M "%w
amersfoortsch dagblad „de eemlander"
i
DERDE BLAD.
.Qoop de <£Jea§d«
©e Dom".
Eigengemaakt! Kinderkleeding.
'm
VVSsPW
11
18« Jaargang
No. 261
Zatardag
1 Mei 1920.
Een veel-bewogen Zomer.
F. BONE, vrij naverteld' door C. II.
HOOFDSTUK V.
De verloren Schat.
In de eerste week na haar aankomst vroeg
'Liesje zich eiken morgen, als zij wakker
■werd,'af, of zij dien dag haar ridder zien zou.
Zij had echter tot nu toe nog geen spoor van
hem ontdekt.
's Zondags in de kerk kreeg zij bijna een
stijven hals van het omkijken, doen ook hiel*
kon zij hem niet ontdekken. Gretig luisterde
2ij, of ze zijn stok op de steenen hoorde tik
ken, doch dit was al evenmin het geval. Liesje
begon langzamerhand te gelooven, dat het
met hem ging als met de ridders uit oude
verhalen: zij verdwenen weer even geheim
zinnig, als zij gekomen waren.
Doch toen zij een paar dagen in de pastorie
was, gebeurde er iets, dat haar alle ridders
in de wereld deed vergeten. Er kwam een
boodschap van het slation van Voornveld,
dat er een rieten mand aangekomen was, ge
adresseerd aan jongejuffrouw Liesje <le Geer,
pastorie van Boswijk. Blijkbaar bevatte de
mand iets levends. Liesje noch Netty konden
zich voorstellen, waf het zijn kon en mevrouw
"Wurtena Jiet dadelijk Tommy, de pony, in-
spannen* zoodat ze den inhoud der rr.aiul kon
den gaan halen.
Toen Liesje de oude stad doorreed, vond zij
het wel zoo veilig in een ponywagentje te zit
ten als in het donker en in den regen te
moeten loopen.
Toen zij aan het station dc mand in ont
vangst namen, hoorden zij zóó krabbelen en
huiken, dat het niemand verwonderde er een
,Mig hondje, een terrier, uit te zien springen.
O.i zijn nek droeg hij een halsband met zijn
iinam, Quick, er in gegraveerd.
- O. een hondje! Wat een schat! Wie zou
r-.o dat sturen?" riep Liesje, springend van
vlc-rier, uit.
.Op de kaart, die aan dc mand hangt,
s lat wat geschreven!" zei Nelly nu. „Van
houw Roos aan haar vriendinnetje Liesje
dc Geer, pastorie te Boswijk hij Voornveld."
„Dat is aardig!" klonk het nu van mevrouw
A artcna's lippen. We kunnen best een hondje
gebruiken in de pastorie."
„Mag ik hem houden? O, wat heerlijk!"
V'.elite Liesje, terwijl haar donkere oogen
kleinen viervoeter in haar armen reeds
■VI liefde aankeken. Het was een vroolijlce rit
ó-inr huis terug.
Natuurlijk schreef zij dadelijk een langen
brief aan juffrouw Roos om haar te bedanken
en vóór het einde der weck scheen het ieder
een, alsof Liesje en Quick altijd in de pasto
re geweest waren. Fred en Nctty, en zelfs
.'ans, konden zich niet begrijpen, hoe zij het
vroeger zonder haar gesteld hadden.
liet was nu Zaterdag en den vorigen avond
een week geleden, dat Liesje in Boswijk ge
komen was. De drie kinderen en Quick hiel
den zich als gewoonlijk onledig met het spe
len op het hek van boer Smit, met het heer
lijke gevoel, dat het Zaterdagmiddag was en
het morgen Zondag zou zijn. Zij mochten dus
doen, wat zij het liefst wilden.
„Maar het is lang zoo prettig niet meer als
vroeger," zei Netty, „nu we niet in het park
kunnen spelen. .T ij weet niet, hoe heerlijk het
daar is, Liesje."
„Maar,"' riep Liesje uit, terwijl zij plotseling
van het hek sprong, „laten wij cr dan heen
gaan. Wat belet ons? Het hek staat open. In
't ergste geval komen we meneer Sixma tegen
en ik ben erg nieuwsgierig, hoe hij er uitziet.
Is het een oude brombeer of
..O nee!" antwoordde Fred en Netty te ge
lijk. „Hij is nog heel jong en hij lcwam kort
vóór jon hier, maar
„Laten we dan gaan. Ik houd van avontu
ren," en Licsjc's lange beenen holden reeds in
de richting van Sixma State. Zonder zich
eigenlijk rekenschap te geven van hetgeen zij
deden, renden Fred en Netty haar achterna.
