I AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER Qoop dc U«a§d. T8« Jaargang No. 161 I» Zaterd «g^ 3 Janua rl 1920 M Da Almanak. Dertig b*ef| NoYembtr, April. J «si «0 S»pf«cnb«r# De overige d«rtig*«x-éétw Februari acht-en-twlntlj alUeu, I Dit rijmpje zullen de meesten van j'iïïie wel Itennen, maar weet jc oolc, dat dit vroeger an ders was? In mijn verbeelding hoor ik jullie h*l met een lachend gezicht vragen: l „Is dat heusch waar, of wilt u ons maar ♦eiis foppen?" En mijn antwoord luidt: „IR m'eën het werkelijk en ik zal er jullie eens wat van vertellen. Luister maar goed: De indeeling van het jaar in maanden wordt geregeld naar de maan. De maan ver andert haar stand aan den hemel veel spoe diger dan de zon. Nu eens gaat zij 's morgens dan weer s avonds op. Wat daarbij het meest in het oog valt, is, dat zij zoo verschillend verlicht is en je haar dus in zulke verschil lende vormen ziet. Soms zie je haar zelfs in 't geheel niet, en dan is zij er toch wel. Zij heef dan Nieuwe Maan, haar volgende ge stalte heet Eerste Kwartier eir heeft dezen vorm Weet je, hoe jc dit gemakkelijk ont houden kunt? Jullie kent immers al Fransch? Nu, van is gemakkelijke een p te maken en p is dc eerste letter van premier, dus: Perste Kwartier. De volgende schijngestal te. van de maan is. dat jc haar rond ziet: Volle Maan heet zij clan. Daarna rip jc haar zoo: Dat is het Laatste Kwartier. Om dit goed te kunnen onthouden, moet je er. maar aan dert> <en; dat jq van dezen vorm gemakkelijk cea 1 kunt maken. D is de eerste letter van het Franschc woord dernier, dus Laatste Kwartier. Hierna komt weer de nieuwe maan en zoo gaat liet steeds door. liet eerste kwar tier schijnt in den voornacht, het laatste in den nanacht; do volle maan schijnt den ge- lieelen dag. Om nu goed te hegrijpen, hoe dit alles komt, zet je aan t eind van de kamer een heldere lamp. Neem in je hand een vrij grooten, witten bal en strek je arm uit. Draai dan in het rond, altijd on den bal kijkende, en je zult dadelijk afwisseling ^ziëm Het verlichte gedeelte van den h:;! komt overeen met de verschillende phasen d'-r maan De lamp nu stelt de zon voor, de bal de maan en zelf ben jc de aarde. Want evenzoo draait zich dc maan om de aarde, terwijl zij met deze samen haar loop om de zon volbrengt. -- Deze verschillende phnsen waren reeds door de oudste volken opgemerkt en er is niet veel scherpzinnigheid voor noodig, om te be rekenen, dat de vier schijngestalten van de ëénc donkere maan lot de andere, eiken negen- en-lwintig-en-ecn-halven dag opnieuw begin nen. Eigenlijk is het bijna drie kwartier meer. Ook is die n a t u u r 1 ij k e maand grooter dan dc eigenlijke pmloop der maan on\ de aarde, daar zij tegelijk met deze verder gaat; maar dit gaan wij nu voorbij. De du de volken rekenden met natuurlijke maand' 1; van de ééiie nieuwe maan tot dc an dere. Zoo lang de juiste berekening er niet van bekend was en er dus geen almanakken be stonden, beklommen gewoonlijk cenigc jonge priesters het gebergte en ontstaken er een vuur, zoodra zij de eerste maansikkel gezien hadden. Hierop werd overal dc nieuwe maan uitgeroepen. De berekening van onze tegenwoordige maand is kunstmatig en niet natuurlijk. Bij dc Israëlieten al volgen zij in het dagclijksch leven onze rekening is nog de eerste dag der maand altijd ook die der nieuwe maan, de vijftiende die der volle maan. Sommige ja ren hebben bjj hen dertien maanden en zoo komen zij weer in het gelijk met het zonne jaar. Dat bij ons dc eerste dag der maand in den regel geen nieuwe maan is. weet ieder. 