I
AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER
Qoop dc U«a§d.
T8« Jaargang
No. 161
I»
Zaterd «g^
3 Janua rl 1920
M
Da Almanak.
Dertig b*ef| NoYembtr,
April. J «si «0 S»pf«cnb«r#
De overige d«rtig*«x-éétw
Februari acht-en-twlntlj alUeu,
I
Dit rijmpje zullen de meesten van j'iïïie wel
Itennen, maar weet jc oolc, dat dit vroeger an
ders was? In mijn verbeelding hoor ik jullie
h*l met een lachend gezicht vragen:
l „Is dat heusch waar, of wilt u ons maar
♦eiis foppen?"
En mijn antwoord luidt:
„IR m'eën het werkelijk en ik zal er jullie
eens wat van vertellen. Luister maar goed:
De indeeling van het jaar in maanden
wordt geregeld naar de maan. De maan ver
andert haar stand aan den hemel veel spoe
diger dan de zon. Nu eens gaat zij 's morgens
dan weer s avonds op. Wat daarbij het meest
in het oog valt, is, dat zij zoo verschillend
verlicht is en je haar dus in zulke verschil
lende vormen ziet. Soms zie je haar zelfs in
't geheel niet, en dan is zij er toch wel. Zij
heef dan Nieuwe Maan, haar volgende ge
stalte heet Eerste Kwartier eir heeft dezen
vorm Weet je, hoe jc dit gemakkelijk ont
houden kunt? Jullie kent immers al Fransch?
Nu, van is gemakkelijke een p te maken
en p is dc eerste letter van premier, dus:
Perste Kwartier. De volgende schijngestal
te. van de maan is. dat jc haar rond ziet: Volle
Maan heet zij clan. Daarna rip jc haar zoo:
Dat is het Laatste Kwartier. Om dit goed te
kunnen onthouden, moet je er. maar aan dert>
<en; dat jq van dezen vorm gemakkelijk cea
1 kunt maken. D is de eerste letter van het
Franschc woord dernier, dus Laatste
Kwartier. Hierna komt weer de nieuwe maan
en zoo gaat liet steeds door. liet eerste kwar
tier schijnt in den voornacht, het laatste in
den nanacht; do volle maan schijnt den ge-
lieelen dag.
Om nu goed te hegrijpen, hoe dit alles komt,
zet je aan t eind van de kamer een heldere
lamp. Neem in je hand een vrij grooten, witten
bal en strek je arm uit. Draai dan in het rond,
altijd on den bal kijkende, en je zult dadelijk
afwisseling ^ziëm Het verlichte gedeelte van
den h:;! komt overeen met de verschillende
phasen d'-r maan De lamp nu stelt de zon
voor, de bal de maan en zelf ben jc de aarde.
Want evenzoo draait zich dc maan om de
aarde, terwijl zij met deze samen haar loop
om de zon volbrengt. --
Deze verschillende phnsen waren reeds
door de oudste volken opgemerkt en er is niet
veel scherpzinnigheid voor noodig, om te be
rekenen, dat de vier schijngestalten van de
ëénc donkere maan lot de andere, eiken negen-
en-lwintig-en-ecn-halven dag opnieuw begin
nen. Eigenlijk is het bijna drie kwartier meer.
Ook is die n a t u u r 1 ij k e maand grooter dan
dc eigenlijke pmloop der maan on\ de aarde,
daar zij tegelijk met deze verder gaat; maar
dit gaan wij nu voorbij.
De du de volken rekenden met natuurlijke
maand' 1; van de ééiie nieuwe maan tot dc an
dere. Zoo lang de juiste berekening er niet van
bekend was en er dus geen almanakken be
stonden, beklommen gewoonlijk cenigc jonge
priesters het gebergte en ontstaken er een
vuur, zoodra zij de eerste maansikkel gezien
hadden. Hierop werd overal dc nieuwe maan
uitgeroepen.
