AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander'
DE^DE_BLAO.
Qooi3 de Deagd.
18e Jaargang
No. 185
Zaterdag
31 Januari 1920
Moortje, Mieke en Minetje.
Een Poesengeschiedeni».
Naar het Engelsch van JENNIE CHAPPELL.
Vrij bewerkt door C II.
IV.
Na een paar maanden was kleine Mieke een
mooie poes geworden. Roosje vond het eigen
lijk jammer, dat baar lieveling zoo groeide.
'#ij had Mieke wel altijd klein willen houden.
t Was zoo 'n snoezig diertje, maar ook toen
bet grooter werd, pleef het veel van Roosje
houden en daar het nog altijd graag met haar
speelde, kon het Roosje niet veel schelen, dat
liet /oo groeide.
Toen Mieke bijna volwassen was, gebeurde
er iets heel vreemds. Roosje's moeder had een
dame, hievrouw Briggs, bij zich in huis. Zij
was vrij oud. doch daar Roosje heel rustig
kon blijven zitten, mocht zij dikwijls een uur
tje in mevrouw Briggs' kamer doorbrengen
n daar hoeken en allerlei móóie dingen bekij
ken
liet allermooist vond Roosje een rood-flu
weelcn speldenkussen, mei een patroon van
blauwe, witte en gele kralen er op gewerkt
Meuouw Briggs vertelde haar, dat een ma-
iroos liet gedurende een lange zeereis gemaakt
had. Hl ken keer, als Roosje in de kamer kwam,
keel; /.ij naar het speldenkussen. Zij vroeg zich
óltijd in verwondering af, hoe het toch moge
lijk-was, dat de matroos precies wist, waar
elhev*kranl aangebracht moest worden.
Roosje bracht Mieke dikwijls mee op bezoek
ii mevrouw Briggs luid hiertegen geen he
\vnnr; omdat de poes niet den geringsten last
-'croorzaakte.
Op zekeren dag echter, toen Roosje om
twaalf uur uit school kwam, liet mevrouw
Briggs. haar bij zich komen en vroeg met een
heel ernstig gezicht:
Heb ie de laatste dagen mijn speldenkus-
en ook gezien, Roosje?''
..Gisteren nog. toen ik bij u was," antwoord-
Jh» Roosje.
..Fit daarna niet meer?"
„Nee mevrouw."
..Het is weg." ging mevrouw Briggs voort.
.Gisteravond lag het nog op zijn plaats en
vandaag is het verdwenen. Ik heb de gehecle
kamer afgezocht."
..Wat gek!' riep Roosje uit. „Waar zou het
zijn?''
„Dat is het juist, wat ik wou weten," ant
woordde mevrouw Briggs. „Ik begrijp er niets
...ii."
Roosje kreeg een vuurróode kleur en liep
a.asfig weg naar haar moeder. Zou mevrouw
lie-s denken, dal zij hel speldenkussen had
weggenomen? Deze gedachten was te vreese-
lijk om onder woorden te brengen, maar
Roosje vermeed mevrouw Briggs en haar ka
mer voor het verdere gedeelte van den dag.
leen Roosje 's avonds naar bed wilde ganu,
i haar moeder; „liet speldenkussen is terecht.
Roosje. Waar denk je, dat ik het gevonden
heb?"
.,0 Moeder, waar?" riep Roosje haastig
Uit.
fn het leegc mandje onder je bed."
Maar hoe hoe zou het daar gekomen
zijn, denkt u, Moeder?"
„Daar heb ik geen flauw vermoeden van,
kind."
Roosje sloeg haar armen om Moeders hals
cn barstte in tranen uit.
„Mevrouw Briggs zal denken, dat ik het
weggenomen heb," zei zij met een snik. „Dat
il.zij zeker. Maar - U gelooft het toch niet.
Aid,(lcr?'1
..Nee lieveling, zoo iels zou geen oogenblik
in me opkomen," /o.i haar moedér, terwijl zij
baar oen kus gaf. ,.11 o e het >peldenkussen in
j.- hamer gekomen is, begrijp ik niet, maar ik
vept zkcr, dnt mijn Kleine meid er onscbnl-
1 aan is. Iluil maar niet, kindje," ging zij
'ia, teen zij Roosje's ongelukkig gezicht zag.
