Eer» Ondeugend Span
door E. H. WATERWORTII,
Vrij bewerkt door G. H.
HOOFDSTUK I.
.CVaarin Betly aan het woord is,
Moeder zegt, dat het mijn schuld is; Jaap
'Tl
-I<#1
af, terwijl ik dc huiskamerdeur t>pen maakte
en naar boven wilde gaan. De eerste woor
den van Moeder hielden mij echter als aan
den grond genageld.
Ik herkende nauwelijks juffrouw Warden's
stem, toen zij antwoordde: „Maar is zij dan
niet thuis?! Ik heb haar om elf uur uit dc
klas gestuurd en toen de school om twaalf
uur uitging en dc meisjes zich aankleedde#,
was zij verdwenen. Natuurlijk dacht ik, dat
ze naar huis was gegaan Ik kwam dan ook'
jhier om te zeggen, dat ik zoo'n weerbarstige
zegt, dat het dc schuld van de poés is; maar i leerling niet langer op mijn school gebruiken
ik zeg, dat het alleen die vervelende, oude kan."
spiegel is, die al het onheil heeft aangericht,
Stel je voor: van school gestuurd te worden
door een spiegel! Maar eigenlijk werd ik toch
niet echt van school gestuurd. Daar bedenk ik
p.chter, dat jullie van het heele geval nog niets
af weet. Natuurlijk niet. Daarom zal ik jullie
alles haarlijn vertellen en ook, hoe ik mijn
beschermelingen vond.
Onze school slaat in dezelfde straat in
Meiford, als waar wc wonen, juist schuin
tegenover ons huis. Ik leer graag, maar ik
vind het afschuwelijk op een mooien dag bin
nen tc moeten blijven. Het is zoo'n kwelling,
dc vogels buiten tc hooren fluiten, terwijl jc
moet uitrekenen, hoeveel pond spijkers je
voor twaalf gulden kunt krijgen, als een ons
dertig cent kost. Alsof je ooit een heel pond
spijkers tegelijk zou koopen!
Op dien afschuwelijken Maandag dan zon
gen en floten de vogels nog harder dan an
ders en ik wist. dat er massa's klaprozen in
de velden stonden; daarom was ik uit mijn
humeur. Ik heb liet land aan Maandagen, jul-
ook? Het is veel moeilijker weer op school
zitten, als je een groot deel van den Za-
riag en den geheclen Zondag precies hebt
men doen, wat je het liefste wou. Dal laatste
is eigenlijk niet hcclemaal waar maar ik
uedoel, dat ik Maandagen vrecselijk vond, nu
et meer en ik zal jullie vertellen, hoe het
o.irat. dal ik zoo veranderd ben. („Als het hun
minste niet verveelt, zoo lang naar je te
icren." zegt Jaap.)
ap mijn broertje. Ik geloof wel, <lat
I lelijk heeft, want ik kan moeilijk geregeld
♦ter elkaar vertellen. Ik kreeg een prijs voor
dellen maken op school en daarom dacht
m, dat ik het jullie wel goed zou kunnen ver
tellen, doch het valt niet mee. Maar ik ben bij
di>n Maandag gebleven.
Verwijl ik luisterde naar de vogeltjes bui
len. sloeg juffrouw Marsden plotseling mei
liaar liniaal op den lessenaar en keek ik ver
schrikt op
„Ben jij weer buiten mei je gedachten, Bet
ty?" vroeg zij. „Voor straf leer je een blad
zijde geschiedenis uit het hoofd.'*
fk geloof, dat als ik maar lang genoeg bij
juffrouw Marsden gebleven was, ik langza
merhand hel heele geschiedenisboek uit mijn
hoofd zou kennen. Bijna eiken dag moest ik
één of twee bladzijden leeren. Eens zei ik, dat
ik het onmogelijk in mijn hoofd kon krijgen,
terwijl de anderen versjes opzeiden en moest
ik op dc trap zitten.
En als jullie ooit voor je plezier op de trap
>cnt gaan zitten, zul je het „leuk" gevonden
hebben. Jc hebt er heel wat te kijken en te
hooren, maar je kunt er ongelukkig ge
noeg ook heel wat voelen. Je weet niet,
hoc vrecselijk hel op die trap kan tochten.