'Anders zouden wij immers ook schrikkeljaren met één maand meer moeten hebben. Nu willen we eens hooren, hoe dc maanden aan hun naam en hun aantal dagen komen. Wij moeten dit aan de oude Domeinen vra gen. Numa, de tweede koning van Rome, moet in 717 vóór Christus het jaar met twaalf maan den hebben ingevoerd, terwijl het er vroeger slechts tien had. Daarna stélde hij <lc nieuwe maand Januari aan bet begin en Februari aan het eind van het jaar. Wat de lengte der maan den betreft, hadden dc meeste oude volken om beurten maanden van 20 en 20 dagen, daar zij toch moeilijk 29J^ dag konden duren. Maar bij de Romeinen heerschte het bijgeloof, dat even getallen een of ander ongeluk aan brachten. Daarom .gaven zij liever aan vier maanden 31, aan de overige 29 dagen, en daar nu de nieuwe maand Februari er maar 28 had, werd zij voor een ongeluksmaand ge houden, zoodat men in die maand alleen aan de goden der onderwereld -offerde en niets van eenig belang ondernam. Deze arme ver schoppeling moet ten tijde der Tienmannen, '119 vóór Christus, naar de tweede plaats ver zet en dus tusschen Januari en Maart inge schoven zijn. Maar zoo had men altijd nog pen maanjaar en kwam men telkens dagen te kort- Toen dus Julius Caesar voor goed den Almanak regel de, gaf hij aan de kleine maanden één of twee dagen meer. Alleen dc arme ongeluksmaand openen der aarde, naar het Latijnselic. aperiro openen. Mei naar M.tja, dc godin der vruchtbare aarde, aan wie in deze maand werd geofferd. Juni naar dc offeranden aan Juno. Juli, vroeger Quintilis of de vijfde,^maar later zóó genoemd naar Julius Caesar toen hij in het jaar na de invoering van zijn kalender, j vermoord werd. i A u g us t u s, vroeger Sextilis, zesde maand, maar herdoopt naar keizer Augustus, ofschoon, hH deze eer niet, *oonls Caesar, aan den Alma nak verdiend had. September, October/November en December, de zevende, achtste, negen de cn tiende maand naar de_oudste tijdreke ning. Wat da Brieven in de Tasch van den Postbode eikaar vertellen. Naar het Duitsch van E. IIOFMANN. Vertaald door C. II. Jullie kent natuurlijk allemaal den postbode met de groote zwart-leeren tasch, die vól brie ven en kaarten zit. Maar weet jullie ook, dat die brieven en kaarten elkaar van allerlei vertellen? Eigen lijk kan geen ntensch hen verstaan, want als de postbode de tasch opendoet, houden zij zich allen dadelijk stil. Toch is er eens iemand geweest, maar dat was dan ook een Zondagskind die een ge sprek heeft mogen afluisteren en jullie moogt hooren, wat hij mij daarvan verteld heeft. Onder de vele brieven was er één, die trotsch op dc anderen neerzag, want zijn reis geld, de postzegel, was heel bont gekleurd en zeldzaam. De andere brieven keken den trot- schen vreemdeling Steeds schuchter en van terzijde aan; zij durfden hem echter niet aan spreken. Zachtjes fluisterden zij met elkaar. „Wie is