AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" Ooci3 de Deugd» Eiginpaakte MiMeeÉg. DERDE BLAD. lagaz. „De Dom". tJe* 18e Jaargang No. 227 -v-Verdag 20 Maart 1920 Van een oud weefstertje en een poes. -In een land, ver over dc grootc zee, woon- jdc in c«n schamel hutje, dat midden in een £root hosch stond, een arm, oud vrouwtje, dat fcóó mooi weven kon, dat haar weefsels in heel het land beroemd waren. Maar liet ïvrouwtje, dat heel eenvoudig was, wist dit 3liet, want geen der kooplieden, die van hein de cl»ver tot haar kwamen, om haar werk op ie kcopen, had haar dit ooit verteld. Nu gebeurde het op zekeren dag, dat de üconingin uit bet land de streek bezocht, en toen ook zij over de prachtige zijden weefsels, iöoor het vrouwtje vervaardigd, hoorde spre ken, liet zij haar ontbieden, 't Vrouwtje was 'perst.wel wat verlegen, maar toen de konin gin zoo vriendelijk tot haar zei: „Moedertje, zou je voor mij ook eens wat Willen weven?" durfde zij te vragen: „Wat Wcnscbt Uwe Majesteit, dat het zijn zal? Moet het cc-n gordijn zijn of een kleed?" „Neen, moedertje," sprak de koningin, „ik Wilde zoo heel graag een zijden kussen-over trek hebben, cn je moogt er in weven wat je Wilt, als het maar heel mooi cn iets heel vreemds is. En denk er vooral aan, dat het geen bloemen en geen vogels mogen zijn, en dat je moet zorgen, dat het overtrek binnen zeven dagen gereed is." Het vrouwtje stond versteld van schrik, toen ■Zij dit alles hoorde. Geen bloemen en geen vogels mocht zij weven 1 t Moest iets heel vreemds zijn, en dan in zeven dagen gereed! Maar ze durfde de koningin niet tegenspre ken en daarom zei ze: ,,Het zal geschieden zooa)s Uwe Majesteit het wenscht." Toen de koningin dien avond uitrustte van 'den vermoeienden dag, liep het vrouwtje pein zend door het eenzame, woeste woud. Ze had reeds uren lang loopën zoeken naar een mo del, dat vreemd en tegelijk mooi genoeg zou zijn om in het kussen-overtrek voor de konin gin te kunnen weven. Moedeloos keerde zij dien nacht snaar haar hutje terug; ze had al leen vogels cn bloemen gezien en verder apen, slangen en eekhoorns, beesten, die zij iederen dag ontmoette. Maar ziet, toen zij haar hutje binnenging, voelde zij iets, dat zacht tegen haar becnen streek en dat tegelijk een klagend geluid liet hooren, en wel zulk een vreemd geluid, als het oudje nog nimmer had gc- jtoord. Vlug stak ze een klein olielampje aan, en toen ze nu bij het licht daarvan den prachtige ttitte angora-poes zag, stond zij een oogenblik in sprakclooze verbazing het diertje aan te Mare». Nog nooit had het vrouwtje zulle een JU»" gezien, want in het verre, vreemde land, Ovnr de groote zee, zijn angora-katten even Zeldzaam, als in ons land de tijgers. Denkende dat het misschien wel een gevaar lijk dier kon zijn, dat beet af krabde, als men het aanraakte, ging het vrouwtje een eindje verder staan om het vreemde dier in haar ge dachten op te nemen cn het later te kunnen Weven. „Want," zoo besloot zij, „zoo. iets baasd uit. „En behoort het dier aan de konin gin?" En toen sloeg zij de handen voor haar riempcl-gczichtje cn begon zóó hard te schrei en, dat dc houthakker medelijden met haar kreeg en liaar vroeg: „Waarom ben je zoo bedroefd, moedertje?" „Ach,'' klaagde het weefstertje, „het beest, dat jij een poes noemt, is al vijf dagen in mijn hut, en ik, die dacht iets heel vreemds gevon den te hebben, weefde het *n het overtrek voor de koningin. En nu... nu kan ik haar het weefsel niet brengen, omdat liet niet vreemd is, cn...nc... 