Eer» Ondeugend Span door E. H. WATERWORTII, Vrij bewerkt door G. H. HOOFDSTUK I. .CVaarin Betly aan het woord is, Moeder zegt, dat het mijn schuld is; Jaap 'Tl -I<#1 af, terwijl ik dc huiskamerdeur t>pen maakte en naar boven wilde gaan. De eerste woor den van Moeder hielden mij echter als aan den grond genageld. Ik herkende nauwelijks juffrouw Warden's stem, toen zij antwoordde: „Maar is zij dan niet thuis?! Ik heb haar om elf uur uit dc klas gestuurd en toen de school om twaalf uur uitging en dc meisjes zich aankleedde#, was zij verdwenen. Natuurlijk dacht ik, dat ze naar huis was gegaan Ik kwam dan ook' jhier om te zeggen, dat ik zoo'n weerbarstige zegt, dat het dc schuld van de poés is; maar i leerling niet langer op mijn school gebruiken ik zeg, dat het alleen die vervelende, oude kan." spiegel is, die al het onheil heeft aangericht, Stel je voor: van school gestuurd te worden door een spiegel! Maar eigenlijk werd ik toch niet echt van school gestuurd. Daar bedenk ik p.chter, dat jullie van het heele geval nog niets af weet. Natuurlijk niet. Daarom zal ik jullie alles haarlijn vertellen en ook, hoe ik mijn beschermelingen vond. Onze school slaat in dezelfde straat in Meiford, als waar wc wonen, juist schuin tegenover ons huis. Ik leer graag, maar ik vind het afschuwelijk op een mooien dag bin nen tc moeten blijven. Het is zoo'n kwelling, dc vogels buiten tc hooren fluiten, terwijl jc moet uitrekenen, hoeveel pond spijkers je voor twaalf gulden kunt krijgen, als een ons dertig cent kost. Alsof je ooit een heel pond spijkers tegelijk zou koopen! Op dien afschuwelijken Maandag dan zon gen en floten de vogels nog harder dan an ders en ik wist. dat er massa's klaprozen in de velden stonden; daarom was ik uit mijn humeur. Ik heb liet land aan Maandagen, jul- ook? Het is veel moeilijker weer op school zitten, als je een groot deel van den Za- riag en den geheclen Zondag precies hebt men doen, wat je het liefste wou. Dal laatste is eigenlijk niet hcclemaal waar maar ik uedoel, dat ik Maandagen vrecselijk vond, nu et meer en ik zal jullie vertellen, hoe het o.irat. dal ik zoo veranderd ben. („Als het hun minste niet verveelt, zoo lang naar je te icren." zegt Jaap.) ap mijn broertje. Ik geloof wel, <lat I lelijk heeft, want ik kan moeilijk geregeld ♦ter elkaar vertellen. Ik kreeg een prijs voor dellen maken op school en daarom dacht m, dat ik het jullie wel goed zou kunnen ver tellen, doch het valt niet mee. Maar ik ben bij di>n Maandag gebleven. Verwijl ik luisterde naar de vogeltjes bui len. sloeg juffrouw Marsden plotseling mei liaar liniaal op den lessenaar en keek ik ver schrikt op „Ben jij weer buiten mei je gedachten, Bet ty?" vroeg zij. „Voor straf leer je een blad zijde geschiedenis uit het hoofd.'* fk geloof, dat als ik maar lang genoeg bij juffrouw Marsden gebleven was, ik langza merhand hel heele geschiedenisboek uit mijn hoofd zou kennen. Bijna eiken dag moest ik één of twee bladzijden leeren. Eens zei ik, dat ik het onmogelijk in mijn hoofd kon krijgen, terwijl de anderen versjes opzeiden en moest ik op dc trap zitten. En als jullie ooit voor je plezier op de trap >cnt gaan zitten, zul je het „leuk" gevonden hebben. Jc hebt er heel wat te kijken en te hooren, maar je kunt er ongelukkig ge noeg ook heel wat voelen. Je weet niet, hoc vrecselijk hel op die trap kan tochten. 