hij toch?" vroeg een briefkaart. „Wij zouden het ook graag willen -weten," antwoordde een klein couverlje, waarin alleen maar een visitekaartje stak, zeker een geluk- wenseh. Nu kwam er nog een derde hij; die was ook trotsch, want hij kwam uit Hamburg en had een mooi, hemelsblauw gewaad aan. Ilij zei: „Ik zal hem wel eens aanspreken, let maar eens goed op." Regelrecht ging hij op den trotschen vreem deling af en vroeg hem. waar hij vandaan kwam. Deze nam den.kleinen, hemclsblauwen van top tot teen op en zei toen, verwaand om rich heen kijkend: „Ik ben een Zuid-Amerikaan, lieve vrien den!" „ZooP riepen allen vol eerbied. „Is u ccn Zuid-Amerikaan „Je" durfden zij nog niet goed zeggen, maar hij beviel hun toch reeds veel beter, want hij had hen „lieve vrienden genoemd en dat was heel vriendelijk van hem. De kleine hemelsblauwe nestelde zich dade lijk in de buurt van den Amerikaan en vroeg nieuwsgierig: „Is u dan niet zeeziek geweest? De schrik sloeg mij om het hart, toen ik al dat water in Hamburg zag." Nu keek do Amerikaan den hemelsblauwe echter minachtend van terzijde aan. „Zeeziek? Neen, boven zoo iels voel ik mij Yerheven, hoewel verscheiden van mijn col lega's er heel naar aan toe waren. Zoo was er o. a. iemand uit New-York, die het al heel erg te kwaad had. Hij genoot heelcmnal niet van de mooie zeereis. Ik zou wel eens willen weten, wat er van hem geworden is." „Met mij gaat het heel goed/; riep plotse ling een stem en werkelijk, het was de NeW- Yorker. Jullie kunt je hun vreugde voorstellen, toen deze twee reisgenooten elkaar plotseling herteenden. „U is dus weer heelcmaal hersteld; kunt u weer eten en drinken?" vroeg de Zuid-Ameri kaan. ,..Tn, ik ben weer heelcmaal in orde. Boven dien kan ik u nog medcdeelcn, dat ik in Rot terdam met een briefkaart getrouwd ben, die in Y'laardingen geboren is. Ik zal u mijn vrouw voorstellen.x Ilij haalde een briefkaart, die juist in druk gesprek was met den hemelsblauwe en nam haar bij dc hand. Daarop zei hij luid, opdat allen het zouden hooren: „Mijn lieve vrienden, hierbij hel) ik het ge noegen u mijn vróuw voov te stellen." De briefkaart boog vriendelijk lachend naar alle kanten, zoover haar stijve ledematen dit ten minste toelieten. „Zoo!" riepen de anderen. „Wel gefelici teerd!" Juist toen zij dit geroepen hadden, deed de postbode een greep in dc tasch haalde erdc briefkaart uit te voorschijn. Dat was een schrik! De beide echtelieden had den nog maar net den tijd om elkaar een kus te geven klap! en dc tasch was weer dicht. De New-Yorker bleef treurend achter.' „Hoe kort heeft ons geluk slechts geduurd!' zuchtte hij. „Wij arme brieven en briefkaarten zijn er toch. maar ongelukkig aan toe: plotse ling worden wc gescheiden." „Neem de zaak niet zoo somber op; wie weet, of jullie elkaar nog niet eens terug ziet! troostte men liem. Op dit ©ogenblik deed de postbode weer een greep in dc tasch en haalde er een klein cou vert met een uitnoodiging uit, stopte er echter moest het behalve in liet Schrikkeljaar met wecr iots anders in- Jullie z.ult zeker wel oer- zi'n 28 dagen zien te stellen. baasd zijn. maar bet w a s do briefkaart. Nee, Dat 's best," antwoordde tie- -ander. „Ik -hom uit het uiterste Zuiden en