'k heb nog maar twee dagen tijd, om iets anders le bedenken! Ach, wat ben ik toch ongelukkig!" „Wat, is de poes in jouw huti" riep dc hout hakker. „Ja," snikte het vrouwtje. „Ga ze dan gauw halen en breng het beest naar dc koningin 1" schreeuwde dc houthak ker het snikkende oudje toe. „Toe, loop wat je kunt; je krijgt een groote belooning, en neegi ook dien zijden lap maar mee..." 't Vrouwtje begreep er niets van. Toch ging zij de poes halen, en liep toen met het pakje onder den éénen en de poes onder den ande ren arm het bosch uit. Onvermoeid liep ze door, totdat ze in dc stad kwam, waar de koningin woonde. •Toen de hovelingen de oude vrouw met dc verloren poes zagen, brachten ze haar dade lijk naar het vertrek, waar de koningin nog altijd bleek en lusteloos op dc rustbank lag. Trillend over al haar leden knielde het vrouw tje voor haar neer. „Ach, vergeving, Uwe Majesteit, vergeving!" smeekte zij. ,,Ik dacht, dat liet een vreemd dier was, en nu is liet...." „Mijn poes, mijn lieve Carita!" riep dc koingin verheugd uit. „Zeg, waar heb je mijn poesje gevonden?" „Tic vond het op een nacht in mijn hut, Uwe Majesteit," antwoordde het weefstertje, „En toen dacht ik, dat het een vreemd dier was. En omdat het overtrek, dat u mij be steld liebt, vreemd en toch mooi moest zijn/ weefde ik liet beestje, juist zooals het is, in roode zijde. En nu... nu vertelde mij straks een houthakker, dat het geen vreemd heest is, maar een poes. En o, nu zal U«yve Majesteit het overtrek wel niet mooi en vreemd vinden..." Weer begon het vrouwtje tc schreien. Maar de koningin, die haar het pakje en de poes reeds uit de handen had genomen en juist het pakje had*geopend, lachte haar vriende lijk toe en sprak: „Het overtrek is werkelijk zoo mooi en zoo vreemd als het maar zijn kan, want nooit had ik gedacht, dat er iemand op dc wereld bestond, die Carita zóó kon afbeelden. Neen, moedertje, nooit zag ik vreemder en kunstiger weefsel dan dit. En omdat jij mij nu twee poesen in plaats van één terug brengt, zul jc ook een dubbele bc- looping ontvangen." Dc koningin liet mi den koning roepen en daarna alle hovelingen, en allen moesten het Weefsel zien. En toen nu het vrouwtje de meer dan vorstelijke belooning bad ontvangen, lachte zij over lieel haar rimpelige gezicht, en ze be dankte den koning cn dc koningin, en, ze be dankte zelfs de poes en den houthakker, dien zij bij het teruggaan naar haar hut ontmoette. En ook de koningin was weer gelukkig; zij at en dronk en sliep weer, zooals vóór Cari- ta's verdwijnen, en het kussen-overtrek, dat Varkertsmarkt - Amersfoort. Speciale afdcclliis: --"vul ia s vei uwijiieii, en \reemds en toch zoo iets moois zal de konin- iedereen prachtig vond, kreeg een plaatsje in gin wel nimmer gezien hebbent Het beest zal de troonzaal. En toen Carita later van ouder mijn model zijn voor het kussen-overtrek! dom stierf en zij daarna werd opgezet, kreeg X Poesje dacht echter niet aan bijten, noch zij plaatsje op het, toen reeds oude. kus- aan Krabben; 't ging heel vergenoegd zitten en zoo bleven er altijd twee poesen in spinnen, kneep de oogjes dicht en scheen zich