gooi9 de iJea^d*
j was zóó driftig, dat hij op het punt was, den
ander te slaan, juist op het oogenblik, dal hij
I de forsche stem van zijn oom hoorde. Vlug
liet hij zich van het paard glijden, vóór deze
Uet zag.
Blackie.
„Biocide! Blnckie! Black!"
migc "gezichten voorbij hem om 't een en ait-der
in tc pokken. Zij haddon haar mooie pakjes
niet aan en geen jongen bleef meer staan kij
ken, zooals de vorige dagen.
Hei geheel zag er verlaten en doodscli uit.
Op dit veld nu en zelfs heel dicht bij het paar
denspel, had Blackie het ongeluk te verdwa-
„Ik heb hem daareven nog den hoek om zien len. Door de vreemdheid van het terrein was
gaan,' zei de jongen, die „Blackiegeroepen
had, en hij begon opnieuw tc roepen:
„Blackie! Blackie 1 Black 1"
Daarna floot hij gcruimen lijd.
„Ik begrijp er niks van. Dat doet hij an
ders nooit,'' antwoordde het meisje en ook
ai) begon nu „Blackie 1" te roepen.
Maar Black kwam niet. Dc kinderen liepen
de straat terug, tot zij aan een kruispunt kwa
men.
j Toen zei de jongen:
„Ga jij dien kant, dan neem ik dezen en wie
hem heeft, komt hier terug. Op dit punt zul
ten we op elkaar wachten."
Daarna liep hij op een drafje dc lange straat
in en zijn zusje den tegooovcrgcstelden kant-
De jongen heette Fris. Hij was dertien jaar
en flink uit dc kluiten gewassen. Het meisje
.was een paar jaar jonger en heette Liesje.
De Black, dien zij zochten, was een zwarte
poedel, die naar 't scheen de wandeling lie
ver alleen had voortgezet.
Frits liep de straat uit, keek in elke zij
straat en elk steegje en kwam vuurrood en
warm op het kruispunt, waar zijn zusje reeds
op hem wachtte maar zonder Black.
„Ik ben de heele straat uitgeloopen, maar
ik beb niks gezien," verklaarde Frits.
„Wat moeten we doen? Wat zal Vader v»'el
zeggen?" zei Liesje en 't scheen wel, of zij in
tranen uit zou barsten.
„Kom Liesje, houd jc nu goed voor al die
auenscher.. Misschien is hij al wel thuis; laten
we maar eens gauw gaan kijken/' troostte
Frits als oudste. Zelf was hij echter lang niet
gerust.
Ze stapten nu flink door naar huis, nu cn
'dan nog eens een onkelen keer: „Blackic!
BladcT roepend, maar zonder dat zc zelf
'dachten, dat het wat zou geven. En hierin had
den zij gelijk: Black w a s weg cn Black
bleef weg.
En t was anders loeh zoo'n trouwe hond!
Hoe; goed herinnerde Frits zich, dat hij
hem gekregen had den avond vóór zijn elfden
verjaardag. Toen hij al in bed lag, kwam Va
der hem nog eens goeden nacht zeggen. Nu,
dat deed Vader wel meer. Frits sliep al half.
„Flits, slaap je al?'" vroeg Vader.
„Ja Vader, antwoordde Frits slaperig.
„Nou, hier heb je mijn cadeautje," zei Va
der, en meteen legde hij een jong, zwart
hondje op het bed, dat rollebollend over dc
dekens kroop. In een oogenblilc was Frits hel
der wakker.
..O Vader! Liesje, Lies, kom eens gauw
kijken!'' en uit de aangrenzende kamer kwam
hij het spoor van zijn vriendje kwijt geraakt
en bij liep nu tc snuffelen om de tent Daar
viel op eens een stukje brood met worst vlalc
voor zijn neus. Blackie hield van worst, even
veel als van spek, en hap! op was 't. Kijk, weer
een stuk en weer een!
De clown mikte telkens wat dichter bij dc
tent en vóór Blackie het laatste stukje worst
had doorgeslikt, greep een sterke hand hem
bij zijn nekvel en werd hij ondanks zijn ge
jank naar binnen gedragen en in een hok
achter tralies gestopt.