De berekening van onze tegenwoordige
maand is kunstmatig en niet natuurlijk. Bij
dc Israëlieten al volgen zij in het dagclijksch
leven onze rekening is nog de eerste dag
der maand altijd ook die der nieuwe maan,
de vijftiende die der volle maan. Sommige ja
ren hebben bjj hen dertien maanden en zoo
komen zij weer in het gelijk met het zonne
jaar. Dat bij ons dc eerste dag der maand in
den regel geen nieuwe maan is. weet ieder.
'Anders zouden wij immers ook schrikkeljaren
met één maand meer moeten hebben.
Nu willen we eens hooren, hoe dc maanden
aan hun naam en hun aantal dagen komen.
Wij moeten dit aan de oude Domeinen vra
gen.
Numa, de tweede koning van Rome, moet
in 717 vóór Christus het jaar met twaalf maan
den hebben ingevoerd, terwijl het er vroeger
slechts tien had. Daarna stélde hij <lc nieuwe
maand Januari aan bet begin en Februari aan
het eind van het jaar. Wat de lengte der maan
den betreft, hadden dc meeste oude volken om
beurten maanden van 20 en 20 dagen, daar
zij toch moeilijk 29J^ dag konden duren.
Maar bij de Romeinen heerschte het bijgeloof,
dat even getallen een of ander ongeluk aan
brachten. Daarom .gaven zij liever aan vier
maanden 31, aan de overige 29 dagen, en daar
nu de nieuwe maand Februari er maar 28
had, werd zij voor een ongeluksmaand ge
houden, zoodat men in die maand alleen aan
de goden der onderwereld -offerde en niets
van eenig belang ondernam. Deze arme ver
schoppeling moet ten tijde der Tienmannen,
'119 vóór Christus, naar de tweede plaats ver
zet en dus tusschen Januari en Maart inge
schoven zijn.
Maar zoo had men altijd nog pen maanjaar
en kwam men telkens dagen te kort- Toen dus
Julius Caesar voor goed den Almanak regel
de, gaf hij aan de kleine maanden één of twee
dagen meer. Alleen dc arme ongeluksmaand
openen der aarde, naar het Latijnselic.
aperiro openen.
Mei naar M.tja, dc godin der vruchtbare
aarde, aan wie in deze maand werd geofferd.
Juni naar dc offeranden aan Juno.
Juli, vroeger Quintilis of de vijfde,^maar
later zóó genoemd naar Julius Caesar toen hij
in het jaar na de invoering van zijn kalender,
j vermoord werd.
i A u g us t u s, vroeger Sextilis, zesde maand,
maar herdoopt naar keizer Augustus, ofschoon,
hH deze eer niet, *oonls Caesar, aan den Alma
nak verdiend had.
September, October/November
en December, de zevende, achtste, negen
de cn tiende maand naar de_oudste tijdreke
ning.
Wat da Brieven in de Tasch
van den Postbode eikaar
vertellen.
Naar het Duitsch van E. IIOFMANN.
Vertaald door C. II.
Jullie kent natuurlijk allemaal den postbode
met de groote zwart-leeren tasch, die vól brie
ven en kaarten zit.
Maar weet jullie ook, dat die brieven en
kaarten elkaar van allerlei vertellen? Eigen
lijk kan geen ntensch hen verstaan, want als
de postbode de tasch opendoet, houden zij zich
allen dadelijk stil.
Toch is er eens iemand geweest, maar dat
was dan ook een Zondagskind die een ge
sprek heeft mogen afluisteren en jullie moogt
hooren, wat hij mij daarvan verteld heeft.
Onder de vele brieven was er één, die
trotsch op dc anderen neerzag, want zijn reis
geld, de postzegel, was heel bont gekleurd en
zeldzaam. De andere brieven keken den trot-
schen vreemdeling Steeds schuchter en van
terzijde aan; zij durfden hem echter niet aan
spreken. Zachtjes fluisterden zij met elkaar.
„Wie is hij toch?" vroeg een briefkaart.
„Wij zouden het ook graag willen -weten,"
antwoordde een klein couverlje, waarin alleen
maar een visitekaartje stak, zeker een geluk-
wenseh.
