BINNENLAND
AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
DERDE BLAD.
Qoor de Deügd.
|r.-
„De Dom".
Eigengemaakte Kinderkleeding.
•1
18* Jaargang
No. 209
Zatordag
ÜU Februari 1920
De Waterkoning.
E»n Sprookje
Mwr bet Duïtsch van H. SETDEïL
Bewerkt door C. H.
(\f (Slot.)
lecrtroj trad moedig het hol binnen. Zij liep
«oor een donkere, nauwe gang naar beneden,
liet was er zóó laag, dat zij bukken
moest. Langzamerhand werd het lichter om
.ïiaar .heen en werd de bloemengeur sterker.
Eindelijk kv..:m zij in een ruimte, die flauw
'verlicht v/as. Deze schijn ging uit van ccn won
derlief kindje, dat midden in het hol op een
.bed van bloeiende viooltjes lag te slapen. Uit
'de in ure» en de zoldering van deze ruimte
groeiden in dichte massa allerlei mooie voor
ga arsbTocïncn. die veel op sterretjes geleken
en op het slapende kind schenen neer tc zien.
Geertrui bleef vol bewondering stilstaan; zij
vouwde de handen en kon do oogen niet van
al dit moois afwenden, toen zij plotseling een
fijn s-temmetie hoorde vragen:
„Wie lx je, dat je bier juist te goeder ure
binnenkomt?*
Geertrui rg een klein, in liet groen gekleed
mannetje met een ij sg ra uwen baard cn een
roodc puntmuts op vóór zich staan. Zij aiil-
woordde:
„Ik zoek do bloem dei liefde!"
Ilot mannetje hernam:
..Slechts een onschuldig hart cn reine liefde
vinden- der. weg hierheen je verlangen zal
vervuld worden."
Intusscbon waren er nog meer kleine man
neken die er precies 7.00 uitzagen als de eerste,
van dén achtergrond van het hol naar voren
Li komen. Zij keken Geertrui nieuwsgierig aan.
(Deze kon echter nog steeds haar oogen niet
afwenden \an het slapende kindje cn toen
het eerste mannetje dat bemerkte, zei hij:
„Te wilt zeker graag weten, wie het sla
pende kind i-s, lief meisje? IIcl is het jaarkind
en wij moeien het bewaken, totdat zijn tijd
daar is De laatste roos van liet jaar draagt,
in afwijking van alle andere rozen, een zaad
korrel, als een walnoot zoo groot, in zich en
'die korrel bewaken wij zorgvuldig.
Tegen tien kort sten dag barst "zij open en
vertoont zij een heel klein kindje." Dat bren
gen wij met bloemcnhoning en morgen-dauw
(groot, totdat het steeds slapend een
groote, sterke jongen is geworden en naar
buiten treeul in dc wereld, waar het nog win
ter is. Overal oré zich heen toovert hij bloe
men; /ijn zonnig-.- blikken maken de hoornen
groen en c-cn /worm zingende leeuweriken
\Jiegt boven zijn hoofd. Het is het nieuwe
t oorjaar, dat hier slaapt. Maar vertel ons nu
00k jouw geschiedenis."
Geertrui deed dit en de kleine mannetjes
luisterden vol belangstelling. Dan gii»^ het
oude mannetje weer voort:
„Gij zijt de bloem dei' liefde waard, moe
dig meisje
Hij trok hierop een zilveren schaar, uit zijn
gordel en knipte liet janrkind een lok af, die
fijn en 'goudachtig was als een zonnestraal
llij gaf haar aan Geertrui cn zei:
„Neem dit haar en leg liet buiten op de
meeuw, dan zal de bloem der liefde ontlui'
ken."
Daarop gaven alle kleine mannetjes Geer
trui een band en keerde zij door 'de nauwe
gong weer terug. N u was bet echter niet don
ker meer. want de lok in haar hand straalde
helder licht uit.