Daar zat hij nul
„Iloe kom je daar aan?"' vroeg de direc
teur.
„Dat is mijn zaak. Wilt u Kern voor een
rijksdaalder koopen?"
„Top!" zei de directeur en hii. gaf den clown
het geld.
Deze ging nu weer naar buiten en at verder
zijn boterham op. Maar nu keek hij nidt lan
ger vervelend, hij werd zelfs zóó vergenoegd,
toen hij liet voordeel van zijn vangst nog eens
naging, dat hij tegen een straatjongen, die
voorbijkwam, een grappig-leeiijk gezicht trok,
waarop dc jongen het uitschaterde cn nog wel
een kwartier bleef staan wachten op een
nieuwe grap.
De nacht, die nu zou aanbreken, was do
ongelukkigste, dien Blackie ooit beleefde. Hij
jankte en huilde, sprong tegen de tralies op
en beet in 't hout, maar 't hielp hem niets.
Zijn vriendje Zorrie, zijn baasje en zijn vrouw
tje, Frits en Liesje, aan niemand dacht hij.
Hij wou alleen maar uit dat nauwe, donkere
hok. En hij huilde en jankte, huilde en jankte
maar.
's Avonds laat was dc man, die hem. gevan
gen had (hij rook dat hei dezelfde was) naar
zijn hok gekomen, had hem met ruwe woor
den er uit gesleept en met een zweep erbar
melijk afgeranseld. Daarna was Blackie van
angst in het donkerste hoekje van zijn hok
gekropen cn had hij geen kik meer durven
geven.
Den volgenden morgen heel vroeg, toen
Frits en Liesje nog droomden, dat Blackie al
lang weer terug was, brak het circus op cn
onder al de dieren, die meegingen, sprong er
één jankend tegen de tralies van zijn hok. Dat
was Blackic, de poedel, waarnaar de kinde
ren zoo lang gezocht, hadden.
Wat de arme hond in het paardenspel to
verduren had, was heel wat anders dan het
heerlijke leventje bij Frits cn Liesje.
Thuis kreeg hij, nis hij eens oen nieuw
I kunstje geleerd had een stukje vlcesch of een
4 I lfrtplfif» T.inclö nrtf ViP-m vr*»l Mnc
L.esje tn haar nachtponnetje om t narmge u u hm wcl cen
hondje te zien. Ze was één-en-al bewonderingde f d;e hcm nu drcsscer.
cn z,j kon er maar met toe besluiten haar er andcrs
eigen bedje weer op te zoeken. Na een harte-Lcerdc hcc, wat dczc
lijk afscheid van liet jonge hondje, ging zud k hj. s] c„ en kcnde Vlj
eindelijk weer naar haar kamer. gauw, dan was een stukje rogge-
haud<m zp d,en cerslc" t0en h,J brood de orootste belooninc. Gelukki* was
7,Op hem rijden zal ik tocli l'. mompelde hij
in verbeten woede.
Een paar dagen later zag hij de kans schoon
Bufus tc bemachtigen, toen döze op zijn meester
stond tc wachten.
Diclc was een vrij goed ruiter, voor een
jongen van zijn leeftijd cn hij dacht, dat
als hij het vurig# ros baas bleef hij niet
alleen iets zou hebben, om legen zijn school
makkers op tc bluffen, maar zijn oom hem om
zijn moed gaarne zou vergeven, dat hij op
Rufus was weggereden.
Nauwelijks waren zij echter in de laan, of
Rufus begon allerlei zijsprongen tc maken.
Toch luisterde hij nog naar de hari®, die hem
bestuurde. Doch plotseling, toen hij de laan
uit was en den langen, wit-schitterenden weg
voor zich zag, besefte hij, welk een licht ge
wicht hij droeg en hoe grappig het zijn zou,
dit af werpen cn vrij te galoppeeren.
Eerst stond hij op zijn voorbeenen en schopte
achteruit. Daarna rende hij met Dick, die zich
anfistig aan hem vastklemde, den weg af en
het dorp door, vervolgens het vrije veld in.