De waarheid -zal zeker éénmaal aan het licht
■ioinqn."
Mevrouw Briggs zei geen woord meer over
<lc he<ile zaak, maar zij. vroeg Roosje in een
weel; niet bij zich cn als hot kind. niet gewe-
n had, dat haar moedor huur volkome» ver*
uwde, zou rij diep bedroefd zijn geweest;
i was ook zoo vrees el ijk hard!
Üj) een konden winterdag, toen de kleine
Doodschoppen jongen van Harp zich in de keu
ken warmde en een glas melk dronk, dat
'loosje's moeder voor hem ingeschonken had,
'Riekte hij plotseling Mieke, die onder de ta-
fl zat. .lim riep dadelijk uit:
Is dat niet bijna net Zoo'n poes als juf-
fr-'uiw Burns had? ,liefke' noemde zij haar."
.Juffrouw* Burns heeft Mieke's zusje gekre
gen", zei Roosje nu, „maar heeft ze haar niet
mee r?"
Ze dood!" antwoordde Jim, terwijl hij de
laatste druppels melk uit zijn glas dronk. „Zij
oocXt zich aan een knop van een stoel opge
hangen."
O, wat- yreeseliik!'riep Roosje verschrikt
bit. \rme Moortje! Waarom zou ze dat ge
daan hebben?"
Zij had een mooi lint om haar nek met een
grootcn strik. Mina ie, dat ze bijna eiken dag
en nieuw omkreeg en dat één van de lussen
tan een knop 'van een stoel is blijven haken,
toen zij er overheen sprong. Zc was dadelijk
dood, t arme dier!"
..Wat vreeselijk!"' zei Roosje voor den twee
den keer.
Kijk eens!" riep .Tim nu plotseling*uit, ter
wijl hij zijn mand weer van den grond wilde
opnemen. „Je poes heeft een rat te pakken,
geloof ik
„Hen rat!" herhaalde Roosje verschrikt. „Dat
Jca-i niet, we hebben hier geen ratten."
..U het dan een muis of een vogeltje?" vroeg
•Tim. terwijl hij op den grond ging liggen om
heter te kunnen zien.
O. dat hoop ik niet!' zei Roosje. „Ik wou
wel liever, dat Mieke geen muizen ving, maar
k zou het vreeselijk tanden, als zij lieye, klei
de vogeltjes opat!"
Maar ze heeft toch-wat!" hield Jim vol.
Op dit oogenblik kwam Roosje's moeder
weer in de keuken. Zij had een warme das
voor Jim gehaald; de jongen hoestte zoo!
„Moeder," zei Roosje nu, ..Jim gelooft, dat
Mieke een vogeltje of iets anders tc pakken
heeft. Wilt u eens kijken? Ik durf niet goed.'
„Het is geen vogeltje," zei de jongen nu. „hn
het is ook geen muis of rat het lijkt wel een
soort kussentje kijkt u maar!" En hij deze
woorden haalde hij mevrouw Briggs
speldenkussen tc voorschijn.
„Dan is het Mieke ook geweest, die het den
vorigen keer heeft weggenomen!" riep Roos
je's moeder uit, terwijl allen verwonderd naar
het speldenkussen keken. „Wie li^d zoo iets
ooit kunnen denken!''
„Maar dat zij het in mijn kamer gelegd
heeft!" zei Roosje nu.
„Misschien heeft zc jc een cadeautje willen
geven, omdat zc zooveel van jc houdtl liet is
wel heel vreemd."
„O, jou grappige, ondeugende Mieke!" riep
Roosje uit, terwijl zij haar poesje in haar ar
men nam en liefkoosde uit blijdschap, dat nu
alle verdenking van haar weggenomen was.
„Waarom déedt je dat?"