'Alle ramen en deuren uit hel heele huis sche
nen legen elkaar open tc staan, zoodat ik er
altijd vrecselijk vqrkouden van werd. Eens,
toen ik weer zoo verkouden was, had Moe
der cr verdriet van en dat speel me. Voelen
jullie ook altijd iets in je keel, als jc vader of
moeder bedroefd zijn? Zoo kwam het,
dat ik Moeder beloofde mijn best tc zullen
doen op school en ik nam mij stellig voor
mijn belofte te houden, maar ik vergat haar
op de een of andere manier.
Toen juffrouw Marsden mij dien Maandag
weer een bladzijde geschiedenis Ic leeren gaf,
speet het mij werkelijk en deed ik mijn best
haar zoo gauw mogelijk te kennen. Hei on
geluk wilde echter, dal juffrouw Marsden één
der meisjes pianoles gal. Nu bestond het lokaal
eigenlijk uit een suile. Ik zat in dc achterka
mer en de piano stond vóór. Soms waren dc
deuren dicht, maar als er pianoles gegeven
werd, stonden zij altijd open, zoodat juffrouw
Marsden hooren kon, als wij babbelden of
lachten. Er hing een groote spiegel in de voor
kamer en dat akelige ding was oorzaak, dat
'uffrouw Marsden mij wegstuurde en van alles
.wat er verder gebeurde.
Ik leerde mijn les heel gauw en begon toen
weer naar de vogels te luisteren. O, lw>e ver
zaagde ik naar Duiten!
..Betty gaat huilen, zei emn meisje, dat-pas
op school gekomen was en er altijd op uit
tcheen tc zijn, anderen in moeilijkheden te
brengen, doch er zelve buiten tc blijven. Ik
weet zelf niet goed meer, waarom ik op eens
zoo boos werd. Er is daarna zoo veel ge
beurd, dat ik het heelemaal vergeten ben.
Ik kon niet uitstaan, dat Amalia zou den
ken. dat ik om straf gaf en bedacht, wat ik
zou kunnen doen om haar te tooncn, dat liet
mij geen steek kon schelen, toen ik de poes
van juffrouw Marsden op een stoel zag lig
gen In liet volgend oogenblik stond ik op.
„Ja, kijk maar, ik huil tranen met tuiten,"
zei ik, terwijl ik de poes in mijn armen nam,
hoven op de tafel ging zitten en poes tussehen
schriften, boeken en inktkokers liet dansen.
„Ziezoo," fluisterde ik. terwijl een pocse-
pootje oen inktvlek op Amalia's schrift ach
terliet, „nu kun jij ook een bladzij geschiede
nis leeren. Dansen poes, dansen!" En poes
danste en miauwde daarbij. De meisjes zaten
allen le giohelcn. totdat plotseling juffrouw
Marsden vóór mij stond en niet strenge stem
Zei-
„Boes kan goed dansen, Bettv, maar jc ver
geet, dat er een spiegel is in de voorkamer,
(ia met jc boek op de trap zitten':
HOOFDSTUK II
AV i a r i n J n a j. aan het woord is.
O, wat herinner ik mij dien Maandagmor
^en-
Och. lieve help, wat kreeg ik het benauwdt
Ik zat onder op de trap cn dacht, dat ik stik
ken zou van het lachen. Ik begreep dadelijk,
wat ze uitgevoerd had. Ik had Moeder hooren
zoggen, dat zij niet wilde, dat Betty opnieuw
kou zou vatten op de trap en zij zorgen moest,
dat dit niet meer gebeurde. Nu was ze weer
naar de trap gestuurd on in plaats van daar
te gaan zitten, een eind omgeloopen!
Op dit oogenblik kwamen Moeder en juf
frouw Marsden samen in dc gang en sprong ik'
haastig op om de voordeur open te maken. Ik
vond, dat zij beiden heel ernstig keken en
zoodra de deur weer dicht was. sloeg ik mijn
arm om Moeder's middel en zei:
„Maak u maar niet ongerust over Betty,
Moeder. Er is geen liever meisje in de heele
stad, maar juffrouw Marsden weet niet, hoe
zij met haar moet omgaan. Betty is net als
de ezel van den ouden George als jc hem
slaat, blijft hij stilstaan, maar als jc de teu
gcis even schudt en zegt: ,kom Grauwtje, slap
eens wat aarr,' vliegt hij als een pijl uit den
boog weg."
„Dat is het niet, wat mij verontrust, Jaap,"
antwoordde Moeder, „maar wel, dat Betty
nog niet thuis is gekomen. Waar kan ze zijn?
Daar speelt het al kwart vóór één!"
