MAISON iH'HMNDELLEjj AMERSFOORTSCM DAGBLAD „de eemlander ontvangen dames eli meisje* regen manïelg regen hoeden regen gapes diverse kleuren in geoliede zuge. cxxxxxxxxxxxy derde blad. feuilleton. de spüokhoeve. BorstslmakersbedrUt- rxxxxxxxxxxxxx7\ 44 Langestraat Teüef. 407 X V AMERSFOORT. J. Grooiendorst Ie klas Reparaüe-Inrichting. 18e Jaargang No. 64 fy Donderdag 28 Augustus 1919 -vf. Ofschoon het te leng zou duren, te veel tijd van mijn waarde lezers zou vergen, heb k toch aan het verzoek voldaan om in zeer groote trekken het borstelmakersbedrijf te bchetsen. Indien wij in gedachten eens een borste - labriek binnentreden, zullen wij terstond zien dat wij verschillende afdeelingen hebben op ;e merken. Zoo zien wij dan in een van de kamers enkele mannen bezig met het z.g. /.opmaken" van haarsoorten; zij krijgen het baar geheel onbewerkt, meestal direct van tien slager. Hetzij varkens-, koe- of paar denhaar. Het haar, dat men uit het buiten- (and ontvangt (wat in normalen tijd zeer veel js), komt z.g. „opgemaakt" in de werkplaats fcn is gereed om verwerkt te worden. Deze „haaropmakers" moeten allen zeer goede /aklieden zijn, daar hét zeer veel geoefend heid vereiscnt net en vlug te werken. In het aangrenzend vertrek zijn enkele tnenschen bezig met het klaar maken van „vezels". Deze vezels zijn allen plantaardig, al lijkt het nog zoo vreemd. Nemen wij b.v, de cocosvezel, welke wij allen toch wel kennen, die zich als een bast om de cocos- noot bevindt. Deze vezel wordt reeds in het buitenland van de bast verwijderd en zoo gerangschikt dot het drie soorten vormt, zoo dat de borstelfabrikant direqt deze 7 soor ten kan verkrijgen, welke dan ook voor het gebruik gereed zijn. Een zelfde of juister een gelijksoortige bewerking ondergaat een wortel van èep plant, welke „chiendent" genoemd wordt Hiervan wordt vervaardigd de z.g. gele Waschboender, welke bij de huisvrouwen ölorr bekend is. Echter het gaat lang niet zoo met alle vezels! Vele vezels worden in gevoerd als vingerdikke stokken, welke dan ook alleen door langdurig beuken (wat ma chinaal geschiedt), hekelen en kammen fijn gekregen kan worden. Op de werkplaats gekomen zien we direct 3 soorten van werkzaamheden, zoo.verschil lend dat een oningewijde dit bij de eerste Oogopslag reeds bemerktn.l. het „trekken", ^pekken" en „stanzen". Indien wij het trek ken eens op den keper gaan beschouwen, dan zullen wij constateeren, dat hier werke lijk trekken het geval is, ofschoon het ïoar bij het eerste gezicht niet veel op lijkt. &ls wij een borstel hout nemen, welke ge- Aeel klaar van de houtfabrieken komt en wij plaatsen, dit in een bankschroef, om vooraf iet plankje.(dat zich op elk hout bevindt) er af genomen te hebben, nemen we het einde van een lang ijzerdraad en bevestigen dit aan één van de gaten in het hout. De gaten Van het hout ziin doorgeboord, zoodat het 'een totale opening vormt. Vooraf zij opge merkt, dat het ijzerdraad op een klos gewon den is, welke op een stok staat, die alleen achterwaarts bewogen kan worden. De klos kan draaien naar alle richtingen, doch kan 'pok zeer gemakkelijk vastgezet worden. In- kfien dus het draad aan het hout verbonden 'Is en de klos is vastgezet, dan kan de stok niet verder achteruit dan zooveel draad er afgelaten is; dit is gewoonlijk een armlengte, 'daar de stok een halve meter van de schroef 'verwijderd staat. Als men nu een lus maakt van het draad, door het door één van de 'gaten te steken en men