Geldersche OredletversenSging IGero Amersfoort on Omstreken. LAÜ6ESRACHT Ho. 4. TMPHOOH Ho. 304 - Snortbenoodigdlieilsn - AMERSFOQRTSCH DAGBLAD ,,DE EEMLANOER TWEEDE BLAD. N Toch jaagmrasa. Gestort Kapitaal Roservon VerricM aSIe bankzaken. 10.000.000 4.400.000 BINNENLAND 'til ItehiNis CredietW Fourneert Cheques op Binnen- en Buik -rtd" Heeft uitgebreid Giro-verkeer. WILLEM GROENHUIZEN I I I Z R ve r g Alpaca i FEUILLETON. EVENWICHT, I. OrooteiÉrst, Hsf 33 SPORTKLEgm I •- IGe Jaargang No. 239 if Zatsrdag 3 April 1920c D« medische Ciculteit van de universiteit X wm sinds lang van meening, dat het i)D3i**rtdt ziekenhuis in geen enkel opzicht voldeed aan de eischen, die men aan eene inrichting stelde. Zij had al bij h'tmaling tot den betrokken minister het -rtxxoek gericht een einde te maken aan den noodtoestand. Er moest noodzakelijk een ge- nieuw ziekenhuis komen. De minister had dit ook ingezien en gege- vpns gevraagd ter voorlichting van den ^bouwmeester, die het nieuwe ziekenhuis zou bouwen. Die gegevens kwamen al spoedig binnen. Elk der professoren had zijne eischen gefor muleerd. En het bleek al gauw, dat er een, goirsldïg complex van groote gebouwen zou moeten verrijzen; behalve een groot gebouw met ziekenzalen, zouden pavilliocnen voor zenuwpatiënten en barakken voor lijders aan besmettelijke ziekten moeten worden ge bouwd. Voorts een operatiehuis, administra tiegebouwen, woningen voor het personeel.... het stond gelijk met den bouw van een klein stadje. Met dit verschil, dat er in menig op zicht verband bestond tusschen grootte en inrichting der afzonderlijke gebouwen. De minister wees een bouwmeester aan een der groote mannen van het vak na tuurlijk om het groote plan te ontwerpen. Natuurlijk nam deze bouwmeester helpers aan. Onder de architecten van naam vond hij geschikte medewerkers. Ieder van hen zou één der gebouwen ontwerpen en steeds -on men voeling met elkaar houden, ten ein de de noodige eenheid niet uit het oog te verliezen. %Maar wat gebeurt? Terwijl iedereen ver vochtte, dat de bouwmeester op grond van 'e studie van hem zelf en van zijne mede- v eis, een grootsch plan voor het groote geheel zou indienen, kwam hij op een gege ven oogenblik bij den minister en via dezen bij de faculteit,met een plan voor het opera tiehuis alleen. Ondanks het verzet ook van de be- lcwaamsten onder zijne medewerkers wist 'e bouwmeester zijn plan door te zetten. Weldra was men met den bouw van het ope- raftehuis begonnen. Na eenigen tijd stierf de bouwmeester. Wijl men liever zag, dat een administratief chef over alle architecten werd aangesteld, dan dat één der architecten tot bouwmees ter werd benoemd, besloot men tot zulk eene aanstelling. Deze administratieve chef, die hoe men ook over de principieele vraag of zulk eene benoeming juist was, denkt in elk geval vrij was van persoonlijke voor keur voor een of ander plan of onderdeel van het plan, bestudeerde aller meeningen grondig en kwam het tot voor 's lands kas onaangename resultaat, dat de bouw van het operatiehuis niet moest worden voortge zet. Er waren n.I. inmiddels nieuwe ge zichtspunten geopend omtrent den bouw van ziekenhuizen, en in die door de faculteit ge deelde inzichten, was er geen plaats voor zulk een operatiehuis. D? rrv" ?n zijne raadgevers waren ont steld van de reeds besteedde gel den a! worpen te beschouwen en van meet aan met een beter plan te beginnen, wilden