AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander Qooi3 de <£jea$d- DERDE BLAD. !.5'' 18e Jaargang No. 173 m Zaterdag 17 Januari 192 0 Wat eon Vlasvink ml) verteld* 1' door C. Dih, och, wat was dat een koude winter! rk iicrinnt'r mij in mijn heelc vinkenleve.n niet zoo n koud jaargetijde en toch l>en ik niet zoo jong meer en is het al een heel tijdje geleden, dat ik het onderlijk nest vertiet en de wijde wereld invloog. Niet lang daarna trouwde ik, hoe goed herinner ik mij nog mijn bruiloft, waarbij de leeuwerik in den vroegen morgen •jubelde en dc nachtegaal 's avonds zijn heer lijk lied deed hooren, natuurlijk alles ter eerc van mijn vrouwtje en mij! Ik heb verschei den lieve kindertjes geliad, die op hun beurt ook weer het ouderlijk nest verlaten hebben. Jullie ziet -dus wel, ik heb al een heel stuk vinkènlevcn achter den rug <cn toch herinner mij nooit zoo'n strengen winter beleefd te hebben als in dat éénc onvergetelijke jaar! Vl iezen, dat het deed, geweldig! Dat was na tuurlijk allesbehalve plezierig voor ons. vlas vinken, maar 't allerergste was nog, dat dc velden en bosschen met een wit kleed bedekt waren, een kleed,-zóó dik, dat je er onmogc- w doorheen kon pikken, z«lfs al zou je sna- l ook driemaal zoo lajig zijn geweest. Het k ons dan ook niet mogelijk een enkel -je ol zaadje te vinden om er qnzen honger mep <e stillen. En we hadden zoo n vreesclijk leeg gevoel in onze maagjes! Wij zaten op cen vrij beschut plekje tusschen lage struiken en als ik nu van „wijspreek, ui bedoel ik daarmee: mijn vrouw en ik. Met moeite had ik dc sneeuw, zoo goed en zoo .waad als het ging, wat opgeruimd, omdat mij» vrouw over koude pootjes klaagde en ik wtk reeds verscheiden malen weggevlogen om iets te zoeken, dat eetbaar was. Maar hoe ik ook zocht, nergens vond ik iets. Het lijden van mijn arm vrouwtje kon ik niet langer aanzien. Haar krachten begonnen haar te begeven en uit wanhoop vloog ik weg ten einde mij op nieuw tot het uiterste in te spannen om wat te vinden. Na een poosje gevlogen te hebben, zonder echter iels te ontdekken, kwam ik bij een groot huis, omringd door hoogc boomen, welke Tim Lanl waren. HoeW.el het anders mijn ge oonte niet is, dc woningen der menschen op ic toeken ik blijf er maar liet liefst zoo ver mogelijk vandaan, want je kunt toch nooit weten! gaf de nood mij nu moed cn vloog ik op een raam af, waarvoor een jongen en een rndsje zaten. Schuw vloog ik eenige keeren langs het raam, maar ik keek toch met één oog naar binnen en daar de kinderen er heel \ncndlijk uitzagen, overwon ik mijn schuw heid, vloog tegen het raam aan, pikte tegen 't glas en piepte om hulp. De kinderen sprongen nu beiden op, beke ken mij aandachtig door dc ruit en keerden zich telkens vragend om naar iemand, die mid den in dc kamer stond. Na ecnigc oogenbliklcen gingen -de kinderen voor het raam weg, werd dir door een dame opgeschoven en.... in het volgend nogonblik voelde ik mij, moe en honge rig vinkje, beetpakken. De warmte in de kamer gaf mij een gevoel, alsof ik van mijn stokje •„mg. Ik sloot dc oogen en liet gewillig toe, dat nihil ir.ij op een zacht kussen zette. Na een tijdje kwam ik weer wat bij en begon van de lekker nijen tc pikken, die ze voor mij gestrooid had den. Hé, wat smaakte dat heerlijk! Ik begon mij werkelijk al weer wat krachtiger te voe ler En juist, toen ik op het punt was weg te vlk gen en mijn vrouwtje te halen om met haar hier terug te keeren, voelde ik mij opnieuw hecip kken en in