Toen zij buiten gekomen was, knielde zij
neer en legde bet haar op den grond. Als het
gloeiend geweest was. zou het niet sneller in
dc dadelijk smeltende sneeuw verdwenen kun
nen zijn. En op de plaats, waar het in dc
sneeuw was opgenomen, kwam al dadelijk een
stengel te voorschijn. Deze ontplooide zich tot
een helder-lichtonde, blauwgroene bladeren-
sier. waaruit een nieuwe stengel ontsproot, die
zicb aan het einde tot e-cn bloemknop verdil;
ie. Dése werd steeds grooter cn grootcr en
kreeg een rood;: kleur. Er trilde iets in de
lucht als vogelgekwinkeleer in de verte en
plotseling opende zich een schitt^rend-roode
blocmenster, waaruit naar alle kanten fijne
draden straalden, dun cn goudachtig als zon
nestralen. Te Selijker tijd verspreidde dc
bloem een geur. zóó sterk en heerlijk, dat
Geertrui er bijna door bedwelmd werd.
Zij bleef echter niet talmen. Eerbiedig cn
met bevende vingers plukte zij de bloem en
verborg haar in het gouden medaillon onder
haar jurk. Daarop ging zij vlug het heuveltje
af naar den inham, waar de ronde opening
zieh nog altijd in het iis ver'oonde. Zij ging
ei- op ah knielde opnieuw, zei een kort gebed,
drukte de hand op het medaillon met dc bloem
er in en sprong moedig in de diepte. Het wa
ter spatte hoog 011 en sloot zicb weer boven
haar hoofd. Eén O ogenblik golfde het nog,
daarna was het weer even glad en blank, als
of er piefs gebeurd was. P,ondom haar was
alles ctil er. verlaten, slechts een winterko
ninkje zat boven in oen eik in den zonneschijn
on z.ong zijn vroolijk lied trots sneeuw en ijs
en winterkoude.
Torn Geertrui op den bodem der zee was
n.ingekomen, bemerkte zij nauwelijks, dat ZÜ
zich in het water bevond. Zij voelde slechts,
dat liet element, dat haar omsloot, zwaarder
en kouder was dan de lucht. Zij zag een wit
ten, kronkelenden zandweg vóór zich. welke
langzaam naar de diepte voerde en zij volg
de- dien zoo vlug haar voeten dit toelieten.
Van weerszijden \an dezen weg groeiden
vederachtige waterplanten, die hun fijne bla
deren zachtjes bewogen, telkens wanneer een
visch er langs zwom. Zij kon dit alles echter
pas onderscheiden, toen haar oogen, die uit
het volle licht kwamen, aan dc duisternis ge
wond waren, want hoewel er sneeuw op den
ijsbodem lag, hing er toch een sombere sche
mering.
Nu en dan kwam er een hecie schaar kleine
vDsrhen aangezwommen, die óf haastig Ter-
per schoten óf angstig wachtten, totdat Geer
trui voorbij was, het meisje met domme vis-
jpchenoogen aankijkend. Menigmaal verschrik-
7ij een grooten .snoek, dte roofzuchtig hts-
>!c
1 aardig aanstaarde. Dikke palingen gleden als
slangen over den bodem en kreeften keerden
haastig terug, als v.ij er aankwam. Eindelijk
bereikte zij een plek, die veel leek op een
groene weide cn hier ontwaarde zij een ge
stalte, welke haar van tit de verte aankeek.
Een gevoel van angst en vreugde tegelijk
doortrilde haar, toen zij naderbij kwam en
zag, dat het Klaas was. Hij stond daar met
een stok in dc hand en hoedde een groote
kudde karpers, die zoo dik als varkens wa
ren. Haastig liep zij op hem toe, greep zijn
hand en riep uit?
„Klaasf kom mee! Ik wil jc redden ik heb
de bloem der liefde gevonden."
De knaap trok zijn hand .echter tut de haro
terug, keek haar vreemd aan cn zei:
„Je hand is 7.00 warm ik ken je niet!"
