AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander' DE^DE_BLAO. Qooi3 de Deagd. 18e Jaargang No. 185 Zaterdag 31 Januari 1920 Moortje, Mieke en Minetje. Een Poesengeschiedeni». Naar het Engelsch van JENNIE CHAPPELL. Vrij bewerkt door C II. IV. Na een paar maanden was kleine Mieke een mooie poes geworden. Roosje vond het eigen lijk jammer, dat baar lieveling zoo groeide. '#ij had Mieke wel altijd klein willen houden. t Was zoo 'n snoezig diertje, maar ook toen bet grooter werd, pleef het veel van Roosje houden en daar het nog altijd graag met haar speelde, kon het Roosje niet veel schelen, dat liet /oo groeide. Toen Mieke bijna volwassen was, gebeurde er iets heel vreemds. Roosje's moeder had een dame, hievrouw Briggs, bij zich in huis. Zij was vrij oud. doch daar Roosje heel rustig kon blijven zitten, mocht zij dikwijls een uur tje in mevrouw Briggs' kamer doorbrengen n daar hoeken en allerlei móóie dingen bekij ken liet allermooist vond Roosje een rood-flu weelcn speldenkussen, mei een patroon van blauwe, witte en gele kralen er op gewerkt Meuouw Briggs vertelde haar, dat een ma- iroos liet gedurende een lange zeereis gemaakt had. Hl ken keer, als Roosje in de kamer kwam, keel; /.ij naar het speldenkussen. Zij vroeg zich óltijd in verwondering af, hoe het toch moge lijk-was, dat de matroos precies wist, waar elhev*kranl aangebracht moest worden. Roosje bracht Mieke dikwijls mee op bezoek ii mevrouw Briggs luid hiertegen geen he \vnnr; omdat de poes niet den geringsten last -'croorzaakte. Op zekeren dag echter, toen Roosje om twaalf uur uit school kwam, liet mevrouw Briggs. haar bij zich komen en vroeg met een heel ernstig gezicht: Heb ie de laatste dagen mijn speldenkus- en ook gezien, Roosje?'' ..Gisteren nog. toen ik bij u was," antwoord- Jh» Roosje. ..Fit daarna niet meer?" „Nee mevrouw." ..Het is weg." ging mevrouw Briggs voort. .Gisteravond lag het nog op zijn plaats en vandaag is het verdwenen. Ik heb de gehecle kamer afgezocht." ..Wat gek!' riep Roosje uit. „Waar zou het zijn?'' „Dat is het juist, wat ik wou weten," ant woordde mevrouw Briggs. „Ik begrijp er niets ...ii." Roosje kreeg een vuurróode kleur en liep a.asfig weg naar haar moeder. Zou mevrouw lie-s denken, dal zij hel speldenkussen had weggenomen? Deze gedachten was te vreese- lijk om onder woorden te brengen, maar Roosje vermeed mevrouw Briggs en haar ka mer voor het verdere gedeelte van den dag. leen Roosje 's avonds naar bed wilde ganu, i haar moeder; „liet speldenkussen is terecht. Roosje. Waar denk je, dat ik het gevonden heb?" .,0 Moeder, waar?" riep Roosje haastig Uit. fn het leegc mandje onder je bed." Maar hoe hoe zou het daar gekomen zijn, denkt u, Moeder?" „Daar heb ik geen flauw vermoeden van, kind." Roosje sloeg haar armen om Moeders hals cn barstte in tranen uit. „Mevrouw Briggs zal denken, dat ik het weggenomen heb," zei zij met een snik. „Dat il.zij zeker. Maar - U gelooft het toch niet. Aid,(lcr?'1 ..Nee lieveling, zoo iels zou geen oogenblik in me opkomen," /o.i haar moedér, terwijl zij baar oen kus gaf. ,.11 o e het >peldenkussen in j.- hamer gekomen is, begrijp ik niet, maar ik vept zkcr, dnt mijn Kleine meid er onscbnl- 1 aan is. Iluil maar niet, kindje," ging zij 'ia, teen zij Roosje's ongelukkig gezicht zag. De waarheid -zal zeker éénmaal aan het licht ■ioinqn." Mevrouw Briggs zei geen woord meer over <lc he<ile zaak, maar zij. vroeg Roosje in een weel; niet bij zich cn als hot kind. niet gewe- n had, dat haar moedor huur volkome» ver* uwde, zou rij diep bedroefd zijn geweest; i was ook zoo vrees el ijk hard! Üj) een konden winterdag, toen de kleine Doodschoppen jongen van Harp zich