Liesje was de aanvoerdster en de anderen
vonden het heerlijk weer eens in het schaduw
rijke park te loopen. Daar was de oude stee
nen brug over den vijver, de vergeet-mij-
nictjes bloeiden en daar liep het pad naar
den moesiiiin met de vruchtboomen. Zij kre
gen een gevoel, alsof het weer hun eigen be
zitting geworden was en Fred en Netty hin
gen over de leuning der brug en wezen Liesje
de waterlelies.
„En daar is de boom, waarin we altijd
■speelden,"- zei Netty. „Ik was er eens door
,'een roovcr in vastgebonden en Fred zou mij
komen verlossen, maar hij vergat het heclc-
maal en ging naar huis om koffie, te drinken,
zoodat ik in den boom achterbleef. 'O, 't was
jvreeselijk!"
„Als ik hier geweest was, zou ik het liefst
'dc roover geweest zijn," liet Liesje zicli nu
hooren. Wat zou ik een stem hebben opge
zet! Zijn hier visscher. in den vijver?"
„.Ta," antwoordde Fred, „een massa. Maar
.reoneer Sixma heeft liet vischwater verpacht"
ik wou maar, dat hij 't niet gedaan had!"
„Waarom zou hij dat gedaan hebben?"
vioeg Liesje nu weer. „Paps en ik vischlen
heel dikwijls thuis. Ik heb eens bijna een zalm
opgehaald. Dat vertel ik jullie later wel eens,
„O, omdat hij niet rijk is, al behoort het
\3casteel aan hem. Daarom is er ook geen
.boschwachter in het park en de bosschen aan
ligesteld. Het geld ging allemaal verloren met
'den schat. Vader gelooft, dat dc stroopers
l'hier dikwijls hun slag slaan. Wat zou ik me
'igiaag hier eens verstoppen om hen aan het
"Werk te zien."
,.Nou!" riepen Nelty en Lisje te gelijk uit.
.'v „Maar wat zei je van een schat?" vroeg de
laatste nieuwsgierig.
i „De schat van Sixma State, die tweehonderd
'jaar geleden verloren ging," antwoordde
(Fred.
„Kn waaruit bestaat die schat?"
„Dat weet niemand
ui ik bora vinden. Kom maar mee!"
VarkensmarSU
Amersfoort.
Speciale al<!celiiiK
kondigde Liesje dc Geer aan, terwijl zij Quick
opving, die juist een konijntje aeliternazat. De
drie kinderen slopen tusschen de struiken
door naar dc kegelbaan.
Toen zij deze genaderd waven, bleven zij
echter stilstaan, want er waren allerlei ver
anderingen aangebracht. De kegelbaan was in
lang vervlogen dagen een plaats geweest,
waar ridders en jonkvrouwen in statige lclee-
dij zich vertoond hadden, maar Fred en Netty
hadden nooit veel van de rozen en andere
bloemen, die langs dc kanten stonden, gezien,
daar deze bijna geheel verstikt waren door
braamstruiken, en het gras was een weitje
geworden. Doch nu waren de bloemen netjes
opgebonden en de rozen gesnoeid, terwijl zij
tot hun niet geringe verbazing Bob, den post
bode, het gras met een groote schaar zagen
knippen.
Ilii grinnikte, toen hij de kinderen zag,
doch 7.ij deden, alsof ze zijn aanwezigheid niet
opmerkten, hoewel dc moed hun in de schoe
nen zonk. Het huis vormde niet langer het
middelpunt van een wildernis en zij meenden
het kloppen van hun eigen hart te hooren,
toen zij weer in dq beschermende struiken
wegdoken.
„Kijk!" zei Netlv tegen haar broertje, ter
wijl zij in dc richting van esn groep rhodo
dendrons wees, en daar, op het grasveld vóór
Sixma State stond een rood-wit-zwnrte schijf,
die tot schieten scheen uit tc noodigen.
..Lieve help!" fluisterde Fred nu vrij luid.
„"We moet efi met meneer Sjxma kennis
maken. Mijn vingers jeuken om eens te schie
ten!"
„Ja, maar wc verknoeien hier onzen tijd,"
zei Liesje practiseh. „"Waar 7.011 hij zijn? Voor
dc meeste ramen zijn blinden."
„Het is een vrecselijk groot huis voor óén
man," zei Netty. „Zullen we er eens omheen
loopen?"