'Alle ramen en deuren uit hel heele huis sche nen legen elkaar open tc staan, zoodat ik er altijd vrecselijk vqrkouden van werd. Eens, toen ik weer zoo verkouden was, had Moe der cr verdriet van en dat speel me. Voelen jullie ook altijd iets in je keel, als jc vader of moeder bedroefd zijn? Zoo kwam het, dat ik Moeder beloofde mijn best tc zullen doen op school en ik nam mij stellig voor mijn belofte te houden, maar ik vergat haar op de een of andere manier. Toen juffrouw Marsden mij dien Maandag weer een bladzijde geschiedenis Ic leeren gaf, speet het mij werkelijk en deed ik mijn best haar zoo gauw mogelijk te kennen. Hei on geluk wilde echter, dal juffrouw Marsden één der meisjes pianoles gal. Nu bestond het lokaal eigenlijk uit een suile. Ik zat in dc achterka mer en de piano stond vóór. Soms waren dc deuren dicht, maar als er pianoles gegeven werd, stonden zij altijd open, zoodat juffrouw Marsden hooren kon, als wij babbelden of lachten. Er hing een groote spiegel in de voor kamer en dat akelige ding was oorzaak, dat 'uffrouw Marsden mij wegstuurde en van alles .wat er verder gebeurde. Ik leerde mijn les heel gauw en begon toen weer naar de vogels te luisteren. O, lw>e ver zaagde ik naar Duiten! ..Betty gaat huilen, zei emn meisje, dat-pas op school gekomen was en er altijd op uit tcheen tc zijn, anderen in moeilijkheden te brengen, doch er zelve buiten tc blijven. Ik weet zelf niet goed meer, waarom ik op eens zoo boos werd. Er is daarna zoo veel ge beurd, dat ik het heelemaal vergeten ben. Ik kon niet uitstaan, dat Amalia zou den ken. dat ik om straf gaf en bedacht, wat ik zou kunnen doen om haar te tooncn, dat liet mij geen steek kon schelen, toen ik de poes van juffrouw Marsden op een stoel zag lig gen In liet volgend oogenblik stond ik op. „Ja, kijk maar, ik huil tranen met tuiten," zei ik, terwijl ik de poes in mijn armen nam, hoven op de tafel ging zitten en poes tussehen schriften, boeken en inktkokers liet dansen. „Ziezoo," fluisterde ik. terwijl een pocse- pootje oen inktvlek op Amalia's schrift ach terliet, „nu kun jij ook een bladzij geschiede nis leeren. Dansen poes, dansen!" En poes danste en miauwde daarbij. De meisjes zaten allen le giohelcn. totdat plotseling juffrouw Marsden vóór mij stond en niet strenge stem Zei- „Boes kan goed dansen, Bettv, maar jc ver geet, dat er een spiegel is in de voorkamer, (ia met jc boek op de trap zitten': HOOFDSTUK II AV i a r i n J n a j. aan het woord is. O, wat herinner ik mij dien Maandagmor ^en- Och. lieve help, wat kreeg ik het benauwdt Ik zat onder op de trap cn dacht, dat ik stik ken zou van het lachen. Ik begreep dadelijk, wat ze uitgevoerd had. Ik had Moeder hooren zoggen, dat zij niet wilde, dat Betty opnieuw kou zou vatten op de trap en zij zorgen moest, dat dit niet meer gebeurde. Nu was ze weer naar de trap gestuurd on in plaats van daar te gaan zitten, een eind omgeloopen! Op dit oogenblik kwamen Moeder en juf frouw Marsden samen in dc gang en sprong ik' haastig op om de voordeur open te maken. Ik vond, dat zij beiden heel ernstig keken en zoodra de deur weer dicht was. sloeg ik mijn arm om Moeder's middel en zei: „Maak u maar niet ongerust over Betty, Moeder. Er is geen liever meisje in de heele stad, maar juffrouw Marsden weet niet, hoe zij met haar moet omgaan. Betty is net als de ezel van den ouden George als jc hem slaat, blijft hij stilstaan, maar als jc de teu gcis even schudt en zegt: ,kom Grauwtje, slap eens wat aarr,' vliegt hij als een pijl uit den boog weg." „Dat is het niet, wat mij verontrust, Jaap," antwoordde Moeder, „maar wel, dat Betty nog niet thuis is gekomen. Waar kan ze zijn? Daar speelt het al kwart vóór één!" Ik heb de jongens altijd hooren zeggen, dat het net was, alsof zij lood in