BINNENLAND AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" DERDE BLAD. Qoor de Deügd. |r.- „De Dom". Eigengemaakte Kinderkleeding. •1 18* Jaargang No. 209 Zatordag ÜU Februari 1920 De Waterkoning. E»n Sprookje Mwr bet Duïtsch van H. SETDEïL Bewerkt door C. H. (\f (Slot.) lecrtroj trad moedig het hol binnen. Zij liep «oor een donkere, nauwe gang naar beneden, liet was er zóó laag, dat zij bukken moest. Langzamerhand werd het lichter om .ïiaar .heen en werd de bloemengeur sterker. Eindelijk kv..:m zij in een ruimte, die flauw 'verlicht v/as. Deze schijn ging uit van ccn won derlief kindje, dat midden in het hol op een .bed van bloeiende viooltjes lag te slapen. Uit 'de in ure» en de zoldering van deze ruimte groeiden in dichte massa allerlei mooie voor ga arsbTocïncn. die veel op sterretjes geleken en op het slapende kind schenen neer tc zien. Geertrui bleef vol bewondering stilstaan; zij vouwde de handen en kon do oogen niet van al dit moois afwenden, toen zij plotseling een fijn s-temmetie hoorde vragen: „Wie lx je, dat je bier juist te goeder ure binnenkomt?* Geertrui rg een klein, in liet groen gekleed mannetje met een ij sg ra uwen baard cn een roodc puntmuts op vóór zich staan. Zij aiil- woordde: „Ik zoek do bloem dei liefde!" Ilot mannetje hernam: ..Slechts een onschuldig hart cn reine liefde vinden- der. weg hierheen je verlangen zal vervuld worden." Intusscbon waren er nog meer kleine man neken die er precies 7.00 uitzagen als de eerste, van dén achtergrond van het hol naar voren Li komen. Zij keken Geertrui nieuwsgierig aan. (Deze kon echter nog steeds haar oogen niet afwenden \an het slapende kindje cn toen het eerste mannetje dat bemerkte, zei hij: „Te wilt zeker graag weten, wie het sla pende kind i-s, lief meisje? IIcl is het jaarkind en wij moeien het bewaken, totdat zijn tijd daar is De laatste roos van liet jaar draagt, in afwijking van alle andere rozen, een zaad korrel, als een walnoot zoo groot, in zich en 'die korrel bewaken wij zorgvuldig. Tegen tien kort sten dag barst "zij open en vertoont zij een heel klein kindje." Dat bren gen wij met bloemcnhoning en morgen-dauw (groot, totdat het steeds slapend een groote, sterke jongen is geworden en naar buiten treeul in dc wereld, waar het nog win ter is. Overal oré zich heen toovert hij bloe men; /ijn zonnig-.- blikken maken de hoornen groen en c-cn /worm zingende leeuweriken \Jiegt boven zijn hoofd. Het is het nieuwe t oorjaar, dat hier slaapt. Maar vertel ons nu 00k jouw geschiedenis." Geertrui deed dit en de kleine mannetjes luisterden vol belangstelling. Dan gii»^ het oude mannetje weer voort: „Gij zijt de bloem dei' liefde waard, moe dig meisje Hij trok hierop een zilveren schaar, uit zijn gordel en knipte liet janrkind een lok af, die fijn en 'goudachtig was als een zonnestraal llij gaf haar aan Geertrui cn zei: „Neem dit haar en leg liet buiten op de meeuw, dan zal de bloem der liefde ontlui' ken." Daarop gaven alle kleine mannetjes Geer trui een band en keerde zij door 'de nauwe gong weer terug. N u was bet echter niet don ker meer. want de lok in haar hand straalde helder licht uit. Toen zij buiten gekomen was, knielde zij neer en legde bet haar op den grond. Als het gloeiend geweest was. zou het niet sneller in dc dadelijk smeltende sneeuw verdwenen kun nen zijn. En op de plaats, waar het in dc sneeuw was opgenomen, kwam al dadelijk een stengel te voorschijn. Deze ontplooide zich tot een helder-lichtonde, blauwgroene bladeren- sier. waaruit een nieuwe stengel ontsproot, die zicb aan het einde tot e-cn bloemknop verdil; ie. Dése werd steeds grooter cn grootcr en kreeg een rood;: kleur. Er