Nu kwam er nog een derde hij; die was ook
trotsch, want hij kwam uit Hamburg en had
een mooi, hemelsblauw gewaad aan. Ilij zei:
„Ik zal hem wel eens aanspreken, let maar
eens goed op."
Regelrecht ging hij op den trotschen vreem
deling af en vroeg hem. waar hij vandaan
kwam. Deze nam den.kleinen, hemclsblauwen
van top tot teen op en zei toen, verwaand om
rich heen kijkend:
„Ik ben een Zuid-Amerikaan, lieve vrien
den!"
„ZooP riepen allen vol eerbied. „Is u ccn
Zuid-Amerikaan „Je" durfden zij nog niet
goed zeggen, maar hij beviel hun toch reeds
veel beter, want hij had hen „lieve vrienden
genoemd en dat was heel vriendelijk van hem.
De kleine hemelsblauwe nestelde zich dade
lijk in de buurt van den Amerikaan en vroeg
nieuwsgierig:
„Is u dan niet zeeziek geweest? De schrik
sloeg mij om het hart, toen ik al dat water in
Hamburg zag." Nu keek do Amerikaan den
hemelsblauwe echter minachtend van terzijde
aan.
„Zeeziek? Neen, boven zoo iels voel ik mij
Yerheven, hoewel verscheiden van mijn col
lega's er heel naar aan toe waren. Zoo was
er o. a. iemand uit New-York, die het al heel
erg te kwaad had. Hij genoot heelcmnal niet
van de mooie zeereis. Ik zou wel eens willen
weten, wat er van hem geworden is."
„Met mij gaat het heel goed/; riep plotse
ling een stem en werkelijk, het was de NeW-
Yorker. Jullie kunt je hun vreugde voorstellen,
toen deze twee reisgenooten elkaar plotseling
herteenden.
„U is dus weer heelcmaal hersteld; kunt u
weer eten en drinken?" vroeg de Zuid-Ameri
kaan.
,..Tn, ik ben weer heelcmaal in orde. Boven
dien kan ik u nog medcdeelcn, dat ik in Rot
terdam met een briefkaart getrouwd ben, die
in Y'laardingen geboren is. Ik zal u mijn vrouw
voorstellen.x
Ilij haalde een briefkaart, die juist in druk
gesprek was met den hemelsblauwe en nam
haar bij dc hand. Daarop zei hij luid, opdat
allen het zouden hooren:
„Mijn lieve vrienden, hierbij hel) ik het ge
noegen u mijn vróuw voov te stellen."
De briefkaart boog vriendelijk lachend naar
alle kanten, zoover haar stijve ledematen dit
ten minste toelieten.
„Zoo!" riepen de anderen. „Wel gefelici
teerd!"
Juist toen zij dit geroepen hadden, deed de
postbode een greep in dc tasch haalde
erdc briefkaart uit te voorschijn.
Dat was een schrik! De beide echtelieden had
den nog maar net den tijd om elkaar een kus
te geven klap! en dc tasch was weer
dicht.
De New-Yorker bleef treurend achter.'
„Hoe kort heeft ons geluk slechts geduurd!'
zuchtte hij. „Wij arme brieven en briefkaarten
zijn er toch. maar ongelukkig aan toe: plotse
ling worden wc gescheiden."
„Neem de zaak niet zoo somber op; wie
weet, of jullie elkaar nog niet eens terug ziet!
troostte men liem.
Op dit ©ogenblik deed de postbode weer een
greep in dc tasch en haalde er een klein cou
vert met een uitnoodiging uit, stopte er echter
moest het behalve in liet Schrikkeljaar met wecr iots anders in- Jullie z.ult zeker wel oer-
zi'n 28 dagen zien te stellen. baasd zijn. maar bet w a s do briefkaart. Nee,
Dat 's best," antwoordde tie- -ander. „Ik
-hom uit het uiterste Zuiden en had dc reis
naai' Europa best o\er water kunnen maken;
maar ik had verscheiden kan in New-York
af te doen cn daarom y' eerst het Sc'
heele land door. Wat b- b recde, mooie
rivieren gezien en w; >v-i -, u-'tiigc, groote
steden'. Ja, het is een-schi <-| werelddeel»
Amerika!"
liet gezelschap luisferdc aandachtig; zulke
interessante reisgenooten ontmoette men niet
altijd. Een briefkaart zei:
„Nu, mooier dan mijn land zal het er toch
wel niet, zijn. Ik kom uit Italië; daar is het
heerlijk warm!