vervolgens een ge paste hoeveel grondstof in doet, om daarna aan het draad te trekken, door middel den stok var. zich af te duwen zal het gat zich ^alsdan vullen, het weTk men een „stop" noemt. Zoo wordt ieder gat behandeld, tot dat het hout geheel gevuld is. Vervolgens wordt het plankje er op gespijkerd, de bor stel wordt geknipt, gekamt, gerost en weer nageknipt en is voor den verkoop gereed. Het maken geschiedt-ook wel met machines', doch dan wordt het stanzen genoemd en zou te uitvoerig worden om geheel te beschrij ven. Geheel anders geschiedt hei „pekwerk Men neemt n.l. in de hand een juiste hoe veelheid grondstof welke daar dan voor noo- dig is, netjes gelijk afgeknipt, doopt dit in de pek, aan één kant zeven acht millime ter omwoelen, daarna het in de pek gedoop te gedeelte met een draad vlas (of dergelijke stof), zoodat het een bosje vormt; om ten slotte dit bosje opnieuw in de pek te doopen en in het hout te plaatsen, hetwelk men voor zich heeft liggen. Is de geheele stoffer ge vuld, dan ondergaat deze dezelfde bewer king als de boenders. Bezem$, werk- en waschboenders, luiwagens, maakt men in den regel „getrokken"; stoffers, ragenbollen, kamervegers, in het kort daar waar droog mee gewerkt wordt „pekt" men. Wij zijn gaarne bereid u gedurende de reclameweek nog indien u er belang in stelt, nadere uiteenzettingen te geven. Wij hopen, dat onze etalages en mijn stand in den re- clameopfocht de belangstelling in de bor- stelfabricage zullen opwekken. J. A. VAN BARNEVELD. Daar voor ons het zomerseizoen afgeloo- pen is en de herfst- en wintermode weer onze aandacht vragen, is deze week ge schikt om door expositie onzen dames te la ten zien wat mode is. Men zal bemerken, dat de nauwe rok weer haar plaats inneemt, ze is zeer elegant, maar moet goed gedragen worden, vraagt een zeer goed zittend corset, daar de lijn der heup in den nauwen rok meer uitkomt. Voor vijf jaar terug droeg men ook de nau we rok, deze werd toen lang gedragen en moest loopbaar gemaakt worden door split ten. De kortere rok vraagt meer aandacht aan de schoenen. De taille-costumes zijn bijzonder mooi en geven veel overrokken en strookjes garnee- ring aangebracht op den rok, de tailles zijn eenvoudig doch lief en de korte mouw die de lange mauw haast weer verdreven heeft, maakt het geheel smaakvol. Als nieuw brengt men in mantelcostumes gestreepte stof, wat elegant staat en goed kleedt; de taille is minder aansluitend, dus het kenmerkt zich door rechtere lijnen in tegenstelling met" wat de wijde mode liet zien. Het tailleur-costume blijft altijd een groote plaats innemen, daar het gekleed staat en met een gekleede blouse gedragen, altijd gemakkelijk op reis is. Van de blouse is in dit seizoen veel werk gemaaktlange losse modellen en veel met ceintuur; dus voor alle figuren vindt men iets passends, het hooge boord wil men echter weer in werken, maar, daar men den loatsten tijd niets sluitends aan den hals heeft gedra gen, zal dit denkelijk niet zoo gauw weer gewild zijn. Het meeste zullen wij nog uit gesneden zien dragen. De lange* paletots worden dit seizoen nauw gebracht, de kortere ook in wijd model en geruit; dit is zeer nieuw en staat apart. Daar de oorlog ook in de mode-afdeeling zich heeft doen gevoelen en het voor de zeken veel moeilijker werken was, zoo ho pen we, dat het zich langzameihand zal her stellen. Doch wat prijzen betreft, deze zul len wel niét meer morden als van voorheen, daar fabrikant en zaak