in de keu ken warmde en een glas melk dronk, dat 'loosje's moeder voor hem ingeschonken had, 'Riekte hij plotseling Mieke, die onder de ta- fl zat. .lim riep dadelijk uit: Is dat niet bijna net Zoo'n poes als juf- fr-'uiw Burns had? ,liefke' noemde zij haar." .Juffrouw* Burns heeft Mieke's zusje gekre gen", zei Roosje nu, „maar heeft ze haar niet mee r?" Ze dood!" antwoordde Jim, terwijl hij de laatste druppels melk uit zijn glas dronk. „Zij oocXt zich aan een knop van een stoel opge hangen." O, wat- yreeseliik!'riep Roosje verschrikt bit. \rme Moortje! Waarom zou ze dat ge daan hebben?" Zij had een mooi lint om haar nek met een grootcn strik. Mina ie, dat ze bijna eiken dag en nieuw omkreeg en dat één van de lussen tan een knop 'van een stoel is blijven haken, toen zij er overheen sprong. Zc was dadelijk dood, t arme dier!" ..Wat vreeselijk!"' zei Roosje voor den twee den keer. Kijk eens!" riep .Tim nu plotseling*uit, ter wijl hij zijn mand weer van den grond wilde opnemen. „Je poes heeft een rat te pakken, geloof ik „Hen rat!" herhaalde Roosje verschrikt. „Dat Jca-i niet, we hebben hier geen ratten." ..U het dan een muis of een vogeltje?" vroeg •Tim. terwijl hij op den grond ging liggen om heter te kunnen zien. O. dat hoop ik niet!' zei Roosje. „Ik wou wel liever, dat Mieke geen muizen ving, maar k zou het vreeselijk tanden, als zij lieye, klei de vogeltjes opat!" Maar ze heeft toch-wat!" hield Jim vol. Op dit oogenblik kwam Roosje's moeder weer in de keuken. Zij had een warme das voor Jim gehaald; de jongen hoestte zoo! „Moeder," zei Roosje nu, ..Jim gelooft, dat Mieke een vogeltje of iets anders tc pakken heeft. Wilt u eens kijken? Ik durf niet goed.' „Het is geen vogeltje," zei de jongen nu. „hn het is ook geen muis of rat het lijkt wel een soort kussentje kijkt u maar!" En hij deze woorden haalde hij mevrouw Briggs speldenkussen tc voorschijn. „Dan is het Mieke ook geweest, die het den vorigen keer heeft weggenomen!" riep Roos je's moeder uit, terwijl allen verwonderd naar het speldenkussen keken. „Wie li^d zoo iets ooit kunnen denken!'' „Maar dat zij het in mijn kamer gelegd heeft!" zei Roosje nu. „Misschien heeft zc jc een cadeautje willen geven, omdat zc zooveel van jc houdtl liet is wel heel vreemd." „O, jou grappige, ondeugende Mieke!" riep Roosje uit, terwijl zij haar poesje in haar ar men nam en liefkoosde uit blijdschap, dat nu alle verdenking van haar weggenomen was. „Waarom déedt je dat?" Moeder was intusschcn al naar boven ge gaan om het speldenkussen aan mevrouw Briggs terug te brengen en haar tc vertellen, wie het.weggenomen had. Jim had zijn war me das omgeslagen en was met zijn mand weer verder gegaan. Hij vond Roosje's moeder dc liefste dame, die er bestond. Even later werd Roosje door mevrouw Briggs geroepen. De oude dame stond boven aan de trap met het speldenkussen 111 haar hand. „Ik wil je dit cadeau geven, lieve kind," zei ze. „Mieke schijnt te vinden, dat het bij jou hoort. En vraag maar eens aan je moeder, of je van middag bij mc mag komen thee drin ken. (Roosje had nog nooit tc voren bij me vrouw Briggs thee gedronken.) ;rEn Roosje 't spijt me, dat je zoo ongelukkig bent ge weest over het kussen. GbCf me maar een zoen, lieve kind V. (Slot.) Juffrouw Burns was zóó verdrietig over den dood van haar arme „Liefke." dat zij er zelf bijna ziek van werd. Zij had zich ook zoo aan haar poesje gehecht! „Ik wou maar, dat ik nooit gezegd had. dat zij het dier zoo verwende," zei Anna. Maar Mina had minder medelijden met haar meesteres. „Het is haar verdiende loon," zei zij. „Nie mand heeft liet recht een dier met allerlei lekkernijen te overladen, terwijl zooveel