Zij rilde even.
„Warmer dan hij mij thuis is liet er toch
zeker niet!" meende de Zuid-Amerikaan. „Bij
ons zijn de menschen zelfs heelcmaal ver-
bram!."
„Heelcmaal verbrand?" riep het gezelschap
ofttzet uit.
„Nu ja," legde één hunner uit, „weet jullie
dan niet, dat dc negers heelcmnal zwart zijn?"
„O foei, wat Ieelijk! Waarom wasschen zij
zich daar dan niet behoorlijk met spons en
zeep?" vroeg de briefkaart uit Italië, die nog
nooit in haar leven iets over negers gehoord
had. Dc Zuid-Amerikaan werd nu boos en viel
uit:
„Domkop! Dan zouden ze lang moeten wa.s-
schcn! Dat gaat er niet afj"
De briefkaart draaide zich beleedigd om.
Hoe kon de Zuid^Amarikaan uit liet oog verlie
zen, dat hij een dame vóór zich had! Dat
domkop' vergaf zij hem niet.
Maar waarom was de briefkaart oolc zoo
weinig ontwikkeld? Zij had zeker op school
niet opgelet, toen dc meester van de negers
Vertelde.
IIet gezelschap werd steeds kleiner; de post
bode haalde (Jon oenen brief na den anderen
te voorschijn. Ook dc New-Yorker cn de Ita-
liaansohc briefkaart verdwenen ui* de tasch.
De laatste keek den Zuid-Amerikaan heelcmaal
niet meer aan. Zij was werkelijk heel boos op
hem.
Op het laatst bleven alleen nog maar dc
kleine Hamburger cn dc Zuid-Amerikaan over.
Treurig lagen zij naast elkaar; het was toch
wel heel eenzaam in dc groote brieventasch ge
worden.
„Wie van ons zal de laatste zijn, beste ka
meraad?" vroeg de Zuid-Amerikaan. Hij was
nu hcelcmnomniet trotsch meer, want hij zag
wel in, dat hij toch niet meer was dan alle
anderen, al had hij dan ook nog zoo'n lange
reis achter den rug.
„Ja, wie zal de laatste zijn?" zei de hemels
blauwe en hij tilde heel voorzichtig de klep
van dc tasch een klein eindje op om te zien,
in welke straat zij waren.
„Parkstraat!" riep hij, juist toen dc post
bode een hoek omsloeg. Ilij was namelijk een
ontwikkelde brief, die kon lezen, wat er op
dc naambordjes der straten stond. De Zuid-
Amerikaan bewonderde hem in stilte, want
dat zou h ij niet kunnen: hij kon alleen maar
Spaansch lezen.
„Nummer 3!" riep de Hamburger. „Vaar
wel, lieve vriend, nu moeten ook wij schei
den. Ik ben op mijn bestemming. Maar, wat
is dat? Jij moet aan hetzelfde adres |ijn. Hat
is prachtig!"
Ilij ritselde van plezier. De ander schaamde
zich wel een beetje, dat zijn kleine collega ge
leerder was dan hij. maar hij was toch ook
blij cn zij omhelsden elkaar.
„Klinge-linge-ling!hoorden zij. De deur
ging open en dc postbode haalde dc beide brie
ven te voorschijn en gaf ze aan een klein
meisje, dat Marietjc heette.
„O Moeder," riep het kind uil, „geef mij als
jeblieft die mooie, gekleurde dingen!" Daar
mee bedoelde zij de postzegels.
„Nee, die krijg ik," zei haar broertje Hans
cn hij haalde zijn postzegelalbum tevoor
schijn.
„Dat is niets voor kleine meisjes,' voegde hij
er nog. aan toe.
Marietje troostte zich met haar pop en Moe
der knipte (]c postzegels voor Ilans uit.