hun schoenen hadden, als ze bij den directeur geroepen wer den wat altijd een standje of straf bctee- kent op onze school maar ik had die uit drukking nog nooit zoo goed begrepen, als op dit oogenblik. Het is een afschuwelijk ge- Yoei. Ik wilde echter niet toonen, dat ik bang was, vooral niet, omdat Moeder zoo bezorgd keek. „Het zal wel niets zijn," zei ik. „Ik heb Betty hooren zeggen, dat ze iets voor Vaders verjaardag wilde koopen. Ik denk, dat zij er op haar eigen houtje op af is gegaan. Ik zal haar eens gaan zoeken." Maar toen ik eerst even naar boven ging, om een hoekje van Betly's kamer keek en daar haar beurs op tafel zag liggen, sloeg ook mij de schrik om *t hart. Ik geloof, dat ik mijn vuist balde in de rich ting van juffrouw Marsdens huis. Ik weet wel, dat ik dat niet doen mocht, maar ik wil jul lie alles eerlijk' vertellen cn niets overslaan. Ons huis lag een eind buiten de stad en ik liep zoo hard ik kon. Buiten adem rende ik den heuvel af. Daar zag ik plotseling bij een bocht een groepje menschen staan kijken naar iets bij de haag. Op elk ander oogenblik zou ik ook gekeken hebben, maar nu dacht ik al leen aan Betty. Eindelijk bereikte ik de stad. Iedereen kent ons in de stad, zoodat ik overal vroeg, ot ze Betty ook gezien had-den. Niemand kon me echter lets van mijn zusje vertellen. Daar hoorde ik plotseling muziek en herinnerde ik mij, dat er dien dag een groot circus In dc stad zou komen. Of ik stil bleef staan om naar dien intocht tc kijken? Natuurlijk. Het was ook zoo prach tig I Er waren meer dan zestig paarden en wel twaalf ponies en allerlei mooi-uitgedostc heeren en dames. Hoera!" dacht ik, „wat een bof, dat ik juist Bettv zocht 1" Ik zou heelemaal niet meer aan het circus gedacht hebben en nu zag ik alles 1 Ik weet niet, hoe Het kwam maar het was net, alsof het circus alle andere gedachten uit mijn hoofd verdreef. Ik dacht, dat Betly nu al wel lang thuis zou zijn. Ik zou dus maar omkeeren. De terugweg scheen mij nog lan ger dan dc heenweg cn toen ik weer bij do bocht kwam, was er nog een oploop. „AVat is hier te doen?" vroeg ik, mij een weg banend door de menigte. „O Jaap, ben jij daar? Gelukkig!" hoorde ik iemand zeggen en toen de menschen voor mij op zij gingen, zag ik een omgevallen driewie ler in de sloot liggen. Betty zag ik echter ncrgcDS, tot ik ontdekte, dat iedereen naar hoven keek. Toen zag ik haar in een boom zitten. Het was een dim, die -eerst één boom had willen worden, «loch zich plotseling in tweeën verdeeld had. In deze soort vork zat Belty. „Wat is er gebeurd?", vroeg ik aan een man, die er bij stond. „Voor zoover ik weet: niets, jongeheer," zei hij. „Ik kwam hier langs om naar het circus te kijken en toen rk de omgevallen fiets ge waar werd, keek ik eens, of iemand zich mis schien ook bezeerd had. Ik hoorde een eigen aardig geluid en keek naar boven. Maar het is natuurlijk niets, want iemand, die zich be zeerd heeft, kan niet klimmen." „Dank jc wel," zei ik en ik gaf den man een kwartje al wat ik bezat. „Dat meisje is mijn zusje en ze zal wel weer naar beneden ko men, als iedereen weg is!" voegde ik er nog aan toe. O, wat was ik boos, toen ik den boom nader de! „Belty 1" riep ik uit, „wat heb je Moeder en mij ongerust gemaakt. Ik zou je wel door elkaar kunnen schudden!" „Dan blijf ik vooreerst maar hier,'' zei Betty uitdagend. In het volgend oogenblik be gon 2ij echter te huilen. „Wees maar niet boos, Jaap," zei zij. „Ik zag den driewieler.bij de deur van juffrouw Marsden staan en ik dacht, hoe Jeuk het zou zijn, daarmee den heuvel af