Ongeduldig, dat zijn lichte last nog altijd in
het zadel zat, ging hij op zijn achterbeenen
staan en sloeg met zijn voorbeenen in dc lucht.
Dit was voor Dick de gevaarlijkste sprong,
welke het dier maken kon, want als Rufus
wat maar al tc goed mogelijk was hierbij
achterover viel, zou hij Dick verpletteren.
De jongen was nu doodelijk verschrikt cn
wist niet meer, wat hij deed. Hij liet den
teugel los cn klemde zich in zijn angst aan de
manen vast, zoodat zijn toestand nog gevaar
lijker werd.
Een yreeselijk ongeluk kon 'onmogelijk uit
blijven en zou een eind maken aan Dick's
dwaasheid, als er niet juist op dit oogenblik
een wagen van den anderen kant was aange
komen.
En jongen niemand anders dan George
zat voor-in en reed met een vrachtje naar
huis, toen hij reeds uit de verte het gevaar
zag, waarin Dick verkeerde. Zoodra hij dicht
genoeg bij hem was, sprong hij van den wagen
en holde naar bet paard. Kalm en handig wist
hij den lossen teugel te grijpen cn Rufus tot
bedaren te brengen.
Dit alles ging vlugger, dan het zich laat be
schrijven, maar Dick leek het een eeuwigheid.
Toen hij eindelijk weer veilig op den grond
stond, zag hij zoo wit als een laken cn trilde
hij zóó hevig op zijn bcenen, dal hij nauwelijks
staan kon.
„George," zei hij met bevende stem, „als dat
woeste dier je geschopt en een ongeluk be
zorgd had, zou ik het mezelf nooit vergeven
hebben. Wat een domoor ben ik toch geweest 1
Ben je niet meer boos om om laatst en
wil je mij een hand geven
naar
ze
kunstjes begon tc leeren, een pret!
En nu kwamen ze zonder Blackie thuisl
Liesje kon zich niet langer goed "houden en
toen /ij de kamer inkwam, barstte ze in. tra
nen uit
„Dat is zeker die leclijke spekhond weer!"
snikte ze. „Dat akelige beest!"
Frits vertelde Vader nu in kleuren en geu
ren, hoe ze Blackie op den hock van een straat
op eens waren kwijt geraakt en hoe ze hem ge
floten en geroepen hadden alles voor niets.
brood de grootste belooning. Gelukkig was
Blackie een vlug, verstandig dier; 't liep dus
nogal los met dc klappen, en na een half jaar
deed hij kunstjes voor 't publiek en was hij
een volleerde circushond. Dc clown had hem
Tobbie genoemd; hij wist natuurlijk niet, hoe
dc gestolen poedel eigenlijk heette.
Eén van de kunstjes, die Blackie, of dan nu
Tobbie. moest vertoonen, was met Jim den
aap.
Hij kreeg een mooi zadel op den rug, een
stang in den bek en zóó reed Jim paard op
- aiaui
En hij eindigde ook met te zeggen, dat niji W jjjj teugels vasthield. Eigen-
d:u dat die valsehc spekhond 't gedaan kon Blackie den aap niet uitstaan, maar
had, dat lor! j ajs (jown Tnet de zweep er bij stond, durf-
Dic spekhond! j I de hij niets laten merken. Jim plaagde graag.
Op liet einde der straat waar de ouders o[ dc
van Frits cn Liesje woonden, was een spek- hjmg€n en lrok Blackie aan zjjn staart en zijn
slagerswinkel en die spekslager had ook een
hond, een soort Kees, dien hij Zorrie noem
de. Met dien Zorrie had Blackie. tot groote
ergernis van de kinderen, vriendschap geslo
ten cn hij kwam niet op straat, of hij ging zijn
vriendje bezoeken.
„Hij doet 't alleen om dc speklucht," zei
Frits en hij probeerde, of hij Blackie niet
ontrouw kon maken, door op de wandeling
oen stukje spek mee te nemen en hem dit nu
cn dan te laten ruiken. Maar hoe lekker
Blackie het spek ook vond, hij kon zijn ^ycick i_i
vriendj, nh't vergeten cn liep altijd even den
winkel in, waar hij meestal door den slagers
jongen werd weggejaagd.