De Zuid-Amerikaan en dc kleine Hambur
ger beleefden nog menig gezellig uurtje in
Moeders schrijfmap, waar zij ook nog ander
gezelschap aantroffen, Maar zij bleven met hun
beidjes bij elkaar, want zij hadden immers
zulke gcnóegclijke o ogenblikken in dc brieven
tasch van deu postbode' doorgebracht.
er over, dat ze een lastpost was. in plaats van
een hulp en was vaak heel mismoedigd. Maar
haar onzelfzuchtige, lieve natuur verloochende
rich zelfs- dan niet. Haar grootste geluk maak
te hei uit, deze of gene kleine handreiking tc
kunnen doen, in stilte wat gezelligheid aan
brengen. Geen enkele gelegenheid hiertoe
ruimde ze ternauwernood opgemerkt mis
schien door de huisgesnopte». Maar wel yageit
zij en mérkten zij op, hoe dc bloemen in dc
vensterbank tierden cn bloeiden, den langen,
konden wintertijd door, het vuur vroolijk
brandde, de lamp een helder licht gaf cn alles
voor de maaltijden met zorg klaargezet stond.
Veel was 't niet, wat Rina kón doen; zijzelf
voiul 't bitter weinig niets, in vergelijking
met al 't werk, dat haar sterke broers cn
zusters verrichtten. Maar dat weinige
}vas toch als 't ware de olie. die dc huiselijke
machine in staat stelt zachtjes en regelmatig.
zöodat liet
vervróolijkt liet 1
rkwikt nvg weldadigcn gloct^j
«art cn verwarmt het gc^
rnoed
is «lat niet een zegen des Ileeren?
luisterde «nnduehtlff; ,ij |n,| de hou.
\ouwen waf dc dwergjes zongetC
giag haar rechtstreeks naar 't hart. Hoe ge*
heel anders beschouwde zij uii haar gering*
taak!
/ie, het vuur vlamde weer hoog op «ju
koesterende'•warmte verspreidde zich door de
keuken.
Rina wilde wat zeggen, de dwergjes bcd.n*
kon, maar /ij waren reeds weg, plotseling ver*
dweilen. Waar hielden zij zich schuil? i
Rina riep zachtjes. Er kwam geen antwoordt
Dc hnisdwergjes van Rlauwbessenhoeve wiW
den geen dank. f
Als met nieuwen moed en lust bezield, siontl
zonder stoornis en knarsend geluid, nan den J Rina op. wierp nog wat hout op 't vuur
gang te blijven.
Rina zelf wist t niet; v uxlor en moedt i be
seften 't ook eigenlijk niet, Ale onbezonnen,
meer aan de opper vinkte levende jeugd al
heelcmaal niet.
M irp- do kleine huisdwergjes van Blauwbes
die wisten het des te heter! Rina
ootc vriondin van hen; zij behoor
lek meer bij hen dan hij die groote,
h 1 :.v usehen, vonden zij. Had haar werk
niet voel overeenkomst met het hunne? Zij ar
beidden ook in t verborgen, liefst avonds of
's nachts als iedereen sliep; niemand wi^t cl"
wat van, niemand bemerkte het eigenlijk, en
tochals zij eens slaakten, hoe zou t er
dan wel hij dc menschen uitzien?
't Was in den stillen, gewijden tijd tusschen
Kerstmis en Nieuwjaar, ja, 't was heden dc
«g-40èn meteen hoe keurig netjes de dwergje»
alle spaanders hadden opgeveegd cn t over
gebleven sprokkelhout hadden opgestapeld^
naast de stookplaats. Ilun liedje klonk haar.