het paleis. zeer behagelijk te voelen, 't Weefstertje be- Tante Joh. gon nu ook wat moediger te worden. Ze streek u„:Anri;A het beestje over het witte pelsje en toen het L,*SJ® 0,1 haSI' Vnendjö. dit knipoogend en spinnend toeliet, nam zij Ondanks het vroege morgenuur heerschte het op van den grond en legde liet diertje op er aan het kleine, Badensche station een bui- haar bed van varens. Dien naclit sliep de poes tengewone drukte. rustig door en toen de volgende dag was ge- j Een meisjesschool zou een uitstapje maken komen, scheen 't poesje zich zóó op haar ge- naar een nabijgelegen bergtop en had den mak te voelen in liet hutje, dat zij er niet aan vroegen ochtendtrein gekozen om de warmte dacht om heen te gaan. op den middag te ontgaan. Van alle kanten 't Vrouwtje at dien morgen reeds vroeg' aan kwamen dc kleine passagiers aanstormen en laar weefstoel en weefde de witte poes, juist werden zij door de onderwijzeressen in een \ooals zij was, in zijde, op een prachtigen dubbele rij geplaatst ten einde de aankomst .ood-zijden grond, en zij weefde zóó vlijtig, van den trein af te wachten. Wat een babbe- dat reeds binnen vijf dagen het kussen-oyer- len, lachen en joelen! De onderwijzeressen trek gereed was. In dien tijd was in het pa- hadden moeite om de uitgelaten schaar in be- Jeis der koningin alles in rep en roer. Carita, .dwang ie houden. de iievelingspoes van ITare Majesteit, was weg j Op 't allerlaatste oogenblik, juist toen de Het was een heerlijke tocht! Tusschen steile rotswanden lagen groene weiden, waarop de morgendauw nog glansde, ccn woeste beek stortte zich schuimend van •den berg af; in de takken der hoornen zongen dc vogeltjes en soms wipte een aardig eekhoorntje over den weg of vl-oog een hertje, door dc babbelende en lachende meisjes verschrikt, schuw het dichte hout in. Vroolijk wandeldon dc meisjes verder. Zij plukten mooie woudbloemen, versierden er haar hoeden mee cn zochten boschbessen Na eenigen tijd voerde dc weg langs een armoedige, vervallen hut. Er vóór, op een boomstam, zat een jongen van een jaar of veertien met een kind op den arm. Dc magere met lompen beklecdc ledematen van het kind waren met wonden bedekt, 't gezichtje was zóó opgezwollen, dat men de trekken nauwe lijks onderscheiden kon, cn vermoeid en mat legde *t ongelukkige wicht een meisje van ongeveer twee jaar 't hoofdje tegen den schouder van den jongen aan Enkele meisjes bleven staan en bekeken met een hardvochtige nieuwsgierigheid, welke som. mtgen kinderen eigen is, het treurige tooncd- „Kijk eens," fluisterden zij, „hoe akelig dat kind cl* uitziet!" „Wat is 't vuil en nrmoc- die," zei een tweede. „Bah, wat vies!" riep een derde zelfs uit. De jongen keek de nieuwsgierig opdringen de meisjes vijandig aan. En het meisje, dat zich het laatst zoo kwetsend had uitgelaten, wierp hij een dreigenden blik toe, terwijl hij zich zelTs hukte om een steen op tc rapen. Nu stoof <lc hcele schaar, schreeuwend en gillend, uit elkaar. Alleen Liesje bleef staan. Zij schaamde zich over de hardvochtigheid van haar kameraadjes. In haar hartje was het medelijden sterker dan haar afkeer van die ellende, en ze zou dat arme kindje zoo graag het een of ander pleziertje gedaan heb ben. Vlug nam zij uit haar mandje het stuk kopk, dat Moeder voor haar ingepakt had en stak. het 't kind