had dc reis naai' Europa best o\er water kunnen maken; maar ik had verscheiden kan in New-York af te doen cn daarom y' eerst het Sc' heele land door. Wat b- b recde, mooie rivieren gezien en w; >v-i -, u-'tiigc, groote steden'. Ja, het is een-schi <-| werelddeel» Amerika!" liet gezelschap luisferdc aandachtig; zulke interessante reisgenooten ontmoette men niet altijd. Een briefkaart zei: „Nu, mooier dan mijn land zal het er toch wel niet, zijn. Ik kom uit Italië; daar is het heerlijk warm! Zij rilde even. „Warmer dan hij mij thuis is liet er toch zeker niet!" meende de Zuid-Amerikaan. „Bij ons zijn de menschen zelfs heelcmaal ver- bram!." „Heelcmaal verbrand?" riep het gezelschap ofttzet uit. „Nu ja," legde één hunner uit, „weet jullie dan niet, dat dc negers heelcmnal zwart zijn?" „O foei, wat Ieelijk! Waarom wasschen zij zich daar dan niet behoorlijk met spons en zeep?" vroeg de briefkaart uit Italië, die nog nooit in haar leven iets over negers gehoord had. Dc Zuid-Amerikaan werd nu boos en viel uit: „Domkop! Dan zouden ze lang moeten wa.s- schcn! Dat gaat er niet afj" De briefkaart draaide zich beleedigd om. Hoe kon de Zuid^Amarikaan uit liet oog verlie zen, dat hij een dame vóór zich had! Dat domkop' vergaf zij hem niet. Maar waarom was de briefkaart oolc zoo weinig ontwikkeld? Zij had zeker op school niet opgelet, toen dc meester van de negers Vertelde. IIet gezelschap werd steeds kleiner; de post bode haalde (Jon oenen brief na den anderen te voorschijn. Ook dc New-Yorker cn de Ita- liaansohc briefkaart verdwenen ui* de tasch. De laatste keek den Zuid-Amerikaan heelcmaal niet meer aan. Zij was werkelijk heel boos op hem. Op het laatst bleven alleen nog maar dc kleine Hamburger cn dc Zuid-Amerikaan over. Treurig lagen zij naast elkaar; het was toch wel heel eenzaam in dc groote brieventasch ge worden. „Wie van ons zal de laatste zijn, beste ka meraad?" vroeg de Zuid-Amerikaan. Hij was nu hcelcmnomniet trotsch meer, want hij zag wel in, dat hij toch niet meer was dan alle anderen, al had hij dan ook nog zoo'n lange reis achter den rug. „Ja, wie zal de laatste zijn?" zei de hemels blauwe en hij tilde heel voorzichtig de klep van dc tasch een klein eindje op om te zien, in welke straat zij waren. „Parkstraat!" riep hij, juist toen dc post bode een hoek omsloeg. Ilij was namelijk een ontwikkelde brief, die kon lezen, wat er op dc naambordjes der straten stond. De Zuid- Amerikaan bewonderde hem in stilte, want dat zou h ij niet kunnen: hij kon alleen maar Spaansch lezen. „Nummer 3!" riep de Hamburger. „Vaar wel, lieve vriend, nu moeten ook wij schei den. Ik ben op mijn bestemming. Maar, wat is dat? Jij moet aan hetzelfde adres |ijn. Hat is prachtig!" Ilij ritselde van plezier. De ander schaamde zich wel een beetje, dat zijn kleine collega ge leerder was dan hij. maar hij was toch ook blij cn zij omhelsden elkaar. „Klinge-linge-ling!hoorden zij. De deur ging open en dc postbode haalde dc beide brie ven te voorschijn en gaf ze aan een klein meisje, dat Marietjc heette. „O Moeder," riep het kind uil, „geef mij als jeblieft die mooie, gekleurde dingen!" Daar mee bedoelde zij de postzegels. „Nee, die krijg ik," zei haar broertje Hans cn hij haalde