Moeder was intusschcn al naar boven ge
gaan om het speldenkussen aan mevrouw
Briggs terug te brengen en haar tc vertellen,
wie het.weggenomen had. Jim had zijn war
me das omgeslagen en was met zijn mand
weer verder gegaan. Hij vond Roosje's moeder
dc liefste dame, die er bestond.
Even later werd Roosje door mevrouw
Briggs geroepen. De oude dame stond boven
aan de trap met het speldenkussen 111 haar
hand.
„Ik wil je dit cadeau geven, lieve kind," zei
ze. „Mieke schijnt te vinden, dat het bij jou
hoort. En vraag maar eens aan je moeder, of
je van middag bij mc mag komen thee drin
ken. (Roosje had nog nooit tc voren bij me
vrouw Briggs thee gedronken.) ;rEn Roosje
't spijt me, dat je zoo ongelukkig bent ge
weest over het kussen. GbCf me maar een zoen,
lieve kind
V.
(Slot.)
Juffrouw Burns was zóó verdrietig over den
dood van haar arme „Liefke." dat zij er zelf
bijna ziek van werd. Zij had zich ook zoo aan
haar poesje gehecht!
„Ik wou maar, dat ik nooit gezegd had. dat
zij het dier zoo verwende," zei Anna.
Maar Mina had minder medelijden met haar
meesteres.
„Het is haar verdiende loon," zei zij. „Nie
mand heeft liet recht een dier met allerlei
lekkernijen te overladen, terwijl zooveel arme
kinderen niet genoeg te eten hebben."
Zij kon Jim, den loopjongen van Harp. maar
niet uit de gedachte zetten. De arme, vrien
delijke jóngen had haar medelijden opgewekt
Zij zag maar al tc goed, hoe hij steeds mager
der en bleeker werd en ook telkens meer
hoestte.
Dit kwam, doordat Jim kou had gevat, toen
hij Minetje redde en hij kon maar niet van
zijn verkoudheid afkomen, integendeel, het
werd steeds erger.
Het poesje maakte zijn eenige vreugde uit
en Minetje deelde 's nachts Jim's smalle bed
bij zijn tante en over dag zijn sober maal bij
Ilarp. Meer dan eens kreeg Jim straf voor het
wegnemen van dingen uit den winkel, terwijl
Minetje dc eigenlijke dievegge was. Als Jim
tien minuten in de schuur met Minetje kon spe
len en een leeg klosje aan een touwtje had,
was de jongen gelukkig.
Eindelijk werd Jim erg ziek, zóó ziele zelfs,
dat hij in bed moest blijven. Hij kon bijna geen
adem krijgen en zijn hoofd deed hem vreese
lijk pijn; het gloeide hevig niettegenstaande
het huiten koud was en er'zelfs sneeuw lag.
Jim's tante zei, dat hij „een beetje kou ge
vat had" en bracht hem slappe thee en boter
hammen. Zij zei, dat als hij den. volgenden
dag niet beter was, zij hem naar het zieken
huis zou sturen, want dat zij het veel te druk
had om hem er nog bij tc verplegen.
Minetje lag bij Jim in bed en hoe wnlmer
deze werd, hoe harder dc poes spon. Dc jon
gen wist echter, dat zijn tante eens gezegd
had: „Als ik die ellendige kat in jc bed vino,
sla ik haar dood."
Dit scheen hom in zijn koorts angst aan tc
j?R£n, warat hij was bang. dat zij» tante Mi
netje zou hooien spinnen. Ook maakte hij
zich ongerust, wat er met zijn Beveling ge
beuren zou. als hij naar het ziekenhuis moest.
„Ze zullen je slaan en je dood laten honge
ren," zei hij tegen zijn poesje, „of zc zullen
je wegjagen en dan is er niemand meer, die
voor jc zorgt."