Toen pas viel het haar op. dat hij ijskoud
aanvoelde, 't Leek wel, of hij bevroren was.
Het meisje barstte in snikken uit en één van
haar tranen viel op de hand van Klaas. Nu
was het, alsof cr plotseling een warm liclU in
zijn oogen kwam. Het was, alsof hij haar her
kende, maar bijna onmiddellijk was dit weer
voorbij cn keek hij even onverschillig als ie
voren.
„Ik mag hier niet weg gaan," zei hij toen.
„Ik moet <le karpers hoeden en nis ik niet goed
oppas, zal de "Waterkoning me bijten. Hij heeft
heel scherpe, groene tanden."
Bedroefd liep Geertrui verder en kwam wel
dra aan een plaats, waar de tuin van den
Waterkoning begon. Hier groeiden dc zeld
zaamste planten, die als gouden en zilveren
vischschubbcn glinsterden. Andere waren
weer blauw of rood en bewogen zicli, alsof
ze levend waren. Daartusschen zwommen
allerlei grillig-gevormtlc vissehen; verscheiden
waren doorzichtig als glas en andere schit
terden als adelsteenen."Eindelijk werd ook het
paleis van den Waterkoning zichtbaar, en
toen Geertrui bij de poort kwam, schoten plot
seling dc reu zen snoeken, die daar dc wacht
hielden, op haar af en lieten haar grimmig
hun scherpe tanden zicnTDp eens ondergingen
zij echter den invloed van de bloem der lief
de: zij 'Avommen haastig terug en staarden
haar slechts vanuit de verte aan.
Geertrui trad nu het paleis binnen en kwam
in een groote schelpenzaal; de vloer was hier
met allerlei vissehen van kostbare stecnen in
gelegd. Daar zat dc Waterkoning achter een
tafel met dc kostelijkste Gerechten. Hij keek
met booze oogen om zich heen. liet zijn groc
11e, spitse tanden zien en schreeuwde:
„Wat wil je hier, aard wurm?"
„U moet me Klaas teruggeven!" zei Geer
trui moedig.
De Waterkoning lachte valsch:
..ITij moet de karpers hoeden, ik kan hem
niet missen," zei hij. „Maar ie hebt de bloem
der liefdn. zie jezelf dus maar te redden!"
Hij lachte spottend, doch plotseling nam
zijn gezicht een andere uitdrukking aan; hij
grijnsde vriendelijk cn zei;
„Jé bont nu mijn gast, kind. Kom bij me
zitten en eet."
Bij deze woorden schoof hij haar dc lekker
ste spii/en toe en vulde hij een gouden beker
met wijn voor haar. Geertrui.had honger; zij
had den geheelcn dag.nog niets gegeten en dc
gerechten van den Waterkonhig roken bijzon
der lekker. Zij had Grootmoeders waarschu
wing echter niet vergeten. Daarom bedankte
zii. haalde een stuk brood uit haar zak te voor
schijn en at dat 0p.
De Water 1:6ning keek haar hoos loerend
aan.
Die kleine meid is slim." bromde bii tus-
sclien zij 11 tanden en hij dacht: ..Zou zij het
derde ook weten? Ik /al haar zóó lang b'er
houden, tot de bloem'na drie dagen verwelkt
is. Dan kan zij mijn forellen hoeden."
Hij werd 1111 weer heel vriendeliik. leidde
Geertrui overal rond en liet haar al zijn schat
ten en kostbaarheden zien.
Eindelijk viel dc nacht in. Geertrui had
Klaas niet meer teruggezien, want dc kleine
karperhoeder sliep bii zijn karpers.
Den volgenden morgen was de Waterkoning
verdwenen. Zii zag bom ten minste nergens
meer. Den gch elen dag doolde Geertrui al
leen rond, overal naar een uitgang in het pa
leis zoekend, maar zij vond dien nergens
•s Avonds haalde zij het gouden medaillon mei
de bloem der liefde te vooschiin en /ij vond,
daL.de geur al wat minder werd. Als zij gewe
ten had. dat haar kracht -den volgenden dag
met zonsondergang uitgewerkt was, zou zij
nog angstiger zijn geweest.