zijn postzegelalbum tevoor schijn. „Dat is niets voor kleine meisjes,' voegde hij er nog. aan toe. Marietje troostte zich met haar pop en Moe der knipte (]c postzegels voor Ilans uit. De Zuid-Amerikaan en dc kleine Hambur ger beleefden nog menig gezellig uurtje in Moeders schrijfmap, waar zij ook nog ander gezelschap aantroffen, Maar zij bleven met hun beidjes bij elkaar, want zij hadden immers zulke gcnóegclijke o ogenblikken in dc brieven tasch van deu postbode' doorgebracht. er over, dat ze een lastpost was. in plaats van een hulp en was vaak heel mismoedigd. Maar haar onzelfzuchtige, lieve natuur verloochende rich zelfs- dan niet. Haar grootste geluk maak te hei uit, deze of gene kleine handreiking tc kunnen doen, in stilte wat gezelligheid aan brengen. Geen enkele gelegenheid hiertoe ruimde ze ternauwernood opgemerkt mis schien door de huisgesnopte». Maar wel yageit zij en mérkten zij op, hoe dc bloemen in dc vensterbank tierden cn bloeiden, den langen, konden wintertijd door, het vuur vroolijk brandde, de lamp een helder licht gaf cn alles voor de maaltijden met zorg klaargezet stond. Veel was 't niet, wat Rina kón doen; zijzelf voiul 't bitter weinig niets, in vergelijking met al 't werk, dat haar sterke broers cn zusters verrichtten. Maar dat weinige }vas toch als 't ware de olie. die dc huiselijke machine in staat stelt zachtjes en regelmatig. zöodat liet vervróolijkt liet 1 rkwikt nvg weldadigcn gloct^j «art cn verwarmt het gc^ rnoed is «lat niet een zegen des Ileeren? luisterde «nnduehtlff; ,ij |n,| de hou. \ouwen waf dc dwergjes zongetC giag haar rechtstreeks naar 't hart. Hoe ge* heel anders beschouwde zij uii haar gering* taak! /ie, het vuur vlamde weer hoog op «ju koesterende'•warmte verspreidde zich door de keuken. Rina wilde wat zeggen, de dwergjes bcd.n* kon, maar /ij waren reeds weg, plotseling ver* dweilen. Waar hielden zij zich schuil? i Rina riep zachtjes. Er kwam geen antwoordt Dc hnisdwergjes van Rlauwbessenhoeve wiW den geen dank. f Als met nieuwen moed en lust bezield, siontl zonder stoornis en knarsend geluid, nan den J Rina op. wierp nog wat hout op 't vuur gang te blijven. Rina zelf wist t niet; v uxlor en moedt i be seften 't ook eigenlijk niet, Ale onbezonnen, meer aan de opper vinkte levende jeugd al heelcmaal niet. M irp- do kleine huisdwergjes van Blauwbes die wisten het des te heter! Rina ootc vriondin van hen; zij behoor lek meer bij hen dan hij die groote, h 1 :.v usehen, vonden zij. Had haar werk niet voel overeenkomst met het hunne? Zij ar beidden ook in t verborgen, liefst avonds of 's nachts als iedereen sliep; niemand wi^t cl" wat van, niemand bemerkte het eigenlijk, en tochals zij eens slaakten, hoe zou t er dan wel hij dc menschen uitzien? 't Was in den stillen, gewijden tijd tusschen Kerstmis en Nieuwjaar, ja, 't was heden dc «g-40èn meteen hoe keurig netjes de dwergje» alle spaanders hadden opgeveegd cn t over gebleven sprokkelhout hadden opgestapeld^ naast de stookplaats. Ilun liedje klonk haar. nog in dc ooreii; dit wilde zij nooit vergéletJ Zachtjes neuriede zij de melodie, terwijl zo de lamp aanstak, cn alles voor 't avondetent gereed zette. 