zij per se, dat het operatie-huis zou worden afgebouwd. De adminstratieve chef die, het zij erkend, ook in andere opzichten minder geschikt was gebleken, kreeg zijn congé. Men zocht naar een nieuwen bouwmeester. Maar de band tusschen de dóór-werkende architecten moest blijven bestaan en men vond een handelsman bereid, tijdelijk de functie van bouwmeester of administratie ven chef waar te nemen. Warempel beleefde men toen het ondenk bare schouwspel, dat deze waarnemer op een oeien dag bij den minister en zijne raad- 2vérs verscheen, met het voorstel, het ope mBMtMSUBaaEmam*BgaaBm3 nsmcii ARMHEiVl, Opgericht 1866, ratiehuis af te bouwen. Er waren, zoo be toogde hij, nu eenmaal enorme sommen aan den bouw besteed. De afbouw zou wel is waar nog eens zooveel geld kosten als al was gebruikt, maar dan had men toch een gebouw dat een gebouw was. Dan hoefde men het halve gebouw niet af te breken. En het operatiehuis zou dan toch wel voor iets bruikbaar zijn. Als de muren eenmaal ston den en het dak was er op, dan zou men nog kunnen beslissen of men het al of niet in wendig zou afwerken tot operatiehuis. Mis schien zou men wel een ondernemend man vinden, die er een zweminrichting of een bioscoop in zou vestigen! Men zou nu alweer verwachten, dat deze bouwmeester-waarnemer door den minister de deur zou worden uitgezet. Maar neen! In plaats van hem voor half-öntoerekenbaar te houden, onderschrijft de minister zijn oor deel en zijn voorstel wordt aangenomen! Dit verhaal is niet het geboekstaafde ge beuren. Het is verzonnen. En menigeen van i onze lezers zal geneigd zijn tot scherpe kri tiek. Hij zag zeggen: „De eerste bouwmees ter nog wel een der besten in zijn vak zou wel een dwaas geweest moeten zijn, als hij begon met den bouw van een operatie huis, voordat het plan van den geheelen bouw gereed was. De administratieve chef, die hem verving, schijnt een verstandig man; zijn plan tot stop-zetten van den bouw was althans juist en het is ondenkbaar dat de machthebbers toch tot doorzetten van den bouw besloten. De handelsman, waarvan het verhaal spreekt, is meer een hazard-speler dan een koopman en wat den minister en zijne raadgevers, die dezen hasardeur vol gen, bezielt, is een raadsel ,,En dus", zoude hij ons toevoegen, „is uw verhaal onlogisch en in strijd met de werke lijkheid. Wat wilt u eigenlijk met uw ver haal?" De geachte lezer heeft „den bouwmees ter" slechts te vervangen door „den minister van marine", den „administratieven chef" door den „burger-minister van marine", den „handelsman" door „den minister van land bouw, ad interim van marine"; „het groote bouwplan van een ziekenhuis" door „een plan tot reorganisatie van onze vloot", het „operatiehuis" door „twee kruisers", „den minister en zijne raadgevers" door „de Tweede Kamer der Staten-Generaal" en hij heeft het ztiiver historisch verhaal voor zich van wat er in den laatsten tijd geschied is met de „Java" en de „Sumatra". Wjt in het burgerlijke leven onmogelijk is, is in het militaire kamp niet alleen mo gelijk, maar werkelijk geschied. Minister Bijleveld wilde den bouw der kruisers staken; hij werd vooral op andere gronden weggezonden. Minister van IJs- selsteyn, die van kruisers evenveel verstand heeft als vanlandbouw, komt bij de Tweede Kamer met het plan, die schepen wèl af te werken. En in plaats van met een algemeen hoongelach, wordt hij ontvangen met applaus. De meerderheid