Ik heb de jongens altijd hooren zeggen, dat
het net was, alsof zij lood in hun schoenen
hadden, als ze bij den directeur geroepen wer
den wat altijd een standje of straf bctee-
kent op onze school maar ik had die uit
drukking nog nooit zoo goed begrepen, als
op dit oogenblik. Het is een afschuwelijk ge-
Yoei. Ik wilde echter niet toonen, dat ik bang
was, vooral niet, omdat Moeder zoo bezorgd
keek.
„Het zal wel niets zijn," zei ik. „Ik heb
Betty hooren zeggen, dat ze iets voor Vaders
verjaardag wilde koopen. Ik denk, dat zij er
op haar eigen houtje op af is gegaan. Ik zal
haar eens gaan zoeken."
Maar toen ik eerst even naar boven ging,
om een hoekje van Betly's kamer keek en daar
haar beurs op tafel zag liggen, sloeg ook mij
de schrik om *t hart.
Ik geloof, dat ik mijn vuist balde in de rich
ting van juffrouw Marsdens huis. Ik weet wel,
dat ik dat niet doen mocht, maar ik wil jul
lie alles eerlijk' vertellen cn niets overslaan.
Ons huis lag een eind buiten de stad en ik
liep zoo hard ik kon. Buiten adem rende ik
den heuvel af. Daar zag ik plotseling bij een
bocht een groepje menschen staan kijken naar
iets bij de haag. Op elk ander oogenblik zou
ik ook gekeken hebben, maar nu dacht ik al
leen aan Betty. Eindelijk bereikte ik de stad.
Iedereen kent ons in de stad, zoodat ik
overal vroeg, ot ze Betty ook gezien had-den.
Niemand kon me echter lets van mijn zusje
vertellen. Daar hoorde ik plotseling muziek
en herinnerde ik mij, dat er dien dag een groot
circus In dc stad zou komen.
Of ik stil bleef staan om naar dien intocht
tc kijken? Natuurlijk. Het was ook zoo prach
tig I Er waren meer dan zestig paarden en
wel twaalf ponies en allerlei mooi-uitgedostc
heeren en dames.
Hoera!" dacht ik, „wat een bof, dat ik
juist Bettv zocht 1" Ik zou heelemaal niet meer
aan het circus gedacht hebben en nu zag ik
alles 1
Ik weet niet, hoe Het kwam maar het was
net, alsof het circus alle andere gedachten
uit mijn hoofd verdreef. Ik dacht, dat Betly
nu al wel lang thuis zou zijn. Ik zou dus maar
omkeeren. De terugweg scheen mij nog lan
ger dan dc heenweg cn toen ik weer bij do
bocht kwam, was er nog een oploop.
„AVat is hier te doen?" vroeg ik, mij een
weg banend door de menigte.
„O Jaap, ben jij daar? Gelukkig!" hoorde ik
iemand zeggen en toen de menschen voor mij
op zij gingen, zag ik een omgevallen driewie
ler in de sloot liggen. Betty zag ik echter
ncrgcDS, tot ik ontdekte, dat iedereen naar
hoven keek. Toen zag ik haar in een boom
zitten. Het was een dim, die -eerst één boom
had willen worden, «loch zich plotseling in
tweeën verdeeld had. In deze soort vork zat
Belty.
„Wat is er gebeurd?", vroeg ik aan een
man, die er bij stond.
„Voor zoover ik weet: niets, jongeheer," zei
hij. „Ik kwam hier langs om naar het circus
te kijken en toen rk de omgevallen fiets ge
waar werd, keek ik eens, of iemand zich mis
schien ook bezeerd had. Ik hoorde een eigen
aardig geluid en keek naar boven. Maar het
is natuurlijk niets, want iemand, die zich be
zeerd heeft, kan niet klimmen."
„Dank jc wel," zei ik en ik gaf den man een
kwartje al wat ik bezat. „Dat meisje is mijn
zusje en ze zal wel weer naar beneden ko
men, als iedereen weg is!" voegde ik er nog
aan toe.
O, wat was ik boos, toen ik den boom nader
de!
„Belty 1" riep ik uit, „wat heb je Moeder en
mij ongerust gemaakt. Ik zou je wel door
elkaar kunnen schudden!"