een huisje met tralies slui ten. Plotseling drong het tot mij door, dat ik in een kooi gevangen zat en of ik al piepte en piepte en met mijn snavel tegen dc tralies pik- t'*, «lie domme menschen, welke toch bewezen had dar zij het goed met mij meenden, i. mij maar niet begrijpen. In mijn vagel- I. smeekte ik hun mij mijn vrijheid terug :c geven en naar mijn zwak, uitgehongerd vrouwtje terug tc mogen keeren. Maar hoe ik ook piepte en hoe smcekend ik mijn kopje ook hield, zij verstonden mijn vinkentaal niet. Ik begreep, dat men mij gevangen zou houden «n ik mijn lief vrouwtje waarschijnlijk nooit terug zou zien! Als een dolle vloog ik in mijn. kooi rond. Maar wat hielp mij dat! t Diertje is wat schuw,zei de dame; ,,'t zal wel spoedig wennen. We zullen hem maar goed vertroetelen T' Maar ik wende niet, want hoeveel lekkere beetjes ik ook kreeg, steeds dacht ik aan mijn arm wijfje, dat zeker van kou en gebrek zou omkomen. En wat zou zc ongerust zijn over mij! Zc droomde "s nachts misschien wel van een poes, -die mij in haar klauwen hield! Och, kon ik haar maar vertellen, dat het mij min geer. eten ontbrak, wel aan mijn vrijheid. O, hoe ongelukkig maakte dat gemis mij! - Langzamerhand echter toen ik zag, dat f'i toch "niets aan tc veranderen viel leerde ik mij in het onvermijdelijke schikken. Wel kwam telkens het oude verlangen naar vrij heid weer boven, doch ik zag in, dat ik er nooit meer van genie',--zóu. Dc kinderen waren heel lief-en vri- 'k voor mij,„ze voorzagen mij geregeld van vcrsch drinkwater en eten cn ik had voor een vogel in gevangenschap wet kclijk geen klagen. Hoe dikwijls kreeg ik cen lekker klontje suiker van het jonge volkje! Doch op zekeren dag, juist toen het raam openstond en de héérlijk zoele lentelucht naar Linnen kwam,, juist toen ik mij in droevig ge peins afvroeg, of mijn vrouwtje den harden winter wel \doorgckomen zou zijn, kwam de moeder der kinderen mei haar twee lievelin gen op mijn kooitje al en..werd het deurtje opengezet, het deurtje, daardoor ik plotseling met een jubeltoon ontsnapte! In het volgend rogenblik svas ik door liet open raam in de vrije naiuur gevlogen. Mi jn eerste, werk >\as natuurlijk het bosch vliegen en oils oude nestje op te zoeken. nt dien tijd, dat ik tusschen dc tralies ge- l h'rd had, had ik het vliegen gelukkig niet v leerd; integendeel: 't was of het verlangen 3ia.tr mijn vrouwtje mij dubbel snel op mijn vleugels voortdreef Zou zij, mijn lief wijfje, Ci- •- rx&sit- aj znu xo mis schien...;. mijn vroolijkheid werd getemperd door angst... als bij eens... Daar bereikte ik eindelijk o»s nestje cn.... mijn trouwe gade zat op den uitkijk, t Was een roerende ontmoeting en ik kan onmogelijk zeggen, wie van ons beiden wel liet meest blij was. Wat hadden wij elkaar veel te vertellen! Ik hoorde nu, hoe mijn lieve vrouwtje bijna van honger was omgekomen. Maar juist, toen dc nood op zijn allerhoogst was, werd het min der koud en was dc sneeuw gaan smelten, zoo- dnt zij weer wat eten had kunnen vinden. Zij ■fertelde mij> hoe zij van 's morgens vroeg tot 's avonds laat op den uitkijk hadden gezeten, steeds hopende, dat ik zou terugkomen. Zij had maar niet kunnen gelooven, dat zc mij nooit weer zou zien. Wc waren nu weer bij elkaar. Wel vond ik mijn vrouwtje oud en mager geworden, maar dat was werkelijk niet tc verwonderen, daar zij zoo om mij getreurd had. Mij vond ze dik geworden. Nu, dat kwam natuurlijk van het goede eten en als ik niet zoo'n heimwee naar mijn lief wijfje