1 De hnisdwergjes van Blauwbesscnlio-\ za* gen 'i van .uit hun schuilplaats aan en icrV, heugden er zich ovor, dat Rina bun losj»- xop ter harte had genomen. Nu kon 't nieuwe jiuvr ook voor haar een gelukkig jaar worden. d En toen even later de kerkgangers, gesticht** gesterkt, thuis komend, in de warme, lichte, go* zcllige omgeving rondkeken, voelden zij hnfcj als naklank vin 't gehoorde, in 't diepst vntf hun hart, hoe goed-het was thuis te lco* laatste avond van hot jftar, waarop veel zich men, - thuis nu, op den laatsten avond vati openbaart, wat anders vorboxgcji blijft.en dc j het ja*»r. l huis straks, in den laatsten ic< Herinneren wij ons nu, dat oudtijds het jaar nv?t Maart begon, dan vinden we daarin den omsprong der namen van de vier laatste maan den. De andere, op één na, waren óf aan de goden, óf aan de vorsten gewijd. De verkla ring der namen is als volgt: Januari genoemd naar den Romeinschen god Janus, den god met twee aangezichten, die tegelijk naar het verleden en de toekomst ziet. Een sprekend beeld voor den aanvang van het jaar. Februari, als a*t waar i*. dat dc oude Romeinen een god F-Vuruus gehad hebben, dan is die ali beschermgod \un dc onge luksmaand heelcmaal vergeten. M aart, den krijgsgod Mars gew ijd, die r.icn Jtecndc. <lat deze rneand bijzonder begunstigde. Aörü da maand jan hef onthifken of maar, dat was me een vreugde! De beide ge lukkige eclitgcnoóten vielen elkaar om den 'hals en de anderen begonnen \an blijdschap tc ritselen, zooals een mensch, dat vroolijk is, zingt. Toen het rumoer een beetje bedaard was, vertelde dc briefkaart, dat het adres verkeerd was; maar lang zou zij toch niet meer kunnén blijven. Daarom nam zij maar dadelijk heel teeder afscheid van haar man en dat was maar goed ook, want de postbode haalde haar er al weer uit. Nn voegde de eenzame New-Yorker zich bij den Zuid-Amerikaan, want zij kwamen uit hetzelfde werelddeel, alleen had dc laatste Vt?el grooter reis gemaakt. Vertel mij eens wat van de streek, waar Pu vandaan komt," zei de New-Yorker. Sprokkelhout. (Oudejaatssprookje.) door II er manna. IIcl as in den stillen tijd tusschen Kerst mis en Nieuwjaar, als dc Kerstboom nog in het voorhuis staat en dc lange, donkere avon den wijdt met den glans zijner overgebleven kaarsjes. Dc groote keuken op Blauwbcssenhoeve, zooeven nog de schouwplaats van vroolijk le ven en bedrijvigheid, ]ag nu eenzaam en ver laten in de vroeg ingevallen schemering van den Decemberavond. De pachter en zijn vrouw, hun oudste kinde reu: stoere knapen en flinke, levenslustige meisjes, allen tc zamen waren zij naar de kerk, ginds in l dal. Uit dc verte weerklonk 't gerinkinkcl der bellen van hun sleden nog flauw door de ijl® winterlucht. Steven, de oude knecht, whs tot verzorging van het vee achtergebleven; hij ging ror.d door den stal, waar dc koeien met de kettingen ram melden cn de kippen slaperig lok-tokten als in den droom. Alleen Rina, t .jongste meisje van den pach ter, zat in de keuken, diep weggedoken in grootmoeders gcmakkclijken'armstoel. Het vuur in dc ópen stookplaats flikkerde zachtjes op en deed den omtrek van haar klein figuurtje slechts vermoeden. Een zwak, mismaakt schepseltje was zij. dat in niets met haar stevige broers en flinke zus sen kon meedoen. „Zij had