arme kinderen niet genoeg te eten hebben." Zij kon Jim, den loopjongen van Harp. maar niet uit de gedachte zetten. De arme, vrien delijke jóngen had haar medelijden opgewekt Zij zag maar al tc goed, hoe hij steeds mager der en bleeker werd en ook telkens meer hoestte. Dit kwam, doordat Jim kou had gevat, toen hij Minetje redde en hij kon maar niet van zijn verkoudheid afkomen, integendeel, het werd steeds erger. Het poesje maakte zijn eenige vreugde uit en Minetje deelde 's nachts Jim's smalle bed bij zijn tante en over dag zijn sober maal bij Ilarp. Meer dan eens kreeg Jim straf voor het wegnemen van dingen uit den winkel, terwijl Minetje dc eigenlijke dievegge was. Als Jim tien minuten in de schuur met Minetje kon spe len en een leeg klosje aan een touwtje had, was de jongen gelukkig. Eindelijk werd Jim erg ziek, zóó ziele zelfs, dat hij in bed moest blijven. Hij kon bijna geen adem krijgen en zijn hoofd deed hem vreese lijk pijn; het gloeide hevig niettegenstaande het huiten koud was en er'zelfs sneeuw lag. Jim's tante zei, dat hij „een beetje kou ge vat had" en bracht hem slappe thee en boter hammen. Zij zei, dat als hij den. volgenden dag niet beter was, zij hem naar het zieken huis zou sturen, want dat zij het veel te druk had om hem er nog bij tc verplegen. Minetje lag bij Jim in bed en hoe wnlmer deze werd, hoe harder dc poes spon. Dc jon gen wist echter, dat zijn tante eens gezegd had: „Als ik die ellendige kat in jc bed vino, sla ik haar dood." Dit scheen hom in zijn koorts angst aan tc j?R£n, warat hij was bang. dat zij» tante Mi netje zou hooien spinnen. Ook maakte hij zich ongerust, wat er met zijn Beveling ge beuren zou. als hij naar het ziekenhuis moest. „Ze zullen je slaan en je dood laten honge ren," zei hij tegen zijn poesje, „of zc zullen je wegjagen en dan is er niemand meer, die voor jc zorgt." Plotseling schoot er een gedachte door z.iju hoofd als hij eens een goed tehuis voor -Minetje zocht, vóór hij naar het ziekenhuis ge stuurd werd 1 Minetje was een heel lief poesjee en al was zc mager geworden, zij waschte zich toch altijd heel schoon. Ze zouden zeker van het diertje gaan houden, maar het kostte Jim zoo heel veel van zijn lieveling te scheiden en toch Dc zieke jongen liet zich uit bed glijden en trok haastig zijn kleercn aan. Ilij was zóó zwalc, dat hij nauwelijks op zijn beenen kon staan, maar zijn besluit was genomen. Zooals hij reeds éénmaal gedaan had, stopte hij Mi netje in zijn blouse en knoopte hij zijn jasje dicht. Daarna sloop hij dc trap af en ging be hoedzaam de deur uit. Niemand zag hem ge lukkig. De sneeuw lag dik op den grond en de wind blies Jim in zijn door koorts verhit gezicht. In zijn beenen had hij een heel vreemd, licht ge voel: alsof ze niet van hem Vvaren en dc weg scheen voor zijn oogen te slingeren. Toch kwam hij verder. De dienstmeisjes van juffrouw Burns waren juist in de keuken, toen er zacht aan dc ach- trrdeur gebeld werd. Mina stond op om tc kijken, wie er was. .Alsjeblieft," zei Jim buiten adem. ,,'t Is een lied lief poesje. Ze zullen het slaan on dood laten hongeren en er is niemand, als Verder kwam hij niet, want zijn beenen werden steeds lichter, terwijl zijn hoofd nog zwaarder werd plotseling draaide alles voor hem in het rond en zou hij op den grond ge vallen zijn, als Mina hem niet in haar armen had opgevangen^ „Hem naar het ziekenhuis sturen? Geen sprake van! Als hij in dezen toestand ver voerd- werd, zou ik niet kunnen instaan voor dc gevolgen." Dit werd gezegd door dokter FórbeS, toen hij naar Jim kwam kijken, die in Mina's bed lag. Ilij scheen heclcmaal in de war te zij", meende Mina eerst, maar toen zij Minetje naast