trilde iets in de lucht als vogelgekwinkeleer in de verte en plotseling opende zich een schitt^rend-roode blocmenster, waaruit naar alle kanten fijne draden straalden, dun cn goudachtig als zon nestralen. Te Selijker tijd verspreidde dc bloem een geur. zóó sterk en heerlijk, dat Geertrui er bijna door bedwelmd werd. Zij bleef echter niet talmen. Eerbiedig cn met bevende vingers plukte zij de bloem en verborg haar in het gouden medaillon onder haar jurk. Daarop ging zij vlug het heuveltje af naar den inham, waar de ronde opening zieh nog altijd in het iis ver'oonde. Zij ging ei- op ah knielde opnieuw, zei een kort gebed, drukte de hand op het medaillon met dc bloem er in en sprong moedig in de diepte. Het wa ter spatte hoog 011 en sloot zicb weer boven haar hoofd. Eén O ogenblik golfde het nog, daarna was het weer even glad en blank, als of er piefs gebeurd was. P,ondom haar was alles ctil er. verlaten, slechts een winterko ninkje zat boven in oen eik in den zonneschijn on z.ong zijn vroolijk lied trots sneeuw en ijs en winterkoude. Torn Geertrui op den bodem der zee was n.ingekomen, bemerkte zij nauwelijks, dat ZÜ zich in het water bevond. Zij voelde slechts, dat liet element, dat haar omsloot, zwaarder en kouder was dan de lucht. Zij zag een wit ten, kronkelenden zandweg vóór zich. welke langzaam naar de diepte voerde en zij volg de- dien zoo vlug haar voeten dit toelieten. Van weerszijden \an dezen weg groeiden vederachtige waterplanten, die hun fijne bla deren zachtjes bewogen, telkens wanneer een visch er langs zwom. Zij kon dit alles echter pas onderscheiden, toen haar oogen, die uit het volle licht kwamen, aan dc duisternis ge wond waren, want hoewel er sneeuw op den ijsbodem lag, hing er toch een sombere sche mering. Nu en dan kwam er een hecie schaar kleine vDsrhen aangezwommen, die óf haastig Ter- per schoten óf angstig wachtten, totdat Geer trui voorbij was, het meisje met domme vis- jpchenoogen aankijkend. Menigmaal verschrik- 7ij een grooten .snoek, dte roofzuchtig hts- >!c 1 aardig aanstaarde. Dikke palingen gleden als slangen over den bodem en kreeften keerden haastig terug, als v.ij er aankwam. Eindelijk bereikte zij een plek, die veel leek op een groene weide cn hier ontwaarde zij een ge stalte, welke haar van tit de verte aankeek. Een gevoel van angst en vreugde tegelijk doortrilde haar, toen zij naderbij kwam en zag, dat het Klaas was. Hij stond daar met een stok in dc hand en hoedde een groote kudde karpers, die zoo dik als varkens wa ren. Haastig liep zij op hem toe, greep zijn hand en riep uit? „Klaasf kom mee! Ik wil jc redden ik heb de bloem der liefde gevonden." De knaap trok zijn hand .echter tut de haro terug, keek haar vreemd aan cn zei: „Je hand is 7.00 warm ik ken je niet!" Toen pas viel het haar op. dat hij ijskoud aanvoelde, 't Leek wel, of hij bevroren was. Het meisje barstte in snikken uit en één van haar tranen viel op de hand van Klaas. Nu was het, alsof cr plotseling een warm liclU in zijn oogen kwam. Het was, alsof hij haar her kende, maar bijna onmiddellijk was dit weer voorbij cn keek hij even onverschillig als ie voren. „Ik mag hier niet weg gaan," zei hij toen. „Ik moet <le karpers hoeden en nis ik niet goed oppas, zal de "Waterkoning me bijten. Hij heeft heel scherpe, groene tanden." Bedroefd liep Geertrui verder en kwam wel dra aan een plaats, waar de tuin van den Waterkoning begon. Hier groeiden dc zeld zaamste planten, die als gouden en zilveren vischschubbcn glinsterden. Andere waren weer blauw of rood en bewogen zicli, alsof ze levend waren. Daartusschen zwommen allerlei grillig-gevormtlc vissehen; verscheiden waren