te rijden. Maar het was heelemaal niet prettig. Ik reed midden in de heg, viel in de sloot en deed mij erge piin. Ik geloof, „„„.n Ti i vm ik overal blauwe plekken heb en ik ben nog goed l ik kwam als gewoonlykom heclemaal nat. Toen ik'menschen hoorde nan- iUntr één uit school met een troepje andere j komen. bcn ik in den boom goklommen. Hclp Zij stond juist op den grond, toen er een groote figuur aan den anderen kant der heg naderde Een politieagent zei in het volgend oogenblik: „Het spijt mij, jongeheer, maar uw zusje moet met mij mee naar het politiebureau. Zij is in het bezit gevonden van goederen, welke niet haar eigendom zijn." De agent keek heel ernstig en wilde ons ieder bij een arm meenemen. „Je hoeft ons niet aan te raken," zei ik be- leedigd. En terwijl ik Betty eenige. troost woorden influisterde, nam ik haar hand in de mijne, hielp haar over de sloot en liep in de richting der stad. Hoe dikwijls hebben wij later gelachen om Het Sappige tooneeltjc, dat wij ongetwijfeld opgeleverd moeten hebben 1 Betly vuil, ge scheurd en in tranen en ik boos, terwijl agent No. 22 er zoo ernstig mogelijk trachtte uit te zien en mij hielp den beschadigden driewie ler voort te duwen. Op dat oogenblik voelden wij echter geen van beiden lust tot lachen, i&t-l (Wordt vervolgd.) jongens. Zoodra ik thuis kwam, riep ik Betty, 'maar Moeder zei, dat ze nog niet thuis was (gekomen. •Tuist toen Moeder dit zei, werd er met een nuk aan de bel getrokken. „Daar is zei" riep r ®k uil. naar de deur hollend om haar open te J* 'doen. Maar geen Belly was er te zien, alleen juffrouw Marsden, die heel boos keek. 4 »'Ik wou graag je moeder, spreken," zei zij. er mij alsjeblieft uit, Jaap, en wees niet boos." Ik had nog het angstige gezicht van mijn moeder vóór mij, maar ik kon toch geen weerstand bieden aan Betty's smeekend stem metje en hielp haar. „O Bettv I'* riep ik uit, „zul je dan nooit eens leeren nadenken? Je verdient een strenge straf. Kom nu voorzichtig naar beneden." En ik" bood haar mijn schouder aan, zoodat Weer goed gemaakt. door II e r m a n n a. Tom van den burgemeester was een echte bengel 1 Wat hij al niet voor kattekwaad uit voerde nu, daar konden de menschen op 't dorp een boekje van opendoen soms mei een zucht, maar meestal met een lach, want, hoe ondeugend en lastig Tom kon zijn, ze mochten hem allemaal graag lijden om zijn open, rondborstig karakter. Lcelijk, geniepig plagen, valsch doen bij werk of spel, mensch of dier expres leed veroorzaken ho maar, daar was onze Tom niet van thuis. Integendeel sprong hij altijd in de bres, als hij andere jongens zoo zag handelen, en, al waren ze veel grootcr dan hij, met zijn vuisten moesten ze kennismaken, en ferm ook. Geregeld, een paar maal in de week, kwam Tom met een buil bier of daar en gescheurde kleeren thuis, tot groot ongerief van zijn moedertje, <1 at met juf maar druk werk had, om haar oudste netjes in de plunje ie houden. Maar als Tom dan zoo vol vuur vertelde van 't arme, kleine katje, dat hij uit de handen van Krclis en Teunis. „die wreede boeren pummels", had bevrijd, ja, dan kon moeder toch niet boos blijven en was zelfs in. haar hart trotsch op haar fermen, kleinen ridder, terwijl ze 't minder fraaie woord, dat hem ontsnapt was, maar op den koop top nam Zijn zusjes, Greta en Mies, waren dol op hem en beschouwden hem als een held. Tom kon alles en grooter feest wisten ze zich niet voor te stellen, dan een poppenpartij in 't prieel met Tom. er bij als gust. Ileel dikwijls gebeurde dit echter niet; gewoonlijk had de bengel veel meer