Plotseling schoot er een gedachte door z.iju
hoofd als hij eens een goed tehuis voor
-Minetje zocht, vóór hij naar het ziekenhuis ge
stuurd werd 1 Minetje was een heel lief poesjee
en al was zc mager geworden, zij waschte zich
toch altijd heel schoon. Ze zouden zeker van
het diertje gaan houden, maar het kostte Jim
zoo heel veel van zijn lieveling te scheiden en
toch
Dc zieke jongen liet zich uit bed glijden en
trok haastig zijn kleercn aan. Ilij was zóó
zwalc, dat hij nauwelijks op zijn beenen kon
staan, maar zijn besluit was genomen. Zooals
hij reeds éénmaal gedaan had, stopte hij Mi
netje in zijn blouse en knoopte hij zijn jasje
dicht. Daarna sloop hij dc trap af en ging be
hoedzaam de deur uit. Niemand zag hem ge
lukkig.
De sneeuw lag dik op den grond en de wind
blies Jim in zijn door koorts verhit gezicht. In
zijn beenen had hij een heel vreemd, licht ge
voel: alsof ze niet van hem Vvaren en dc weg
scheen voor zijn oogen te slingeren. Toch
kwam hij verder.
De dienstmeisjes van juffrouw Burns waren
juist in de keuken, toen er zacht aan dc ach-
trrdeur gebeld werd. Mina stond op om tc
kijken, wie er was.
.Alsjeblieft," zei Jim buiten adem. ,,'t Is een
lied lief poesje. Ze zullen het slaan on dood
laten hongeren en er is niemand, als
Verder kwam hij niet, want zijn beenen
werden steeds lichter, terwijl zijn hoofd nog
zwaarder werd plotseling draaide alles voor
hem in het rond en zou hij op den grond ge
vallen zijn, als Mina hem niet in haar armen
had opgevangen^
„Hem naar het ziekenhuis sturen? Geen
sprake van! Als hij in dezen toestand ver
voerd- werd, zou ik niet kunnen instaan voor
dc gevolgen."
Dit werd gezegd door dokter FórbeS, toen
hij naar Jim kwam kijken, die in Mina's bed
lag. Ilij scheen heclcmaal in de war te zij",
meende Mina eerst, maar toen zij Minetje
naast hom op de dekens legde en hij het zach
te vel van zijn lieveling met zijn vingers voel
de, kwam hij langzamerhand tot rust.
Hij was geruimeii tijd hard ziek. Juffrouw
Burns kwam meermalen per dag naar hem
kijken en het duurde niet lang, of zij bleef wat
bij hem zitten. Al heel gauw zei zij, dat cr niet
genoeg zon in Mina's kamertje kwam en dat
Jim naar dc logeerkamer overgebracht moest
worden.
Toen hij langzamerhand beter werd, vond
hij, dat liij nog nooit zoo gelukkig was ge
weest als nu. Juffrouw Burns on hij waren
dikke vrienden geworden.
Minetje zag er al gauw welgedaan en dik
uit, maar hoewel juffrouw Bums haar uitste
kend verzorgde, schonk zij lang zooveel aan
dacht "an haar als aan .Liefke'. Al haar
zorgen werden nu in beslag genomen door
Jim.
En het eind van dit alles was, dat juffrouw
Burns zóóveel van Jim ging houden, dat z>i
geen afscheid van hem wilde nemen. Ilij
moest altijd bij haar blijven en een goede
school bezoeken. Juffrouw Burns liet Jim's
tante bij zich komen en het kostte haar al heel
weinig moeite deze vrouw te overreden af
stand van den jongen tc doen.
Roosje klapte in dc handen van plezier, toen
zij dit alles hoorde. Zij danste met Mieke i"
het rond en zei:
„Je moet vroolijk zijn, Mieke, Want ik weet
zeker, dat Minetje jc eigen zusje is en dat
zij het goed zal hebben, weet ik ook heel ze
ker. Jim heeft voor Minetje gezorgd, toen zij
ongelukkig was cn nu' zal juffrouw Burns
voor Jim en Minetje zorgen. Is dat niet heer
lijk?"
Van een paraplu, die niet
verloren wilde gaan.
».'t Is in orde hoor! ik heb hem verlo
ren."
„Wat heb je verloren?" vroeg Rep. terwijl
ze langzaam van haar boek opkeek.
„De blauwe paraplu," antwoordde Ilenk.