toe, dat er met beide hand jes naar greep en het beg<*crig in het mondje stak. „Wat smaakt het 'm!" riep Liesje uit, toen zij zag, hoe snel het grootc stuk koek in den mond van 't kind verdween. „Dat wil ik wel geloovcn," zei de groote jon gen, „zoo iets lekkers heeft ze nog nooit ge had." „Is 't een meisje?" vroeg Liesje nu. „Hoe heet het?" ..Mielce,' 'antwoordde dc Jongen. „En jij?" vroeg Liesje verder, want zij was al even nieuwsgierig als haar vriendinnetjes. „Ik heet Bas," zei hij. „Bas!" zei Liesje lachend. „Wat is dat een grappige naam!" Bas lteek haar verwonderd aan. Ilij vond niets grappigs aail zijn naam. Zijn leven was al heel weinig grappig, eerder armoedig en treurig, sinds Moeier twee jaar geleden ge storven w_as. Vader was een arme houthak ker cn den gebeden dag in het bosch aan t werk, terwijl dc oude, doove grootmoeder niet •meer in staat was thuis den boel knap tc hou den. Dus moest Bas, zoo goed en zoo kwaad als het ging. het huishouden doen, koken en voor zijn kleine zusje zorgen. Dat dc jongen, óndanks zijn goeden wil, tegen dit alles "iet was opgewassen, toonde Mieke's treurige en havelooze toestand. Intusschen was het stuk koek op, cn nu haalde Liesje nog een j^oieii. rooden appel uit haar mandje en gaf dien aan het kind. De appel was echter tc groot: het gezwollen mondje kon zich zoo wijd niet openen, om er in te bijten. Maar Liesje wist raad. Vlug nam zij haar zakmesje, ging heel vertrouwe lijk naast dc kinderen op den boomstam zitten en hoe men ook zocht, nergens was zii te vin den. Grootc - belooningen werden uitgeloofd yoor dengenc, die het dier terugbracht, maar .reeds vijf dagen wareh verstreken en nog hicmand had zich aangemeld. Dat maakte de koningin zóó bedroefd, dat zij at nóch dronk <?n ook niet sliep. Ze werd bleek en mager en zóó lusteloos, dat de koning er reeds over dacht naar het verre land te reizen en^Jaar ccn nieuwe angora-poes te gaan koopen, ook nl was de reis daarheen niet zonder -gevaar. lang verwachte trein het station binnenreed kwam er nog een dame aan, met een meisje aan de hand. „Liesje de Roever!"«Jilonk het van alle kan ten. „Liesje de Roever komt ook nog!" Een paar meisjes liepen haar eenige schre den tegemoet en Liesje liet dc hand van haar moeder lós, om zich bij haar vriendinnetjes aan te sluiten. Mevrouw de Roever wendde zich tot juffrouw Claire, de hoofdonderwij zeres, om deze haar dochtertje nog eens bij- Want sinds eenige maanden leefde dc koning zonder aan te bevelen. bi vijandschap met den vorst van bet land, waar men voor veel geld een angora-lcat kon koopen. Juist op den dag, dat er allerlei toebereid selen voor de groote reis van Zijne Majesteit gemaakt werden, strompelde het weefstertje met een pakje onder den arm haar hutje uit. Nauwelijks was zij eenige stappen verder, of zij ontmoette een houthakker, die haar vroeg, Iwaar zij heenging. .,'k Moet naar dc koningin," sprak het „Vrouwtje. „Naar dc koningin?" vroeg devliouthakker - bngeloovig. „Wat moet jij bij de koningin doen?" „Dit brengen," antwoordde het vrouwtje en fcij maakte het pukje open en liet den man het prachtige weefsel zien. Nauwelijks had de houthakker de wit-zij- tien poes gezien, of hij riep verontwaardigd )uit: „Moet jc nu de koningin nog bedroefder jnaken dan zij reeds is? Foei, je moest je fcchamen!" „Waarvoor