had gehad, zou ik nog veel dik ker zijn geworden, geloof ik. Het hecle voorjaar en den geheclcn zomer genoot ik van mijn vrijheid, maar toen het in het late najaar weer koud begon tc worden, zei ik op zekeren morgen tegen mijn vrouwtje: „Vrouw, hoe zou je het vinden, als wij dc koude wintermaanden weer eens naar mijn vrienden in het groote huis gingen? Dezen keer moeten we echter samCn gaan. Jc kunt dan zelf eens zien, of ik opgesneden heb over do lekkere hapjes of niet. We dcelen dal heer lijke lot dan samen en als t zoele voorjaar komt, vliegen wij Weer. het bosch in. Nu vrouwtje, hoc lijkt je dat plan? „Uitstekend, man!'' klonk het uit het hekje van mijn wederhelft en samen vlogen wij door dc lucht. Het kostte mij niet veel moeite het huis terug te vinden. Ik herkende dadelijk dc beide kinderen, die voor het raam stonden cn zij schenen mij ook tc herkennen, want zij klapten in hun handen van plezier, toen ik legen de ruit pikte. Haastig werd het raam opengeschoven cn vlogen wij naar binnen. Dicht hij het raam stond zoowaar dc' kooi met het deurtje open en omdat ik den mensdien wilde beduiden, dat bet onze bedoeling was bij hen te over winteren, vloog ik er <1 a d cl ij k in, mijn vrouw tje mij achterna. „O Moeder, 't zijn er twee!" juichten dc kin deren „Ja,'' antwoordde de dame. „Het slimme diertje heeft zijn vrouwtje meegebracht. Hij heeft haar zeker verteld, hoe goed hij het bij ons gefiad heeft. Als 't voorjaar wordt, laten wij hen weer wegvliegen." En zoo gebeurde het ook. Wij hadden een besten winter en kregen dc lekkerste hapjes, welke een vlasvink zich maar denken kan. Toen hel lente werd, vlogen w ij samen het bosch weer in. Maar d a t kan ik wel zeggen: zoodra het koud begint tc worden, gaan wij weer naar ons kooitje terug. Dat is ons winter verblijf! Elfen-Verdriet. Een Sprookje naar het Duitsch van A. HERDING. Bewerkt door C. II. (Slot) Zonder oponthoud en zonder ongelukken bereikte het tweetal liet koninklijk paleis, toen er zich plotseling een onvoorziene moeilijkheid voordeed: alle ramen waren vanwege dc groot te hitte gesloten. liet was dus dc vraag, hoe zij binnen konden komen en indien hun dit al gelukken mocht, hoe zij er weer uit zouden komen. ,,Ik weet wat!'' zei <lc hommel, na eenige oogenblikken nagedacht te hebben, tot haar uit het veld geslagen kameraad. „We moeten door de groote poort, die al tijd open staat, het paleis binnensluipen en van daar uit de vertrekken der prinses trachten te vinden. Als wij die bereikt hebben, neem jij prinses Rozenknop op je rug. Dan brom ik aan het oor der koningsdochter en maak zoo'n le ven, dat zij gauw een raam openzet om mij .kwijt te raken. Als dat gebeurt, vlieg jij met ons elfenprinscsje weg!" Reeds hadden hommel en kever dg prach tige marmeren trap aehier zich, toen in één der lange gangen een page hen bemerkte en echt jongensachtig nu eens de één en dan weer dc ander trachtte te vangen. Hoewelzij beiden aan zijn sterke vingers ontkwamen, hadden zij toch moeite weer op hun verhaal te komen. Door deze «ervaring tot voorzichtigheid aange- spOTird, wachtten zij in een donkeren hoek, totdat een kamermeisje der prinses met een kristallen karaf frisch water voorbijkwam. Voorzichtig kropen zij tegen haar rok op en lieten zich 7.00 naar hun doel dragen. v- Het Lievenheersbeestje had intusschen tot zijn groote vreugde bemerkt, hoe <le kleinen door gebruik tc maken van een gunstige ge legenheid vaak "iet minder a lug hun doel bereiken dan de groolen. Terwijl het over den stoffige» landweg vloog en reeds moe begon te worden, zag het iemand van het hof te paard achter zic-jS aankomen. Zonder zich ook maar één oogenblik te beden ken, streek het op den gevederden hoed van der. ruiter neer en bereikte zoodoende op de snelste en gemakkelijkste wijze het paleis, waar het nu eens kruipend, dan weer vlie gend, 11a eenig zoeken in het vertrek dei- prinses aankwam. E11 werkelijk, daar zag het de woudbloemen staqn; prinses Rozenknop moest hier dus ook zijn! 