hom op de dekens legde en hij het zach te vel van zijn lieveling met zijn vingers voel de, kwam hij langzamerhand tot rust. Hij was geruimeii tijd hard ziek. Juffrouw Burns kwam meermalen per dag naar hem kijken en het duurde niet lang, of zij bleef wat bij hem zitten. Al heel gauw zei zij, dat cr niet genoeg zon in Mina's kamertje kwam en dat Jim naar dc logeerkamer overgebracht moest worden. Toen hij langzamerhand beter werd, vond hij, dat liij nog nooit zoo gelukkig was ge weest als nu. Juffrouw Burns on hij waren dikke vrienden geworden. Minetje zag er al gauw welgedaan en dik uit, maar hoewel juffrouw Bums haar uitste kend verzorgde, schonk zij lang zooveel aan dacht "an haar als aan .Liefke'. Al haar zorgen werden nu in beslag genomen door Jim. En het eind van dit alles was, dat juffrouw Burns zóóveel van Jim ging houden, dat z>i geen afscheid van hem wilde nemen. Ilij moest altijd bij haar blijven en een goede school bezoeken. Juffrouw Burns liet Jim's tante bij zich komen en het kostte haar al heel weinig moeite deze vrouw te overreden af stand van den jongen tc doen. Roosje klapte in dc handen van plezier, toen zij dit alles hoorde. Zij danste met Mieke i" het rond en zei: „Je moet vroolijk zijn, Mieke, Want ik weet zeker, dat Minetje jc eigen zusje is en dat zij het goed zal hebben, weet ik ook heel ze ker. Jim heeft voor Minetje gezorgd, toen zij ongelukkig was cn nu' zal juffrouw Burns voor Jim en Minetje zorgen. Is dat niet heer lijk?" Van een paraplu, die niet verloren wilde gaan. ».'t Is in orde hoor! ik heb hem verlo ren." „Wat heb je verloren?" vroeg Rep. terwijl ze langzaam van haar boek opkeek. „De blauwe paraplu," antwoordde Ilenk. Bcp sprong op cn het boek viel met een slag op den grond. „Waar heb jc 'm verloren?" „Dat kan ik je onmogelijk zeggen; als ik je dat zei, zou hij immers niet verloren zijn." Bep keek heel ernstig. „Jc hebt hem toch niet verstopt?" vroeg zij. „Nee," hernam Ilenk, „ik heb hem verlo ren.... met opzet verloren." Bcp schudde hel hoofd. Op dit oogenblik kwam Jullie binnen. Rep en Honk,' jullie moesten samen eens naar de boerderij gaan," zei zij, „om wat "Ver- sclie eieren te halen. Hier is het mandje." „Goed, JuffieI" zei Bep. „En jc moest dc blauwe paraplu maar mee nemen; het zief er zoo donker uit." „O Juffie!"begon Bep. „De blauwe paraplu is verloren," zei Ilenk nu lachend. Bep keek hem verlegen aan, maar Juf zei vroolijk: „De blauwe paraplu verlóren! Welnee, daar'geloof ik niets van. Ik heb hem daar straks op een ongewone plaats gezien. Laat eens kijken, waar was 't ook weer? O ja, ik weet liet al, achter in de kast van dc logeerkamer. Ik dacht bij mezelf: ,boc komt die daar?' Ga hem maar eens gauw halen, Henk." „Zie je wel, Ilenk/' zei Bep, toen /ij samen op weg naar dc boerderij varen, „het geeft nooit iets, als je dc dingen wilt verliezen.'' Ilenk zuchtte diep. „Ilij is zoo akelig groot en blauw." zei hij. „Eu zoo leelijk," voegde Bep er aan toe. „En zoo sterk!zei Ilenk weer. „Juffie hoeft hcn\ gekocht, omdat hij zoo bijzonder sterk was. Ilij zal wel nooit verslijten. En we moe ten hem overal meenemen, want zc vindt al tijd. dat het er zoo regenachtig uitziet." „Zouden wc hem "iet kunnen weggeven?" vroeg Bep nu. „Vrouw Holle van de boerderij heeft misschien geen paraplu." „Wc moesten hem haar cadeau doen," vond Henk. Vrouw Holle stond aan de d'eur der boer derij en keek langs den weg, alsof zij iets zocht. „Dag Vfouw Holle," /.ci Bep beleefd. „Juf laat vragen, of u ook wat eieren heeft. En zou u deze paraplu misschien kunnen gebrui ken?" Vrouw Ifolle lachte. „Dank u wel, jonge juffrouw," zei zc. „Ik heb er nog een. Hij is wel niet