F.n omdat de kinderen de vriendschap met
dien slagershond een beetje min vonden voor
Blackie, en omdat de jongen hem altijd weg
joeg, konden zij Zorrie niet uitstaan.
„Die slagersjongen is toch ook geen vriendje
van mij; waarom hoeft Blackie dan vriend to
worden met den hond uit dien winkel?" be
weerde Frits, als Vader aanraadde om Blackie
zijn gang maar te laten gaan.
Waren ze hoos op hem, dan noemden ze
hel keeshondje „de spekhond", of ook wel
„dat lor, omdat de baas altijd van „Zor"
sprak
Ze schreven Blackie's verdwijnen aan „dien
akeligen spekhond" toe..
Waar was Blackie intusschen gebleven? De
spekhond had er heusch wel een beetje schuld
aan Toen Blackie op den hoek der straat
omkeek, had hij Zorrelje gezien cn niet kun
nen nalaten even een praatje met hem te gaan
maken. Maar of de keeshond niets van hem
welen wilde, dan wel, of hij hem alleen maar
wat wilde plagen hij liep hard weg, een
steegje in. Blackie's hondengeweten kwelde
hem wel even en hij stond een oogenblik stil,
vóór hij den ongewonen weg inging. Doch
'daarna liep hij door, al verder en verder, en
was op eens een eindje buiten de stad op een
groote vlakte. Nu, hij hoefde niet bang te we
zen, dat bij den weg naar huis niet terug zou
kunnen vinden; dien kon hij gemakkelijk op-
snuffelen. Er dreigde echter een ander ge
vaar
't Was den vorigen dag dc laatste dag van
dc kermis geweest. Sommige tenten cn kra
men waren al half afgebroken. Op de groote
ooren, en dan kon Blackie blaffen, maar meer
ook niet, want Jim zat hoog en deed of hij
van den prins geen kwaad wist.
Een anderen keer liet hij zich' plotseling,
maar doodstil, naar beneden glijden en kaapte
Blackie's eten voor zijn neus weg. Och. och
wat miste Blackie Frits, Liesje en Zorrie! Aan
den clown, zijn nieuwen baas, was hij al vrij
wel gewend.
Zoo trok hij met het paardenspel het hcele
land door en reisde hij alle kermissen af-
Overal vertoonde hij dc kunst, dat .Tim op hem
(Slot volgt
F.en gevaarlijk® rit.
door
JENNIE CHAPPELU
Vertaald door C. H.
„rk zou hel niet doen, jongeheer, als ik u
was! Niemand anders dan de majoor kan
Rufus baas. Die weet alleen met hem om tc
gaan en Rufus merkt maar al te goed, wien
hij op den rug heeft. Dei\k aan uw moeder,
jongeheer en wees toch voorzichtig 1"
liet mooie, rood-bruine paard, Rufus, stond
gezadeld en getoomd vóór het huis, terwijl
George, dc tuinjongen, het vast hield- Dick, die
daar juist rondliep, had zijn plan aangekondigd
„het paard eens te probecren", cn George
trachtte hem hiervan af te brengen.
Dit prikkelde Dick echter nog meer en met
een koppige uitdrukking op zijn gezicht sprong
hij in het zadel.
„Laat hem los 1" riep hij uit, „ik heb juist
tijd genoeg, om dc laan op cn neer te rijden,
vóór Oom uit huis komt. Laat hem los, zeg
ik je !"-
„Nee jongeheer, dat kan ik niet doen," ant
woordde George flink. „Het is mijn plicht,
Rufus vast te houden, totdat dc majoor klaar
is. En ik zal u niet helpen, als u met alle ge
weld een ongeluk wilt krijgen," voegde hij cr
nog aan toe.