moet ik mij schamen?" vroeg jïet vrouwtje. „Moet ik mij soms schamen voor fhet vreemde dier, dat ik geweven heb?" „Vreemde dier," mompelde de houthakker. fcJe weet heel goed, dat het de verloren poes Ger koningin is; de poes, die reeds vijf-dagen j(v©g is, en die men nergens terug kan vin den. I #;ls dit een poes?" riep het vrouwtie ver- Liesje heeft zóó gesmeekt, het uitstapje mee te mogen maken, dat wij haar dit pretje niet wilden ontzeggen," zei zij. /.Mijn man en ik zagen er echter wel wat tegen op, haar mee te laten gaan. 't Is een teer poppetje en wij hebben haar nog noait met anderen mee laten gaan." Bij deze woorden zocht haar blik bet kind, dat zich, vroolijk babbelend, onder de ande ren gemeng'd had en men kon bet dc moeder aanzien, dat zij haar lieveling eigenlijk maar weer liet liefst mee naar huis genomen zou hebben. Juffrouw Claire stelde haar echter gerust door te zeggen: „Maak u geen zorgen, mevrouw. We zullen goed op Liesje passen, 't Is een heerlijke dag en de reis is niet ver." Er viel geen tijd meer fe verliezen en dc kinderen stapten in den trein. Liesje sloeg haar armen om Moeders hals en luisterde nog maar half naar de laatste vermaningen. De conducteur sloeg dc portieren dicht, een fluit je, en snuivend en blazend zette dc trein zich in beweging. Na een half uurtje stapte het gezelschap uit om den tocht te voet voort te zetten. De zon stond nu reeds vrij hoog aan den hemel en de wandelaarsters waren blij/ dat zij den straatweg konden laten liggen en langs een beschaduwd voetpad den berg konden, bestij gen. en begon den appel door te snijden. Bas gaap te haar verbaasd aan. ,Is dat geen mooi mesje?'' vroeg ze. „Ik heb het op mijn verjaardag van Vader gekre gen." En het was werkelijk een mooi mes! IIet blonk nog van nieuwheid en het heft was van parelmoer. „Wil jij 't hebben?" vroeg Liesje goedhar tig, toen zij den bewonderenden blik van den jongen zag. „Jc mag het gerust houden, hoor! En ze duwde 't hem in de hand, terwijl zij 't kleintje de schijfjes appel in den mond stak. Nu werd er op den weg luid geroepen: „Liesje, Liesje! Kom toch! Waar blijf je 7.00 lang?" En vlug sprong het kleine ding op om dc anderen in tc halen. „Daar," zei dc jongen, „vergeet jc mes niet." „Wat bedoel je? 11; heb het jc immers gege ven!" riep Liesje uit. De jongen schudde het hoofd en stak haar het mes toe; 't scheen hem ongeloofclijk, dat zij het werkelijk meende. Doch al voorthuppe- lendc lachte zij vroolijk en riep hem toe: „Je mag het houden, liooiT' Toen vloog ze weg en Bas tuurde haar verbluft na, bet kost bare mes in dc hand houdend. Aan bedanken dacht hij niet en Liesje maakte daar ook geen aanspraak op: zij droeg don dank voor haar liefdedaad in haar hartje, dat vol gclulc Na een flinke wandeling hadden dc meisjes een hooggelegen dorp met zijn verstrooide hutten bereikt. Hier werd dc middagrust ge houden. In den tuin voor een uitspanning waren ta fels geplaatst, waaraan dc kinderen plaats na men en een landelijk maal gebruikten, wat hun na de wandeling uitstekend smaakte. Dat men met ijzeren vorken en uit aarden schotels at verhoogde dc pret en dc lekkernijen, die de verwende stadskinderen thuis* gewoon waren, hadden hun nooit zóó goed gesmaakt als (lc gewone kost, die hun hier door dc dikke waardin werd voorgezet. Vooral Liesje, die haar