Den volgenden morgen was zij weer vroeg
op. Alle deuren had zij zéker al wel tienmaal
open- en dichtgedaan, maar geen leidde bui
ten het paleis. Plotseling zag zij den Water-
koning voor zich uit 1 nopen. T-Tii scheen haar
niet op te merken, naderde een glad gppoliisten
muur, -drukte op een kleine gouden visch, die
daar ingevoegd was ende muur weck
langzaam terug. De Waterkoning verdween
nu door dc opening en deze sloot zich weer.
Toen Geertrui de plek genaderd was, spande
zij al .haar krachten in om de deur tc doen
wijken, doch het was tevergeefs. Nu nam zij
de bloem der liefde uit haar medaillon en
drukte haar tegen den visch. plotseling week
de muur terug. Haastig trad zii door de ope
ning en in het volgend oogenhlik was zij bui
ten het paleis.
Geertrui liep nu 7.00 bard zij kon en na eenig
zoeken vond zij Klaas, bezig zijn karpers tc
hoeden. ITij scheen haar ook ditmaal niet te
herkennen. Haastig opende zij haar medail
lon, nam de bloem der liefde, die reeds bijna
verwelkt was en nog maar heel weinig geur
de, er uit, deelde haar in twee helften, waar
van zij er één in Klaas' vestzakje stopte, de
andere helft hield zii zelf. Dat zü-^laar den
eersten dag niet aan gedacht had!
Na zag ij ziin gezicht langzamerhand meer
kleur krijgen. Verwonderd sloeg hij de oogen
op en begreep niet, waar hij was. Maar Geer
trui gunde hem niet den tijd om hierover na
Ie denken. Zij nam hem bij een hand en trok
hem met zich moe. Het kostte haar nu niet
veel moeite den terugweg* te vinden cn na
ecnigen tijd stonden zij samen onder aan de
opening in het ijs, dc uitldjktplaats van den
Waterkoning. Maar hoe konden zij paar bo-
Ven komen? De kinderen waren op het punt
in schreien uit te barstten, toen zij plotseling
boven zich op het ijs voetstappen hoorden en
Varkeusmarht - Amersfoort.
Speciale afileelliig;
seller en zijn buurman. Geertrui's vader, dio
nog éénmaal wilden probeeren, of het hun niet
gelukken mocht. de. kinderen onder het ijs to
vinden.
Plotseling werd cr een langen stok met een
haak naar heneden gelaten. Onmiddellijk
klemden de kinderen zich cr aan vast. Toen
men dit boven bemerkte, werd dc stok om
hoog gehaald en wie beschrijft dc verbazing
en dc vreugde der beide vaders, toen zij hun
kinderen, friscli en gezond, op het ijs haal
den.
Nauwelijks hadden zij zich een eind van dc
gevaarlijke plaats verwijderd, of daar rom
melde het geweldig onder den .ijsbodem en
plotseling kwam het halve lichaam van den
Waterkoning boven bet water uit. Dreigend
zwaaide hij iet zijn Jorsclic armen. Hij knar
setandde en schreeuwde van woede, maar hot
hielp hem allemaal niets.
De beide vaders gingen nu dankbaar met
hup kinderen naar huis en weldra verspreidde
zicli dc blijde mare door bet gehccle dorp, dat
Klaas en Geertrui gered waren.
Dat zij echter nooit meer alleen op liet ijs
gingen en zelfs, als hun vaders er bij waren,
op grooten afstand van dc uitkijkplaats va"
den Waterkoning bleven, kan ieder zeker wel
begrijpen.
^elien de waterplanten loeHe en haar boos- donkere schaduwen zagen. Het waren de vis
Een Benge!.
door Hermann a.
Hij was een echte straatjongen een bru
tale schelm met ccn morsig, sproeterig gezicht,
waarin een paar ondeugende, zwarte kijkers
schitterden en een wipneus eigenwijs omhoog
stak.