„Laat los, zeg ik je brulde Dick bijna van
drift. „Denk je soms, dat iedereen zoo'n laf
aard is, als jij Ik zal je hiermee kennis laten
j ia, <»ib jij ik Zill JC Uitimcc üvii
Vlakte stond nog gedeeltelijk een paardenspel, maken, als je niet doet, wat ik zeg I'
innft non ÏaI !nnnUlr.\« An ,1am ..AlrfAnHnn r\ -
dat aan liet inpakken was en den volgenden
ochtend vroeg verder zou trekken. Vóór de
tent stond een clown, van verveling tegen een
paal leunend, zijn boterham te eten. De zaken
waren niet best gegaan en zijn verdienste was
Dick dreigde hem, terwijl hij dit zei, met
zijn stok, maar, hoewel George een kleur kreeg
van verontwaardiging, keek hij Dick in het
booze gezicht, vast besloten, niet toe te geven.
Dick was een verwende jongen en niet ge-
met groot geweest. Nu en dan kwamen een Woon, dat hij door iemand wie dan ook
paar danseressen van het circus met brom- in 7ijn nlannen gedwarsboomd, werd. En hii
Moed.
door \Y. B.
Er was iets bijzonders gaande Dat merkten
de kinderen al dadelijk, toen zc de klas in
kwamen. De bovenmeester cn dc klassejuffroUw
stonden druk met elkaar tc praten, liepen, het
lokaal door en verschoven de banken, totdat
er een kleine ruimte vooraan in dc klas vrij
kwam. Daar kwamen twee groote jongens met
nog een bank aansjouwen.
„Hier Jan,", wenkte meester. „Hier is nog
net plaats."
De kinderen wisten nu, dat cr nog „een
nieuwe" bij zou komen. Nog een in de al prop
volle klas.
„Hoe meer zieltjeslachte meester tegen
de juffrouw.
„Iloe meer vreugd," vulde de juffrouw aan.
De torenklok sloeg negen uur en meester
ging de bel luiden.
„Heb je hem al gezien vroegen de kinde
ren aan elkaar, bij het naar binnen gaan.
„IIij zit in 't kamertje, bij den meester,"
wist cr oen tc vertellen.
„Stil, daar komt ie an 1" riep een ander, en
inderdaad, daar had je hem.
't Was een pieterig, armoedig kereltje en hij
heette Japie de Noov. 1-Iij kwam uit een groote
stad cn zag cr nog schunniger uit dan dc
armste dorpskinderen. In zijn vaal, grijs
broekje, dat hem veel te wijd was. prijkte
van achteren vroolijk c-en licl-groenc lap. Het
buisje, dat hem, in tegenstelling met de broek,
vrij krap zat, vertoonde een groolen winkel
haak bij het armsgat. Japic deed al zijn best,
dit mankement te verbergen, door den arm
stijf tegen 't lijf gedrukt te houden, maar zien
kon je het toch. Zijn klompen had hij, net als
alle kinderen, in de gang op 't klompenrek
moeten zetten, om op zijn kousen binnen te
komen, maar van die kousen was er één duch
tig afgezakt en door een groot gat in de andere
kwamen wel drie teenen naar buiten kijken.
Eén van dc brutaaltjes, één. die altijd eerst
deed en dan dacht, riep hardop
„Kijk zeg, dat jö zijn teenen houwc uitgaans
dag-"
Maar een paar heel strenge oogen deed hem
verschrikt zwijgen en de andere kinderen
waagden het niet te lachen, al kostte het hun
ook erge moeite, zich goed te houden.
Dat was Japie's welkom op school. Maar *t
werd nog veel erger, toen ze om elf uur moch
ten gaan spelen. Toen waren er geen meesters
en juffrouwen meer, om Japic te beschermen.
Toen was Japie overgelaten aan dc genade of
ongenade van zijn klasgenootonaan hun on
genade bleek al gauw.
„Gó, wat het dat jó een rare broek an I" riep
er een.
„Zeker een van z'n vader t"
„En z'n moeder het een stukkie van de
pijpjes afgeknipt, omdat ze 'm anders nasleep-
tel"
De jongens hadden dolle pret om hun eigen
grapjes. Ze meenden het niet zoo kwaad en-
bedachten niet, hoe laf het was, wat zc deden:
met z'n allen één nieuweling plagen.
Japie drong zich tegen den muur aan. *t Was
een schuw, bleek ventje. Hij was z'n heele
leven ook al zoo geplaagd.