„Dan blijf ik vooreerst maar hier,'' zei
Betty uitdagend. In het volgend oogenblik be
gon 2ij echter te huilen. „Wees maar niet
boos, Jaap," zei zij. „Ik zag den driewieler.bij
de deur van juffrouw Marsden staan en ik
dacht, hoe Jeuk het zou zijn, daarmee den
heuvel af te rijden. Maar het was heelemaal
niet prettig. Ik reed midden in de heg, viel
in de sloot en deed mij erge piin. Ik geloof,
„„„.n Ti i vm ik overal blauwe plekken heb en ik ben
nog goed l ik kwam als gewoonlykom heclemaal nat. Toen ik'menschen hoorde nan-
iUntr één uit school met een troepje andere j komen. bcn ik in den boom goklommen. Hclp
Zij stond juist op den grond, toen er een
groote figuur aan den anderen kant der heg
naderde Een politieagent zei in het volgend
oogenblik:
„Het spijt mij, jongeheer, maar uw zusje
moet met mij mee naar het politiebureau. Zij
is in het bezit gevonden van goederen, welke
niet haar eigendom zijn."
De agent keek heel ernstig en wilde ons
ieder bij een arm meenemen.
„Je hoeft ons niet aan te raken," zei ik be-
leedigd. En terwijl ik Betty eenige. troost
woorden influisterde, nam ik haar hand in de
mijne, hielp haar over de sloot en liep in de
richting der stad.
Hoe dikwijls hebben wij later gelachen om
Het Sappige tooneeltjc, dat wij ongetwijfeld
opgeleverd moeten hebben 1 Betly vuil, ge
scheurd en in tranen en ik boos, terwijl agent
No. 22 er zoo ernstig mogelijk trachtte uit te
zien en mij hielp den beschadigden driewie
ler voort te duwen. Op dat oogenblik voelden
wij echter geen van beiden lust tot lachen,
i&t-l (Wordt vervolgd.)
jongens. Zoodra ik thuis kwam, riep ik Betty,
'maar Moeder zei, dat ze nog niet thuis was
(gekomen.
•Tuist toen Moeder dit zei, werd er met een
nuk aan de bel getrokken. „Daar is zei" riep
r ®k uil. naar de deur hollend om haar open te
J* 'doen. Maar geen Belly was er te zien, alleen
juffrouw Marsden, die heel boos keek.
4 »'Ik wou graag je moeder, spreken," zei zij.
er mij alsjeblieft uit, Jaap, en wees niet boos."
Ik had nog het angstige gezicht van mijn
moeder vóór mij, maar ik kon toch geen
weerstand bieden aan Betty's smeekend stem
metje en hielp haar.
„O Bettv I'* riep ik uit, „zul je dan nooit
eens leeren nadenken? Je verdient een strenge
straf. Kom nu voorzichtig naar beneden."
En ik" bood haar mijn schouder aan, zoodat
Weer goed gemaakt.
door
II e r m a n n a.
Tom van den burgemeester was een echte
bengel 1 Wat hij al niet voor kattekwaad uit
voerde nu, daar konden de menschen op
't dorp een boekje van opendoen soms mei
een zucht, maar meestal met een lach, want,
hoe ondeugend en lastig Tom kon zijn, ze
mochten hem allemaal graag lijden om zijn
open, rondborstig karakter. Lcelijk, geniepig
plagen, valsch doen bij werk of spel, mensch
of dier expres leed veroorzaken ho maar,
daar was onze Tom niet van thuis. Integendeel
sprong hij altijd in de bres, als hij andere
jongens zoo zag handelen, en, al waren ze
veel grootcr dan hij, met zijn vuisten moesten
ze kennismaken, en ferm ook.
Geregeld, een paar maal in de week, kwam
Tom met een buil bier of daar en gescheurde
kleeren thuis, tot groot ongerief van zijn
moedertje, <1 at met juf maar druk werk had,
om haar oudste netjes in de plunje ie houden.
Maar als Tom dan zoo vol vuur vertelde van
't arme, kleine katje, dat hij uit de handen
van Krclis en Teunis. „die wreede boeren
pummels", had bevrijd, ja, dan kon moeder
toch niet boos blijven en was zelfs in. haar
hart trotsch op haar fermen, kleinen ridder,
terwijl ze 't minder fraaie woord, dat hem
ontsnapt was, maar op den koop top nam
Zijn zusjes, Greta en Mies, waren dol op
hem en beschouwden hem als een held. Tom
kon alles en grooter feest wisten ze zich niet
voor te stellen, dan een poppenpartij in 't
prieel met Tom. er bij als gust. Ileel dikwijls
gebeurde dit echter niet; gewoonlijk had de
bengel veel meer lust, om met zijn kornuiten
te ravotten, dan zoo voorzichtig met die
breekbare poppen te moeten omgaan. Breek
baar, ja, heel licht breekbaardat had hij al
een paar maal tot zijn schade ondervonden
en daardoor was zijn spaarpot al weer zoo
licht als een veertje geworden, 't Sprak van
zelf, vond Tom, dat hij Greta's pop, Bella,
ccn nieuw kopje gat, toen hij 't hare had ge
broken, en dat Mies een nieuw badpoppelje
van hem kreeg, toen hij 't aardige, kleine,
rose Bébeetje bij een gevaarlijken toer had
laten verongelukken. Daar was Tom altijd vlot
meehad hij wat uitgevoerd, ruiterlijk be
kende hij schuld en was dadelijk bereid, de
schade weer goed te maken.