lust, om met zijn kornuiten te ravotten, dan zoo voorzichtig met die breekbare poppen te moeten omgaan. Breek baar, ja, heel licht breekbaardat had hij al een paar maal tot zijn schade ondervonden en daardoor was zijn spaarpot al weer zoo licht als een veertje geworden, 't Sprak van zelf, vond Tom, dat hij Greta's pop, Bella, ccn nieuw kopje gat, toen hij 't hare had ge broken, en dat Mies een nieuw badpoppelje van hem kreeg, toen hij 't aardige, kleine, rose Bébeetje bij een gevaarlijken toer had laten verongelukken. Daar was Tom altijd vlot meehad hij wat uitgevoerd, ruiterlijk be kende hij schuld en was dadelijk bereid, de schade weer goed te maken. Bij zoo'n gelegenheid zei vader eens„Tom. Tom, tot nu toe heeft je onbesuisdheid nooit onherstelbare gevolgen gehad, maar denk eens aan, hoe vreeselijk 't zou zijn, als jc door onvoorzichtigheid of woestheid een ongeluk veroorzaakte, dat nooit, zelfs niet met den besten wil, goed tc maken was 1" Dat klonk ernstig en maakte indruk*. Een paar dagen lang deed hij werkelijk' zijn best, wat minder wild te zijnjuf zei, dat ze wel een poosje vacantie kon nemen, nu Tom haar zoo weinig verstelwerk verschafte. Toen kwam de laatste schoolmorgen vóór de groote vacantie. Alle kinderen waren uit gelaten bij 't vooruitzicht, nu weldra vier lange weken vrij te zullen zijn. De aandacht was niet meer hij de lessen, docli de onder wijzers zagen gelukkig vandaag wat door de vingers en lieten maar veel zingen. Heisa, wat klonk dat ferm en frisch I Tom's stem werd boven alles uitgehoord. 't "Was een uitkomst voor den levendigen jongen, zoo ongestoord dc blijdschap, waar mee hij tot overvloeiens toe vervuld was, te mogen uitjubelen. Vier weken vacantie I Uit logee ren gaan naar oom en tante in Scheve- ningen I Met dc neven in zee zwemmen, stoeien In de duinen 1 Geen wonder, dat Tom, met zoo'n verrukkelijken tijd in 't verschiet, bijna niet stil kon blijven zitten. Zoo gauw dc school bel dan ook luidde, stormde Tom hals over kop naar huiten, schreeuwend, tierend, van louter malligheid zijn kameraads dc petten af slaand, boksend met den een, schermend met den ander, bereid tot 't uithalen van alle mogelijke grappen, 't Scheen wel, dat zijn bengelsnatuur zich met vernieuwde kracht moest doen gelden, na den dwnag, dien hij zich de laatste dagen had aangedaan. Eindelijk nam hij een handvol kiezelsteen tjes van den grindhoop aan den weg en keilde ze, zoo ver ze wilden gaana. Geen haar op zijn hoofd dacht aan de waarschuwing van vader, die hem zoo vaak op 't gevaarlijke van met steentjes gooien had gewezen. Daar kwam een karretje op twee wielen met een ezel er voor gespannen den weg af- sukkelen. Wacht even, riep écn van de jongens, maar Tom luisterde niet en ging door mei zijn uit bundig spel. O wee, daar trof hij 't ezeltje, dat geducht schrikte en een zijsprong deed. De kar kiepte achterover; de oude man, die er schrijlings op zat, tuimelde er af. Alle jongens verdrongen zich om den geval len grijsaard, die zich erger bezeerd scheen te hebben, dan in 't eerste oogenblik gedacht werd. „Leun maar op mij," zei Tom ongerust. „Toe dan probeer eens op te staan 1" „Ik kan niet, wezenlijk, ik kan niet 1 Mijn linkerbeen, o, ik geloof, dat het gebroken is 1" Kermend liet bij zich" .weer op den grond zakken. Tom keek radeloos rond. Met verschrikke lijke duidelijkheid klonken hem nu vader's zelfs met den hesion wil nooit goed tcDonderdag, 0p de bloemenmarkt had vO (letterlijk geen handen genoe" om aUen te lvuy' d lVhThV' ha.