Een echte bengel! Klaas Durf noemden zij
hem en met reclit! Geen werkvrouw, die aan
't schrobben was, geen loopmeisje, geen hond
of poes, niemand en niets was veilig, wanneer
hij daar met de banden in de zakken van zijn
kapot buis kwam -aanslenteren, den geeïeuk-
ten stroohoed, onverschillig of 't z.omer dan
wel winter was, achter op 't ruige haar, en de
met touwtjes saómgebonden klompen klotsend
over de straalsteenen.
'lc Had hem al dikwijls van uit mijn venster
bespied, nu eens lachend over zijn guitestre
ken, dan weer in ernst boos over zijn ondeu
gendheid, maar van dichtbij /.ng ik liem voor
'l eerst op een bitter kou den wintermorgen in
de zoogenaamde „soeploods."
't Is op slag van twaalven. Lange tafels
staan gereed voor dc kinderen, die met paars-
roode neusjes, verkleumd en hongerig uit
school komen. De kachel snort; de dampende
soep wordt al vast opgeschopt.
De bende is in aantocht, druk, rumoerig,
schreeuwend tegen elkaaiv De bengel is ér
ook bij. haantje de voorste'zooals altijd. Kijk,
hij slaat er nog gauw een om de ooren, duwt
een ander in een sneeuwhoop en gooit ballen
ha, die is raak net in 't boodschap-
mandje van een dienstmeisje.
De deur wordt opengezet. Door de drukte,
die nu volgt, verlies ik mijn straatjongen uit
"t oog.
Zacht wat, bedaard; eerst dc klompen uit,
dc soepkaartjes afgeven en nu dc meisjes aan
die tafels, de jongens aan deze.
Een gegons van stemmen, wat gedempt,
want ze durven nu niet recht. Den lekkeren
geur der soep snuiven ze al bcliagelijk op en
straks zitten ze in lange rijen, fluisterend met
elkaar onder 't genot van warmte cn voedsel.
Als allen voorzien zijn, is er een oogenblik
tijd om rond te kijken. "Waar is dc bengel ge
bleven? Ik weet, dat hij een soenkaartje voor
van-daag van mijn overbuurvrouw heeft ge
kregen. k Zie hem echter niet in t lokaal. De
honger schijnt dus "iet zoo groot tc -/.ij".
Wanneer 't gelepel in vollen gang is, wordt
er aan.de straatdeur gerammeld, 't Is regel, dat
niemand 11a den vastgcstelden tijd wordt bin
nengelaten, maar -t is nu zoo bitter koud!
Een ijzige windvlaag jaagt door den deur
kier. Sneeuwvlokken, groot en kil, worden
naar binnen gezwiept. Op de stoep staal
de bengel en achter hem schuilt, rillend va"
koude, een klein mismaakt schepschie weg-
Een bloedroode schram op 't \oorhoofd doet
het gezichtje er nog bleeker uitzien.
De jongen komt met iets uitdagends in zij"
houding naar voren en houdt een beduimeld
strookje papier omboog.
,.Da's voor der soep! Allo, naar binnen,
meid!"
't Kind kijkt verschrikt met groote oogen
en klemt zicli aan den deurpost vast, niet wa
gend een voet over den drempel te zetten.
„Toe dan," port dc jongen linnr aan.
„En jouw kaartje?"
,,'k Heb der geen, juffrouw en haastig:
,toe dan, meid, ga met die juffrouw mee
mot niet zoo bang weze."
De kleine krijgt tot aanmoediging een stomp,
die baar dc gang in doet vallen en meteen
is de jongen verdwenen. Met een harde bons
wordt de deur diclit getToldccn.
Zoo'n ruwe klam! 't Meisje is overeind ge
krabbeld en drukt zicb bevend tegen dc"
muur, terwijl dc tranen langs haar ouwelijk
gezichtje stroomen.
„Heeft hij je pijn gedaan?"