Bij zoo'n gelegenheid zei vader eens„Tom.
Tom, tot nu toe heeft je onbesuisdheid nooit
onherstelbare gevolgen gehad, maar denk
eens aan, hoe vreeselijk 't zou zijn, als jc door
onvoorzichtigheid of woestheid een ongeluk
veroorzaakte, dat nooit, zelfs niet met den
besten wil, goed tc maken was 1"
Dat klonk ernstig en maakte indruk*.
Een paar dagen lang deed hij werkelijk' zijn
best, wat minder wild te zijnjuf zei, dat ze
wel een poosje vacantie kon nemen, nu Tom
haar zoo weinig verstelwerk verschafte.
Toen kwam de laatste schoolmorgen vóór
de groote vacantie. Alle kinderen waren uit
gelaten bij 't vooruitzicht, nu weldra vier
lange weken vrij te zullen zijn. De aandacht
was niet meer hij de lessen, docli de onder
wijzers zagen gelukkig vandaag wat door de
vingers en lieten maar veel zingen. Heisa, wat
klonk dat ferm en frisch I Tom's stem werd
boven alles uitgehoord.
't "Was een uitkomst voor den levendigen
jongen, zoo ongestoord dc blijdschap, waar
mee hij tot overvloeiens toe vervuld was, te
mogen uitjubelen. Vier weken vacantie I Uit
logee ren gaan naar oom en tante in Scheve-
ningen I Met dc neven in zee zwemmen, stoeien
In de duinen 1 Geen wonder, dat Tom, met
zoo'n verrukkelijken tijd in 't verschiet, bijna
niet stil kon blijven zitten. Zoo gauw dc school
bel dan ook luidde, stormde Tom hals over
kop naar huiten, schreeuwend, tierend, van
louter malligheid zijn kameraads dc petten af
slaand, boksend met den een, schermend met
den ander, bereid tot 't uithalen van alle
mogelijke grappen, 't Scheen wel, dat zijn
bengelsnatuur zich met vernieuwde kracht
moest doen gelden, na den dwnag, dien hij
zich de laatste dagen had aangedaan.
Eindelijk nam hij een handvol kiezelsteen
tjes van den grindhoop aan den weg en keilde
ze, zoo ver ze wilden gaana. Geen haar op
zijn hoofd dacht aan de waarschuwing van
vader, die hem zoo vaak op 't gevaarlijke van
met steentjes gooien had gewezen.
Daar kwam een karretje op twee wielen
met een ezel er voor gespannen den weg af-
sukkelen.
Wacht even, riep écn van de jongens, maar
Tom luisterde niet en ging door mei zijn uit
bundig spel. O wee, daar trof hij 't ezeltje,
dat geducht schrikte en een zijsprong deed.
De kar kiepte achterover; de oude man, die
er schrijlings op zat, tuimelde er af.
Alle jongens verdrongen zich om den geval
len grijsaard, die zich erger bezeerd scheen
te hebben, dan in 't eerste oogenblik gedacht
werd.
„Leun maar op mij," zei Tom ongerust. „Toe
dan probeer eens op te staan 1"
„Ik kan niet, wezenlijk, ik kan niet 1 Mijn
linkerbeen, o, ik geloof, dat het gebroken is 1"
Kermend liet bij zich" .weer op den grond
zakken.