voor veel grootere onkosten staan, en de grondstoffen voor dit alles, door de hooge loonen, haast niet zul len dalen Daar dit slechts een kleine beschrijving is, van wat u de mode laat zien, doet men goed zich nog verder te overtuigen door met de opening van het seizoen, zelf te gaan zien. Amersfoort, 28 Augustus 1019. Mej. D. DUIM. Cl/C*/ -JCHKAHfl De Witte Lelie door ELI SE RUTGERS. Vóór de deur van de herberg, ven bui ten de kom van het dorp gelegen, groepte, begeerig naar de frissche avondlucht, die de hitte van den dag verdrijven Kwam; de familie van den waard bijeen, zijn vrouw, zijn beide stevige dochters en zijn zoon, die beerachtig afstak bij de gul-ropde, boer- sche vrouwen. Een buurvrouw had, el babbelende, even eons plaats genomen op de groenvervige bank naast de opengapende deur; twee man nen, na binnen hun dorst gelescht tc heb ben, bleven lacherig staan praten, alvorens hun weg huiswaarts door de lange, avond stille straat te aanvaarden. „Kijk eens!" wees één der beide jonge meisjes plotseling. Aller oogen richtten zich naar den land weg, waarlangs de naburige stad te berei ken was. Langzaam, vermoeid haar beenen voort- sleepend met nauwelijks van den grond op lichten van haar plat geschoeide voeten, naderde een vrouw, donker gekleed, in haar afhangende rechterhand een reismandje, dat met regelmatige schokjes tegen haar rok ken bungelde. „Wie is dot?" wilde de huisvrouw weten, den kleinen kring met vraag-oogen rond ziende. „£e komt hierheen", merkte ^het meisje ■op, dot het eerst de naderende gestaho had ontdekt. /?De stumper kan haast niet meer voorlf" sprak haar moeder op een toon van mee warigheid. „Zeker van de stnd af komen loopen", veronderstelde een der mannen, die uit nieuwsgierigheid dralen bleven. Zoo hadden allen wat te zeggen van de onbekende vrouw, totdat de zoon des hui zes plotseling waarschuwde: „Stilf Ze komt naar ons loei" Inderdaad verliet de eenzame reizigster het stoffige midden van den weg, om schuins-aan op de herberg toe te stappen; zwijgend wachtte de kleine groep haar komst af. „Goedenavond!" groette de vreemde, bij de deur halt houdend. „Goedenavond!" klonk het in koor terug. Daarna bleven allen zwijgen. Het scheen, alsof de nieuw-aangekomene iets zeggen wilde, maar de juiste woorden niet vinden kon; de spanning werd zoo pijn lijk, dat de vrouw van den waard zich ein delijk genoodzaakt voelde te vragen: „Verlangt u iets?" „Ja.ik.kan ik hier overnachten?" „Ja, dat kan wel". „Goddank!" zuchtte de vreemde, alsof een last haar van het hart viel. „Ik was bang geen o-*;de..Jak te zullen vinden en ik kan niet verder meer". „Moet u dan nog voider?" vroeg de nieuwsgierige huisvrouw. „Neen, neen.maar. Zij voleindde haar zin niet; een duizeling heving haar; als een dor luisterende mar - nen haar niet door haastig een arm uit te steken, stevig hod gestut, zou zij gevallen zijn. „Haal een stoel, gauw, en een glas water met een scheutje cognac!" gelastte de moe der haar oudste dochter, die onmiddellijk opschoot, om aan het gegeven bevel te vol doen. Een oogenblik later was de vreemde vrouw "weer bijgekomen; zij keek als om verontschuldiging vragend, den kring rond en stotterde: „Dank udank u. Ik.ik ben ver moeid en. „Heelemaal van de stad gekomen?" in formeerde de buurvrouw, die met eenigs- zins wantrouwende blikken naar de onver wachte bezoekster staarde. „Ja". „Wordt u hier verwacht?" „Neen". „Geen familie of kennissen hier?" „Neen". „Ik zal u naar uw