(ld?n hull) seh-i'ild op pen die van hem bloemen cn planten wilden' de dichtstbijzijnde boerderij. Voorzichtig werd w- - ert nu de gekwetste naar zijn huisje vervoerd, dat ccn eindje buiten 't dorp stond, terwijl Piet van den smid en Tom met dc ezelkar volgden. t Is een heele scha voor hem/' zei Piet, hoofdschuddend kijkend naar 't partijtje ge broken bloempotten en gehavende planten in de kar. „Hij kwam zeker van de bloemenmarkt in dc stad.'* Tom antwoordde niet en probeerde zich te herinneren, of hij niet nog ergens wat geld had. Zijn spaarpot was leeg, maar och, wat zat hij dóéirovcr te tobben 1 D i e schade zou vader desnoods graag vergoeden. Neen, als 't dat alleen was Alsof Piet zijn gedachten had geraden begon hij„Als ik Janus was, zou ik liever al mijn bloempotten breken, dan kreupel worden en jij „Kreupel Denk je dat ?"- viel Tom ver schrikt in. k Heb er een zwaar hoofd in een been breken, als je zoo oud bent, is geen gekheid. Misschien zal hij nooit weer goed kunnen loopen." Tom werd zoo koud, alsof 't midden in den winter was. Janus ongelukkig worden door zijn onbedachtzaamheid o, 't was vreeselijk om 't in te denken maar als 't eens zoo uit kwam, als Piet zei, wie moest dan voor Janus zorgen, wie den kost voor hem verdienen Hij had kind noch kraai op dc wereld en leefde van 't geen zijn tuin opbracht. Tol nu toe liad hij 't wel niet ruim gehad, maar toch ook nooit armoede geleden. Doch, als de oude man zijn plekje grond niet meer kon bebou wen, niet meer in staat was zijn groenten, bloemen en vruchten aan de markt te brengen, Tom wou niet verder doordenken. Tot Piets verbazing sprong hij pardoes van 't wagentje en holde naar huis, waar hij vader en moeder onder biltere tranen alles vertelde., Beide spraken heel. heel «rnstig met hem. Vadrr beloofde daarop dadelijk naar Janus ten slotlc kocht ze een pol met mooie vuur W 4 j uwu nam juiju övhwuuci aau, zuwuni ujKe auiueujKXieia Aiuius.cn mem jiu vauer» er is der.' antwoordde iK vrli kort? zü gemakkelijk" uit den boom kon komen« Ja1 boorden in de .ooren: „nooit goed; té maken, zullen gaan zien, wat Tom ai een beelje kal mer stemde, evenals moeders voorstel, om alle schade eerst te betalen cn dan van Toms weekgeld in te hóuden. Hij had dan tenminste 't geVoel, dat hij deed wat hij kon. 't Scheen Tom toe, dat vader eindeloos weg bleef. Ongedurig liep hij heen en weer. AVat de zusjes ook verzonnen om hem op te beu ren, hij kon er niet eens naar luisteren. Tel kens zag hij den ouden tuinder kermend van pijn in zijn eenvoudig slaapkamertje en va der bedenkelijk 't hoofd schuddend, aan zijn bed staan. Na een uur van vreeselijke spanning ont dekte Toms scherpe blik een tipje van vaders hoed boven de heg. Hij popelde om cr heen te vliegen en was toch ook weer bang voor 't geen hij mogelijk zou hooren. „Tom, Tom," riepen dc zusjes, die vooruit gehold waren cn nu met vader den tuin door kwamen, ,,'t Been is niet gebroken en dc dokter zegt, dat 't best terecht kan komen. AVces nu ook weer vroolijk.'' „O vader, is 't waar?" vroeg Tom .terwijl hij beurtelings rood en bleek werd en liij be gon wezenlijk weer tc schreien. „Ik heb er Onzen Lieven Heer zóó om gevraagd £i\ nu ben ik zoo blij dérórom huil ik" en Tom, de bengel, drukte zijn gezicht tegen dc jas van vader, die onderwijl bedaard verslag deed van zijn bezoek. Neen, 't been was niet gebroken, maar ver stuikt en zou met eenige weken rust weer in orde zijn, terwijl bij onderzoek gebleken was, dat dc val en dc schrik voor den ouden man verder geen slechte gevolgen hadden gehad. Met opgeluchte harten gingen vader, moe