AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
Ooci3 de Deugd»
Eiginpaakte MiMeeÉg.
DERDE BLAD.
lagaz. „De Dom".
tJe*
18e Jaargang
No. 227
-v-Verdag
20 Maart 1920
Van een oud weefstertje
en een poes.
-In een land, ver over dc grootc zee, woon-
jdc in c«n schamel hutje, dat midden in een
£root hosch stond, een arm, oud vrouwtje, dat
fcóó mooi weven kon, dat haar weefsels in
heel het land beroemd waren. Maar liet
ïvrouwtje, dat heel eenvoudig was, wist dit
3liet, want geen der kooplieden, die van hein
de cl»ver tot haar kwamen, om haar werk op
ie kcopen, had haar dit ooit verteld.
Nu gebeurde het op zekeren dag, dat de
üconingin uit bet land de streek bezocht, en
toen ook zij over de prachtige zijden weefsels,
iöoor het vrouwtje vervaardigd, hoorde spre
ken, liet zij haar ontbieden, 't Vrouwtje was
'perst.wel wat verlegen, maar toen de konin
gin zoo vriendelijk tot haar zei:
„Moedertje, zou je voor mij ook eens wat
Willen weven?" durfde zij te vragen: „Wat
Wcnscbt Uwe Majesteit, dat het zijn zal? Moet
het cc-n gordijn zijn of een kleed?"
„Neen, moedertje," sprak de koningin, „ik
Wilde zoo heel graag een zijden kussen-over
trek hebben, cn je moogt er in weven wat je
Wilt, als het maar heel mooi cn iets heel
vreemds is. En denk er vooral aan, dat het
geen bloemen en geen vogels mogen zijn, en
dat je moet zorgen, dat het overtrek binnen
zeven dagen gereed is."
Het vrouwtje stond versteld van schrik, toen
■Zij dit alles hoorde. Geen bloemen en geen
vogels mocht zij weven 1 t Moest iets heel
vreemds zijn, en dan in zeven dagen gereed!
Maar ze durfde de koningin niet tegenspre
ken en daarom zei ze: ,,Het zal geschieden
zooa)s Uwe Majesteit het wenscht."
Toen de koningin dien avond uitrustte van
'den vermoeienden dag, liep het vrouwtje pein
zend door het eenzame, woeste woud. Ze had
reeds uren lang loopën zoeken naar een mo
del, dat vreemd en tegelijk mooi genoeg zou
zijn om in het kussen-overtrek voor de konin
gin te kunnen weven. Moedeloos keerde zij
dien nacht snaar haar hutje terug; ze had al
leen vogels cn bloemen gezien en verder apen,
slangen en eekhoorns, beesten, die zij iederen
dag ontmoette. Maar ziet, toen zij haar hutje
binnenging, voelde zij iets, dat zacht tegen
haar becnen streek en dat tegelijk een klagend
geluid liet hooren, en wel zulk een vreemd
geluid, als het oudje nog nimmer had gc-
jtoord.
Vlug stak ze een klein olielampje aan, en
toen ze nu bij het licht daarvan den prachtige
ttitte angora-poes zag, stond zij een oogenblik
in sprakclooze verbazing het diertje aan te
Mare». Nog nooit had het vrouwtje zulle een
JU»" gezien, want in het verre, vreemde land,
Ovnr de groote zee, zijn angora-katten even
Zeldzaam, als in ons land de tijgers.
Denkende dat het misschien wel een gevaar
lijk dier kon zijn, dat beet af krabde, als men
het aanraakte, ging het vrouwtje een eindje
verder staan om het vreemde dier in haar ge
dachten op te nemen cn het later te kunnen
Weven. „Want," zoo besloot zij, „zoo. iets
baasd uit. „En behoort het dier aan de konin
gin?" En toen sloeg zij de handen voor haar
riempcl-gczichtje cn begon zóó hard te schrei
en, dat dc houthakker medelijden met haar
kreeg en liaar vroeg: „Waarom ben je zoo
bedroefd, moedertje?"