kamertje brengeh'on* derbrak de huisvrouw het verhoor, waart O*, gen haar aangeboren goedhartigheid en haan gastvrijheidszin in opstand kwamen. „Wilt v met mij meegaan?" „Graag!" Lang, recht, mager, gleed zij achter de goedmoedig schommelende figuur vnn dö waardin het huis in. Op de zolderverdie ping toonde deze haar een net, afgeschoten kamertje, maar slechts éénlettergrepig ant* woordde de vrouw op nlJe opmerkingen en ragen en op het gelaatvan de waardin was duidelijk te lezen, dot haar goed hort strijd voerde met de zonderlinge antipathie, door het stugge van de vreemdeling In haar gewekt. „Hebt u niets meer noodig?" vrorg zij eindelijk. „Neen". „Wel te rusten don-" „Wel tc rusten!" Beneden gekomen, werd de goede vrouVf met verwijten bestormd. „Wat kon ik er aan doen?" antwoordde ze. „Kon ik een mensch, die van vermoeidhein bijna omvalt, de deur wijzen? Zij zag toch, dat wij hier een logement hebben! En het kleine kamertje is juist vrij". „k zeg maar: pas qpl Zij is niet te ver* trouwen!" hield de buurvrouw koppig voL terwijl zij opstond, om naar huis te gaan; de beide mannen volgden haar voorbeeld on ook de waard (rok zich niet zijn familie in huis terug. De laatste zwakke schemering van liet scheidende daglicht vervaagde snel; de nacht trad in. Vredige stilte hing over liet dorp; in de huizen -waren de lichten gedoofd, de straten waren leeg van menschen. Vóór het geopende venstertje van het kleine zolderkamertje boven de herberg zat de vreemdelinge, dien avond te voet van de stad gekomen; haai' oogen tuurden strak over de velden, die nog maar kort geledon tooneel van dood en verderf waren geweest, waar de felle oorlogsbrand had gewoed, waar vele dapperen het leven hadden gela ten voor de verdediging van het land. En zij verbaasde zich» erover, dat zoo snel de gruwelijke sporen van den verschvikke- lijken oorlog wnren weggcwischt, dat hef gewone leven zoo spoedig zijn loop had her vat, dat de menschen, die zoo nabij getuige waren geweest van zooveel ellende, wem opgeruimd konden zijn en rustig voortleven. Haar vermoeidheid was geweken; de sponning van haar wil belette haar om de zwaarte van haar ledematen te voelen; het vaste doel, dat zij voor oogen had, dat zij bijna had bereikt, maakte haar sterk, staalde haar spieren, hield haar hersens wakker on helder. En ook durfde zij zich niet te slapen lei?» gen uit vrees, niet tijdig genoeg te zullen ontweken; wat zij voornemens was te doen, moest in het vroege morgenuur geschieden, als het dorp nog sliep, als mensch en dier nog in rust waren, om krachten te vergarer voor den dag. Zij zat en wachtte. De klok in het spitse torentje van dê dorpskerk dreunde soms met lang nagal mende slagen. Lang, lang duurde het, vóór het eerste morgenlicht in vage tinten begon te gloren; langzaam, heel langzaam werd de lichtglans sterker en begonnen zich de omtrekken van boomen en huizen af te teekenen; eindelijk' piekte de straatweg flauw op in de scheme ring en toen achtte de vrouw haor tijd ge komen. Voorzichtig stond zij op, aarzelend haar voeten plantend, den adem inhoudend bij ieder geruchtje, dat zij haars ondanks maakte; zij deed met oneindige voorzorgen Ben naam is alleen van belang als zijn drager er niet is. door JEAN WEBSTER. Schrijfster van Vadertje Langbeen, Vcriaald door A. Quarles de Quarlea. 