nog in dc ooreii; dit wilde zij nooit vergéletJ
Zachtjes neuriede zij de melodie, terwijl zo
de lamp aanstak, cn alles voor 't avondetent
gereed zette. 1
De hnisdwergjes van Blauwbesscnlio-\ za*
gen 'i van .uit hun schuilplaats aan en icrV,
heugden er zich ovor, dat Rina bun losj»- xop
ter harte had genomen. Nu kon 't nieuwe jiuvr
ook voor haar een gelukkig jaar worden. d
En toen even later de kerkgangers, gesticht**
gesterkt, thuis komend, in de warme, lichte, go*
zcllige omgeving rondkeken, voelden zij hnfcj
als naklank vin 't gehoorde, in 't diepst vntf
hun hart, hoe goed-het was thuis te lco*
laatste avond van hot jftar, waarop veel zich men, - thuis nu, op den laatsten avond vati
openbaart, wat anders vorboxgcji blijft.en dc j het ja*»r. l huis straks, in den laatsten ic<
Herinneren wij ons nu, dat oudtijds het jaar
nv?t Maart begon, dan vinden we daarin den
omsprong der namen van de vier laatste maan
den. De andere, op één na, waren óf aan de
goden, óf aan de vorsten gewijd. De verkla
ring der namen is als volgt:
Januari genoemd naar den Romeinschen
god Janus, den god met twee aangezichten, die
tegelijk naar het verleden en de toekomst ziet.
Een sprekend beeld voor den aanvang van het
jaar.
Februari, als a*t waar i*. dat dc oude
Romeinen een god F-Vuruus gehad hebben,
dan is die ali beschermgod \un dc onge
luksmaand heelcmaal vergeten.
M aart, den krijgsgod Mars gew ijd, die r.icn
Jtecndc. <lat deze rneand bijzonder begunstigde.
Aörü da maand jan hef onthifken of
maar, dat was me een vreugde! De beide ge
lukkige eclitgcnoóten vielen elkaar om den
'hals en de anderen begonnen \an blijdschap tc
ritselen, zooals een mensch, dat vroolijk is,
zingt.
Toen het rumoer een beetje bedaard was,
vertelde dc briefkaart, dat het adres verkeerd
was; maar lang zou zij toch niet meer kunnén
blijven. Daarom nam zij maar dadelijk heel
teeder afscheid van haar man en dat was
maar goed ook, want de postbode haalde haar
er al weer uit.
Nn voegde de eenzame New-Yorker zich
bij den Zuid-Amerikaan, want zij kwamen uit
hetzelfde werelddeel, alleen had dc laatste
Vt?el grooter reis gemaakt.
Vertel mij eens wat van de streek, waar
Pu vandaan komt," zei de New-Yorker.
Sprokkelhout.
(Oudejaatssprookje.)
door II er manna.
IIcl as in den stillen tijd tusschen Kerst
mis en Nieuwjaar, als dc Kerstboom nog in
het voorhuis staat en dc lange, donkere avon
den wijdt met den glans zijner overgebleven
kaarsjes.
Dc groote keuken op Blauwbcssenhoeve,
zooeven nog de schouwplaats van vroolijk le
ven en bedrijvigheid, ]ag nu eenzaam en ver
laten in de vroeg ingevallen schemering van
den Decemberavond.
De pachter en zijn vrouw, hun oudste kinde
reu: stoere knapen en flinke, levenslustige
meisjes, allen tc zamen waren zij naar de
kerk, ginds in l dal.
Uit dc verte weerklonk 't gerinkinkcl der
bellen van hun sleden nog flauw door de ijl®
winterlucht.
Steven, de oude knecht, whs tot verzorging
van het vee achtergebleven; hij ging ror.d door
den stal, waar dc koeien met de kettingen ram
melden cn de kippen slaperig lok-tokten als
in den droom.
Alleen Rina, t .jongste meisje van den pach
ter, zat in de keuken, diep weggedoken in
grootmoeders gcmakkclijken'armstoel.
Het vuur in dc ópen stookplaats flikkerde
zachtjes op en deed den omtrek van haar
klein figuurtje slechts vermoeden.
Een zwak, mismaakt schepseltje was zij. dat
in niets met haar stevige broers en flinke zus
sen kon meedoen.
„Zij had een stadsjuffertje moeten zijn," zei
vader dikwijjs met een 'ven zucht.en moe
der, terwijl zij liet led e 1 uid liefkoosde, dacht'
vaak met een stille bede i: 't ha-rt: „Wat moet
er van haar worden, als \vii er eens niet meer
zijn?"