doorzichtig als glas en andere schit terden als adelsteenen."Eindelijk werd ook het paleis van den Waterkoning zichtbaar, en toen Geertrui bij de poort kwam, schoten plot seling dc reu zen snoeken, die daar dc wacht hielden, op haar af en lieten haar grimmig hun scherpe tanden zicnTDp eens ondergingen zij echter den invloed van de bloem der lief de: zij 'Avommen haastig terug en staarden haar slechts vanuit de verte aan. Geertrui trad nu het paleis binnen en kwam in een groote schelpenzaal; de vloer was hier met allerlei vissehen van kostbare stecnen in gelegd. Daar zat dc Waterkoning achter een tafel met dc kostelijkste Gerechten. Hij keek met booze oogen om zich heen. liet zijn groc 11e, spitse tanden zien en schreeuwde: „Wat wil je hier, aard wurm?" „U moet me Klaas teruggeven!" zei Geer trui moedig. De Waterkoning lachte valsch: ..ITij moet de karpers hoeden, ik kan hem niet missen," zei hij. „Maar ie hebt de bloem der liefdn. zie jezelf dus maar te redden!" Hij lachte spottend, doch plotseling nam zijn gezicht een andere uitdrukking aan; hij grijnsde vriendelijk cn zei; „Jé bont nu mijn gast, kind. Kom bij me zitten en eet." Bij deze woorden schoof hij haar dc lekker ste spii/en toe en vulde hij een gouden beker met wijn voor haar. Geertrui.had honger; zij had den geheelcn dag.nog niets gegeten en dc gerechten van den Waterkonhig roken bijzon der lekker. Zij had Grootmoeders waarschu wing echter niet vergeten. Daarom bedankte zii. haalde een stuk brood uit haar zak te voor schijn en at dat 0p. De Water 1:6ning keek haar hoos loerend aan. Die kleine meid is slim." bromde bii tus- sclien zij 11 tanden en hij dacht: ..Zou zij het derde ook weten? Ik /al haar zóó lang b'er houden, tot de bloem'na drie dagen verwelkt is. Dan kan zij mijn forellen hoeden." Hij werd 1111 weer heel vriendeliik. leidde Geertrui overal rond en liet haar al zijn schat ten en kostbaarheden zien. Eindelijk viel dc nacht in. Geertrui had Klaas niet meer teruggezien, want dc kleine karperhoeder sliep bii zijn karpers. Den volgenden morgen was de Waterkoning verdwenen. Zii zag bom ten minste nergens meer. Den gch elen dag doolde Geertrui al leen rond, overal naar een uitgang in het pa leis zoekend, maar zij vond dien nergens •s Avonds haalde zij het gouden medaillon mei de bloem der liefde te vooschiin en /ij vond, daL.de geur al wat minder werd. Als zij gewe ten had. dat haar kracht -den volgenden dag met zonsondergang uitgewerkt was, zou zij nog angstiger zijn geweest. Den volgenden morgen was zij weer vroeg op. Alle deuren had zij zéker al wel tienmaal open- en dichtgedaan, maar geen leidde bui ten het paleis. Plotseling zag zij den Water- koning voor zich uit 1 nopen. T-Tii scheen haar niet op te merken, naderde een glad gppoliisten muur, -drukte op een kleine gouden visch, die daar ingevoegd was ende muur weck langzaam terug. De Waterkoning verdween nu door dc opening en deze sloot zich weer. Toen Geertrui de plek genaderd was, spande zij al .haar krachten in om de deur tc doen wijken, doch het was tevergeefs. Nu nam zij de bloem der liefde uit haar medaillon en drukte haar tegen den visch. plotseling week de muur terug. Haastig trad zii door de ope ning en in het volgend oogenhlik was zij bui ten het paleis. Geertrui liep nu 7.00 bard zij kon en na eenig zoeken vond zij Klaas, bezig zijn karpers tc hoeden. ITij scheen haar ook ditmaal niet te herkennen. Haastig opende zij haar medail lon, nam de bloem der liefde, die reeds bijna verwelkt was en nog maar heel weinig geur de, er uit, deelde haar in twee helften, waar van zij er één in Klaas' vestzakje stopte, de andere helft hield zii zelf. Dat