van onze Volksvertegenwoordiging besloot nog eens 18 millioen guldens weg te smijten, omdat ze het met den minister jammer vond het bij de reeds weggegooide 18 millioen te la ten. Of de schepen in een eventueel ko mend organisatieplan passen, doet er niet toe. Ze zullen er wel in passen, hoopt de dilettant-waterschutter en er is altijd nog kans, dat eene of andere mogendheid lust heeft om ze te koopen. Bij het groote gebrek aan woningen zou men ze ook wel als tijde lijke hotels kunnen inrichten! Een kansje op verkoop is er dus wel. Maar als de schuiten klaar zijn, over 3 jaar, dan zetelt er allicht in het ministerie geen koopman meer van de kracht van een van IJsselsteyn. Dat heeft misschien de Tweede Kamer niet bedacht. Wij zijn ontdaan over de gevallen beslis sing. Slechts één lichtpunt was er. Onze vrij zinnig-democratische Kamerfractie heeft aan dit vermorsen van 's Lands gelden niet mee gedaan. Dit ae Hers «'(«riandache pro pof uk! a De anfnexionistische, anti-Nederlandsche campagne, welke sedert maanden met ver bluffende hardnekkigheid van Brussel uit wordt gevoerd, heeft de laatste dagen haar hoogtepunt bereikt aldus De T ij d. Het Belgisch-Hollandsch economisch verdrag in verband met de herziening der verdragen van 1839, waarvan de onderteekening te Parijs aanstaande is, en het Groot-Neder- landsch Congres te Leuven hebben de anti- Nederlandsche elementen in België tot uit gangspunt genomen voor een propaganda- veldtocht tegen Holland, die alleen door de persactie tegen Duitschland in de geschie denis van België wordt overtroffen. Hel eigenaardig verschijnsel doet zich voor, dat de annexionistcn door de bevol king in 't algemeen worden genegeerd, munr dat sommige en niet van de minst-aan zienlijke politici zich door hun lawaai laten overbluffen. Om deze tegenstrijdig heid te begrijpen, moet men weten, dat dooi de sterke centralisatie in België,.waar de gekozenen des volks voor hun wetgevenden arbeid zetelen in een stad met één millioen inwoners, de wetgevende en uitvoerende macht vööral onder don invloed der hoofd stad staat en dat te Brussel met de opvat ting der bevolking in de provincie zelden -rekening wordt gehouden. Niet alleen t e, maar ook door Brussel wordt over mooi en slecht weer in de politiek beslist. En de Brusselsche atmosfeer is Neder land bepaald vijandig. Voor velen in ons land lijkt dit misschien onbegrijpelijk, om dat zij te vergeefs zoeken naar eene reden voor deze onloochenbare vijandigheid. Toch is het zoo eenvoudig. De Belgische politiek is niet in de eerste plaats pro-Belgisch; de bekommernissen der Belgische regeerings- en parlementaire kringen gaan niet in de eerste plaats naar de alzijdige onafhanke lijkheid van Belgiël De Waolsche afgevaar digde Troclet heeft onlangs in de Kamerzit ting van 9 Maart, duidelijk weergegeven, wat men te Brussel onder Belgische vader landsliefde verstaat: .Ik bemin Frank rijk" zeide Troclet, „en het is, omdat ik Frankrijk bemin, dat ik wensch, dat België blijve wat het is." Kort en bondig bedoelde hij: „België's bestemming is, lot borstweer te dienen voor FrankrijkNiet alle Belgische parlementsleden durven het zóó duidelijk zeggen; maar dat er in de Belgi sche Kamer tegen zulke verklaring geen krachtig protest opgaat en de Brusselsche pers dit zonder commentaar, als iets, dat van zelf spreekt, met genoegen weergeeft, dit alles bewijst genoeg, hoe Troclet ook dc