't Duurde dan ook niet lang, of hij had haar ontdekt. De prinses luisterde met tranen in de oogen naar de vriendelijke bode, toen deze haar vertelde, hoe diep bedroefd haar ouders en prins Woudrust w aren, hoe alle kevers en alle vogels, van de kleinsten af tot dc grootsten toe, voor haar wil den doen, wat zij konden. Prinses Rozenknop, die steeds zwakker en zwakkér wrerd, kreeg weer w at meer moed en luisterde ingespannen naar het geringste geluid; elk oogenblik toch kon haar bevrijder verschijnen. De kamervrouwen der prinses hadden het bruidskleed, den wonderschoonen, kanten sluier en -den prachtigen, met gouddraad be- ecrewacht, welke uit fakkeldragers bestond, cio.on vz»nr lum iaruxo meestcrec uitee-jvant daü* het reecfg donker wa& geworden. spreid cn deze werd niet moe, er haar lof en bewondering over uit tc spreken, toen plotse ling dc hofmaarschalk aangediend werd. Deze wins een oude l\ccr, wiens .gestalte in een rood fluwcéleii rok statk, waaruit aan de handen cn den hals de fijnstie kanten prijk ten. Alle hofdames waren er jaloersch van. Onder zijn hoogc, stijve pruik slak cen groote, spitse neus uit, waarvan men aan het hof be weerde, dat zijn bezitter hem maar al tc vaak ongevraagd- in de zaken van anderen stak. De gezichten der kamervrouwen werden lang, toen de hofmaarschalk binnentrad; en werkelijk: nauwelijks had hij onder liet ma ken van diepe buigingen naar de gezondheid Van prinses Amanda gevraagd, of hij had van allerlei aan tc merken op dc zaken, welke op tafel lagen: dc kant was aan dc linkermouw der bruidsjapon een hal ven millimeter dieper ingezet dan aan dc rechter; de garneering van het lijfje, zat niet heelcmnal recht cn aan den sleep hingen nog een paar draadjes, welke af geknipt moesten worden. Op hevel der prinses brachten dc kamervrouwen japon cn sleep weg om dc door den hofmaarschalk aangeduide fouten tc verbeteren, natuurlijk niet zonder den laatste allerlei boöze blikken loc tc werpen. Hij lette daar echter niet op, doch richtte zich met de volgende woorden tot dc prinses. „Ach, wat zal het eenzaam en stil bij ons zijn, Koninklijke Hoogheid, wanneer Uw schoonc jeugd hel hof verlaten heelt cn<le stra lengloed ifwcr heldere oógen het niet meer verlichten zal." „Ei, meneer dc maarschalk," viel dc prins" hein in de rede; „schoonheid en jeugd zijn ver gankelijke zaken en verwelken even snel als bloemen: kijkt u maar eens naar deze rozen! Gisteren, nog waren zij zoo frisch en mooi, doch vandaag beginnen zij reeds te verwelken; en juist dezen had ik zoo graag heel lang be waard," voegde zij er op weemoedige» toon aa» loc. „Lang bewaard!" riep! dc hofmaarschalk uit, die dc gewoonte had, altijd het laatste woord van een ander tc. herhalen. „Uw Koninklijke Hoogheid wenscht deze -bloemen als en herinnering te bewaren? Dan weet ik raad: Wij zullen ze drogen! Ik versta deze kunst heel goed. Menig lief ruikertje uit lang vervlogen 'jonge jaren heb ik zelve op deze wijze bewaard," zei hij met