„Ach,'' klaagde het weefstertje, „het beest,
dat jij een poes noemt, is al vijf dagen in mijn
hut, en ik, die dacht iets heel vreemds gevon
den te hebben, weefde het *n het overtrek voor
de koningin. En nu... nu kan ik haar het
weefsel niet brengen, omdat liet niet vreemd
is, cn...nc... 'k heb nog maar twee dagen tijd,
om iets anders le bedenken! Ach, wat ben ik
toch ongelukkig!"
„Wat, is de poes in jouw huti" riep dc hout
hakker.
„Ja," snikte het vrouwtje.
„Ga ze dan gauw halen en breng het beest
naar dc koningin 1" schreeuwde dc houthak
ker het snikkende oudje toe. „Toe, loop wat
je kunt; je krijgt een groote belooning, en
neegi ook dien zijden lap maar mee..."
't Vrouwtje begreep er niets van. Toch ging
zij de poes halen, en liep toen met het pakje
onder den éénen en de poes onder den ande
ren arm het bosch uit. Onvermoeid liep ze
door, totdat ze in dc stad kwam, waar de
koningin woonde.
•Toen de hovelingen de oude vrouw met dc
verloren poes zagen, brachten ze haar dade
lijk naar het vertrek, waar de koningin nog
altijd bleek en lusteloos op dc rustbank lag.
Trillend over al haar leden knielde het vrouw
tje voor haar neer.
„Ach, vergeving, Uwe Majesteit, vergeving!"
smeekte zij. ,,Ik dacht, dat liet een vreemd
dier was, en nu is liet...."
„Mijn poes, mijn lieve Carita!" riep dc
koingin verheugd uit. „Zeg, waar heb je mijn
poesje gevonden?"
„Tic vond het op een nacht in mijn hut,
Uwe Majesteit," antwoordde het weefstertje,
„En toen dacht ik, dat het een vreemd dier
was. En omdat het overtrek, dat u mij be
steld liebt, vreemd en toch mooi moest zijn/
weefde ik liet beestje, juist zooals het is, in
roode zijde. En nu... nu vertelde mij straks
een houthakker, dat het geen vreemd heest is,
maar een poes. En o, nu zal U«yve Majesteit het
overtrek wel niet mooi en vreemd vinden..."
Weer begon het vrouwtje tc schreien.
Maar de koningin, die haar het pakje en de
poes reeds uit de handen had genomen en juist
het pakje had*geopend, lachte haar vriende
lijk toe en sprak: „Het overtrek is werkelijk
zoo mooi en zoo vreemd als het maar zijn
kan, want nooit had ik gedacht, dat er
iemand op dc wereld bestond, die Carita zóó
kon afbeelden. Neen, moedertje, nooit zag ik
vreemder en kunstiger weefsel dan dit. En
omdat jij mij nu twee poesen in plaats van
één terug brengt, zul jc ook een dubbele bc-
looping ontvangen."
Dc koningin liet mi den koning roepen en
daarna alle hovelingen, en allen moesten het
Weefsel zien.
En toen nu het vrouwtje de meer dan
vorstelijke belooning bad ontvangen, lachte
zij over lieel haar rimpelige gezicht, en ze be
dankte den koning cn dc koningin, en, ze be
dankte zelfs de poes en den houthakker, dien
zij bij het teruggaan naar haar hut ontmoette.
En ook de koningin was weer gelukkig; zij
at en dronk en sliep weer, zooals vóór Cari-
ta's verdwijnen, en het kussen-overtrek, dat
Varkertsmarkt - Amersfoort.
Speciale afdcclliis:
--"vul ia s vei uwijiieii, en
\reemds en toch zoo iets moois zal de konin- iedereen prachtig vond, kreeg een plaatsje in
gin wel nimmer gezien hebbent Het beest zal de troonzaal. En toen Carita later van ouder
mijn model zijn voor het kussen-overtrek! dom stierf en zij daarna werd opgezet, kreeg
X Poesje dacht echter niet aan bijten, noch zij plaatsje op het, toen reeds oude. kus-
aan Krabben; 't ging heel vergenoegd zitten en zoo bleven er altijd twee poesen in
spinnen, kneep de oogjes dicht en scheen zich het paleis.