ir.cening der lcider.de kringen in Bel; weergeeft. Uit deze opvatting van België's rol in de Europoesche politiek vloeit al het overige logisch voort: de wensch tot een militair en economisch verbond met Frankrijk, zoo mo gelijk met volledige uitsluiting van Enge land; c!b pogingen, om België naar het Noorden, Oosten enWesten „strategi sche" grenzen te verschaffen, dc eerste ten koste van Duitschland, de andere door an nexatie van Ncderlandsch gebied; het voortdurend gestook tegen Nederland, om de openbare meening in België op voor hand met een gebeurlijke machtsgreep legen Nederland te verzoenen, een machtsgreep, waartoe, naar de annexionistcn nog altijd hopen, de troebele toestanden in Europa wel eens de gelegenheid zullen bieden De T ij d toont dan aan dat de z.g. eco nomische eischen, die in België op den voor; rond worden geschoven, in wezen a n- n e x i^> n i s t s c h e eischen zijn doch daarvoor durft men tegenover de anti-mili- tc' 'stisch gezinde bevolking natuurlijk niet uitkomen. ;?gandiqi:n van cie „geketende stroome:t .en de onverloste .s uit Net'- h-Lin.' ttrg", was deze toegevendheid dc; Hollandsche regee ring in de economische aangelegenheid een erge tegenslag. Nu moest de aap uit de mouw komen Zij moesten nu wel erkennen, dat hun economische eischen maar voorwendsels waren, en hét er bij hen niet om ging, een Sche!dc-Rijn-kanaal door Hollandsch-LIm- burg te verkrijgen, maar om de annexatie van deze provincie als een geschikt glacis voor gebeurlijke militaire operaties tegen Duitschland; dot het niet ging om de verbetering van den benedenloop der Schel de en vrije handelsvaart ook in oorlogs tijd door de Schcldemonding, maar om de heerschappij over den stroom op Ncderlandsch gebied, om van Antwerpen een oorlogshnvon te maken, vnn waar uit altijd voor Frankrijk natuurlijkf tegen Duitschland of tegen.Engeland zou kunnen worden geopereerd. Waarom ook niet tegen Engeland inder- daod? Men denkc non Bnrthou's rede in dc Frnnsche Kamer. Deze Qansprakcn noemen de onnexio- nisten „het lcvcnrecht von het souverein-gc» worden België." En dit recht, het recht von den eerstgeborene, zegt Fern. Neuray, wen- schen zij niet „voor een schotel linzenpap, onder den vorm von economische voordce len, in de Hollandsche keuken bereid, aan Nederland tc vorkoopen!" Vnndaar de storm in België's hoofdstad tegen een verdrag, dat ann België volgens de verklaring der an- nexionisten zelf! hc-lnngrijke economische voordeelen biedt. De Belgische regeering, geneigd om dat ze niet anders kan het verdrag met Holland door te zetten, stond tegenover deze actie zeer zwak. „Zij zelf heeft het onnexionisme te lang aangemoedigd, om er nu met krocht tegen op te roeion Zij heeft geesten opgeroepen, die ze nu niet zoo gemakkelijk weer baas wordt. De Regeering, bewust van haar on macht, durfde aan de commissie von buiten- landsche zaken niet voorstellen, een bepaal de uitspraak te doenzij vreesde, dat deze uitspraak in de tegenwoordige omstandig heden tegen de onderteekening zou zijn uit gevallen. De Ministerraad heeft don maar zelf beslist en, 'zooals men weet, voor on derteekening doch dat schijnt naar men weet niet zonder veel geharrewar in den schoot van het kabinet te zijn gegaan. Om de annexionisten eenigermate tegemoet te komen, zal er bij de onderteekening, zooals verluidde, een protest worden neergelegd, waaruit dan zou moeten blijken, dat België wel