een trotschcn glimlach. De prinses nam het voorstel aan en dc maarschalk liep met groote stappen weg. Na een paar minuten kwam hij weer terug, ge volgd door een page, die een groot, zwaar, met koper beslagen hoek en een pak vloei papier torste. De hofmaarschalk liet hem liet roote boek op een tafel bij liet raam leggen, sloeg liet voorzichtig open en spreidde er cen vel vloeipapier «xp uit. Na dc kanten van zijn mouwen te hebben omgeslagen, verzocht hij zijn hoogc gebiedster hem te zeggen, welke bloemen zij wénschtc te drogen. liet Lievenheersbecstje was geen cnlccle be weging van den hofmaarschalk ontgaan cn 't had tot zijn grooten schrik begrepen, wat er op het spel stond. Wat er ook gebeuren mocht, het was vast besloten dc lieve elfenprinses "iet in den steek te laten, ja, het was bereid met haar te sterven, als er vóór dien-lijd geen hulp kwam opdagen. Het meest is mij aan deze halï-ontlokcn roos gelegen," antwoordde prinses Amanda op de vraag van den hofmaarschalk, terwijl zij de roos, waarin Rozenknopje verscholen zat, uit de gouden vaas "am. Toen zij het Lieven heersbeestje in den kelk zag, zei zij, van mede lijden vervuld: „Jij zult niet gedood worden, lief diertje. Voorzichtig zette zij het met haar tccrc vin gers op een blad, dat niet gedroogd behoefde tc worden. Het trouwe diertje vloog echter telkens weer naar het elfenprinsesje in de roos terug. Steeds herbaalde prinses Amanda haar reddingswerk, maar liet was te vergeefs. Eindelijk nam dc hofmaarschalk de roos van haar over en zei: „Laat u mij liet maar doen. Koninklijke Hoogheid!" En terwijl de prinses nog haastig riep: „Och, dood u alstublieft het lieve diertje niet!" liet hij het met zijn vinger zoo'n lucht sprong maken, dat het bewusteloos op den grond viel. Dc maarschalk legde dc roos "tl op het vloeipapier, toen de deur openging en.... Rozen- knop's bevrijders binnenkwamen, tegelijk met kamervrouw, die cen karaf friscb water woor prinses Amanda gehaald liad. De heide dieren vlogen dadelijk van haar rok op en zagen hun lief elfenprinscsje onder de vingers van den hofmaarschalk. Onmiddel lijk begrepen zij het gevaar, waarin zij ver keerde. Juist wilde dc hofmaarschalk het boek dichtslaan, toen de hommel hem in 't gezicht vloog en hem duchtig in den neus stak. Met een luiden gil liet hij het hoek los cn vloog van pijn achteruil. Hij stootte daarbij met zóó n geweld tegen één der vensterruiten aan, dat deze rinkinkelend op den grond viel. N11 was de weg op eens gebaand: de goud kever nam Rozenknop op zijn rug eiV suisde met haar door de opening in het raam naar builen; de moedige hommel hem achterna. Ook het Lievenheersbecstje, dat weer heele- maal bijgekomen was, aarzelde niet beiden te volgen. De prinses en dc kamervrouwen, die door den gil van den hofmaarschalk niet weinig ge schrikt waren, herstelden zich spoedig, toen zij zagen, wat er gebeurd was, ja, de kamer- rouwen begonnen zelfs met den page tc fluis teren en te giegclen en de prinses hoorde één harer duidelijk zeggen: „Net midden in zijn neus, dien hij altijd over al insteekt! Men zou werkelijk zeggen, dat de hommel verstand had.