„Kom jó, la me je kouse nog is kijke. Die
Henne van het nieuwste medel. Een gat van
boven en een van ondere/' en meteen wilde de
lange lummel, die dit zei, Jaap's cene been
optillen, om hem zijn klomp uit te trekken.
Maar Japie, hierdoor plotseling den steun van
één zijner onderdanen missend, greep in de
lucht, hinkte even en viel toen onderstboven.
Dat. gaf een hoeraatje onder dh jongens. Japie
brabbelde weer op. Als een angstig vogeltje
j drukte hii zich nog dichter tegen den muur.
Zijn arm legde hij er tegen aan en zijn hoofd
er op.
Eensklaps kreeg een van zijn kwelgeesten
een mooien inval.
Jongens, mikken op dien groenen lap riep
hij, en de daad bij 't woord voegend, nam hij
een kluitje modder en wierp daarmee naar 't
arme, veel bespotte broekje.
Maar toen gebeurde er iets, waar de jongens
niet op gerekend hadden.
Annetje Weslerveld, een meisje uit Japie's
klas, had al dien tijd al naar hen staan kijken.
Zij, Annetje, was ook zoo'n vreemde eend in
de bijt geweest, toen ze, nu een jaar geleden,
op school kwamniet, omdat ze nog armer en
haveloozer was dan de rest, maar juist, omdat
haar jurken mooier waren dan die de andere
meisjes droegen, omdat haar boterhammen lek
ker waren en in een mooier trommeltje zaten.
Geplaagd zooals zc nu Japie plaagden, hadden
ze haar nooit. Dat hadden ze niet gedurfd.
Haar vader en meester waren immers zulke
goede vrienden samen! Ze hadden het dus
verstandig gevonden Anneke een beetje tc ont
zien. Maar Anneke had zich erg eenzaam ge
voeld en best gemerkt, dat men haar altijd
voor spek en boonen mee liet doen. En nog
beschouwden ze Anneke niet hcclemaal als
één van de hunnen.
En deze Anneke nu liep voor dc mikkende
jongens heen naar Japie, cn met haar armen
om hem heen bleef zc beschermend achter
hem staan.
Het ventje, dat nieuw onheil verwachtte,
kroop nog dichter in el-kaar, en hield zich
doodstil.
„Toe nou, vervelende meid! Als je niet op
rukt, krijg jij dc lading," riep Jan de Vos
boos. Ze waren nu juist zoo leuk aan den
gang. Dc groene lap werd al mooi bruin ge
spikkeld.
De meisjes kwamen er ook hij- Hun afgunst
op Anneke kwam weer even boven, en ze
sard®
,,'t Eijkt wel of het *r Broertje is, ha, ha F'
'Anneke's hartje bonsde. Maar toch. bleef ze
staan.
Toen keek Japie even schuw naar haar op,
en haastig fluisterde hij:
„Ga nou maar! 't kan me tocli niks schele,
of ze gooie. 'k Ben immers toch smerig! Maar
jij niet."
Anneke begon te schreien. Ze had zoo'n
meelij met dat arme, vieze jongetje, en als ze
een schoon plekje op zijn wang ontdekt had,
zou ze hem een zoen gegeven hebben.
„Nou, op zij! of—'' en Jan dc Vos wilde zijn
bedreiging kracht bijzetten. Maar daar werd
hij zelf bij den kraag gepakt en op zij gegooid.
Dat was Wim van den smid, die altijd Anne-
kes partij koos. de grootste en sterkste jon
gen van de school. Eens had hij zelfs voor de
grap met meester geworsteld, en... het ge
wonnen. Dat waren dus vuisten, waar je reke
ning mee moest houden en Jan en zijn vriend
jes dropen dan ook af. Anneke en Japie had
den nu ruim baan, Japie Icon liet zich eerst
maar niet begrijpen. Maar toch was het zoo.
Wim werd zijn beschermer, omdat Annetje
zijn vriendinnetje was, en door toedoen van
Anneljc's moeder kwam Japic fatsoenlijker in
de klecrcn. In hun keuken mocht Japie eiken
dag één keer zijn buikje rond komen eten, en
in dc zelfde keuken werd hij voortaan tweó
keer in de week door den tuinbaas.sclioon ge
poetst in de badkuip.