den schotel linzenpap wil verorberen, maar dat het tevens zijn „onverjoarbore levensrechten" de aanspraken der an nexionisten voor een latere gelegenheid wil behouden Met deze platonische verklaring neemt, naar de Belgische bladen berichten, het C. P. N. geen genoegen. Het hoopt nog altijd, dat de „gelegenheid" binnen afzienbaren tijd komt, en daarom wil het tijd winnen. De staatsgreep in Duitschland is wel mis lukt, maar misschien zoo hopen zij bieden de bolsjewistische woelingen in het voor Roergebied de gewcnschtc aanleiding voor Frankrijk cn België, om in te grijpen n. dot is zooveel dichter bij de Nederlnndschoi grens dan Berlijn. Dc annexionislische cam pagne duurt don ook voort. Zij is zelfs var^ scherpt. De annexionisten tclegrofceren nnnll den Koning om, nn de onderteekening tof Parijs, dc bekrachtiging uit te stellen. Met' hetzelfde doel worden, hot is een openbaar! geheim, dc Parlementsleden bewerkt, en het is een veeg teeken, dot ministers als Ren- kin en Dcstróe, staatsminister, ex-gezant to s-Grnvenhage, H. Carton de Wiart cn do. liberale condidaot-ministcr Albert DcvèzcJ samen, mot den hooggcroemden Waal Tro-, clct, met volle kracht in de nnnoxionislisclio' zeilen blazen. Zeker, voor een oorlog tegen ons land ia de bevolking in België niet te vinden, do Vluomscho vooral niet. Maar in ons lan$' zou n\en goed doen, niet uit het oog tc ver* liezen, dnt de Vlamingen hoezeer zij oolc onze volle sympathie hebben cchtor, zoo als het Congres te Leuven nog eens duide lijk heeft aangetoond, in de Belgische poli* tiek weinig of niets tc vertellen hebben; dot men de bevolking in België nog altijd warm kan maken, om, bij voorbeeld, zelf uit Duitschlund het vee en de machines door de Duitschcrs uit België weggenomen, ea de schadevergoeding te gaan' halen dat d» annexionistische bladen vooral in militairs' kringen worden gelezen cn dal, bij een mili tair uitstapje naar Duitschland, oen kleine „vergissing" van een paar hoogcre officie-* ren voldoende zou zijn, om een Belgisch* legerdivisie „toevallig" in Hcllandvch-Lim- burg te doen belanden. Goddank, dat wij een Regeering bcz.itten» welke tijdens dc heclc ontwikkeling der episode Nedcrlond-België, welke achter ons ligt, heeft getoond, op Knar „qui vivc" t® zijn. Ga zoo voort, hel „Holland, let op a saeck" toe te passen, ook in het belang vaa de vredelievende elementen in België, dat vroeg of laat de misgrepen, die sommigen ia zijn naam willen begaan, zal -veroordcelc® cn wreken." B©jHeht©n De Staatscourant van 1 April bevat o.tL de volgende Koninklijke besluiten benoemd tot burgemeester van StompwijK en Veur W. J. H. J. M. Reijzer, met eervol ontslag als burgemeester van Berchem; op verzoek eervol ontslagen als burge meester van Voorhout J. G. M. van Griet- huijzen; benoemd bij het Centraal Bureau voor dc Statistiek tot referendaris mr. dr. J. C. Witv teveen; benoemd tot burgemeester van Dordrechl mr. dr. J. Wijtema; tot burgemeester van Nibbixwoud D. J. M, van Gent; tot burgemeester van Willemstad H. van der Veen; op verzoek eervol ontslagen J. Delsman. adjunct-acrountant bij den dienst dér direct te belastingen te Arnhem; benoemd bij het departement van Oor log, onderscheidenlijk tot hoofdcommies eni tot adjunct-commies, de commies bij dat de- parlement A. van Lonkhuijzen en de ambte< naar, toegevoegd aan den kapitein-adjudant van den Minister van Oorlog, met den rang van klerk