Rina zelf voelde zich ook misplaatst onder 't
KOoUiks, U'Oeoie broers en zusters: *e tobde 1
'harten meer toegankelijk 'zijn dan anders,
Rina hod bij de flikkering van het vuur-in
het van grootmoeder geërfde gezangboek zit
ten lezen. Nu lag 't op haar schoot en tuurde
zij er overheen naar de steeds zwakker uit
schietende viijUrtoiigetjöS, Zij gaven niet vol
doende licht meer om er bij te lezen. Lusteloos
liet zc de handen in den schoot rusten. Zwaar
der dan ooit bad haar vandaag het gevoel van
haar onmacht, gedrukt en voor t eerst van
naar leven had Rina er zich geheel en al door
laten bchecrschcn.
De vlammen verminderden zichtbaar; lang
zaam, langzaam aan doofde het vuur uit.
Straks zouden de kerkgangers in ccn kille,
donkere keuken komen, verkleumd cn wreve
lig hun heilige stemming verstoord zien. deri
zoocvcn ontvangen zogen verliezen Als
Rina dit tenminste, niet verhoedde door nu,
terwijl het nog tijd was, het vuur tc voeden,
het sterker en sterker tc maken, zoodat 'tweer
warmte cn licht *on verspreiden tot verheu
ging en verwarming van alle harten.
Maar Rina bewoog zich niet. Zij zag l vuur j
minder w orden, steeds minder Groote moe
deloosheid had haar aangegrepen.
Was zij-even ingedommeld?
Plotseling schrikte zij op en deed van ver
bazing dc oogen wijd open. Tal van kleine,
kléine dwergjes, huisdwergjes in hun bruin
linnen pakjes met lecren voorschootjes .aan,
trippelend op zachte, vgten pantoffeltjes, had
den de zooeven nog zoo eenzame keuken be
volkt. Zij waren allen ijverig in dc weer. Dat
zag Rina bij 't licht van hun lantaarntjes, die
als glimwormen hoen en weer zweefden.
Kijk, daar klauterde er een paar bij dc
vensterbank op, gewapend met schaar en gie
ter.
Met verwondering zag Rina, hoe zij dc dorre
bladeren der planten afknipten en toen voor
zichtig wat water in dc potten goten Dat
hacl z ij vandaag niet gedaan, voov. 't
eerst verzuimd. Anderen vulden de
lamp, zoodat zij weer helder kon branden.
Met schaamde moest Rina 't zichzelf beken
nen z-ij had dit vandaag niet gedaan, voor
t e e r s t y e r z u i m d.
Maar de meeste dwergjes waren toch hier,
bij de stookplaats, aan den arbeid. Zij schud
den hun hoofdjes, terwijl zij naar 't nog slechts
zwak glorende vutirschijnsel keken. Eenigc
bliezen er uit alle macht in, andere kwamen
met takkenbossen aansJeepcnjc kon zien,
dat /ij ZÓÓ van buiten kwamen. Warmpjes had
den zij zich ingestopt met bouifantjes, wollen
mutsjes en wantjes. Weer andere hakten
't sprokkelhout met kleine bijltjes stuk. O,
't was ééii-.en-ul bedrijvigheid, hier aan Rinn's
vcretcn.
Zij richtte zich uit haar lusteloozc houding
op en keek nieuwsgierig toe. Die kleine, klei
ne dwergjes deden haar werk, zij met hun
allen.
Hoor, zi} zongen er een liedje bij; glashelder
erv zuiver klonken hun stemmetjes; zoo duide
lijk zongen zij, dat Rina or woord voor woord
van icon verstaan:
Slechts sprokkelhout, zegt ge cn acht het te
klein,
niet waardig om het te vergaren
en toch zal 't voorna a ml ijk dit sprokkelhout
zijn,
dat 't vufir voor verval zal bewaren.
Sléchts sprokkelhout, zegt gc, maar zie nu
den gloed
van 't vuur, dat straks dreigde te dooven
't vervroolijkt liet hart en 'verwarmt het
gemoed
is dat niet oen zegen van Boven?