Tom keek radeloos rond. Met verschrikke
lijke duidelijkheid klonken hem nu vader's
zelfs met den hesion wil nooit goed tcDonderdag, 0p de bloemenmarkt had vO
(letterlijk geen handen genoe" om aUen te lvuy'
d lVhThV' ha.(ld?n hull) seh-i'ild op pen die van hem bloemen cn planten wilden'
de dichtstbijzijnde boerderij. Voorzichtig werd w- - ert
nu de gekwetste naar zijn huisje vervoerd,
dat ccn eindje buiten 't dorp stond, terwijl
Piet van den smid en Tom met dc ezelkar
volgden.
t Is een heele scha voor hem/' zei Piet,
hoofdschuddend kijkend naar 't partijtje ge
broken bloempotten en gehavende planten in
de kar. „Hij kwam zeker van de bloemenmarkt
in dc stad.'*
Tom antwoordde niet en probeerde zich te
herinneren, of hij niet nog ergens wat geld
had. Zijn spaarpot was leeg, maar och, wat
zat hij dóéirovcr te tobben 1 D i e schade zou
vader desnoods graag vergoeden. Neen, als
't dat alleen was
Alsof Piet zijn gedachten had geraden begon
hij„Als ik Janus was, zou ik liever al mijn
bloempotten breken, dan kreupel worden en
jij
„Kreupel Denk je dat ?"- viel Tom ver
schrikt in.
k Heb er een zwaar hoofd in een been
breken, als je zoo oud bent, is geen gekheid.
Misschien zal hij nooit weer goed kunnen
loopen."
Tom werd zoo koud, alsof 't midden in den
winter was. Janus ongelukkig worden door
zijn onbedachtzaamheid o, 't was vreeselijk
om 't in te denken maar als 't eens zoo uit
kwam, als Piet zei, wie moest dan voor Janus
zorgen, wie den kost voor hem verdienen
Hij had kind noch kraai op dc wereld en
leefde van 't geen zijn tuin opbracht. Tol nu
toe liad hij 't wel niet ruim gehad, maar toch
ook nooit armoede geleden. Doch, als de oude
man zijn plekje grond niet meer kon bebou
wen, niet meer in staat was zijn groenten,
bloemen en vruchten aan de markt te brengen,
Tom wou niet verder doordenken. Tot
Piets verbazing sprong hij pardoes van 't
wagentje en holde naar huis, waar hij vader
en moeder onder biltere tranen alles vertelde.,
Beide spraken heel. heel «rnstig met hem.
Vadrr beloofde daarop dadelijk naar Janus ten slotlc kocht ze een pol met mooie vuur
W 4 j uwu nam juiju övhwuuci aau, zuwuni ujKe auiueujKXieia Aiuius.cn mem jiu vauer»
er is der.' antwoordde iK vrli kort? zü gemakkelijk" uit den boom kon komen« Ja1 boorden in de .ooren: „nooit goed; té maken,
zullen gaan zien, wat Tom ai een beelje kal
mer stemde, evenals moeders voorstel, om
alle schade eerst te betalen cn dan van Toms
weekgeld in te hóuden. Hij had dan tenminste
't geVoel, dat hij deed wat hij kon.
't Scheen Tom toe, dat vader eindeloos weg
bleef. Ongedurig liep hij heen en weer. AVat
de zusjes ook verzonnen om hem op te beu
ren, hij kon er niet eens naar luisteren. Tel
kens zag hij den ouden tuinder kermend van
pijn in zijn eenvoudig slaapkamertje en va
der bedenkelijk 't hoofd schuddend, aan zijn
bed staan.
Na een uur van vreeselijke spanning ont
dekte Toms scherpe blik een tipje van vaders
hoed boven de heg. Hij popelde om cr heen te
vliegen en was toch ook weer bang voor 't
geen hij mogelijk zou hooren.
„Tom, Tom," riepen dc zusjes, die vooruit
gehold waren cn nu met vader den tuin door
kwamen, ,,'t Been is niet gebroken en dc dokter
zegt, dat 't best terecht kan komen. AVces nu
ook weer vroolijk.''
„O vader, is 't waar?" vroeg Tom .terwijl
hij beurtelings rood en bleek werd en liij be
gon wezenlijk weer tc schreien. „Ik heb er
Onzen Lieven Heer zóó om gevraagd £i\ nu
ben ik zoo blij dérórom huil ik" en Tom,
de bengel, drukte zijn gezicht tegen dc jas van
vader, die onderwijl bedaard verslag deed
van zijn bezoek.
Neen, 't been was niet gebroken, maar ver
stuikt en zou met eenige weken rust weer in
orde zijn, terwijl bij onderzoek gebleken was,
dat dc val en dc schrik voor den ouden man
verder geen slechte gevolgen hadden gehad.