zeer behagelijk te voelen, 't Weefstertje be- Tante Joh.
gon nu ook wat moediger te worden. Ze streek u„:Anri;A
het beestje over het witte pelsje en toen het L,*SJ® 0,1 haSI' Vnendjö.
dit knipoogend en spinnend toeliet, nam zij Ondanks het vroege morgenuur heerschte
het op van den grond en legde liet diertje op er aan het kleine, Badensche station een bui-
haar bed van varens. Dien naclit sliep de poes tengewone drukte.
rustig door en toen de volgende dag was ge- j Een meisjesschool zou een uitstapje maken
komen, scheen 't poesje zich zóó op haar ge- naar een nabijgelegen bergtop en had den
mak te voelen in liet hutje, dat zij er niet aan vroegen ochtendtrein gekozen om de warmte
dacht om heen te gaan. op den middag te ontgaan. Van alle kanten
't Vrouwtje at dien morgen reeds vroeg' aan kwamen dc kleine passagiers aanstormen en
laar weefstoel en weefde de witte poes, juist werden zij door de onderwijzeressen in een
\ooals zij was, in zijde, op een prachtigen dubbele rij geplaatst ten einde de aankomst
.ood-zijden grond, en zij weefde zóó vlijtig, van den trein af te wachten. Wat een babbe-
dat reeds binnen vijf dagen het kussen-oyer- len, lachen en joelen! De onderwijzeressen
trek gereed was. In dien tijd was in het pa- hadden moeite om de uitgelaten schaar in be-
Jeis der koningin alles in rep en roer. Carita, .dwang ie houden.
de iievelingspoes van ITare Majesteit, was weg j Op 't allerlaatste oogenblik, juist toen de
Het was een heerlijke tocht! Tusschen steile
rotswanden lagen groene weiden, waarop de
morgendauw nog glansde, ccn woeste beek
stortte zich schuimend van •den berg af; in de
takken der hoornen zongen dc vogeltjes en
soms wipte een aardig eekhoorntje over den
weg of vl-oog een hertje, door dc babbelende
en lachende meisjes verschrikt, schuw het
dichte hout in.
Vroolijk wandeldon dc meisjes verder. Zij
plukten mooie woudbloemen, versierden er
haar hoeden mee cn zochten boschbessen
Na eenigen tijd voerde dc weg langs een
armoedige, vervallen hut. Er vóór, op een
boomstam, zat een jongen van een jaar of
veertien met een kind op den arm. Dc magere
met lompen beklecdc ledematen van het kind
waren met wonden bedekt, 't gezichtje was
zóó opgezwollen, dat men de trekken nauwe
lijks onderscheiden kon, cn vermoeid en mat
legde *t ongelukkige wicht een meisje van
ongeveer twee jaar 't hoofdje tegen den
schouder van den jongen aan
Enkele meisjes bleven staan en bekeken met
een hardvochtige nieuwsgierigheid, welke som.
mtgen kinderen eigen is, het treurige tooncd-
„Kijk eens," fluisterden zij, „hoe akelig dat
kind cl* uitziet!" „Wat is 't vuil en nrmoc-
die," zei een tweede. „Bah, wat vies!" riep
een derde zelfs uit.
De jongen keek de nieuwsgierig opdringen
de meisjes vijandig aan. En het meisje, dat
zich het laatst zoo kwetsend had uitgelaten,
wierp hij een dreigenden blik toe, terwijl hij
zich zelTs hukte om een steen op tc rapen.
Nu stoof <lc hcele schaar, schreeuwend en
gillend, uit elkaar. Alleen Liesje bleef staan.
Zij schaamde zich over de hardvochtigheid
van haar kameraadjes. In haar hartje was
het medelijden sterker dan haar afkeer van
die ellende, en ze zou dat arme kindje zoo
graag het een of ander pleziertje gedaan heb
ben. Vlug nam zij uit haar mandje het stuk
kopk, dat Moeder voor haar ingepakt had
en stak. het 't kind toe, dat er met beide hand
jes naar greep en het beg<*crig in het mondje
stak.