Sléchts sprokkelhout, zegt ge, en acht ze
gering
de gaven, door God u gegeven
maar Is 'Ndan geen hoog en geen kostelijk
ding
tot zegen van and'ren te leven?
Slechts sprokkelhout is 't? wat dc vaar
dige hand
in stilte met liefde wil werken;
slechts sprokkelhout? 't vriend lij ke
woord, dat den band
van 't ouderlijk huis zal versterken.
Hoe heerlijktlic taak, oen der schoonste op
aard,
met sprokkelhout t vinir aan den huislijken
haard
te voeden, zïin kracht te. Yermeêran.
I vensstond.
En Rina? Zelf ook vervnhl van deze HilW
yredige gedachten, nam zich vóór haar.
„sprokkelhout" nooit meer tr vei achten, maar.
bel onvermoeid te blijven aandragen, tot 7.eV
gen voor.eigen llflrt en omgeving,
1 \i
Wlo zijn het
Zij komen uit ccn verre stad
En dragen mee een grnoten schat,
Daar geven alle menschen van;
'k Hoor jullie vragen al: „Wat dan?"
Wel, lk-ve kind'ren. luister maai:
De eerste brengt liet Nieuwe Jaar.
Hij heeft oen langen, witten baard
Eu is wat brommerig van aard.
De tweede heeft wat sprokkelhout,
Een heel klein beetje zonnegoud,
Dat brengt zij voor de menschen mee
En zegt bedeesd; „Wees maar tcvrécl"
Het derde kind uit t verre land
Iloudt in haar blanke rechterhand
Een bosje klokjes. Hoor bet klinkt.
Terwijl z.' een lentoliedjc zingt.
Dc vierde heeft een grasgroen kleed
En /.egt: „Iloudt nu uw zaad gereed.
Dan konit met zonneschijn cn geur
Be ^Jjfde voor der menschen deur.
Haar volgt belaan met bloemenpracht
Dc zesde, die zoq vriendlijk lacht,
En na liaar komt met warmen groet
De zevende ons tegemoet.
De achtste: Als zij binnentreedt,
Staan eg cn ploeg al weer gereed,
En niet haar vangt de arbeid aan
En dórsehen wc het gouden graan.
Ken appelboom vol zacht-rood ooft
Heeft ons de négendc beloofd.
Een druiventros en roodc blaan,
Draagt blijde ons dc tiende aan.
De elfde" heeft de vorst gebracht
En hult ons in een sneeuwen vacht.
En als de laatste binnen komt,
Zorg dan toch, dat de kachel bromt-
Want zie, ze zet zich huiv'rend neer
En zegt: „Straks komen d' allen weer.
Wij kind'ren van den grooten tijd;
Ilcet't onze komst uw hart verblijd?
tT r u u s S a 1 o m o n Sri
AGENDA.
Zondag,
Maandag
Vrijdag, Zaterdag,
Bioscoop de Arend. i
Openbare Leeszaal (Beukenlaan 10-J*
12!», 2H—10 uur. Zondag 2^— 55%
Maandag 2%10 uur. f
D a g e 1 ij k s
Museum Plehlt*.
Bioscoop Langestraat
4 Jan. Amicitia Hoofdslad-Tooneel.
8 Jan.%Amicitia. Concert-Augustin.
Q Jan. Keizerskroon. Patrimonium. RedéJ
Smeenk. fi
10 Jan. Amicitia. Gezelschap Gaasbeek*
De Voddenraper van Parijs. j
11 Jan. Amicitia. Gezelschap de la Malf'
13 Jan. De Arend Comm. Partij. Lezing
mevr. Roland Holst.
20 Januari. De Arend. Lezing mr. Out»
over „de Heffing in eens".
20 Jan. Amicitia. Bijeenkomst Kameri
muziek-vereen.
20 Jan. Rem. Kerk. Lezing met lichtbeeh
don door dr. Miedeme.
21 Jan. Amicitia. Hofstad Tooneel „D&
wat je niet hebt".
23 Jan. Amicitia. Concert Augustifi.
24 Jan. Amfcitia. H. B. S. club.