P- Gunning.
Daarna behandelt hij in algemeene trekken
de sportieve opvoeding onzer jeugd. n.l. de
onvoldoende wijze, waarop deze plaats beeft,
zoowel op als buiten de school. In dit opzicht
schijnt echter verbetering te komen, waar
tenminste lichamelijke opvoeding en gymnas
tiek als verplichte vakken in onze toekomsti
ge schoolleerplannen zullen worden opgeno
men. Deze voordeden ontgaan echter aan de
niet meer schoolplichtige jeugd.
Daarom wijst de inleider in algemecne trek
ken den weg, boe door het systematiseeren
van alle mogelijke vormen van spel cn sport,
padvinderij, kampeeren en toerisme, de kans
wordt geopend, opdat onze geheele jeugd,
schoolgaand of niet meer schoolplichtig, de
voordeelen moge plukken van een algemcene
normale lichamelijke en karakterontwikkeling.
Bij het debat over deze stellingen werd
door den heer Koster betoogd, dat op de
school de lichamelijke opvoeding wel terecht
komt Slechts een zeer klein deel van de
jeugd boven den leerplichtigen leeftijd bezoekt
echter een school.
Daarom komt van de lichamelijke opvoe-
ding bij dat grootste deel niets terecht, of
schoon daarnaar zeker dc drang bestaat. En
nu moet de overheid niet, "zooals inleider
wenschlc. te dien aanzien alles aan het parti
culier initfnfcf overlaten, doch zij moet rege
lend optreden door het verschaffen van oefen-
gclcgenhedcn, gymnastiekzalen en speelgele-
genheden.
Mevrouw Ros—Vrijman helt over naar de
meening dat het zwaartepunt der wisselwer
king tussehen lichamelijke en psychische wer
kingen moet gezocht worden in het psychische
en niet in het lichamelijke. Zij meent dat deze
kwestie, (lie der psychoanalyse, van beteeke
nis is ook voor de lichamelijke opvoeding.
Dr. ITissink vraagt of het niet aan dc licha
melijke ontwikkeling schaadt, wanneer te
veel aan de lichamelijke opvoeding wordt ge
daan. Hij heeft den indruk gekregen, dat
reeds thans van een te veel sprake is.
De heer Van Aken meent dat er wel wat
af te dingen valt op dc opvatting dat licha
melijke oeflening en verstandelijke oefening
dubbele vermoeidheid geeft. De ervaring heeft
bewezen, dat men ten aanzien van de licha
melijke vermoeidheid op de verstandelijke
werkzaamheid niet tc beangst behoeft te zijn.
Mechanische» bewegingen kunnen zelfs zeer
goed een verfisschenden invloed oefenen op
de werkzaamheid van den geest. Als middel
om de rijpere jeugd te brengen tot lichamelijke
oefening blijft spr. vooralsnog het vooruit
zicht van korte militaire oefening noodig ach
ten.
Mevrouw Van Hecrdt tot Eversberg beveelt
een rusltiid van tien minuten aan in minde
ring van ieder lesuur.
De inleider beantwoord de sprekers. Met
betgeen door den heer Koster werd aanbevo
len, blijkt hij zich wel te kunnen vereenigen.
Het standpunt van den heer Van Aken acht
hij onjuist. Het is onmogelijk lichamelijke
oefening zoo te regelen dat zij niet tegelijk
geestelijke vermoeidheid veroorzaakt. In ver
band met de vragen van mevrouw Ros geeft
spr. als zijn meening, dat het menschelijk
lichaam altijd moet worden beschouwd als
het werktuig van den geest. De natuurmenseh
is een dwaling. Het lichaam moet onderwor
pen gemaakt aan den geest en ook dc Beha*
melijke opvoeding moet daarop gericht zijn.
Den heer Hissink kan spr. niet toegeven dat
er sprake zou zijn van een te veel aan licha
melijke opvoeding.
Van tien minuten rust na iederen leertijd is
ook inleider voorstander. Trouwens er is al
gemeen een drang in die richting.
Over de stellingen werd niet gestemd.
Op de tweede plaats kwam aan dc orde bet
onderwerp: ,.De lichamelijke ontwikkeling in
en door middel van dc school", ingeleid door
prof. R. Casimir, rector van het Nederlandsch
Lyceum te 's-Gravonhage.
Inleider ontwikkelde de volgende stellin
gen:
1. Dc lichamelijke opvoeding aan onze mid
delbare scholen dient allereerst preventief-
negatief te zijn.