„Wat smaakt het 'm!" riep Liesje uit, toen
zij zag, hoe snel het grootc stuk koek in den
mond van 't kind verdween.
„Dat wil ik wel geloovcn," zei de groote jon
gen, „zoo iets lekkers heeft ze nog nooit ge
had."
„Is 't een meisje?" vroeg Liesje nu. „Hoe
heet het?"
..Mielce,' 'antwoordde dc Jongen.
„En jij?" vroeg Liesje verder, want zij was
al even nieuwsgierig als haar vriendinnetjes.
„Ik heet Bas," zei hij.
„Bas!" zei Liesje lachend. „Wat is dat een
grappige naam!"
Bas lteek haar verwonderd aan. Ilij vond
niets grappigs aail zijn naam. Zijn leven was
al heel weinig grappig, eerder armoedig en
treurig, sinds Moeier twee jaar geleden ge
storven w_as. Vader was een arme houthak
ker cn den gebeden dag in het bosch aan t
werk, terwijl dc oude, doove grootmoeder niet
•meer in staat was thuis den boel knap tc hou
den. Dus moest Bas, zoo goed en zoo kwaad
als het ging. het huishouden doen, koken en
voor zijn kleine zusje zorgen. Dat dc jongen,
óndanks zijn goeden wil, tegen dit alles "iet
was opgewassen, toonde Mieke's treurige en
havelooze toestand.
Intusschen was het stuk koek op, cn nu
haalde Liesje nog een j^oieii. rooden appel
uit haar mandje en gaf dien aan het kind. De
appel was echter tc groot: het gezwollen
mondje kon zich zoo wijd niet openen, om
er in te bijten. Maar Liesje wist raad. Vlug
nam zij haar zakmesje, ging heel vertrouwe
lijk naast dc kinderen op den boomstam zitten
en hoe men ook zocht, nergens was zii te vin
den. Grootc - belooningen werden uitgeloofd
yoor dengenc, die het dier terugbracht, maar
.reeds vijf dagen wareh verstreken en nog
hicmand had zich aangemeld. Dat maakte de
koningin zóó bedroefd, dat zij at nóch dronk
<?n ook niet sliep. Ze werd bleek en mager en
zóó lusteloos, dat de koning er reeds over
dacht naar het verre land te reizen en^Jaar
ccn nieuwe angora-poes te gaan koopen, ook
nl was de reis daarheen niet zonder -gevaar.
lang verwachte trein het station binnenreed
kwam er nog een dame aan, met een meisje
aan de hand.
„Liesje de Roever!"«Jilonk het van alle kan
ten. „Liesje de Roever komt ook nog!"
Een paar meisjes liepen haar eenige schre
den tegemoet en Liesje liet dc hand van haar
moeder lós, om zich bij haar vriendinnetjes
aan te sluiten. Mevrouw de Roever wendde
zich tot juffrouw Claire, de hoofdonderwij
zeres, om deze haar dochtertje nog eens bij-
Want sinds eenige maanden leefde dc koning zonder aan te bevelen.
bi vijandschap met den vorst van bet land,
waar men voor veel geld een angora-lcat kon
koopen.
Juist op den dag, dat er allerlei toebereid
selen voor de groote reis van Zijne Majesteit
gemaakt werden, strompelde het weefstertje
met een pakje onder den arm haar hutje uit.
Nauwelijks was zij eenige stappen verder, of
zij ontmoette een houthakker, die haar vroeg,
Iwaar zij heenging.
.,'k Moet naar dc koningin," sprak het
„Vrouwtje.
„Naar dc koningin?" vroeg devliouthakker
- bngeloovig. „Wat moet jij bij de koningin
doen?"
„Dit brengen," antwoordde het vrouwtje en
fcij maakte het pukje open en liet den man het
prachtige weefsel zien.
Nauwelijks had de houthakker de wit-zij-
tien poes gezien, of hij riep verontwaardigd
)uit: „Moet jc nu de koningin nog bedroefder
jnaken dan zij reeds is? Foei, je moest je
fcchamen!"