Ze is te veel van streek om tc antwoorden
en schudt van neen, terwijl ze zich naar de
groote zaal laat meetroonen, vanwaar een
verward geluid van vroolijkê stemmen haar
tegenklinkt.
Plotseling verstomt Eet en aller oogen vesti
gen zich op het verlegen stumperdje, dat zicli
nog kleiner schijnt te maken terwijl het naar
een nog vrij gebleven plaatsje sluipt.
„He, kijk, t meissie van Boome, dat daarnet
door Klaas Durf omver is gcloopen," fluistert
er een aan 't boveneind der tafel, die juist met
veel beweging haar bord leeg schraapt.
„Zie je die schram wel op der voorhoofd?
Die het zc dervan en ze schreeuwde zóó," zegt
een ander, een kort dikkerdje met een volle
maansgezicht cn een paar stevige armen, die
ze op tafel laat rusten.
,.Ik hen maar gauw doorgcloope, want Klaas
is zoo'n ondeugende jonge, je zou der maar
Zellevers van langs krijge!"
,.'t Meissie van Boome, komt dót soep ete?
E11 der moeder zee vanmorregc nog tcugc mijn
moeder, dat ze nooit kaartjes kregc, omdat zo
"iet in do „terme" vielen," vertelt het over-
buurtje van 't dikkerdje cn kijkt gewichtig,
omdat ze dat moeilijke woord zoo goed heeft
onthouden.
Zoo wordt er gefluisterd. De meisjes ste
ken de hoofden bij elkaar en dan gluren ze
weer naar "t „nieuwe kind," dat stilletjes op
haar plaatsje zit, te verlegen om op tc kijken,
telkens nog nasnikkend met Jcorte schokjes,
maar toch zichtbaar genietend van dc lekkere
soep, die zc langzaam oplepelt, de soep, die,
eigenlijk voor den „bengel'' was bestemd.
Om één uur kwam ons dienstmeisje van een
boodschap thuis en vertelde verontwaardigd,
dat die straatjongen u weet wel. zc noemen
hem „Klaas Durf", was opgepakt. De veld
wachter betrapte hem, terwijl hij een paar
broodjes uit een bakkerskar stal. „En 't was
niet van den honger, want dc juffrouw van
hierover, die cr ook bij stond, vertelde "og,
dat ze hem voor dien eigen ochtend een soep
kaartje had gegeven. Hij had net zijn portie
opj want dc kinderen kwamen zoo van dc
soeploods! zoo'n kwajongen toch, zoo'n
d i e f|!'
't Is een heerlijke lente avond! Een koeltje
doet dc oude linden in 't park statig ruischen
en dc kastanjes knikken deftig met bot rosc-
en-wit gepluimde hoofd. De seringen bloeien,
dc jasmijnen bloeien, de lucht is vervuld van
zoete geuren en de vogeltjes zingen hun slui
merliedje. t Is ccn heerlijke, /Oele avond.
Daar sluipt een haveloos geklecdc jongen
door dc slingerpaadjes. Hij houdt een groo-
len ruiker achter zijn rug en kijkt naar alle
kanten rond.
„Verboden bloemen te plukken" staat mot
duidelijke letters op verschillende bordjes in
het park te lezen en dc veldwachter houdt er
streng de hand aan, dat dit verbod niet wordt
overtreden.
Ilij doet trouw dc ronde, vooral 's avonds
eneensklaps komt hij nu van achter een
boschje te voorschijn,
De bengel verbergt ziin bloemen behoed
zaam en wil hem ontwijken. Tevergeefs; dc
veldwachter treedt hem in don weg. Of dc
jongen op zijn beschuldiging al bij hoog cn
laag verzekert de bloemen niét weggenomen
te hebben, „eens dief, altijd dief," snauwt
de man hem toe en grijpt hem in den kraag
van zijn buisje.
Klaas Durf moet mee naar het bureau.