2. Verder zij ze curatief in algemcenen zin
voor de scholen voor intellectueel onderricht,
complementair aan de vakscholen met liclia-
melijken arbeid.
3. Aan de kweekscholen heeft zij nog een
instructief doel.
4. Zij vertegenwoordigt verder een natinale,
ethische en acsthetischc waarde van alle in
richtingen.
5. Bij het onderricht moet rekening gehou
den met het sociale doel.
6. Om dit te bereiken moet:
a. de leeraar in de lichamelijke opvocujng
in opleiding en bezoldiging een positie heb
ben. volkomen gelijkwaardig aan (lie der an
dere leeraren;
b. bij de stichting van scholen en den bouw
rekening gehouden te worden met de moge
lijkheid van alzijdige lichaamsoefening.
7. In afwachting van de vervulling dezer
idealen moet door steun aan de stichting van
sportterreinen, door cursussen voor leeraren,
reisstipendia e- d.r door steun aan (le buiten-
schoolsche lichamelijke opvoeding, in deze
richting gewerkt worden.
8. De lichamelijke opvoeding moet niet als
een aanhangsel bij de overige opvoeding wor
den gegeven, maar in het leerplan als inte-
grecrend deel worden opgenomen.
Bij het debat over deze stellingen betoog
de mei Ida Heyermans, dat de oorzaak van
het vermoeiende van het schoolonderwijs
minder is het stilzitten, waarop inleider zoo
zeer den nadruk legde, dan wel gebrek aan
vermogen van den onderwijzer om te boeien.
Dr. Heyermans gaat nader in op de vraag
in hoeverre de lichamelijke opvoeding op de
vakschool complementair moet zijn aan
lichamelijken arbeid. Hij meent dat de theo
rie moet gevolgd worden door daden en
wenscht, dat zal worden nagegaan op welke
wijze practisch de uitgesproken wenschen
zullen kunnen worden verwezenlijkt. Hij be
veelt daartoe de instelling eener studiecom
missie aan.
De heer Koster betreurt het dat inleider
niet sprak over gewonp herhalingsscholen,
die de lichamelijke opvoeding absoluut niet
kennen en waarop die opvoeding toch zoo
noodig is. Ook hij wenscht het verplichtend
stellen van lichamelijke opvoeding voor de
vakscholen. Hij beveelt aan do subsidieering
daarvan afhankelijk te stellen.
Inleider blijkt het volkomen eens met den
Koster ten aanzien van de herhalingsscho
len. Voor de opmerkingen van mej. Heyer
mans is spreker dankbaar.
Den laatsten debater merkt spreker op, dat
onmisbaar zal zijn een gelegenheio tot we
tenschappelijke beoefening van de teer der
lichamelijke opvoeding. In afwachting daar
van zou spreker willen vragen, verplichtende
lichamelijke opvoeding ook op de gymnasia,
de meisjes H. B. S. de vakscholen, de herha<
llngsscholen, hygiënisch toezicht op de vak
scholen, steun o. a. bibiotheken, curussen,
enz. reisstipendia. Voorts hoopt hij dat do
denkbeelden van het congres ver naar bui
ten zullen doordringen.
Met een kort woord van den voorzittei
werd de morgenzitting gesloten.
De namiddagzitting werd ook bijgewoond
door de vertegenwoordigster van de Ko
ningin, baronesse mr. van Verschuur.
Het eerst was daarna aan het woord jhr.
Jan Feith, lid van het Hoofdbestuur van den;
A. N. W. B., die een santa! stellingen inleidt
ov:r: ..Spel, snort, tourisme en k emoe er en."
Dr. C. P. Gunning, leeraar van het Am-
steydamsch Lyceum, leidde daarna de voÏh
gend-e stellingen omtrent „De Padvinderij"'
in."
1. Onze tegenwoordige maatschappij
eischt voor de jeugd boven den leerplichti
gen leeftijd nog een derde milieu van op
voeding naast Huisgezin en School.
2. Samenwerking tussehen deze drie is
een eerste vereischte. Twee kunnen nimmer
een gesloten keten vormen.
3. De moeilijkheden en de mogelijkheden
van den puberteitsleeftijd zijn de eerste fac
toren, waarmede dit derde milieu rekening
moet houden.
4. Persoonlijke leiding en vrijwillige or
ganisatie ziin haar uitgangspunten.
5. Zelfontplooiing door onderlinge zelf'
opvoeding is haar doel.
Wat de jeugd boven den leerplichtigen
leeftijd noodig heeft zijn „momenten".