„Waarvoor moet ik mij schamen?" vroeg
jïet vrouwtje. „Moet ik mij soms schamen voor
fhet vreemde dier, dat ik geweven heb?"
„Vreemde dier," mompelde de houthakker.
fcJe weet heel goed, dat het de verloren poes
Ger koningin is; de poes, die reeds vijf-dagen
j(v©g is, en die men nergens terug kan vin
den.
I #;ls dit een poes?" riep het vrouwtie ver-
Liesje heeft zóó gesmeekt, het uitstapje
mee te mogen maken, dat wij haar dit pretje
niet wilden ontzeggen," zei zij. /.Mijn man en
ik zagen er echter wel wat tegen op, haar
mee te laten gaan. 't Is een teer poppetje en
wij hebben haar nog noait met anderen mee
laten gaan."
Bij deze woorden zocht haar blik bet kind,
dat zich, vroolijk babbelend, onder de ande
ren gemeng'd had en men kon bet dc moeder
aanzien, dat zij haar lieveling eigenlijk maar
weer liet liefst mee naar huis genomen zou
hebben.
Juffrouw Claire stelde haar echter gerust
door te zeggen:
„Maak u geen zorgen, mevrouw. We zullen
goed op Liesje passen, 't Is een heerlijke dag
en de reis is niet ver."
Er viel geen tijd meer fe verliezen en dc
kinderen stapten in den trein. Liesje sloeg
haar armen om Moeders hals en luisterde nog
maar half naar de laatste vermaningen. De
conducteur sloeg dc portieren dicht, een fluit
je, en snuivend en blazend zette dc trein zich
in beweging.
Na een half uurtje stapte het gezelschap
uit om den tocht te voet voort te zetten. De
zon stond nu reeds vrij hoog aan den hemel
en de wandelaarsters waren blij/ dat zij den
straatweg konden laten liggen en langs een
beschaduwd voetpad den berg konden, bestij
gen.
en begon den appel door te snijden. Bas gaap
te haar verbaasd aan.
,Is dat geen mooi mesje?'' vroeg ze. „Ik
heb het op mijn verjaardag van Vader gekre
gen."
En het was werkelijk een mooi mes! IIet
blonk nog van nieuwheid en het heft was
van parelmoer.
„Wil jij 't hebben?" vroeg Liesje goedhar
tig, toen zij den bewonderenden blik van den
jongen zag. „Jc mag het gerust houden, hoor!
En ze duwde 't hem in de hand, terwijl zij
't kleintje de schijfjes appel in den mond stak.
Nu werd er op den weg luid geroepen:
„Liesje, Liesje! Kom toch! Waar blijf je 7.00
lang?" En vlug sprong het kleine ding op om
dc anderen in tc halen.
„Daar," zei dc jongen, „vergeet jc mes
niet."
„Wat bedoel je? 11; heb het jc immers gege
ven!" riep Liesje uit.
De jongen schudde het hoofd en stak haar
het mes toe; 't scheen hem ongeloofclijk, dat
zij het werkelijk meende. Doch al voorthuppe-
lendc lachte zij vroolijk en riep hem toe:
„Je mag het houden, liooiT' Toen vloog ze
weg en Bas tuurde haar verbluft na, bet kost
bare mes in dc hand houdend. Aan bedanken
dacht hij niet en Liesje maakte daar ook
geen aanspraak op: zij droeg don dank voor
haar liefdedaad in haar hartje, dat vol gclulc
Na een flinke wandeling hadden dc meisjes
een hooggelegen dorp met zijn verstrooide
hutten bereikt. Hier werd dc middagrust ge
houden.
In den tuin voor een uitspanning waren ta
fels geplaatst, waaraan dc kinderen plaats na
men en een landelijk maal gebruikten, wat hun
na de wandeling uitstekend smaakte. Dat men
met ijzeren vorken en uit aarden schotels at
verhoogde dc pret en dc lekkernijen, die de
verwende stadskinderen thuis* gewoon waren,
hadden hun nooit zóó goed gesmaakt als (lc
gewone kost, die hun hier door dc dikke
waardin werd voorgezet. Vooral Liesje, die
haar stuk koek aan Miekc gegeven en zelf
niets gegeten had, bespeurde voor het eerst
in haar leven, wat honger is, cn deed zich
aan dc landelijke spijlzer naar hartelust te.
goed.