een stadsjuffertje moeten zijn," zei vader dikwijjs met een 'ven zucht.en moe der, terwijl zij liet led e 1 uid liefkoosde, dacht' vaak met een stille bede i: 't ha-rt: „Wat moet er van haar worden, als \vii er eens niet meer zijn?" Rina zelf voelde zich ook misplaatst onder 't KOoUiks, U'Oeoie broers en zusters: *e tobde 1 'harten meer toegankelijk 'zijn dan anders, Rina hod bij de flikkering van het vuur-in het van grootmoeder geërfde gezangboek zit ten lezen. Nu lag 't op haar schoot en tuurde zij er overheen naar de steeds zwakker uit schietende viijUrtoiigetjöS, Zij gaven niet vol doende licht meer om er bij te lezen. Lusteloos liet zc de handen in den schoot rusten. Zwaar der dan ooit bad haar vandaag het gevoel van haar onmacht, gedrukt en voor t eerst van naar leven had Rina er zich geheel en al door laten bchecrschcn. De vlammen verminderden zichtbaar; lang zaam, langzaam aan doofde het vuur uit. Straks zouden de kerkgangers in ccn kille, donkere keuken komen, verkleumd cn wreve lig hun heilige stemming verstoord zien. deri zoocvcn ontvangen zogen verliezen Als Rina dit tenminste, niet verhoedde door nu, terwijl het nog tijd was, het vuur tc voeden, het sterker en sterker tc maken, zoodat 'tweer warmte cn licht *on verspreiden tot verheu ging en verwarming van alle harten. Maar Rina bewoog zich niet. Zij zag l vuur j minder w orden, steeds minder Groote moe deloosheid had haar aangegrepen. Was zij-even ingedommeld? Plotseling schrikte zij op en deed van ver bazing dc oogen wijd open. Tal van kleine, kléine dwergjes, huisdwergjes in hun bruin linnen pakjes met lecren voorschootjes .aan, trippelend op zachte, vgten pantoffeltjes, had den de zooeven nog zoo eenzame keuken be volkt. Zij waren allen ijverig in dc weer. Dat zag Rina bij 't licht van hun lantaarntjes, die als glimwormen hoen en weer zweefden. Kijk, daar klauterde er een paar bij dc vensterbank op, gewapend met schaar en gie ter. Met verwondering zag Rina, hoe zij dc dorre bladeren der planten afknipten en toen voor zichtig wat water in dc potten goten Dat hacl z ij vandaag niet gedaan, voov. 't eerst verzuimd. Anderen vulden de lamp, zoodat zij weer helder kon branden. Met schaamde moest Rina 't zichzelf beken nen z-ij had dit vandaag niet gedaan, voor t e e r s t y e r z u i m d. Maar de meeste dwergjes waren toch hier, bij de stookplaats, aan den arbeid. Zij schud den hun hoofdjes, terwijl zij naar 't nog slechts zwak glorende vutirschijnsel keken. Eenigc bliezen er uit alle macht in, andere kwamen met takkenbossen aansJeepcnjc kon zien, dat /ij ZÓÓ van buiten kwamen. Warmpjes had den zij zich ingestopt met bouifantjes, wollen mutsjes en wantjes. Weer andere hakten 't sprokkelhout met kleine bijltjes stuk. O, 't was ééii-.en-ul bedrijvigheid, hier aan Rinn's vcretcn. Zij richtte zich uit haar lusteloozc houding op en keek nieuwsgierig toe. Die kleine, klei ne dwergjes deden haar werk, zij met hun allen. Hoor, zi} zongen er een liedje bij; glashelder erv zuiver klonken hun stemmetjes; zoo duide lijk zongen zij, dat Rina or woord voor woord van icon verstaan: Slechts sprokkelhout, zegt ge cn acht het te klein, niet waardig om het te vergaren en toch zal 't voorna a ml ijk dit