46 „Zij zeggen, dat zij hier iets h'ooren jamme- jftn. niet waar?" herhaalde Terry op een zon derlingen toon. „Wel. ik begin tc gelooven, jÜat dit ook wel het geval kan zijnt Wat be- [tcekent dit?" vroeg hij, terwijl hij zich om draaide en ons aanzag. „Iloe verklaar je die eigenaardige "voetafdrukken?" i „Wat) voor afdrukken?'" vroeg rk, terwijl ijve allen naar voren drongen. Op dat oogenblik ging ret acelyleenlioht uit ^en stonden we weer in het onzekere licht van j.dc kaarsen, dat ons nu volkomen duisternis foei eek. - „Vlug, steeR gauw een andere lantaarn aanf» ieide Terry, met nauw bedwongen ongedhld. 'Hij legde een hand op mijn schouder en mijn. arm deed pijn van zijn vasten greep. „Daar," zei de hij, met zijn vinger wijzimd, toen hét licht weer aanflikkerde, „w«t zeg Je hiervan?'' Jk boog me voorover en zag dflfdeJijk de spo- J"«n van bloote voeten, gaande, terugkecrende en elkaar gedeeltelijk weer bedekkend, juist de afdrukken van een dier, dat in zijn hok op en neer loopt. „En?" vroeg Terry scherp. De plaats be gon hem ook al zenuwachtig te -maken. „Terry," zeide ik, ongerust. „Die heb ik vroeger nooit gezien. Ik dacht, dat ik alles grondig onderzocht had, maar ik vermoed, dat ik zoo opgewonden was „Hoe heeft u ze verklaard?" viel hij me in ;de rede en draaide zich naar Mattison om, die er over onze schouders naar stond te kij ken. ,.Ikik heb ze niet gezien,"- stamelde Mat tison. „In 's hemelsnaam, heeren," zeidc Terry on geduldig, „bedoelt u, dat ze er niet waren of dat u ze niet opmerkte?" Het districtshoofd en ik keken eikaar ver bluft aan en antwoordden geen van beiden: Terry stond met gefronst gelaat en zijn handen in zijn zakken naar de afdrukken te staren, terwijl wij zwijgend bleven wachten, en nauwolijks durfden denken. Eindelijk wend de hij zich zonder een enkel woord af en ens wenkend op onze -plants te blijven, begon h'.j het pad te onderzoeken, dut naar de top van de helling voerde. Hij ging de drie stccnen tre den op en naderde langzaam, met zijn oogen op den grond, d« plek waar de worsteling had plaats gehad. „Hoe groot zeiden jullie, dat Mosc was?" riep hij oaj naar beneden foe. ,£on terser, Jddn hereHjo niat langer dan/ vijf voet," antwoordde het districtshoofd. Terry nam rijn duimstok uit rijn zak en bukte zich om dc aidrirkk-n op de plaats dei' worsteling te bestudeeren. Hij richtte rich met >n air van voldaanheid wec-r op. „Nu wensoii fk, dat jullie die afdrukken be neden aan de plas eens zorgvuldig bekijkt en komt dan eens hier om deze te bezien. Weest zoo goed achter elkaar te loopen en het mid den van het pad te houden.' Hij sprak op de wijze van een ouderwijzer, die op een Fröbelschool den kinderen een aan schouwelijke voorstelling geefl. Wij gehoor zaamden hem zwijgend en liepen in een rijtje over de planken. „Komt hier," zeidc hij. Buigen jullie jc voorover waar je zien kunt. Kijkt nu naar die afdrukken. Zien jullie cenig verschil tusschen deze en die van beneden?" Het districtshopfd en ik keken aandachtig naar de afdrukken der bloote voeten,.die é.e plaats der worsteling aanduidden. Wij had- xlen ze beiden meer dan eens onderzocht cn Hof 38. SCHOENEN M A GA/.1.1 V zagen niets anders dun wat er -vroeger reeds tc zien was. Wij richtten ons weer op en schudden het lioofd, „Het zijn afdrukken van bloote voelen," zeide Mattison, vrij onbenullig, „maar ik kan niet zien, dat zij in iets van andere bloote voeten verschillen." Terry overhandigde hem den duimstok. „Meet ze eens,''^eide hij. „Meet. dien plat ten afdruk hier op den grond en ga dan naar henoclcn en meet die afdrukken aan den rand van de