7. Slechts idealen kunnen redding bren'
gen aan het jonge leven. Bereikbare idealen
wortelen in traditie.
Luide toejuiching vond dat deel van s;
kers toelichting tot zijn stellingen, waarin i
betoogde, dat de voornaamste invloed op
de opvoeding moet uitgaan van het gezin,
dat de eenige lichttoren, welke redding kan
brengen als de jeugd dreigt te stranden, is
de lamp in de huiskamer.
Groote instemming verkreeg Spr. ook met
zijn opmerking, dat het congres wel wat U
einig aandacht over heeft voor de proleta
rische jeugd, die toch ook deel uitmaakt var.
de geheele jeugd, die van de geheele wereld
een groote eenheid vormt; een eenheid
waarn de rijke jongeling in wezen gelijk
aan den armen jongen schooier, waarin deze
niet de gelijke, maar wel de gelijkwaardige
is ven gene.
Mevrouw Ros-Vrijman, kwam bij het dc
bat op tegen de meening van inleider, dr'
de stof van het congres verdeeld werd in
lichamelijke, verstandelijke en geestélü'
zedelijke opvoeding, om die stof in hokjes le
verdoelen. Die verdeeling heeft alleen lei
doel alle elementen der opvoeding tot hun
recht te doen komen.
Evenmin bleek spreekster het eens met in-»
leider, waar deze de school het uit-el'Icaf
halend element in de opvoeding noeir-
Als dit zoo is, dan is de school niet g' ""ÜL
De school moet zijn de voortzetting van 1 rt
gezin, de schakel tussehen gezin en mr
schappij. En als de school dit niet is, dar i
zulks het geovlg van de intellectueele'
spitsing, awaraan wij nog altijd laboreer..
De padvinderij kan, betoogt spreekster een
prachtig hulpmiddel zijn bij het vormen van
den schakel tussehen school en maatschap
pij, mits zij wordt geleid met liefde en toe
wijding, ervaring en beleid Het'groote ge
vaar is evenwel het gebrek aan inderdaad
goede leiders. Zonder die leiders evenwel is
het vrijlaten het loslaten van de jeugd een
ontzettend gevaar. Beter is het, dot de
ouders hun eigen padvinder thuis leiden
(applaus).
De heer Voogt is van meening, dat de
padvinderij nog mank gaat aan vele euvelen,
welke zij zal hebben af te leggen. Evenwel
kan hij zich met de stellingen van dr. Gun
ning volkomen vereenigen. Alleen zou hij
willen dat het besproken werk onder de rif-
pere jeugd niet padvinderij werd genoemd,
doch jeugdwerk, werk onder de rijpere jeu^d
of iets dergelijks, ook omdat in de padvin
derij niet alle paedagogische factoren tol
uiting komen.
En wat het zelfbestuur betreft, dit mag als
ideaal voorop staan, met de toepassing moet
men evenwel voorzichtig zijnin de haast
om een mooi ideaal te bereiken, mogen we,
de voorzichtigheid niet uit het oog verliezen.
Voorts acht spr. zijn ideaalhet socialis
me, een veel meer positief ideaal voor de
rijpere jeugd, dan het ideaal van den in
leider.
De heer Arie Willemse waarschuwt tegen
de groote gevaren voor de rijpere jeugd,
welke schuilen in den alcohol. Met nadruk
vraagt spr. het congres vooral de beteekenis
van de drankbestrijding niet uit het oog ta
verliezen.
Met den heer Willemse is inleider, die de
debaters kort beantwoordde, het volkomen
eens. Hij blijft er bij, dat de onderscheiding
in lichamelijke, verstandelijke en zedelijke
opvoeding ten aanzien van de rijpere jeugd
niet opgaat. Ook het oordeel van mevrouw
Ros over de school, kan spreker niet dee
len, waar zij de school de voortzetting van:
het gezinsleven wil doen zijn. De school mag
niet concurreeren met het gezin en kan dit
ook niet doen. De school met haar school-
voeding, schoolbaden, enz. doet al veel te
veel het gezin na. Daarom verheugt spr.
zich ook over het meer en meer doordringen»
van het gezinsloondenkbeeld. De vader wil
zelfs zijn kinderen baden," voeden, enz. Wat
de padvinderij betreft, deze bestaat steeds
waar een jongen zijn kring van vriendjes
heeft, doch dan ongeorganiseerd en minder
zeker. Den naam „padvinderij" wenscht spr.
te behouden omdat die spreekt tot de jeugd;
overigens is hem persoonlijk, de on-