zoo mooi als dc uwe, maar ik kan 't er nog best mee doen." Ilenk keek Bep aan en schudde het hoold. „Niemand gebruikt twee paraplu's; dus gaat dat ook al niet," zei hij. „Ik kan "iet meer dan tien eieren missen, jongejuffrouw!" zei dc boerin. „Ik hen zoo ongelukkig met mijn kippen i" den laatsten tijd. Ze verstoppen haar eieren en spelen mij allerlei poetsen." „Het helpt niet, of men de dingen al ver stopt," verkondigde Henk plechtig. Maar de boerin was zóó vol over haar kip pen, dat ze hem niet eens verstond. „We vinden...." begon Henk weer. „Dag vrouw Holle, dank u wel," zei Bep haastig. „Kom Ilenk, 't helpt niet, of we al over dat nare ding praten." De kinderen gingen langzaam heen; Bep droeg het mandje met dc eieren en Henk de groote paraplu. Deze leek vandaag grooter dan ooit en ge durig zat hij Henk in den weg. Ilij struikelde er over en eens stootte hij zijn kin aan den' ronden knop. „Ilenk," zei Bep, „zullen we wat bloemen plukken? Er staan er zooveel aan den ande ren kant van de heg." „Ja, laten wc dat doen." Bep zette haar mandje met eieren voorzich tig lieer en kroop door een opening in de heg. Henk wilde dit ook doen, doch plotseling gaf Bep een gil en riep Henk! „Wat is er? Wat is er?" 'l:f\ Bep kroop weer achteruit. „Het is de gespikkelde hen van vrouw Hol le," zei zc, „cn zc zit op iets. Ik geloof, dat ik een kuiken hoor piepen." „Dan moeten wc vrouw Ilolle waarschu wen." „Ja, maar eerst dc eieren naar huis bren gen," zei Bep. „Dat 's goed en dan zetten we do paraplu hier om de plaats te herkennen. We zullen hem wijd open doen. Vindt jc dat niet mooi bedacht?" vroeg Iicnk. En toen liepen zij, zoo hard als de eieren het toelieten, naar huis. Daar aangekomen, luis terde Juffie met veel aandacht naar dc ge schiedenis van de weggeloopcn hen, doch zij vond het maar half goed, dat de kinderen weer terug naar dc boerderij wilden gaan. Ter wille van de. kostbare paraplu gaT zij echter haar toestemming, nadat zij hen eerst beknord had over hun onvoorzichtigheid. „Dat nare d»"g/' zei Henk, toen zij weer op weg waren, „het geeft ons niets dan last eil allerlei onaangenaamheden; we hebben cr ei ken dag verdriet van." Toen zij dichter hij dc hoeve kwamen, kwa men zij vrouw Holle tegen. „O jongejuffrouw, o jongeheer," riep ze, „wat denk jullie, dat „Tóch niet de gespikkelde hen? Vroegen beiden teleurgesteld. „Ja, de gespikkelde hen. maar hoe weet jul lie dat? Zc is daareven thuisgekomen." „Thuisgekomen? V' „Ja, cn zc bracht zes kleine kuikentjes mee." „Maar wij hebben haar ontdekt," zeiden Bep en Ilenk. „Onze paraplu staat bij dc ope ning in de heg en wij kwamen het u juist ver tellen." Vrouw Holle was keek verbaasd en ging da delijk met de kinderen mee om de plaats tc zien. Zij gunde zich zelfs den lijd niet, haar muts op te zetten. "Weldra hadden zc dc plek bereikt, maar de wegwijzer dc* blauwe pa raplu was nergens te zien „Er h> zeker nog een andwe opening, zei Bep. „Dit moet de verkeerde plaats zijn." Maar het was wel degelijk dc goede plaats, want aan den anderen kant van dc heg vond men dc sporen van een nest. „Waar zou dc paraplu zijn? vroeg Bep. „Gelukkig!' zei Henk, „hij ix nu voorgoed verloven." „Wat? Geluk!N - vrouw Holle. ..Het spijt mij vreeselijk; dat je Item verloren hebt door mijn kip. Ik denk, dat je haar gestoord hebt. en daarom kwam ze zeker naar. huis." „Maar wij zijn blij," antwoordden dc ka deren dansend. „Wel, heb ik van mijn leven!'' riep de boerin uit. „Zoon mooie paraplu! En wat zal Juf wel zeggen? Als ik mijn muts ophad, ging ik even met je mee/» „Het hindert niet," zei Bcp, „we zullen 't Juf zelf wel vertellen. Dc groeten aan dc gespik kelde kip!" En weg