Met opgeluchte harten gingen vader, moe
der en kinderen nu aan 't overleggen, hoe ze
Janus gedurende zijn gedwongen rust 't best
zouden kunnen bijstaan.
Tom was stilhij scheen iets op zijn eigen
houtje uit te spinnen. Toen de zusjes naar bed
waren, bad hij nog een apartje met vader en
moeder, 't Liefst zou hij daarop dadelijk naar
Janus zijn gegaan om hem te zeggen, hoe 't
ongeval hem speet, maar vader vond t beter
den ouden man, die boven alles rust noodig
had, nu niet meer tc storen. Den volgenden
morgen kon hij immers zoo vroeg gaan als
hij wou.
Nu, dat deed onze Tom dan ook. Vóór dag
en dauw was hij er al op uit en toen hij pas
tegen de koffie warm, moe en stoffig terug
kwam, keek hij zóóveel vroolijker, dat de
zusjes niet konden nalaten te vragen, wat bij
toch had uitgevoerd.
,.'k Ben bij Janus gewfiöll'*
„Was bij erg boos?" f.
„Nee% 't is me vreeselijk meegevallen'- en
Toms*oogen schitterden. Meer konden ze niet
uit hem krijgen.
De volgende ochtenden verscheen Tom weer
niet aan 't ontbijt en toch was hij wel bij-
lijds op geweest. Mietje, de keukenmeid, ver
klaarde tenminste, dat ze hem al in de vroeg
te het tuinhek had zien uitgaan.
Greta en Mies begrepen er niets van. Vader
i moeder haalden glimlachend liun schou
ders op. als ze er naar vroegen en Tom, die
gewoonlijk pas weer tegen koffietijd kwam
opduiken, wou er heelemaal niet over spre
ken. Ja, 't scheelde niet veel, of Greta en Mies
zouden hem boos hebben gemaakt met haar
vragen, vooral toen ze over zijn logeeren bij
oom en tante in Schevcningen begonnen.
.'k Blijf de heele vacantie thuis; nu weet
je 't en zeur nu niet meer," zei hij korzelig.
Daarmee moesten ze zicli tevredenstellen.
AVat Tom dan toch zoo vroeg op 't pad
deed en waarmee hij 't zoo druk had, dat 't
uit logeeren gaan er bij scheen te moeten in
schieten?
De marktbezoekers in 't naburige stadje, die
gewoon waren hun inkoopen bij Janus te
doen, keken vreemd op, toen zc op zekeren
ochtend een blozend jongensgezicht met ronde
appclwangen boven de manden jonge groen
ten en vruchten in 't welbekende stalletje za
gen uitkijken, in plaats van 't gerimpelde,
magere gelaat van den ouden tuinder. Maar
t bleek' al spoedig, dat ze evengoed door dezen;
nieuwen koopman werden bediend, die, al
Had hij in 't begin nog wel eens moeite om
dc juiste dingen gauw te vinden, de lui met
een grapje in hun humeur wist te houden,
zoodat ze niet ongeduldig van hem wegliepen.
In plaats dus van klanten te verliezen, kreeg
Janus' stalletje er gedurig nieuwe hij, die
begonnen met mee te lachen om de snaaksche
invallen van den jongen en eindigden met ootë
ffvat yan hem te koopen*
koopen, omdat zo nergens anders zulke mooie
waar voor hun geld kregen.
Had 't ezeltje op den heenweg een heel wat
zwaarder vrachtje te torsen dan vroeger met
den ouden baas, daar de nieuwe bij 't gewone'
partijtje bloempotten nog een heele bezending
planten cn bloemen inlaadde, die bij dc ach
terpoort van burgemeesters tuin gereed'
stond, op den terugweg had hij 't dan ook'
bijzonder gemakkelijk en mocht zijn baasje
gerust in *t leege karretje zitten.
En koopman Tom? Hoe vond d i e 't nieu-
we leven? Had hij geen spijt van dc opgeof
ferde vacantieprct?
Nu, eerlijk gezegd viel 't hem in 't begin
verbazend moeilijk om ferm bij zijn besluit to
blijven, vooral toen er brieven van de never*
kwamen vol opsommingen van de pret, dio
ze aan 't slrand hadden, en met dringenflo
vragen om toch ook te komen aan het eind.
Met leede oogen zag hij Greta en Mies in'
zijn plaats gaan om van al die heerlijkheden)
te genieten, terwijl hij zich vrijwillig moo
maakte met voor hem ongewoon wenk en dat
uog wel in de vacantie!