*' Prinses Amanda kon nauwelijks haar laclicn bedwingen. Toch legde zij allen het zwijgen op en beval den page een batisten zakdoekje, dat zij met water bevochtigd had, op het reeds zwellende gezicht van den maarschalk te leg gen. De hommel was vooruit gevlogen om prinses Rozenknop's bevrijding aan te kondigen. Dat was een vreugde in het heele woud! Alle vlin ders, met hun mooie rokjes aan, vlogen de prinses tegemoet. Uit de bloemenkelkjes klonk feestgelui, de glimwormpjes vormden een verspreidden zij hun sterk licht; de nachte gaal hief schoonste lied aan. Nauwelijks luid Rozenknop met haar gevolg den zoom van het bosch bereikt, ol' zij voelde haar krachten weer terugkomen. Eenige oogenblikken later werd /ij door haar ouders en haar bruidegom omhelsd. Er werden 1111 allerlei toebereidselen voor de bruiloft gemaakt en iedereen in liet bosch Werd uitgenoodigd. '1 oen allen voor het fecu bjjeen waren, ver telde prinses Rozenknop haar wederwaardig heden e» zij vergat daarbij niet het kleine, trouwe Lievenheersbecstje tc vermelden. Plotseling riep zij echter verschrikt uit: „Maar waar is hij? Ik zie hem nergens!" Niemand wist een antwoord tc geven cn dc feestvreugde verstomde: het was maar al tc duidelijk, dat hij liet leven cr bij in geboet had. Doch daar riep Puck eensklaps met vroo- lijkc stem: „Zijne Excellentie het Lievenheersbecstje is zooevcn aangekomen. Het kleine diertje tVas werkelijk op cen mos plantje neergestreken, vermoeid en uitgeput van dc lange reis. Van alle kanten weid hij met gejubel be groet. Ilij kreeg cen eercplaatsjc tusschen prinses Rozenknop cn de elfenkoningin, terwijl prins "Woudrust hem in eigen persoon het lio- ningkelkje van' cen sleutelbloem overhandigde. Zoo was de vreugde ten top gestegen liet vroolijke volkje begon dansen cn to zweven, dat hel een lust was. Intusschen was dc maan np.é komen Tevreden sloeg zij het vroolijke g«uioe gade en nog dien geheclcn nacht keek haar breedc gezicht glimlachend op haar kleine lievelingen lieer. N«ro e;i zijn vijand. Nero is een mooie, groote Newfoundlander en voert meer uit dan menige schooljongen. En schrander als hij is! Op zekeren dag kwam zijn haas met het volk van 'l veld, terwijl Nero op zijn gemak in t zonnetje lag. ..Maar dient zoo'n luie hond nu toch voor?^ mompelde ócn der knechts. De man was l>a« bij den buer. De batis hoorde dit cn dadelijk zei hij tegeli den hond: „l «>e Nero! haal eens gaüw mijn schoIfeQ die ik op het land heb laten liggen! y Nero stond dadelijk op, liep weg cn kwam! een poosje later terug, met dc schoffel van* zijn meester in den bek. Nero doet boodschappen dis dc beste erf staat vóór dc toonbank «wen gcdiildig ie wacluf ton als ieder dienstmeisje of kind. Met ceiff mand, waarin Mc bestelling op een stuk papier] geschreven staat, g#at hij naar den singer eiv. brengt het vlcesch behoorlijk thuis. Doch Nero heeft ééu ij and, een grimmigew nijdige» huihond, die in de buurt Yan dctlj slager woont. Nero is veel sterker dan dc buM hond; maar de slimme schelm liou.lt j-.iclt schuil, behalve wanuce»' Nero dc mand in zijiu bek heeft. Dan valt bij :\cro aan, cn deze kentf zijn-plicht tc goed om zij» mand in den stcelc te laten, zoodat hij dan maar het l a/.-npadl kicsi. Doch xneci-'dan éénmaal Welt de bul-f hond hem een fermen knauw g» a veii, vóór hij zij» biezen gepakt had. Op zekeren dag plaagde ito schavuit onzen' Nero den geheclcn weg door, jpoOdnt deze erg Loos thuis kwam. De boerin legde 't vleescli uit] dc mand cn nauwelijks had Nero «lit gezien, of bij greep opnieuw 't mondje en liep cr «1c deun mee uit. De boerin ging hem achterna om tc zien, wat hij toch in 't zin had. I n wat denk je wel, dat zij zag? Dat Nero r« alreclu naar het huis liep, waar dc Lelijke bulhond thuis hoorde* Toen dc laatste de mand zag, dacht hij: „Dat* is een kansje om Nero nog eery; even flink aan tc pakken!" on hij vloog licrn aan. 4 Doch wat gebeurde cr nu? Nero ttc do leege mand onmiddellijk op den grond cn gaf den huihond zulk een afstraffing, dat de sclia» vuit het niet licht v gat en in 1 vervolg Nero met rust b'cl, als deze de manfl in zijn bek had. 7 Jantje. 