Na den maaltijd verstrooiden de kinderen
zich naar alle kanten. Enkelen, die wat moe
waren van dc wandeling, gingen op hel wei
land achter 't huis in 't gras liggen, anderen
begonnen onder leiding eener jonge onderwij
zeres allerlei spelletjes cn een gedeelte liep
het bosch weer in. Liesje liep gearmd met
haar vriendinnetje, dc kleine Annie. Onge
merkt zonderden zij zich van de anderen af
liet was nu drukkend warm. De lucht was
betrokken en in het westen kwamen dreigen
de wolken opzetten. .De vriendinnetjes zagen
liet echter niet.
Na een poosje zei Annie:
„Laten wc onder dien boom op hel mos
gaan zitten, en naar dc toppen daarboven kij
ken cn ons verbeelden, dat wc in 't boscli vcr-
dwaald zijn en overal den weg zoeken."
„Ja," zei Liesje, „cn dan klim ik op dit hek
en kijk net als zuster Anna uit, of ik in dc
verte niets zie!"
En toen zij dit spelletje eenige minuten ge
speeld hadden, liepen zij het bosch dieper in.
Geen ander geluid drong tot hen door dan het
ruisclien van den'wind in de toppen der hoo
rnen, het hameren van don specht en het gon
zen van kevers cn bijen.
Zoo, elkaar sprookjes vertellend en babbe
lend, liepen dc lieide kinderen ongemerkt
steeds verder om een mooi plekje uit te
zoeken, waar zij konden gaan zitten. Zij kwa
men aan een open gedeelte, waar jaren gele
den houfc gekapt wa$. Frambozen en bosch
bessen groeiden hier in overvloed, zoodat de
kinderen zich le gtied deden.
„Kijk eens, wat een heerlijke boschbessen!"
riep Liesje opgetogen uit, „daarmee zullen
wij onze mandjes vullen."
„Ja." zei Annie, „wat zullen de anderen
opkijken, als wij zooveel boschbessen mee
brengen
En zij plukten ongestoord. Hoe hoogcr zij
klommen, hoe mooier en rijper de bessen wer
den en Liesje vooral plukte met den grootsten
ijver. \*an tijd tot tijd hoorde zij nog Annie's
stem achter zich:
„Liesje, kom toch! Liesje, we moeten terugl"
Doch Liesjo ging steeds verder.
„Alleen die nog!" riep zij dan cn krooft
steeds hoogcr, niet vermoedend, hoe hoog rif
reeds geklommen was. Toen ze toevallig ora«
keek, zag ze met schrik Annie heel diep bcA
den zich, maar op hetzelfde oogenblik ont<
dekte zij even hooger, op een rotsblok, eer,
prachtigen boschbcsscnstruik.
„Die moet ik nog hebben!" riep zij haat
vriendinnetje toe, „en dan kom ik."
Snel liep zij naar de lokkende vruchten bo*
ven haar. Maar toen zij die geplukt had, ston
den er omheen nog een lieclc massa; die koir
zc toch niet laten staan! En ze plukte haastig*
totdat haar mandje hcclemaal vol was. Toen
keek zij eindelijk weer eens om. Annie zag
zc niet meer. Misschien had haar vriendinne
tje zich verstopt, dacht Liesje, om zichzelvi
gerust te stellen.
„Annie! Annie!" riep zij. maar slecht»
dc echo antwoordde van den bergweg terug.
Liesje schrikto. Zij had heelcmaal niet gewe
ten, hoe hoog zij wel geklauterd was. IIoo
zou zc nu weer naar beneden komen? Haar
voet gleed uit op de puntige stcencn en do
doornen der takken scheurden haar jurk en
bekrabden liaar handen. Zij beet zicli op dc
-lippen om niet in tranen uit te barsten. Mis
schien. als zij wat op zij aanhield, zou ze
gemakkelijker naar beneden kunnen komen.