Bcp sprong op cn het boek viel met een slag
op den grond. „Waar heb jc 'm verloren?"
„Dat kan ik je onmogelijk zeggen; als ik je
dat zei, zou hij immers niet verloren zijn."
Bep keek heel ernstig. „Jc hebt hem toch
niet verstopt?" vroeg zij.
„Nee," hernam Ilenk, „ik heb hem verlo
ren.... met opzet verloren."
Bcp schudde hel hoofd.
Op dit oogenblik kwam Jullie binnen.
Rep en Honk,' jullie moesten samen eens
naar de boerderij gaan," zei zij, „om wat "Ver-
sclie eieren te halen. Hier is het mandje."
„Goed, JuffieI" zei Bep.
„En jc moest dc blauwe paraplu maar mee
nemen; het zief er zoo donker uit."
„O Juffie!"begon Bep.
„De blauwe paraplu is verloren," zei Ilenk
nu lachend. Bep keek hem verlegen aan, maar
Juf zei vroolijk: „De blauwe paraplu verlóren!
Welnee, daar'geloof ik niets van. Ik heb hem
daar straks op een ongewone plaats gezien.
Laat eens kijken, waar was 't ook weer?
O ja, ik weet liet al, achter in de kast van
dc logeerkamer. Ik dacht bij mezelf: ,boc komt
die daar?' Ga hem maar eens gauw halen,
Henk."
„Zie je wel, Ilenk/' zei Bep, toen /ij samen
op weg naar dc boerderij varen, „het geeft
nooit iets, als je dc dingen wilt verliezen.''
Ilenk zuchtte diep.
„Ilij is zoo akelig groot en blauw." zei hij.
„Eu zoo leelijk," voegde Bep er aan toe.
„En zoo sterk!zei Ilenk weer. „Juffie hoeft
hcn\ gekocht, omdat hij zoo bijzonder sterk
was. Ilij zal wel nooit verslijten. En we moe
ten hem overal meenemen, want zc vindt al
tijd. dat het er zoo regenachtig uitziet."
„Zouden wc hem "iet kunnen weggeven?"
vroeg Bep nu. „Vrouw Holle van de boerderij
heeft misschien geen paraplu."
„Wc moesten hem haar cadeau doen," vond
Henk.
Vrouw Holle stond aan de d'eur der boer
derij en keek langs den weg, alsof zij iets
zocht.
„Dag Vfouw Holle," /.ci Bep beleefd. „Juf
laat vragen, of u ook wat eieren heeft. En
zou u deze paraplu misschien kunnen gebrui
ken?"
Vrouw Ifolle lachte. „Dank u wel, jonge
juffrouw," zei zc. „Ik heb er nog een. Hij is
wel niet zoo mooi als dc uwe, maar ik kan 't
er nog best mee doen."
Ilenk keek Bep aan en schudde het hoold.
„Niemand gebruikt twee paraplu's; dus gaat
dat ook al niet," zei hij.
„Ik kan "iet meer dan tien eieren missen,
jongejuffrouw!" zei dc boerin. „Ik hen zoo
ongelukkig met mijn kippen i" den laatsten
tijd. Ze verstoppen haar eieren en spelen mij
allerlei poetsen."
„Het helpt niet, of men de dingen al ver
stopt," verkondigde Henk plechtig.
Maar de boerin was zóó vol over haar kip
pen, dat ze hem niet eens verstond.
„We vinden...." begon Henk weer.
„Dag vrouw Holle, dank u wel," zei Bep
haastig. „Kom Ilenk, 't helpt niet, of we al
over dat nare ding praten."
De kinderen gingen langzaam heen; Bep
droeg het mandje met dc eieren en Henk de
groote paraplu.
Deze leek vandaag grooter dan ooit en ge
durig zat hij Henk in den weg. Ilij struikelde
er over en eens stootte hij zijn kin aan den'
ronden knop.
„Ilenk," zei Bep, „zullen we wat bloemen
plukken? Er staan er zooveel aan den ande
ren kant van de heg."
„Ja, laten wc dat doen."