Zóó knapte Japie, het magere, vieze spierc-
wietje ervan op, dat hij toen hij van school
ging een flink, gezond en bij de hand kereltje
was; maar nooit zal Japic vergeten, dat hij
dien ommekeer in zijn leventje te danken had
aan Annetjc's moed, Annetje, die het heel al
leen durfde opnemen voor zoo'n arm ver*
schoppelingetje.
TJe Schoenpoetser en zjjn
Schoenen.
door C. H.
In een deftig, groot hotel v
Stond een schoenenrijtje.
Jaap, de poetser, had zc daar
Neergezet voor 'n tijdje.
Jaap kreeg plots'ling ander werk.
Dal hem in beslag aam, y
Maar de schoenen zeiden boos.
Dat het niet tc pars kwam.
3.
t Meest van allen waren kwaad
Laarzen van den leeraar.
't Is een schande, kraakten zij,
Konden wij het zelf maar l
4.
.Lage schoentjes van zijn vrouw.
.Waren ontevreden.
Wal 'n lot, zoo vuil te zijn
Zuchtten zij och lieden t
Niemand was Jaap goed gezind.
Allen bromden lieftig,
Vonden zoo'n behandeling
r yVer van fijn en deftig.
f&'S-.
6.
S
Plots'ling kraakt een jonge schoen
Laat den moed niet zakken l
Weet je, wat ik leuker vind
Jaap een poets te bakken,
ir 7.
Als Jaap strakjes weer verschijnt, v
r Moet hij ons maar zoeken,
Eén, twee, drie I verstoppen w'-ons
è- Gauw in alle hoeken t
tV- A
8.
't Was op eens een druk rumoer,
- 'Allen maakten beencn
't Sclioenenrijtje was zoowaar
In een .wip verdwenen,
9.
Eind'lijik", daar komt Jaap weer aait,
Krabt zich achter d' ooren,
Wat is dat roept hij verbaasd.
Heb ik ze verloren?.
Maar, wat "zie ik in dien hoek t a
Ha een bruinen veter
Weggcloopen zijn ze mo,
Wist ik hel niet beter J
11.
f= Maar, al zijn de schoentjes slifl^,
Ik laat mij niet foppen
'k Vind zc allen weer terug.
Waar zij zich verstoppen! e
12.
Jaap pakt vlug de schoenen op;
En herstelt het rijtje.
O, wat blinken z' allemaal.
Na een heel kort tijdje I
13.
ffaapje lacht en vraagf Half luid
Zou ik mij vergissen,
5^- Als ik zegniet ééne schoen'
5— Kan mij, poetser, missen 7,
Bijeztalekea ea rbauaalUk*
Algemeen verbreid, zegt de Telegraaf, in d«
wereld der bijenhouders 't geloof, dut !het bijen"
gif een geneesmiddel zou zijn tegen rheumtw
liek. In den laaitslen tijd is deze zaak meen
wetenschappelijk -onderzocht en werkelijk zijrr
er medici, die in het oude volksgeloof een grondl
van waarheid hebben mcene-n te ontdekken, j
Iemand, die veel in deze richting heeft gej
werkt, is dr. Tere, te Marburg. Deze heeft tal
van rheumatreklijders met bijensteken bchanA
deld. De behandeling geschiedt als volgtD<^
eerste 'drie dagen zijn pro-eidagen. Dan word#
slechts één steek per dag toegebracht. VerS(
draagt de patiënt den bijensteek goed, dai^
wordt het aantal steken geleidelijk vergroot enL
opgevoerd tot pl.m. 100 per dog. De kuur dburr
lang, wel één of twee jaar, doch dr. Ferc be4
weert, dot de patiënt, d e volhoudt, altijd wordt!
genezen. Weliswaar gaat een genezing doop
salilcylzuur veel sneller, doch" een herstel, doo.
middel van bijensteken verkregen; schijnt, veel
grondiger to zijn. De manier, waarop deze ge*
neesheer te werk gaat, is hoogst eenvoudige
De bij wordt gewoonweg tusschen de vingers
aangepakt en met het achterlijf op de plaatp
gebracht, waar men wil, dat de stoek wordt aan^
gebracht. Is het gif goed doorgedrongen, dan
wordt de afgebroken ongel verwijderd. Bij taJ
van vormen van rheumatiek was de uitwerking}
zeer heilzaam.