Zij hield zich aan dé boomstammen vast en
vond ten slotte een uitweg. Weldra echter
werd tic met dcnneunnldcn bedekte grond zóó
glad, dat zij nag veel minder van den steile»
berg naar beneden kon komen.
Het was nu angstig donker in het bosclt
Geen enkele zonnestraal gluurde meer door
het gebladerte. Dc hamerende spcclit had zijn
arbeid gestaakt cn zelfs "de kevers en bijen
gonsden niet meer. Een vrecsclijkc angst over*
viel het eenzame kind. Wat moest zij begin
nen? Misschien, wanneer zij den berg geheel
beklom, vond zij aan den anderen kant een
minder steil pad!
Die gedachte gaf'haar weer moed. Den
eenen stam na don anderen grijpende, klom zij
omhoog. De weg naar boven was verder dan
zij gedacht had, en zonder het tc vermoeden
verloor zij meer cn meer dc richting. Docli
eindelijk was zij bijna boven, nu nog een
klein eindje en zc zou als zij het boscli uit
was naar beneden kunnen zien. Stellig zo»
ze dan de uitspanning ontdekken en een weft
die er heen leidde.
Haastig liep zij verder en weldra zag zij
een prachtig panorama, maar geen huis,
geen weg! Vóór haar viel de berg bijna lood»
recht naar beneden, achter haar cn aan bei
de zijden bet dichte woud, waar zij zich nief
meer in durfde wagen.
O, wat was de lucht vrecselijk donker! Aa
alle kanten hadden zich zwarte wolkon samciw
gepakt en reeds bromde in dc verte dc don«
der, zoodat het akelig door dc bergen weers
klonk.
Wat zóu er van het arme, bevende kinó
worden, dat daar verlaten op den eenzame»
bergtop stond, wanneer dc storm der clemen*
ten losbrak?
(Slot volgt.)
Een flinke jongen. Een Wee»
sche jongen van 15 jaar, oud-gymnasias^
maakte de reis naar ons land en vond luel
zijn tijdelijke pleegouders.
Dezer dagen werd hem echter bericht, dal
zijn tijd verstreken was en hij naar Weenexï
terug moest.
Zonder iemand iets te zeggen, ging de
jongeling op pad, ten einde een wcrkgevei
te vinden, 't Lukte hem, een aanstelling als
flesschenspoeler te krijgen tegen 13.50
per week. Verder wist hij een kosthuis tof
vinden voor 30 per maand.
Deze dingen voor elkaar zijnde, wendde
hij zich tot zijn pleegouders, dankte deze*
hartgrondig voor alles wat ze voor hem
gedaan hadden en ontwikkelde vervolgens
zijn plan. Als ik naar Weenen terugga, zd
hij; eet ik bij moeder thuis mee den boel op#
terwijl ik van mijn weekloon, els ik hier
blijf, moeder nog maandelijks een 1000
kronen kan zenden.
Er was weinig in te brengen tegen <JU
kordaat plan en het wordt derhalve uitge*
voerd. (VadJ
Een dubbel dozijntje
Vier-en-twintig'kind'ren zeggen
„grootmoe" togen juffrouw Schoen}
yoor die allen moet zij zorgen, 4
heeft dus vrees'lijk veel te doen^
Koken, breien, naaien, stoppen,
's avonds pas krijgt zij wat rüsf,
als zc al die vier-en-twintig
eerst maar heeft goê-nacht gekust
In één bed van reuzenbreedte
bergt zij al die kind'ren op
ikijk maar even naar het plaatje,
als je denkt, dat ik je fop.
Juffrouw Schoen is o, zoo zuinig -
staaltjes van haar eigen rok,
zie j' in 't overtrek-der de"ken,
die ze maakte van kapok.
Vier-en-twintig kleine guiten
zijn eerst zoet in bed gestapt,
maar als grootmoe straks komf kjjkefl|
zijn een stuk of zes ontsnapt,
Met een kaars moet zij ze zoeken,
bromt er ook een beetje bij,
tot ze 't dubbele dozijntje
weer -«nplcct heeft, qp één rijt
Hermann».