Ilij houdt den ruiker 7.00 ver mogelijk hui
ten 's mans bereik en schijnt zich gewillig in
't onvermijdelijke tc schikken. Maar, bij den
uitgang van 1 park plotseling zijn kunstschoon
ziende, rukt hij '/.ich los en loopt wot hij loo-
pen kan door lanen, door straten, door acli-
tcrommetjes, sloppen en stegen. Een stuk van
zij" kraag blijft in 's veldwachters hand achter
en de mouw van zijn huis hangt in flarden,
maar zijn bloemen heeft hij veilig en W'cL te
gen zich aangedrukt.
De iongeil staat niet stil vóórdat hij een
vervallen, verveloos huisje in een armoedige
buurt heeft bereikt, 't Ziet er erg somber cn
"aar uit. De vensters zijn met napier beplakt
en dc deur hangt 111 de hengsels.
Ilij sluipt naar binnenna den ruiker onder
een slip van ziin buis te hebben gestopt Een
paar morsige kindertjes dreinen in een hoek
van 'l vertrekje: met 't hoofd op de tafel ligt
een man te slapen.
De jongen kijkt echter rechts "och links,
loopt dadelijk naar de bedstee op don achter
grond, gluurt door dc g'ordiinen en vraagt met
gedempte slem: „Slaap je. Grootje?"
Een gerimpeld, dooi een nachtmuts omliist
gezicht, kiikt van onder de gelapte, Onfrisschc
deken omhoog.
.IClaas, m'n jongen," klinkt liet blij cn een
magere, taankleurigc hand streelt de vuist van
den bengel, die haar nu de hloeio.cn toesteekt.
..Hier Grootje, voor jou! Zie je wel? Scrin
ge, van die mooie peersc ruik 's hoe lek
ker!"
't Ouwctje draalt even, voordat zc den rui
ker aanneemt cn haar kleine, diepliggende
met een onrustigen. vrt«;
oogjes zien Klan
genden blik aan.
„Je hep ze toch niet
„Geslolc? Nee, Groot, eerlijk niet, Da hew
k niet meer gedaan sedert, nou je weet weS
sedert, toen met die broodjes. Nee, een menccrJ
die vlak bij 't park woont, heeft ze me gegeve)
k Stond voor 't hek van zijn tuin en koele dec
zóó naar. Toen plukte die een heelen bos vootf
me. Echt waar Grootje, jc kan der gerust op»
weze. De veldwachter dacht ook al, da'k z<S
gestole had, zeker omdat ik ze in 't nark toor.
de sckurlgheid achterbaks hield. Nee, wees1
maar niet bang: hij het me nou "iet mecgc«j
pakt, hoor!" En Klaas lacht even bij de herin4'
nering hoe weinig het lmd gescheeld.
Grootje lacht ook. Ze kijkt vol genot naar
dc bloemen cn ruikt er aan. Dan vertelt zcf
IClaas voor de zoovcelstc maal, dat ze in haar
jeugd ook groote bossen seringen placht to
plukken, witte en paarse jongen, 't was
zóó heerlijk!
Door den dronken vader bont en blauw ge
slagen om 't vernielde buisje, zo«»kt IClaas
dien avond zij" harden stroóznk op. Maar de
seringen ziju goed verzorgd. Ze staan in een
pot frisch water in de dakgoot, waar vader zc
niet vinden zal. Als hij morgen vroeg de deur
uit is, wil IClaas zc weer naar Grootje bron*
gen, die nu zoo rustig slaapt met een blijde
uitdrukking op htfrfr gélnnt. Ze voelt zich ge-,
lukkig in haar dróóm. De bloemen hebben"
haar teruggevoerd tót <jc dogen harcr kind*
beid en dat wéren goede dagen.
Het kasteel Ou d-W a s s en u c r.
Een groep financiers heeft het kasteel Oud-
Wasseneer met oanhoorige bosschcn, par
ken en gebouwen aangekocht voor de sonrt
van een millioen gulden.