'k Weet Cen ltccl cenvoutTig huisje 't staat beneden aan den dijk daar woont Janncman, m'n vrindje, 0, dat ventje is zoo rijk 1 Kleine Jantje is cen koning, grootva's -knieën zijn 7A1 troon, z'n paleis is moeders huisje cn z'n krullcbol z'n kroon. Lachit lcleln-Jantjc, allon lachen; schreit hij, ieder liecft verdriet; „liever ventje dan ons Jantje is er", zegt z'n moeder, „niet,"' 1 Kleine Jantje, is cen koning f wat is Jantjc's koninkrijk? 't h^rt van allen, die cr wonen in het huisje aan den dijk! JI e r m a mi a, Vreemdelingen in Neder land. Blijkens de in de laatste .(12e) alle- vering van het „Maandschrift van het Cen traal Bureau voor de Statistiek" gepubli ceerde cijfers is het aantal in ons land ver toevende vreemdelingen nog steeds stijgen de. Bedroeg het aantal op 20 Juni j.l. (eerste opgave) 117.887 (61.292 mannen, 56.595 vrouwen), op 20 November j.l. was dit geste gen tot 139,282 (74,657 mannen, 64,625 vrouwen) en op 20 December (laatste opga ve) tot resp. 140,046 (75,195 en 64,851). Het grootste aantal vormden de Duitschers n.l. 49,751 (20,374 mannen, 23,377 vrou wen), vervolgens komen de Belgen met 48,493 (22,551 mannen, 25,942 vrouwen), daarna de Franschen met 9437 (4203 man nen, -5234 vrouwen) en ten slotte de Engel- schen met 3931 (2529 mannen, 1402 vrou wen). Sedert de vorige opgaven (20 November) is het aantal Duitschers gestegen met 905 (775 mannen, 130 vrouwen), het aantal Franschen met 70 (57 mannen, 15 vrou wen) en dat der Belgen met 355 (326 man nen, 29 vrouwen). Het aantal der hier ver toevende Engelschen is met 104 gedaald (30 mannen, 74 vrouwen). Gemeentel ij ke kindervoe ding te Rotterdam. Het Volk ver neemt, dat de plannen voor de inrichting van gemeentelijke schoolvoeding te Rotter dam ten stadhuize reeds in vergevorderde!^ staat van voorbereiding zijn. De bedoeling is om ruim 40 lokalen gymnastiek- eil speeljokalen in de verschillende stadsge deelten tot eetzalen in te richten met behulp van opvouwbare tafels en stoelen. In elic gebouw zal voor 60 a 70 kinderen plaats zijn. Men hoopt zich voor. het noodige toe* zicht te kunnen verzekeren van de mede werking van de onderwijzers; de voedsel* bereiding zal blijven geschieden in de tegen woordige keuken in de Weenastraat. Zoo mogelijk zal op 1 Mei a.s. met de gemeen* telijke voeding worden begonnen. Aan zwakke kinderen zal voorts op attest van den dokter melk worden verstrekt, aan de scholen zelve. Ten opzichte van de schoolkleeding zijty nog geen vaststaande plannen gevormd. 2 1 Voorziening in een lang ge voelde behoefte. Het blad 'Kunst en Amusement schrijft, dat te 's Gravenhage in' de Boekhorststraat, waar pas het Alhanvbra* Thëfcter geopend is, de bouw van nieuwe bioscopen voorbereid wordt. Op het Spui zullen twee theaters verrijzen, in de Spui straat komt er één, alsmede op de Gedemp te Burgwal. En ten slotte kan het blad nog melden den voorgenomen bouw van een; bioscoop in de Prinsenstraat, op den hoe» van de Noordwal. En er wordt zelfs ge sproken over nog meer nieuwe bioscopen* Dure eitjes.dure kippen» In Vorden heeft een winkelier 9 kippen es f»en haan verkocht voor 1061

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1920 | | pagina 9