Bep zette haar mandje met eieren voorzich
tig lieer en kroop door een opening in de heg.
Henk wilde dit ook doen, doch plotseling gaf
Bep een gil en riep Henk!
„Wat is er? Wat is er?" 'l:f\
Bep kroop weer achteruit.
„Het is de gespikkelde hen van vrouw Hol
le," zei zc, „cn zc zit op iets. Ik geloof, dat ik
een kuiken hoor piepen."
„Dan moeten wc vrouw Ilolle waarschu
wen."
„Ja, maar eerst dc eieren naar huis bren
gen," zei Bep.
„Dat 's goed en dan zetten we do paraplu
hier om de plaats te herkennen. We zullen
hem wijd open doen. Vindt jc dat niet mooi
bedacht?" vroeg Iicnk.
En toen liepen zij, zoo hard als de eieren het
toelieten, naar huis. Daar aangekomen, luis
terde Juffie met veel aandacht naar dc ge
schiedenis van de weggeloopcn hen, doch zij
vond het maar half goed, dat de kinderen
weer terug naar dc boerderij wilden gaan.
Ter wille van de. kostbare paraplu gaT zij
echter haar toestemming, nadat zij hen eerst
beknord had over hun onvoorzichtigheid.
„Dat nare d»"g/' zei Henk, toen zij weer op
weg waren, „het geeft ons niets dan last eil
allerlei onaangenaamheden; we hebben cr ei
ken dag verdriet van."
Toen zij dichter hij dc hoeve kwamen, kwa
men zij vrouw Holle tegen.
„O jongejuffrouw, o jongeheer," riep ze,
„wat denk jullie, dat
„Tóch niet de gespikkelde hen? Vroegen
beiden teleurgesteld.
„Ja, de gespikkelde hen. maar hoe weet jul
lie dat? Zc is daareven thuisgekomen."
„Thuisgekomen? V'
„Ja, cn zc bracht zes kleine kuikentjes mee."
„Maar wij hebben haar ontdekt," zeiden
Bep en Ilenk. „Onze paraplu staat bij dc ope
ning in de heg en wij kwamen het u juist ver
tellen."
Vrouw Holle was keek verbaasd en ging da
delijk met de kinderen mee om de plaats tc
zien. Zij gunde zich zelfs den lijd niet, haar
muts op te zetten. "Weldra hadden zc dc plek
bereikt, maar de wegwijzer dc* blauwe pa
raplu was nergens te zien
„Er h> zeker nog een andwe opening, zei
Bep. „Dit moet de verkeerde plaats zijn."
Maar het was wel degelijk dc goede plaats,
want aan den anderen kant van dc heg vond
men dc sporen van een nest.
„Waar zou dc paraplu zijn? vroeg Bep.
„Gelukkig!' zei Henk, „hij ix nu voorgoed
verloven."
„Wat? Geluk!N - vrouw Holle. ..Het
spijt mij vreeselijk; dat je Item verloren hebt
door mijn kip. Ik denk, dat je haar gestoord
hebt. en daarom kwam ze zeker naar. huis."
„Maar wij zijn blij," antwoordden dc ka
deren dansend.
„Wel, heb ik van mijn leven!'' riep de boerin
uit. „Zoon mooie paraplu! En wat zal Juf
wel zeggen? Als ik mijn muts ophad, ging ik
even met je mee/»
„Het hindert niet," zei Bcp, „we zullen 't Juf
zelf wel vertellen. Dc groeten aan dc gespik
kelde kip!" En weg waren dc kinderen.
Juf kwam hen aan dc voordeur tcgcmach
„Wnt blijven jullie lang weg!" zei zij.
„O Juffie," riep Bep uit. „dc kip heeft zc»
kuikens, maar de blauwe paraplu is verloren."
Juf keek eerst Bep aan, toen Henk en tiaar*
na haalde ze van ucllter de deur iets groots*
iets hiauws, iets met een ronden knop tc voor*
schijn. liet wav dc paraplu.
Eén van de knechts van pachter Smit had
hem gevonden en teruggebracht.