zü-^laar den eersten dag niet aan gedacht had! Na zag ij ziin gezicht langzamerhand meer kleur krijgen. Verwonderd sloeg hij de oogen op en begreep niet, waar hij was. Maar Geer trui gunde hem niet den tijd om hierover na Ie denken. Zij nam hem bij een hand en trok hem met zich moe. Het kostte haar nu niet veel moeite den terugweg* te vinden cn na ecnigen tijd stonden zij samen onder aan de opening in het ijs, dc uitldjktplaats van den Waterkoning. Maar hoe konden zij paar bo- Ven komen? De kinderen waren op het punt in schreien uit te barstten, toen zij plotseling boven zich op het ijs voetstappen hoorden en Varkeusmarht - Amersfoort. Speciale afileelliig; seller en zijn buurman. Geertrui's vader, dio nog éénmaal wilden probeeren, of het hun niet gelukken mocht. de. kinderen onder het ijs to vinden. Plotseling werd cr een langen stok met een haak naar heneden gelaten. Onmiddellijk klemden de kinderen zich cr aan vast. Toen men dit boven bemerkte, werd dc stok om hoog gehaald en wie beschrijft dc verbazing en dc vreugde der beide vaders, toen zij hun kinderen, friscli en gezond, op het ijs haal den. Nauwelijks hadden zij zich een eind van dc gevaarlijke plaats verwijderd, of daar rom melde het geweldig onder den .ijsbodem en plotseling kwam het halve lichaam van den Waterkoning boven bet water uit. Dreigend zwaaide hij iet zijn Jorsclic armen. Hij knar setandde en schreeuwde van woede, maar hot hielp hem allemaal niets. De beide vaders gingen nu dankbaar met hup kinderen naar huis en weldra verspreidde zicli dc blijde mare door bet gehccle dorp, dat Klaas en Geertrui gered waren. Dat zij echter nooit meer alleen op liet ijs gingen en zelfs, als hun vaders er bij waren, op grooten afstand van dc uitkijkplaats va" den Waterkoning bleven, kan ieder zeker wel begrijpen. ^elien de waterplanten loeHe en haar boos- donkere schaduwen zagen. Het waren de vis Een Benge!. door Hermann a. Hij was een echte straatjongen een bru tale schelm met ccn morsig, sproeterig gezicht, waarin een paar ondeugende, zwarte kijkers schitterden en een wipneus eigenwijs omhoog stak. Een echte bengel! Klaas Durf noemden zij hem en met reclit! Geen werkvrouw, die aan 't schrobben was, geen loopmeisje, geen hond of poes, niemand en niets was veilig, wanneer hij daar met de banden in de zakken van zijn kapot buis kwam -aanslenteren, den geeïeuk- ten stroohoed, onverschillig of 't z.omer dan wel winter was, achter op 't ruige haar, en de met touwtjes saómgebonden klompen klotsend over de straalsteenen. 'lc Had hem al dikwijls van uit mijn venster bespied, nu eens lachend over zijn guitestre ken, dan weer in ernst boos over zijn ondeu gendheid, maar van dichtbij /.ng ik liem voor 'l eerst op een bitter kou den wintermorgen in de zoogenaamde „soeploods." 't Is op slag van twaalven. Lange tafels staan gereed voor dc kinderen, die met paars- roode neusjes, verkleumd en hongerig uit school komen. De kachel snort; de dampende soep wordt al vast opgeschopt. De bende is in aantocht, druk, rumoerig, schreeuwend tegen elkaaiv De bengel is ér ook bij. haantje de voorste'zooals altijd. Kijk, hij slaat er nog gauw een om de ooren, duwt een ander in een sneeuwhoop en gooit ballen ha, die is raak net in 't boodschap- mandje van een dienstmeisje. De deur wordt opengezet. Door de drukte, die nu volgt, verlies ik mijn straatjongen uit "t oog. Zacht wat, bedaard; eerst dc klompen uit, dc soepkaartjes afgeven en nu dc meisjes aan die tafels, de jongens aan deze. Een gegons van stemmen, wat gedempt, want ze durven nu niet recht. Den lekkeren geur der soep snuiven ze al bcliagelijk op en straks zitten ze in lange rijen, fluisterend