der en kinderen nu aan 't overleggen, hoe ze Janus gedurende zijn gedwongen rust 't best zouden kunnen bijstaan. Tom was stilhij scheen iets op zijn eigen houtje uit te spinnen. Toen de zusjes naar bed waren, bad hij nog een apartje met vader en moeder, 't Liefst zou hij daarop dadelijk naar Janus zijn gegaan om hem te zeggen, hoe 't ongeval hem speet, maar vader vond t beter den ouden man, die boven alles rust noodig had, nu niet meer tc storen. Den volgenden morgen kon hij immers zoo vroeg gaan als hij wou. Nu, dat deed onze Tom dan ook. Vóór dag en dauw was hij er al op uit en toen hij pas tegen de koffie warm, moe en stoffig terug kwam, keek hij zóóveel vroolijker, dat de zusjes niet konden nalaten te vragen, wat bij toch had uitgevoerd. ,.'k Ben bij Janus gewfiöll'* „Was bij erg boos?" f. „Nee% 't is me vreeselijk meegevallen'- en Toms*oogen schitterden. Meer konden ze niet uit hem krijgen. De volgende ochtenden verscheen Tom weer niet aan 't ontbijt en toch was hij wel bij- lijds op geweest. Mietje, de keukenmeid, ver klaarde tenminste, dat ze hem al in de vroeg te het tuinhek had zien uitgaan. Greta en Mies begrepen er niets van. Vader i moeder haalden glimlachend liun schou ders op. als ze er naar vroegen en Tom, die gewoonlijk pas weer tegen koffietijd kwam opduiken, wou er heelemaal niet over spre ken. Ja, 't scheelde niet veel, of Greta en Mies zouden hem boos hebben gemaakt met haar vragen, vooral toen ze over zijn logeeren bij oom en tante in Schevcningen begonnen. .'k Blijf de heele vacantie thuis; nu weet je 't en zeur nu niet meer," zei hij korzelig. Daarmee moesten ze zicli tevredenstellen. AVat Tom dan toch zoo vroeg op 't pad deed en waarmee hij 't zoo druk had, dat 't uit logeeren gaan er bij scheen te moeten in schieten? De marktbezoekers in 't naburige stadje, die gewoon waren hun inkoopen bij Janus te doen, keken vreemd op, toen zc op zekeren ochtend een blozend jongensgezicht met ronde appclwangen boven de manden jonge groen ten en vruchten in 't welbekende stalletje za gen uitkijken, in plaats van 't gerimpelde, magere gelaat van den ouden tuinder. Maar t bleek' al spoedig, dat ze evengoed door dezen; nieuwen koopman werden bediend, die, al Had hij in 't begin nog wel eens moeite om dc juiste dingen gauw te vinden, de lui met een grapje in hun humeur wist te houden, zoodat ze niet ongeduldig van hem wegliepen. In plaats dus van klanten te verliezen, kreeg Janus' stalletje er gedurig nieuwe hij, die begonnen met mee te lachen om de snaaksche invallen van den jongen en eindigden met ootë ffvat yan hem te koopen* koopen, omdat zo nergens anders zulke mooie waar voor hun geld kregen. Had 't ezeltje op den heenweg een heel wat zwaarder vrachtje te torsen dan vroeger met den ouden baas, daar de nieuwe bij 't gewone' partijtje bloempotten nog een heele bezending planten cn bloemen inlaadde, die bij dc ach terpoort van burgemeesters tuin gereed' stond, op den terugweg had hij 't dan ook' bijzonder gemakkelijk en mocht zijn baasje gerust in *t leege karretje zitten. En koopman Tom? Hoe vond d i e 't nieu- we leven? Had hij geen spijt van dc opgeof ferde vacantieprct? Nu, eerlijk gezegd viel 't hem in 't begin verbazend moeilijk om ferm bij zijn besluit to blijven, vooral toen er brieven van de never* kwamen vol opsommingen van de pret, dio ze aan 't slrand hadden, en met dringenflo vragen om toch ook te komen aan het eind. Met leede oogen zag hij Greta en Mies in' zijn plaats gaan om van al die heerlijkheden) te genieten, terwijl hij zich vrijwillig moo maakte met voor hem ongewoon wenk en dat uog wel in de vacantie! Maar wanneer hij dan voor Janus 't ver« diende geld mocht uittellen en de dankbare' woorden hoorde van den ouden man, waren) die spijtige gedachten plotseling verdwenen en voelde Tom, zonder er uitdrukking aan .to kunnen geven, dal al 't plezier in Schevcnin gen niet opwoog tegen dc blijdschap, die hij op dat oogenblik smaakte. 