Maar wanneer hij dan voor Janus 't ver«
diende geld mocht uittellen en de dankbare'
woorden hoorde van den ouden man, waren)
die spijtige gedachten plotseling verdwenen
en voelde Tom, zonder er uitdrukking aan .to
kunnen geven, dal al 't plezier in Schevcnin
gen niet opwoog tegen dc blijdschap, die hij
op dat oogenblik smaakte.
't Kwam uit, zooals dc dokter gezegd had.
Met eenige weken rust was Janus' been weer
geheel in orde en op den laatsten dag van)
Toms vacantie kon de oude tuinder zijn wenk
weer zelf opnemen.
Dat was een gewichtige ochtend, toen koop
man Janus en'koopman Tom samen naait
de markt reden als waardig slot van deze we«
ken.
Moeder stond er vroeg voor op en kwam
ook inkoope# doen van groenten en vruchten
rpodc. geraniums.
Dien vond Tom op zijd kamertje staan, toen
hij 's middags thuis kwam. Er was een strook
je papier op. een stokje in de aarde bij gestfn
ken. „Tot herinnering" stond erop geschret
ven niets meer, maar t was ook voldoende.;
De herinnering aan deze zomervacantie was
van grooten invloed op 't verdere leven van'
bengel Tom, die hoewel hij druk en vroolijls
bleef, toch veel van zijn onbesuisdheid en om
bedachtzaamheid verloor.
De Moeder onzer Koningin.
[Wij waren een dagje in Banrn
en fietsten toen ook naar Soestdijk
'l was naamlijk de tweede Augustus,
zeg, geef jullie ons niet gelijk
We hooplen de Koningin-Moeder
zelf op haar eerjaardag te zien
.wc wilden dan hart'lijk haar groeten
en zingen voor haar bovendien. x
Wat stonden veel menschen cn kind ren
daar al voor liet lick van 't paleis
Van 't zingen zou zóó niet" veel korre*
dit bracht ons aanstonds van de wijs.
't Was alles veel mooier en grootschcr, 'Ji
dan wij het thuis hadden gedacht-
DMr kwam reeds het vorstelijk rijtuig;;'
we hadden pas even gewacht.
Wij waren naar voren gedrongen
wat kregen w een vriendlijken lach
van Koningin Emmawe dachten,
dat zij juist alleen naar ons zag t
Nu durfden we wel weer te zingen,
maar.'t rijtuig reed schielijk voorbij
,We konden alleen nog maar wuiven
en deden dit vroolijk en blij
Hermann*.
Telefonisch Weerbericht.
Naar waarneming In den morgen vani 1
8 Aug. 1919.
Hoogste stand 767.6 te Maastricht.
Laagste stan<1751.3 te Memel.
Verwachting tot den avond van 9 Aug.t
Zwakke tot matige wind uit Vrichtingen*
gedeeltelijk bewolkt, weinig ot gsen regen(
weinig verandering in temperatuw:.
A' m -e r s fBad- en Z w e m i n r i c h t i n g«
De temperatuur van het water was he'denj
7 uur 62 graden Fahrenheit.
Fietslantaarn aansteken 9.16.
STAATSLOTERIJ
De hoogste prijzen flor li. klftSIBi'
TREKKING VAN DONDERDAG 7 AUG.
Prijzen van f 30. JH
94 197 521 1111 1643 1S07 2223 2341
2345 2381 2692 3271 3311 3340 3599 3653
3683 4275 4407 4496 4506 -1633 4789
5170 5282 5286 5302 5676 5909 5975
6551 6980 7299 7377 7421 7580 7737
S739 9029 913 1 9149 9662 9953 11074 112
11699.11980 12175 12909 12955 13026 13301 13"
13594 13661 13716 14038 14090 14181 14256 1 4
14359 14497 14929 15043 15360 15535 15625 15741
16115 16420 16550 16875 17129 17115 17665 1766»
1791S 18258 18277 18820 18913 18922 19363 HM7fl
19619 19723 19320 19915 19925 21169 21203 21305
21524 21596 2162S 21814
Vorige lijst stond: 13134 en 18426 m. X 1**^
f 100.
421ste STAATSLOTERIJ. z"
Tweede klasse. Trekking van 7 'Aufj. TOlfl)
(100 loten).
Ten kantore van den collecteur K. O. Wj
O. Leinweber te Amersfoort (BreestrWÉ 2GJ
is no. 14181 uitgetrokken met 30.—.
De derde klasse trekt van 1821 Km
1919. S3?
■u.
ny