met elkaar onder 't genot van warmte cn voedsel. Als allen voorzien zijn, is er een oogenblik tijd om rond te kijken. "Waar is dc bengel ge bleven? Ik weet, dat hij een soenkaartje voor van-daag van mijn overbuurvrouw heeft ge kregen. k Zie hem echter niet in t lokaal. De honger schijnt dus "iet zoo groot tc -/.ij". Wanneer 't gelepel in vollen gang is, wordt er aan.de straatdeur gerammeld, 't Is regel, dat niemand 11a den vastgcstelden tijd wordt bin nengelaten, maar -t is nu zoo bitter koud! Een ijzige windvlaag jaagt door den deur kier. Sneeuwvlokken, groot en kil, worden naar binnen gezwiept. Op de stoep staal de bengel en achter hem schuilt, rillend va" koude, een klein mismaakt schepschie weg- Een bloedroode schram op 't \oorhoofd doet het gezichtje er nog bleeker uitzien. De jongen komt met iets uitdagends in zij" houding naar voren en houdt een beduimeld strookje papier omboog. ,.Da's voor der soep! Allo, naar binnen, meid!" 't Kind kijkt verschrikt met groote oogen en klemt zicli aan den deurpost vast, niet wa gend een voet over den drempel te zetten. „Toe dan," port dc jongen linnr aan. „En jouw kaartje?" ,,'k Heb der geen, juffrouw en haastig: ,toe dan, meid, ga met die juffrouw mee mot niet zoo bang weze." De kleine krijgt tot aanmoediging een stomp, die baar dc gang in doet vallen en meteen is de jongen verdwenen. Met een harde bons wordt de deur diclit getToldccn. Zoo'n ruwe klam! 't Meisje is overeind ge krabbeld en drukt zicb bevend tegen dc" muur, terwijl dc tranen langs haar ouwelijk gezichtje stroomen. „Heeft hij je pijn gedaan?" Ze is te veel van streek om tc antwoorden en schudt van neen, terwijl ze zich naar de groote zaal laat meetroonen, vanwaar een verward geluid van vroolijkê stemmen haar tegenklinkt. Plotseling verstomt Eet en aller oogen vesti gen zich op het verlegen stumperdje, dat zicli nog kleiner schijnt te maken terwijl het naar een nog vrij gebleven plaatsje sluipt. „He, kijk, t meissie van Boome, dat daarnet door Klaas Durf omver is gcloopen," fluistert er een aan 't boveneind der tafel, die juist met veel beweging haar bord leeg schraapt. „Zie je die schram wel op der voorhoofd? Die het zc dervan en ze schreeuwde zóó," zegt een ander, een kort dikkerdje met een volle maansgezicht cn een paar stevige armen, die ze op tafel laat rusten. ,.Ik hen maar gauw doorgcloope, want Klaas is zoo'n ondeugende jonge, je zou der maar Zellevers van langs krijge!" ,.'t Meissie van Boome, komt dót soep ete? E11 der moeder zee vanmorregc nog tcugc mijn moeder, dat ze nooit kaartjes kregc, omdat zo "iet in do „terme" vielen," vertelt het over- buurtje van 't dikkerdje cn kijkt gewichtig, omdat ze dat moeilijke woord zoo goed heeft onthouden. Zoo wordt er gefluisterd. De meisjes ste ken de hoofden bij elkaar en dan gluren ze weer naar "t „nieuwe kind," dat stilletjes op haar plaatsje zit, te verlegen om op tc kijken, telkens nog nasnikkend met Jcorte schokjes, maar toch zichtbaar genietend van dc lekkere soep, die zc langzaam oplepelt, de soep, die, eigenlijk voor den „bengel'' was bestemd. Om één uur kwam ons dienstmeisje van een boodschap thuis en vertelde verontwaardigd, dat die straatjongen u weet wel. zc noemen hem „Klaas Durf", was opgepakt. De veld wachter betrapte hem, terwijl hij een paar broodjes uit een bakkerskar stal. „En 't was niet van den honger, want dc juffrouw van hierover, die cr ook bij stond, vertelde "og, dat ze hem voor dien eigen ochtend een soep kaartje had gegeven. Hij had net zijn portie opj want dc kinderen kwamen zoo van dc soeploods! zoo'n kwajongen toch, zoo'n d i e f|!' 