't Kwam uit, zooals dc dokter gezegd had. Met eenige weken rust was Janus' been weer geheel in orde en op den laatsten dag van) Toms vacantie kon de oude tuinder zijn wenk weer zelf opnemen. Dat was een gewichtige ochtend, toen koop man Janus en'koopman Tom samen naait de markt reden als waardig slot van deze we« ken. Moeder stond er vroeg voor op en kwam ook inkoope# doen van groenten en vruchten rpodc. geraniums. Dien vond Tom op zijd kamertje staan, toen hij 's middags thuis kwam. Er was een strook je papier op. een stokje in de aarde bij gestfn ken. „Tot herinnering" stond erop geschret ven niets meer, maar t was ook voldoende.; De herinnering aan deze zomervacantie was van grooten invloed op 't verdere leven van' bengel Tom, die hoewel hij druk en vroolijls bleef, toch veel van zijn onbesuisdheid en om bedachtzaamheid verloor. De Moeder onzer Koningin. [Wij waren een dagje in Banrn en fietsten toen ook naar Soestdijk 'l was naamlijk de tweede Augustus, zeg, geef jullie ons niet gelijk We hooplen de Koningin-Moeder zelf op haar eerjaardag te zien .wc wilden dan hart'lijk haar groeten en zingen voor haar bovendien. x Wat stonden veel menschen cn kind ren daar al voor liet lick van 't paleis Van 't zingen zou zóó niet" veel korre* dit bracht ons aanstonds van de wijs. 't Was alles veel mooier en grootschcr, 'Ji dan wij het thuis hadden gedacht- DMr kwam reeds het vorstelijk rijtuig;;' we hadden pas even gewacht. Wij waren naar voren gedrongen wat kregen w een vriendlijken lach van Koningin Emmawe dachten, dat zij juist alleen naar ons zag t Nu durfden we wel weer te zingen, maar.'t rijtuig reed schielijk voorbij ,We konden alleen nog maar wuiven en deden dit vroolijk en blij Hermann*. Telefonisch Weerbericht. Naar waarneming In den morgen vani 1 8 Aug. 1919. Hoogste stand 767.6 te Maastricht. Laagste stan<1751.3 te Memel. Verwachting tot den avond van 9 Aug.t Zwakke tot matige wind uit Vrichtingen* gedeeltelijk bewolkt, weinig ot gsen regen( weinig verandering in temperatuw:. A' m -e r s fBad- en Z w e m i n r i c h t i n g« De temperatuur van het water was he'denj 7 uur 62 graden Fahrenheit. Fietslantaarn aansteken 9.16. STAATSLOTERIJ De hoogste prijzen flor li. klftSIBi' TREKKING VAN DONDERDAG 7 AUG. Prijzen van f 30. JH 94 197 521 1111 1643 1S07 2223 2341 2345 2381 2692 3271 3311 3340 3599 3653 3683 4275 4407 4496 4506 -1633 4789 5170 5282 5286 5302 5676 5909 5975 6551 6980 7299 7377 7421 7580 7737 S739 9029 913 1 9149 9662 9953 11074 112 11699.11980 12175 12909 12955 13026 13301 13" 13594 13661 13716 14038 14090 14181 14256 1 4 14359 14497 14929 15043 15360 15535 15625 15741 16115 16420 16550 16875 17129 17115 17665 1766» 1791S 18258 18277 18820 18913 18922 19363 HM7fl 19619 19723 19320 19915 19925 21169 21203 21305 21524 21596 2162S 21814 Vorige lijst stond: 13134 en 18426 m. X 1**^ f 100. 421ste STAATSLOTERIJ. z" Tweede klasse. Trekking van 7 'Aufj. TOlfl) (100 loten). Ten kantore van den collecteur K. O. Wj O. Leinweber te Amersfoort (BreestrWÉ 2GJ is no. 14181 uitgetrokken met 30.—. De derde klasse trekt van 1821 Km 1919. S3? ■u. ny

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 4