plas." Mattison nam den duimstok en voldeed aan het verzoek Toen hij zicli beneden over de afdrukken aan den rand boog. konden wij bij het licht van zijn kaars de verwonderde uit drukking zien, dio op zijn gelaat kwam. „En, .wat bemerkt u?" vroeg Terry. ,.Dc afdrukken boven zijn wel twee centi meter langer en één centimeter breeder." „Precies." „Terry," zeidc ik, „je kunt ons niet verwij len, dat niet ontdekt tc hebben. Wc hebben al les onderzocht, toen het lijk weggedragen werd on die afdrukken beneden waren cr een voudig niet. Iemand is cr daarna geweest." ie gevolgtrekking maak ik ook. Nu, Mat tison," voegde hij cr legen liet districtshoofd bij, „kom eens. hier cn wijs nie de afdrukken van dc rijlaarzen van Radnor Gaylord." Mattison keerde terug cn weesnaar den af druk, dien hij bij bel onderzoek vertoond had, doch ik bemerkte, dat zijn zelfvertrouwen een weinig geschokt was. „Dal," zei Terry cenigszins verachtelijk, ,.is dc afdruk van kolonel GayJord. U moet er aan denken, dal hij met zijn aanvaller worstel de. IIij zette zijn voet niet telkens plai op den grond.. Soms is or enkel <io afdruk vail den hiel, dan weer alleen van u«n teen. Hier, bij voorbeeld, js cr meer dan. de afdruk van «ion gehcclcn voet. Hoe ik «Jut verklaar? Wel, een voudig genoeg. Dc voet van den kolonel gleed schuin uit. Dc afdruk is, coonls u ziel, even lang als dc andere, maar iu evenredigheid veel brooder. Aan den hiel cn den teen Is hij een weinig uilgcvccgd cn aan den binnenkant, waar het gewicht op drukte, Is de afdruk die per dari aan der. buitenkant. Het gemak kelijk genoeg te begrijpen. U hndt d*l zelf toch ook wel kunnen afleiden. En bovendien, hoe verklaarde 11 hel feit, d«t er -slechts één afdruk was? Iemand, die iu een worsteling gewikkeld was, moest toch moer sporen ach tergelaten hebben. Heen. lief in heel dküdelllk- Op dit punt aan den rand van den heuvel v ai er go.cn derde. Wij hebben slechts met twee mannen te doen met kolonel Gaylord cn zijn moordenaar cn dc moordenaar was bloots' vocts.'* „Mosc?" vroeg ik. „Neen," zeide Terry, „Mose niet" „Wie dan wel?'' „Dal staat nog tc bezien. Ik zal de sporen volgen en zien *vnar ze vandaan komen." Terry hield zijn kaars dicht hij den grond cn volgde het pad. Bij den ingang van de gaan* dcrij van dc gebroken zuil splitste het in: tweeën, één deel voerde naar een pad, dat aan één zijde doodliep. Terry 'bleef bij den ingang staau^~ „Geef me nog een acelylccnlantaarn," riop hij den gids toe. „Ik wil eens in dien gang lig* ken. En reik me ook een paar vnn die plan* ken aan,"-voegde hij cr bij. „Hot is noodzaken lijk; dat wij die afdrukken zuiver houden.** Wij stonden in een dicht opeengedrongen groepje op dc enkele planken, die hij ons had: overgelaten cn sloegen hem nieuwsgierig ga*, dc, toen hij dc gang insloeg. Aan het cindtf biccl hij staan en onderzocht den grond. \V$ zagen hem bukken en iets oprapen. Toen stond tfij plotseling met een zegevierenden uitrnan op cn kwam met zijn handen op rijn rug tot* borgen, naar ons toesnellen. „Het is juist zooals fk dacht," zeide hij, terX wijl zijn oogen van opwinding glinsterden, trk<* lonel Gaylord had een vijand zonder dat lu( het vermoedde.'' „Wat bedoel jc," vroegen wij, om hem hee* dringend. „HierK het bewijs," en hij hield ons in ccne hand een flink afgekloven Lambeen vooi en in de andere een kaaskorst. „Deze warel voor dc fcodsdienölige biieehkomst bestemd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 9