stuk koek aan Miekc gegeven en zelf niets gegeten had, bespeurde voor het eerst in haar leven, wat honger is, cn deed zich aan dc landelijke spijlzer naar hartelust te. goed. Na den maaltijd verstrooiden de kinderen zich naar alle kanten. Enkelen, die wat moe waren van dc wandeling, gingen op hel wei land achter 't huis in 't gras liggen, anderen begonnen onder leiding eener jonge onderwij zeres allerlei spelletjes cn een gedeelte liep het bosch weer in. Liesje liep gearmd met haar vriendinnetje, dc kleine Annie. Onge merkt zonderden zij zich van de anderen af liet was nu drukkend warm. De lucht was betrokken en in het westen kwamen dreigen de wolken opzetten. .De vriendinnetjes zagen liet echter niet. Na een poosje zei Annie: „Laten wc onder dien boom op hel mos gaan zitten, en naar dc toppen daarboven kij ken cn ons verbeelden, dat wc in 't boscli vcr- dwaald zijn en overal den weg zoeken." „Ja," zei Liesje, „cn dan klim ik op dit hek en kijk net als zuster Anna uit, of ik in dc verte niets zie!" En toen zij dit spelletje eenige minuten ge speeld hadden, liepen zij het bosch dieper in. Geen ander geluid drong tot hen door dan het ruisclien van den'wind in de toppen der hoo rnen, het hameren van don specht en het gon zen van kevers cn bijen. Zoo, elkaar sprookjes vertellend en babbe lend, liepen dc lieide kinderen ongemerkt steeds verder om een mooi plekje uit te zoeken, waar zij konden gaan zitten. Zij kwa men aan een open gedeelte, waar jaren gele den houfc gekapt wa$. Frambozen en bosch bessen groeiden hier in overvloed, zoodat de kinderen zich le gtied deden. „Kijk eens, wat een heerlijke boschbessen!" riep Liesje opgetogen uit, „daarmee zullen wij onze mandjes vullen." „Ja." zei Annie, „wat zullen de anderen opkijken, als wij zooveel boschbessen mee brengen En zij plukten ongestoord. Hoe hoogcr zij klommen, hoe mooier en rijper de bessen wer den en Liesje vooral plukte met den grootsten ijver. \*an tijd tot tijd hoorde zij nog Annie's stem achter zich: „Liesje, kom toch! Liesje, we moeten terugl" Doch Liesjo ging steeds verder. „Alleen die nog!" riep zij dan cn krooft steeds hoogcr, niet vermoedend, hoe hoog rif reeds geklommen was. Toen ze toevallig ora« keek, zag ze met schrik Annie heel diep bcA den zich, maar op hetzelfde oogenblik ont< dekte zij even hooger, op een rotsblok, eer, prachtigen boschbcsscnstruik. „Die moet ik nog hebben!" riep zij haat vriendinnetje toe, „en dan kom ik." Snel liep zij naar de lokkende vruchten bo* ven haar. Maar toen zij die geplukt had, ston den er omheen nog een lieclc massa; die koir zc toch niet laten staan! En ze plukte haastig* totdat haar mandje hcclemaal vol was. Toen keek zij eindelijk weer eens om. Annie zag zc niet meer. Misschien had haar vriendinne tje zich verstopt, dacht Liesje, om zichzelvi gerust te stellen. „Annie! Annie!" riep zij. maar slecht» dc echo antwoordde van den bergweg terug. Liesje schrikto. Zij had heelcmaal niet gewe ten, hoe hoog zij wel geklauterd was. IIoo zou zc nu weer naar beneden komen? Haar voet gleed uit op de puntige stcencn en do doornen der takken scheurden haar jurk en bekrabden liaar handen. Zij beet zicli op dc -lippen om niet in tranen uit te barsten. Mis schien. als zij wat op zij aanhield, zou ze gemakkelijker naar beneden kunnen komen. Zij hield zich aan dé