F. W. van Dalen; tot klerk de schrijver op jaarloon bij het departement van Oorlog P. J. C. van Dussel* dorp en de tijdelijk ambtenaar bij meergc' De liefkoozing is de pijnlijkste en de heer lijkste van alle leugens. JUWELIER AMERSFOORT i-l Roman door J. EIGENHUIS. haar opeens een heimwee naar wat mooiers en beters, dan dat neerhalende, geestdoodendc werk van een zorgelijk hulshouëntje. Ze' had behoefte aan poëzie! Dat had hij allang bij zichzelf uitgemaakt. En hij had haar Jacques Perk en Ilélène Swarth cadeau gedaan. En er soms met zijn mooie rhetorische stem uit voorgelezen. Maar dat had haar juist zwaarmoediger ge maakt. Die gedichten ven tegenwoordig waren ook al zoo tobberig en zwaar op de hand. Haar tuin was een heele afleiding. Het openkömen van een knopje, het uit spruiten van een stekje kon haar zooveel ge not geven, dat hij er verbaasd van stond. En in 't voorjaar werd ze soms door een zucht naar uitvliegen, ver weg, overvallen, als de weiden zoo bloeiden, en het in do sloot kanten zoo plaste van spartelende visschen. Eens had hij haar verrast met een fiets, die hij van extra lesgeld had bespaard. En ze hield wel Van hem, en zou ook niet buiten hem kunnen, maar dat onevenwichtige was ondanks alles in haar gebleven. Poëzie hielp niet, de tuin hielp niet, fietsen hielp niet, afleiding hielp ook slechts tijdelijk. Hij zou het maar beschouwen, als behoorend bij zijn geluk, al die dagen, dat ze zoo met dat zijn vrouw zoo uit haar evenwicht bracht? Hij deed maar geen moeite, daarnaar veel onderzoek te doen. Want altijd kwam het weer op gefingeerde drukte of beslommerin gen met naaiwerk, of op den rompslomp van het groote huis neer, waaraan nu eenmaal niets te veranderen was. 't Was vreemd. Mien bestond eigenlijk uit ty/ee persoonlijk heden: dc gulle, vroolijkc. hartelijke vrouw vol toewijding en meegevoel voor haar hcele omgeving, en nu en dan de tobbérige, zwart gallige, kwnüjk-ncmende, verongelijkte», diep ongelukkige vrouw, ontevreden met alles. M O*-*"'". "X ""l C-Vs twvr ■Ais nij om tien uur terug kwam, zent de hui j alles ontevreden was. Hij kon haar toestand wel over wezen. ITii leerde zich al in die ne- :'h dnn nfef nnriorc Inrm rtïiii uit wezen. Iiij leerde zich al in die pe riodieke aanvallen schikken, en genover te stel! Kort nadat de kinderen naar beu waren, kwam haar vriendin Cato Verir.aat, dc vrouw j van den secretaris. „Moe gezellig, dat je kómt," ontving Vk-n haar met opgewektheid, terwijl ze bedrijvig lief zich dan niet anders verklaren, dan uit een j heen en vvefcr liep, óTft no; eventjes alles ge invallen van zwaarmoedigheid j soort onvrede in haar. Iiij zelf kende dien zellig te schikken en een gin chocola klaarte trachtte maar er veel geduld te- i toestand ook Wel, als hij op school b.v. onbil- 'maken, waar Cato zoo op cc-teld tellen. Ze was toch zoo'n innig! lijk was geweest tegen zijn leerlinigen, of »:k Ben natuurlijk weer alleen. Overdag 'n oed vrouwtje, gul en hartelijk voor thuis tegen zijn kinderen of vrouw onvriende-1 de kinder drukte en 's avonds alleen" lijk of driftig. „Ja, en ik dan?" klaagt Cato mee ,,'k P»:m I Maar hij kon dien toestand altijd beheer-1 er expres maar uitgeloop ,n. Mr 1 -r. r* j schen en terugdringen, zonder dat hij er an»-1 verslelgoet! en stukkend- k M: r ik deren onder liet lijden. Icon niet langer. M n rran was naar de so- En wat mocht het in vredesnaam wezen,ciëteit, en ik dacht, ik ca cr ook un 'k Kan iedereen, innevrend aj,s ze wou. Maar ze was uu eenmaal niet als iedere andere vrouw. -Ze was er mis-schien te begaafd voor. Ze kon haar da gelijk sche saaie plichten doen met een opwinding en een ambitie, en dan overviel het dan niet langer uithouden, 'k Zou gaan schreeuwen of'andere malle dingen doen..." „Ja, en lezen gaat dan ook niet. Van een roman word ik nog akeliger." „Bah. 