Bep zuchtte. Ilenk keek wel, hij keek, al*
of liij in tranen zou uitbarsten, maar dat deed
hij natuurlijk niet, want hij was con groottf
jongen on geen klein kind meer.
„Ilenk," /ei Bep later, „je ziet. liet helpt niet.
Ik geloof, dat als jij een ouwe man bent ik
oen ouwe vrouw. Juf nog zal zeggen: .iS'ocm
do blauwe paraplu mee 't ziet or zoo donder
uit'."
,.lk geloof bet ook.ze» Henk en hij kech"
daarbij heel ongelukkig.
Luohtvaart
Dc vliegtocht nuur lndië.
Naar wij nader vernemen omtrent den
vliegtocht per Vickers vliegboot naar Java,
tc ondernemen door den luitenant tel ze*
2e kl. F. J. Backer en den reserve le lHte-
nant-vlieger, arts P. m. van Wulffsten Pp'! thé',
zal de luitenant ter zee Backer voorAoomd
de leiding op zich nemen van den focht,
waaraan, behalve door genoemde officlereiV
zal worden deelgenomen door twee' me< ini-
ciens.
De Vickers vliegboot is uitgerust met ï-.ee
motoren Roll's Reyce van ongeveer ">00
p.k. De boot zal niet vóórzien zijn van eert
toestel voor drandlooze telegrafie én zol
brandstof merlenemen voor een eerste
vlucht van pl.m. 10 uur.
Het traject von de tocht naar lndië is nog
niet volledig vastgesteld. In elk geval is het
de bedoeling dat de officieren die den fócht
ondernemen, na afloop van de voorberei
ding in Engeland, met de vliegboot naar
Nederland zullen komen vliegen om te Itwn-
nen voldoen aan den eiscli dat de tocht
naar Java van uit Nederland wordt onderbo
men.
Die landing in Nederland zal te Veére of
te Stellingwoude plaats hebben.
Voor luinne aanwezigheid in Engeland
zullen de bedoelde officieren-vliegers ook
gebruik maken om zich lichamelijk voor den
langen tocht t<? trainen.
De reserve le luitenant Van whiffet*
Palthé, die tevens arts is, zal von den tocht
gebruik maken om waarnemingen op me
disch gebied, voor de luchtvaart van belang
te doen.
- ^r'"
Rosalietje en haar Pop.
door C. II.
In den tuin speelt Rosalietje
Met M argot. haar nieuwe pop.
Maar o schrik, daar nadert plots ling
Ileel luitl keffend stoute Mop.
Mop is nog een heel jong hondje,
Rijt in alles wat hij ziet.
AVat heeft hij al niet bedorven!
Gist'ren nog den beer van Piet-
Angstig kijkt ons Rosalietje
Naar hetgeen er nu gebeurt:
't Mooie jurkje van Margootje
Ileeft Mop beet... liet kraakt en scheurt.
Kleine Rosalietje trekt nog
Aan baar kind, het helpt geen zier,
D arme pop wordt haast verslonden
Door het nare, stoute dier.
Maar de kleine poppenmocder
Geelt het nog zoo gauw niet op,
Is t ook niet om hij tc huilen?
Net haar lieve, nieuwe popi
't Eind van 't lied is: Rosalietje
'luimelt op den harden grond;
Eén arm houdt zij in haar handen,
Mop sleurt Gootje in het rond.
Voort, sleed* voort holt 't stoute hondje,
Sliert Margot door 't natte gras,
>A'aar hij eind'Jijk haar laat liggen
Of 't een hoopje vuilnis was.
Moeder heeft 't lawaai vernomen,
Helpt haar snikkend kindje op
En vindt dan na eenigs zoeken
In het gras de arme pop.
Moeder troost cn zegt: Margootje
Is nu wel een beetje ziek, t
Maar zij wordt wel gauw weer beter, f
Als 'k haar breng naar de kliuiek.
Morgen moet ik toch naar stad toe,
'k Neem dan Pop Margootje méé,
'k AYcd de poppendokter maakt haft£ -
Beter in een dag of tweo,