De exploitatie van het hotel Kasteel Oud-
Wassenaer blijft onder hetzelfde beheer.
Havenmaquettes. De maquettes
der havens van Amsterdam en Rotterdam,
die op de Scheepvaarttentoonstelling te
Londen in September j.l. waren ingezonden,
zullen ook worden tentoongesteld in drie
Zwitsersche steden, nl. Bazel, Zurich en'
Genève.
Luchtvaart
De Zeppelin vliegbooL
Zooals reeds bekend gemankt is kon men bin
nenkort in Ncdeélond het bezoek verwachten
van een Ze-ppeh'n vliegboot, type Dornier. Dit
bezoek is mogelijk geworden door do gemeen
scha.pplijke bemoeiingen von dc Koninklijke
Luclvlvoort Maatschappij voor Nederland en Ko
loréén Cn de Maatschappij van Berkcls Pairnt
ie Rotterdam.
Het geheejp vliegtuig is. op do vleugeluilcan
den na, geheel uit metaal vervaardigd. De on
derdeden. waarop het in het bijzonder oan
komt, zijn uit ólnal, de rest is dur nleminimum
gemaakt. Dit laatste matcriaul is zeer l'cht cn
ölerk cn is vc/lkomen bestond tegen inwerking
van het weer en regenwater, wat niet het geval
is met gewoonahiminimum. De vleugeltippen
zijn op de gebruikelijke wijze met doek bekleed*
Teneinde holer kennis te maken met do lav»
iitciten van dit vljegluig traden de Koningliik#
Luchtvaart Maatschappij voor Nederland cn Ko
loniën en de Maatschappij von Berkcl's Pa '*nt
in onderhandeling met de Zoppe'in Werke *9
Fricdrichshalcn—Seemoos. De boot zal Ihans
naar Rotterdam komen cn daar op insignatic
der Kon Luchlv. Mij. cCnigCn tiid dcmonstreO
ren, om waarschijnlijk ook nog r.nnr Schever.irt
gen to komen, en hel Marine waiervl'egtuig.^a
lion non de Mok op Texel te bezoeken.
P-'RS'icHcrwWtuep steen on h--' programma.
Omtrent de Zeppelin yliegboot Dornier, heeft
men nader vernomen, dot het toestel vanuit
Friedricbshafeii naar Berlijn is gevlogen, het
geen dus betcekent, dut met dit watervliegtuig
een afstand van 600 K.M. over land is ufge-
legd. Van Berlijn is het daarna naar het eiland
Nordèrney (boven Duitsch-Oost-Frieslond) "ver
trokken en aldaar Vrijdagmorgen geland, het
geen wederom een afstand vun 425 K.M. over
land is. Vanuit hel vliegkamp Norderney ho
pen de vliegeniers het Hollondsche Marine
vliegkamp De Mok te bereiken.
Uit bovenstaande blijkt dus, dat de construc
teurs wel een groot vertrouwen in deze machi
nes stellen.
Robinson Crusoë.
door C. II.
Jan van Ilal houdt veel van leze",
'1 Liefste 7.it hij ill ccn hoek
En geniet daar op zijn eentje
.Van het een of ander boek.
Bobinson, den held der helden,
ICent hij zelfs van buiten al,
En op zeck'ren Woensdagmiddag
Zegt hij: ,/k Weet wat 'k spelen zal!"-
't Duurt "iet lang, of Jan zit rustig
Onder Mocder's tafelkleed,
[Want dc groote held vertoefde
In een tent, zooals je weet.
Alles brengt Jan daarin onder.
Net als Robinson dat deed;
Denk niet, dat hij Poes of Lorre
Of ook Broertje's bok vergeet.
Ja. zelfs dc gc'trouwc Vrijdag
Houdt kordaat en flink de wachl,
.Want de Wilden van het eiland
Doen inval soms bij nacht.
Heel den regenacht'gen middag
Speelt hij als 't in 't boekje staat,
Maar 7.011 hij ook blijven zitten,
Als straks 't etensklokie slaat*