't Is tegenhvoordig allemaal misère en getob in de romans. Daar behoef je ook geen afleiding in te zoeken." „Ik vind juist die zoele romannetjes zoo innig laf. Als jong meisje heb je ook zulke droomen gekend van een eeuwigdurend ge luk, en alsof het huwelijk de deur voor het paradijs vns. Ik vind er-n getrouwde vrouw diep 'be 1:1 a gen s\va a r d ig. Ze waren weer po dreef. Als zc dit onder werp aanroerden, dan kwam er een vertrou welijkheid tusschen haar beiden, waartoe zo anders nooit geraakt zouden zijn". Eigenlijk was Cato Cen oppervlakkige ogoïst, dom en behaagziek, die haathuishou den verwaarloosde; koel en harteloos tegen haar man. En dc onvoldaanheid, die Mien in zich voelde, deed haar naar uiterlijfcen steun grij- pen. Cato kon eerst beseffen, meende ze, wat het was, dat haar 7,00 n» kuicholiek en ruste loos m ';,c\ Jaap niet; die praatte altijd van vermccif-hsid en rust nemen of xr.eer hulp. Maar Cj 0 verkeerde in dezdfee omstandig heden zij. Ze hadden allebei als jonge reeis; - v| K all s heerlijks van lmt huwelijk voorg." I-hl. En v;at bleek heet te geven? Dc vrouw v/as een sloof, die zich kou afbeulen voor man en kindertjes, en nacht noch <lag •rust ha met mav?n cn verstellen en voor den pot -zorgen en rekenen, hoe rond te komen. En tijd voor wat beters cn mooiers had ze nooit. „O, ik vind het huwelijk verschrikkelijk," bekend. en. ,,'k Kan van die dagen, heb ben, dat ik all.i '-au me zu willen afschoD- bcn^ dat ik alles van me zou willen afschojw eind aan tc maken. Wat is toch ons leven?! Tijd voor ontwikkeling, voor muziek, voor •geestelijk samenleven met onzen man is eU niet. 't Is altijd maar die vreoselijkc lredmo-< len van kousen mazen, kindertjes oppassen» eten koken, verstellen cn pingelen, pingen len om geen cent te veel uit tc geven." Haar pogen schitterden van overspanning en Opwinding. j ..Een man heeft ten minste alle dag afwis seling," viel Cato in. „Zc spreken elk oogen^ blik iemand anders, zc loopen uit dc misèrd thuis vandaan, ze gaan naar dc sociëteit" Er kwam tocli in Mien iets op tegen die redenecring: een heel stil besef, dat haar man toch ook een groote mate van*geestkracht r.oodig had, om opgewekt tc blijven bij zoo'a afbeulend leven van lesgeven en dan nog be*j bromd en verveeld te worden door zija vrouw. Tiaar man had me ook ecn leventje»' en dat maakte de zaak nog ellendiger. liet hecle mcnschenhcstaan was cen triestig gH wurm. Wat was een mensch toch een geduldig zwoegbee t, om dat allemaal te verduren! „Nee, naar dc sociëteit gaat mijn man niet' Als die niet thuis is, dan is de stakkerd aan liet les geven. Of een enkel avondje naar „Je richo". Nou, dat is dan ook z'n ecnig ver maak..." „Kom, de mannen hebben het zoo kwaad niet. Die leven ten minste. Elke dag is weel. nieuw voor hen. En wij zitten ecuwig met zie ke of zeurige of dwingende kindertjes, mef een brutale meid, om je humeur verder tc bejj proeven..." (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1920 | | pagina 5