boomstammen vast en vond ten slotte een uitweg. Weldra echter werd tic met dcnneunnldcn bedekte grond zóó glad, dat zij nag veel minder van den steile» berg naar beneden kon komen. Het was nu angstig donker in het bosclt Geen enkele zonnestraal gluurde meer door het gebladerte. Dc hamerende spcclit had zijn arbeid gestaakt cn zelfs "de kevers en bijen gonsden niet meer. Een vrecsclijkc angst over* viel het eenzame kind. Wat moest zij begin nen? Misschien, wanneer zij den berg geheel beklom, vond zij aan den anderen kant een minder steil pad! Die gedachte gaf'haar weer moed. Den eenen stam na don anderen grijpende, klom zij omhoog. De weg naar boven was verder dan zij gedacht had, en zonder het tc vermoeden verloor zij meer cn meer dc richting. Docli eindelijk was zij bijna boven, nu nog een klein eindje en zc zou als zij het boscli uit was naar beneden kunnen zien. Stellig zo» ze dan de uitspanning ontdekken en een weft die er heen leidde. Haastig liep zij verder en weldra zag zij een prachtig panorama, maar geen huis, geen weg! Vóór haar viel de berg bijna lood» recht naar beneden, achter haar cn aan bei de zijden bet dichte woud, waar zij zich nief meer in durfde wagen. O, wat was de lucht vrecselijk donker! Aa alle kanten hadden zich zwarte wolkon samciw gepakt en reeds bromde in dc verte dc don« der, zoodat het akelig door dc bergen weers klonk. Wat zóu er van het arme, bevende kinó worden, dat daar verlaten op den eenzame» bergtop stond, wanneer dc storm der clemen* ten losbrak? (Slot volgt.) Een flinke jongen. Een Wee» sche jongen van 15 jaar, oud-gymnasias^ maakte de reis naar ons land en vond luel zijn tijdelijke pleegouders. Dezer dagen werd hem echter bericht, dal zijn tijd verstreken was en hij naar Weenexï terug moest. Zonder iemand iets te zeggen, ging de jongeling op pad, ten einde een wcrkgevei te vinden, 't Lukte hem, een aanstelling als flesschenspoeler te krijgen tegen 13.50 per week. Verder wist hij een kosthuis tof vinden voor 30 per maand. Deze dingen voor elkaar zijnde, wendde hij zich tot zijn pleegouders, dankte deze* hartgrondig voor alles wat ze voor hem gedaan hadden en ontwikkelde vervolgens zijn plan. Als ik naar Weenen terugga, zd hij; eet ik bij moeder thuis mee den boel op# terwijl ik van mijn weekloon, els ik hier blijf, moeder nog maandelijks een 1000 kronen kan zenden. Er was weinig in te brengen tegen <JU kordaat plan en het wordt derhalve uitge* voerd. (VadJ Een dubbel dozijntje Vier-en-twintig'kind'ren zeggen „grootmoe" togen juffrouw Schoen} yoor die allen moet zij zorgen, 4 heeft dus vrees'lijk veel te doen^ Koken, breien, naaien, stoppen, 's avonds pas krijgt zij wat rüsf, als zc al die vier-en-twintig eerst maar heeft goê-nacht gekust In één bed van reuzenbreedte bergt zij al die kind'ren op ikijk maar even naar het plaatje, als je denkt, dat ik je fop. Juffrouw Schoen is o, zoo zuinig - staaltjes van haar eigen rok, zie j' in 't overtrek-der de"ken, die ze maakte van kapok. Vier-en-twintig kleine guiten zijn eerst zoet in bed gestapt, maar als grootmoe straks komf kjjkefl| zijn een stuk of zes ontsnapt, Met een kaars moet zij ze zoeken, bromt er ook een beetje bij, tot ze 't dubbele dozijntje weer -«nplcct heeft, qp één rijt Hermann».

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1920 | | pagina 9