't Is een heerlijke lente avond! Een koeltje doet dc oude linden in 't park statig ruischen en dc kastanjes knikken deftig met bot rosc- en-wit gepluimde hoofd. De seringen bloeien, dc jasmijnen bloeien, de lucht is vervuld van zoete geuren en de vogeltjes zingen hun slui merliedje. t Is ccn heerlijke, /Oele avond. Daar sluipt een haveloos geklecdc jongen door dc slingerpaadjes. Hij houdt een groo- len ruiker achter zijn rug en kijkt naar alle kanten rond. „Verboden bloemen te plukken" staat mot duidelijke letters op verschillende bordjes in het park te lezen en dc veldwachter houdt er streng de hand aan, dat dit verbod niet wordt overtreden. Ilij doet trouw dc ronde, vooral 's avonds eneensklaps komt hij nu van achter een boschje te voorschijn, De bengel verbergt ziin bloemen behoed zaam en wil hem ontwijken. Tevergeefs; dc veldwachter treedt hem in don weg. Of dc jongen op zijn beschuldiging al bij hoog cn laag verzekert de bloemen niét weggenomen te hebben, „eens dief, altijd dief," snauwt de man hem toe en grijpt hem in den kraag van zijn buisje. Klaas Durf moet mee naar het bureau. Ilij houdt den ruiker 7.00 ver mogelijk hui ten 's mans bereik en schijnt zich gewillig in 't onvermijdelijke tc schikken. Maar, bij den uitgang van 1 park plotseling zijn kunstschoon ziende, rukt hij '/.ich los en loopt wot hij loo- pen kan door lanen, door straten, door acli- tcrommetjes, sloppen en stegen. Een stuk van zij" kraag blijft in 's veldwachters hand achter en de mouw van zijn huis hangt in flarden, maar zijn bloemen heeft hij veilig en W'cL te gen zich aangedrukt. De iongeil staat niet stil vóórdat hij een vervallen, verveloos huisje in een armoedige buurt heeft bereikt, 't Ziet er erg somber cn "aar uit. De vensters zijn met napier beplakt en dc deur hangt 111 de hengsels. Ilij sluipt naar binnenna den ruiker onder een slip van ziin buis te hebben gestopt Een paar morsige kindertjes dreinen in een hoek van 'l vertrekje: met 't hoofd op de tafel ligt een man te slapen. De jongen kijkt echter rechts "och links, loopt dadelijk naar de bedstee op don achter grond, gluurt door dc g'ordiinen en vraagt met gedempte slem: „Slaap je. Grootje?" Een gerimpeld, dooi een nachtmuts omliist gezicht, kiikt van onder de gelapte, Onfrisschc deken omhoog. .IClaas, m'n jongen," klinkt liet blij cn een magere, taankleurigc hand streelt de vuist van den bengel, die haar nu de hloeio.cn toesteekt. ..Hier Grootje, voor jou! Zie je wel? Scrin ge, van die mooie peersc ruik 's hoe lek ker!" 't Ouwctje draalt even, voordat zc den rui ker aanneemt cn haar kleine, diepliggende met een onrustigen. vrt«; oogjes zien Klan genden blik aan. „Je hep ze toch niet „Geslolc? Nee, Groot, eerlijk niet, Da hew k niet meer gedaan sedert, nou je weet weS sedert, toen met die broodjes. Nee, een menccrJ die vlak bij 't park woont, heeft ze me gegeve) k Stond voor 't hek van zijn tuin en koele dec zóó naar. Toen plukte die een heelen bos vootf me. Echt waar Grootje, jc kan der gerust op» weze. De veldwachter dacht ook al, da'k z<S gestole had, zeker omdat ik ze in 't nark toor. de sckurlgheid achterbaks hield. Nee, wees1 maar niet bang: hij het me nou "iet mecgc«j pakt, hoor!" En Klaas lacht even bij de herin4' nering hoe weinig het lmd gescheeld. Grootje lacht ook. Ze kijkt vol genot naar dc bloemen cn ruikt er aan. Dan vertelt zcf IClaas voor de zoovcelstc maal, dat ze in haar jeugd ook groote bossen seringen placht to plukken, witte en paarse jongen, 't was zóó heerlijk! Door den dronken vader bont en blauw ge slagen om 't vernielde buisje, zo«»kt IClaas dien avond zij" harden stroóznk op. Maar de seringen ziju goed verzorgd. Ze staan in een pot frisch