sprokkelhout zijn, dat 't vufir voor verval zal bewaren. Sléchts sprokkelhout, zegt gc, maar zie nu den gloed van 't vuur, dat straks dreigde te dooven 't vervroolijkt liet hart en 'verwarmt het gemoed is dat niet oen zegen van Boven? Sléchts sprokkelhout, zegt ge, en acht ze gering de gaven, door God u gegeven maar Is 'Ndan geen hoog en geen kostelijk ding tot zegen van and'ren te leven? Slechts sprokkelhout is 't? wat dc vaar dige hand in stilte met liefde wil werken; slechts sprokkelhout? 't vriend lij ke woord, dat den band van 't ouderlijk huis zal versterken. Hoe heerlijktlic taak, oen der schoonste op aard, met sprokkelhout t vinir aan den huislijken haard te voeden, zïin kracht te. Yermeêran. I vensstond. En Rina? Zelf ook vervnhl van deze HilW yredige gedachten, nam zich vóór haar. „sprokkelhout" nooit meer tr vei achten, maar. bel onvermoeid te blijven aandragen, tot 7.eV gen voor.eigen llflrt en omgeving, 1 \i Wlo zijn het Zij komen uit ccn verre stad En dragen mee een grnoten schat, Daar geven alle menschen van; 'k Hoor jullie vragen al: „Wat dan?" Wel, lk-ve kind'ren. luister maai: De eerste brengt liet Nieuwe Jaar. Hij heeft oen langen, witten baard Eu is wat brommerig van aard. De tweede heeft wat sprokkelhout, Een heel klein beetje zonnegoud, Dat brengt zij voor de menschen mee En zegt bedeesd; „Wees maar tcvrécl" Het derde kind uit t verre land Iloudt in haar blanke rechterhand Een bosje klokjes. Hoor bet klinkt. Terwijl z.' een lentoliedjc zingt. Dc vierde heeft een grasgroen kleed En /.egt: „Iloudt nu uw zaad gereed. Dan konit met zonneschijn cn geur Be ^Jjfde voor der menschen deur. Haar volgt belaan met bloemenpracht Dc zesde, die zoq vriendlijk lacht, En na liaar komt met warmen groet De zevende ons tegemoet. De achtste: Als zij binnentreedt, Staan eg cn ploeg al weer gereed, En niet haar vangt de arbeid aan En dórsehen wc het gouden graan. Ken appelboom vol zacht-rood ooft Heeft ons de négendc beloofd. Een druiventros en roodc blaan, Draagt blijde ons dc tiende aan. De elfde" heeft de vorst gebracht En hult ons in een sneeuwen vacht. En als de laatste binnen komt, Zorg dan toch, dat de kachel bromt- Want zie, ze zet zich huiv'rend neer En zegt: „Straks komen d' allen weer. Wij kind'ren van den grooten tijd; Ilcet't onze komst uw hart verblijd? tT r u u s S a 1 o m o n Sri AGENDA. Zondag, Maandag Vrijdag, Zaterdag, Bioscoop de Arend. i Openbare Leeszaal (Beukenlaan 10-J* 12!», 2H—10 uur. Zondag 2^— 55% Maandag 2%10 uur. f D a g e 1 ij k s Museum Plehlt*. Bioscoop Langestraat 4 Jan. Amicitia Hoofdslad-Tooneel. 8 Jan.%Amicitia. Concert-Augustin. Q Jan. Keizerskroon. Patrimonium. RedéJ Smeenk. fi 10 Jan. Amicitia. Gezelschap Gaasbeek* De Voddenraper van Parijs. j 11 Jan. Amicitia. Gezelschap de la Malf' 13 Jan. De Arend Comm. Partij. Lezing mevr. Roland Holst. 20 Januari. De Arend. Lezing mr. Out» over „de Heffing in eens". 20 Jan. Amicitia. Bijeenkomst Kameri muziek-vereen. 20 Jan. Rem. Kerk. Lezing met lichtbeeh don door dr. Miedeme. 21 Jan. Amicitia. Hofstad Tooneel „D& wat je niet hebt". 23 Jan. Amicitia. Concert Augustifi. 24 Jan. Amfcitia. H. B. S. club.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1920 | | pagina 9