waren dc kinderen. Juf kwam hen aan dc voordeur tcgcmach „Wnt blijven jullie lang weg!" zei zij. „O Juffie," riep Bep uit. „dc kip heeft zc» kuikens, maar de blauwe paraplu is verloren." Juf keek eerst Bep aan, toen Henk en tiaar* na haalde ze van ucllter de deur iets groots* iets hiauws, iets met een ronden knop tc voor* schijn. liet wav dc paraplu. Eén van de knechts van pachter Smit had hem gevonden en teruggebracht. Bep zuchtte. Ilenk keek wel, hij keek, al* of liij in tranen zou uitbarsten, maar dat deed hij natuurlijk niet, want hij was con groottf jongen on geen klein kind meer. „Ilenk," /ei Bep later, „je ziet. liet helpt niet. Ik geloof, dat als jij een ouwe man bent ik oen ouwe vrouw. Juf nog zal zeggen: .iS'ocm do blauwe paraplu mee 't ziet or zoo donder uit'." ,.lk geloof bet ook.ze» Henk en hij kech" daarbij heel ongelukkig. Luohtvaart Dc vliegtocht nuur lndië. Naar wij nader vernemen omtrent den vliegtocht per Vickers vliegboot naar Java, tc ondernemen door den luitenant tel ze* 2e kl. F. J. Backer en den reserve le lHte- nant-vlieger, arts P. m. van Wulffsten Pp'! thé', zal de luitenant ter zee Backer voorAoomd de leiding op zich nemen van den focht, waaraan, behalve door genoemde officlereiV zal worden deelgenomen door twee' me< ini- ciens. De Vickers vliegboot is uitgerust met ï-.ee motoren Roll's Reyce van ongeveer ">00 p.k. De boot zal niet vóórzien zijn van eert toestel voor drandlooze telegrafie én zol brandstof merlenemen voor een eerste vlucht van pl.m. 10 uur. Het traject von de tocht naar lndië is nog niet volledig vastgesteld. In elk geval is het de bedoeling dat de officieren die den fócht ondernemen, na afloop van de voorberei ding in Engeland, met de vliegboot naar Nederland zullen komen vliegen om te Itwn- nen voldoen aan den eiscli dat de tocht naar Java van uit Nederland wordt onderbo men. Die landing in Nederland zal te Veére of te Stellingwoude plaats hebben. Voor luinne aanwezigheid in Engeland zullen de bedoelde officieren-vliegers ook gebruik maken om zich lichamelijk voor den langen tocht t<? trainen. De reserve le luitenant Van whiffet* Palthé, die tevens arts is, zal von den tocht gebruik maken om waarnemingen op me disch gebied, voor de luchtvaart van belang te doen. - ^r'" Rosalietje en haar Pop. door C. II. In den tuin speelt Rosalietje Met M argot. haar nieuwe pop. Maar o schrik, daar nadert plots ling Ileel luitl keffend stoute Mop. Mop is nog een heel jong hondje, Rijt in alles wat hij ziet. AVat heeft hij al niet bedorven! Gist'ren nog den beer van Piet- Angstig kijkt ons Rosalietje Naar hetgeen er nu gebeurt: 't Mooie jurkje van Margootje Ileeft Mop beet... liet kraakt en scheurt. Kleine Rosalietje trekt nog Aan baar kind, het helpt geen zier, D arme pop wordt haast verslonden Door het nare, stoute dier. Maar de kleine poppenmocder Geelt het nog zoo gauw niet op, Is t ook niet om hij tc huilen? Net haar lieve, nieuwe popi 't Eind van 't lied is: Rosalietje 'luimelt op den harden grond; Eén arm houdt zij in haar handen, Mop sleurt Gootje in het rond. Voort, sleed* voort holt 't stoute hondje, Sliert Margot door 't natte gras, >A'aar hij eind'Jijk haar laat liggen Of 't een hoopje vuilnis was. Moeder heeft 't lawaai vernomen, Helpt haar snikkend kindje op En vindt dan na eenigs zoeken In het gras de arme pop. Moeder troost cn zegt: Margootje Is nu wel een beetje ziek, t Maar zij wordt wel gauw weer beter, f Als 'k haar breng naar de kliuiek. Morgen moet ik toch naar stad toe, 'k Neem dan Pop Margootje méé, 'k AYcd de poppendokter maakt haft£ - Beter in een dag of tweo,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1920 | | pagina 9