water in de dakgoot, waar vader zc niet vinden zal. Als hij morgen vroeg de deur uit is, wil IClaas zc weer naar Grootje bron* gen, die nu zoo rustig slaapt met een blijde uitdrukking op htfrfr gélnnt. Ze voelt zich ge-, lukkig in haar dróóm. De bloemen hebben" haar teruggevoerd tót <jc dogen harcr kind* beid en dat wéren goede dagen. Het kasteel Ou d-W a s s en u c r. Een groep financiers heeft het kasteel Oud- Wasseneer met oanhoorige bosschcn, par ken en gebouwen aangekocht voor de sonrt van een millioen gulden. De exploitatie van het hotel Kasteel Oud- Wassenaer blijft onder hetzelfde beheer. Havenmaquettes. De maquettes der havens van Amsterdam en Rotterdam, die op de Scheepvaarttentoonstelling te Londen in September j.l. waren ingezonden, zullen ook worden tentoongesteld in drie Zwitsersche steden, nl. Bazel, Zurich en' Genève. Luchtvaart De Zeppelin vliegbooL Zooals reeds bekend gemankt is kon men bin nenkort in Ncdeélond het bezoek verwachten van een Ze-ppeh'n vliegboot, type Dornier. Dit bezoek is mogelijk geworden door do gemeen scha.pplijke bemoeiingen von dc Koninklijke Luclvlvoort Maatschappij voor Nederland en Ko loréén Cn de Maatschappij van Berkcls Pairnt ie Rotterdam. Het geheejp vliegtuig is. op do vleugeluilcan den na, geheel uit metaal vervaardigd. De on derdeden. waarop het in het bijzonder oan komt, zijn uit ólnal, de rest is dur nleminimum gemaakt. Dit laatste matcriaul is zeer l'cht cn ölerk cn is vc/lkomen bestond tegen inwerking van het weer en regenwater, wat niet het geval is met gewoonahiminimum. De vleugeltippen zijn op de gebruikelijke wijze met doek bekleed* Teneinde holer kennis te maken met do lav» iitciten van dit vljegluig traden de Koningliik# Luchtvaart Maatschappij voor Nederland cn Ko loniën en de Maatschappij von Berkcl's Pa '*nt in onderhandeling met de Zoppe'in Werke *9 Fricdrichshalcn—Seemoos. De boot zal Ihans naar Rotterdam komen cn daar op insignatic der Kon Luchlv. Mij. cCnigCn tiid dcmonstreO ren, om waarschijnlijk ook nog r.nnr Schever.irt gen to komen, en hel Marine waiervl'egtuig.^a lion non de Mok op Texel te bezoeken. P-'RS'icHcrwWtuep steen on h--' programma. Omtrent de Zeppelin yliegboot Dornier, heeft men nader vernomen, dot het toestel vanuit Friedricbshafeii naar Berlijn is gevlogen, het geen dus betcekent, dut met dit watervliegtuig een afstand van 600 K.M. over land is ufge- legd. Van Berlijn is het daarna naar het eiland Nordèrney (boven Duitsch-Oost-Frieslond) "ver trokken en aldaar Vrijdagmorgen geland, het geen wederom een afstand vun 425 K.M. over land is. Vanuit hel vliegkamp Norderney ho pen de vliegeniers het Hollondsche Marine vliegkamp De Mok te bereiken. Uit bovenstaande blijkt dus, dat de construc teurs wel een groot vertrouwen in deze machi nes stellen. Robinson Crusoë. door C. II. Jan van Ilal houdt veel van leze", '1 Liefste 7.it hij ill ccn hoek En geniet daar op zijn eentje .Van het een of ander boek. Bobinson, den held der helden, ICent hij zelfs van buiten al, En op zeck'ren Woensdagmiddag Zegt hij: ,/k Weet wat 'k spelen zal!"- 't Duurt "iet lang, of Jan zit rustig Onder Mocder's tafelkleed, [Want dc groote held vertoefde In een tent, zooals je weet. Alles brengt Jan daarin onder. Net als Robinson dat deed; Denk niet, dat hij Poes of Lorre Of ook Broertje's bok vergeet. Ja. zelfs dc gc'trouwc Vrijdag Houdt kordaat en flink de wachl, .Want de Wilden van het eiland Doen inval soms bij nacht. Heel den regenacht'gen middag Speelt hij als 't in 't boekje staat, Maar 7.011 hij ook blijven zitten, Als straks 't etensklokie slaat*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1920 | | pagina 9