Het spreekt echter vanzeli, dat rheumatielqt
voortkomende uit organische gebreken, niet
door bijensteken genezen kan worden cn dat!
niemand op eigen koste met deze geneeswijze
moet beginnen.
AGENDA'.
Onder deze agenda worden efleen opg©«
nomen die uitvoeringen, vergaderingen, ent.
welke in het Dagblad geadverteerd wordend
Vrijdag, Zaterdag. Zondag Maandag,
Bioscoop de Arend. '1
Openbare Leeszaal (Beukenlaan) Kh
2K—10 uur. Zondag 2)4—5^ wTi
Maandag 2#10 uur.
Dagelijks:
Museum Flehlfe.
Bioscoop Langestraat.
Burgerlijke Stand
van 24 Juli 1919.
Geboren: Wilhelmina, d. v. J'obanflw
Wijnands en Maartje Johanna v. 't Hoender,
daal. Gerritje, d. v. Jan. v. Veldhuizen erf
Frederika v. Dijkhuizen. Een buiten huwelijW
geboren kind.
Ondertrouwd: Elbert v. Deuveren erf
Geertruida Everdina v. Rouendal. Willens
Ernst Hendrik Ludeking en Everharda Hen.
drika Ader. Cornelis Albertus v. Wagenin.
gen en Hendrientje Steenbeek. Hendrikug
Olivier en Dina Pieternella de Wilde. DirK
Mus en Grietje Binsbergen. Wilhelm Brou.
ver en Evertje Binsbergen. Gerrit Arler erf
Jacoba Anna ten Hoeve.
Gehuwd: Klaas Willem Koop en Cub.
berta Hermina Bilderbeek.
Overleden: Gerrit Steenbeek, 57 jrJ
echtgen. v. Pieternella Josephina DillewordeJ
Hermanus Everardus v. Sweden, 78 jr., esfxhj
gen. v. Christina Johanna Petronella Francicj'
Ruth v. Essen, 78 jr., wedr. v. Aaltje v. Es^
sen. >j>
Telefonisch Weerberioht x
Naar waarneming in den morgen van: 1
25 Juli 1919.
Verwachting tot den avond van 26 Juli:
Zwakke tot matige wind uit N. richtingen/
betrokken tot zwaar bewolkt, wellicht nog
eenige regen, weinig verandering in tempe.'
ratuur.
Fietslantaarn aansteken 9.28.
2985 3261'
5184 5800 €010
7410 8737 8890
STAATSLOTERIJ
De hoogste prijzen dar 1. klasatr,
TREKKING VAN DONDERDAG 24 JDLI
f 400 8045.
PRIJZEN VAN f 65.—.
74 452 541 055 904 1512 1749 1822
192-5 2152 2532 2607 2850 2972
3635 4235 4183 5272 5465
6257 6870 7002 7306 7346
8930 9246 9293 9.366 10406 10S96 11146 11418
11578 11845 11966 11976 12223 12304 12479 12559(
12600 13027 13050 13348 13715 13823 11226 14515
14812 11917 14961 15062 15373 15389 15563 15059;,
15572 15335 15904 16040 16561 16623 17127 17213
17631 17791 17870 17913 18116 18379 18410 18550,
185S7 18889 18941 18986 19153 10160 19572 I960"
19S02 20033 20034 20080 20308 20524 20698 21262
21183 21709 2199S j
Verbetering Ie lijst vervalt: 10991 is wei uit/
geloot. r
421 ste STAATSLOTERIJ. 7*
Eerste klasse. Trekking van 24 Juli 1010/
(100 loten).
Ten kantore van den collecteur A. C- ft
O. Leinweber te Amersfoort (Breestraat 2£^
is no. 18379 uitgetrokken met 20.
De tweede klasse trekt van 4—7 Ac®
1919.