De kinderen liepen nu op hun teenen ver
der. Zij gingen rakelings langs de rhododen
drons on deden dit zóó behoedzaam, alsof er
minstens een dozijn agenten verdekt achter
was opgesteld. Plotseling toen ze aan een
lang raam, dat bijna tot den grond reikte,
kwamen bleven zij opnieuw stilstaan. Er
hingen geen gordijnen voor en zij konden in
een groote kamer kijken, met betimmerde mu
ren, waartegen ouderwetschc portretten in
doffe lijsten en honderden boeken prijkten.
Het zag er heel anders uit dan de huiselijke
pastorie en op het eerste gezicht scheen er
niemand in het vertrek tc zijn, doch plotse:
ling zagen zij alle drie te gelijk een heer voor
een groote schrijftafel midden in de kamer zit
ten. De schrijftafel lag vol opengeslagen boe
ken en hij raadpleegde het ééne voor en het
andere na. Nadat hij er een stuk uit gelezen
had. schreef hij iels op het papier vóór hem.
„IJ ij schrijft zeker een boek," fluisterde
Netty.
„Dan schrijft hij het toch uit andere boeken
over, maar dat moet zeker," fluisterde Liesje
terug.
Fred lachte de beide anderen uit.
„Dat begrijpen meisjes niet," begon hij,
doch op dit oogenblik stond meneer Sixma
op, rnet een hand op de schrijftafel leimeTiür
Daarna nam hij iets op en Liesje, die haar
eigen oogen bijna niet gelooven kon, zag
dat het een kruk was.
„O!" riep ze plotseling luid. „Het is raijn
ridder! Mijn ridder! Eindelijk heb ik hem ge
vonden!"
En met Quick achter zich aan, rende zij
over het gras en klopte tegen het bewuste
raam. Meneer Sixma keek op, een glimJach jkomen. Doch dat was onmogelijk: de boom
van blij herkennen op zijn gezicht. Hij strom-1 was boog en het nest tusschen de hoogste en
pelde door de kamer en beduidde Fred hem 1 ciunS(C takken gebouwd, zoodat zelfs de
een handje te helpen bij het openen van het j stoutstc klimmer het opgaf. Ook hadden de
ra£lrn- .111! 0l,dcn wel eens last van roofvogels en vooral
„Kom binnen, kom binnen alle drie! klonk van den havik, want deze hield veel van jonge
het hartelijk. „Daar bom jc me dus eiridelijk ravenj maar de ouders hadden goede oogen,
niet meenemen en daar zij vurig hoopten, dat
hij niet in handen der roovers zou vallen, be
dekten zij hem op listige wijze, zoodat iemand,
die er niet van wist, daar nooit een schat zou
vermoeden. Doch toen na eenigen tijd het weer
veiliger geworden was in deze streken en dc
bewoners opnieuw hun bezitting betrokken,
kwamen zij tot de yrecselijkc ontdekking, dat
(Le schat verdwenen, was en zij en hun nage
slacht dus orm waren geworden.''
„Ilecl arm?" vroeg Liesje medelijden.
,*,Ja, nogal. Maar ik ben vandaag rijker dan
gisteren, want ik hob twee vriendinnen on óén
vriend gevonden en bovendien maakt het ge
mis aan geld ons niet ongelukkig. Jullie denkt
misschien, dat iemand, die alleen met een
kruk kan loopen, erg tc beklagen is. Maar dat
hoeft volstrekt niet: over 't algemeen ben ik
ook zonder geld en zonder gezonde beenen
heel gelukkig.
De kinderen zwegen eon oogenblik.
Toen zei Liesje, die heel nadenkend zat te
kijken:
„Hoe zag die schat er uit, meneer-?"
„Ja, dat weet ik niet," luidde het antwoord.
„Ik wou, dat ik het wist, want dan had ik
misschien nog kans hem tc ontdekken. Er
gaal een' gerucht, dat er een teckening van be
staat on dat die hier ergens verstopt moet
zijn, maar mijn huishoudster zegt, dat zij bij
den laatsten grooten schoonmaak alles uog
eens onderstboven heeft gehaald, doch cr geen
spoor van ontdekt heeft."
„Dan," zei Liesje, terwijl zij Quick vast
hield, die bezig was de onderste rij boeken tc
besnuffelen, „ga ik hem zoeken en ik ge
loof zeker, dat ik liem vinden zal. Juf zei
altijd," dat ik zoo knap was in het opsporen
van verloren 'dingen."
Nu werd de thee binnengebracht en toen
juffrouw Botter, dc huishoudster, het bezoek
zag, haalde zij vlug drie kopjes er bij cn een
groote schaal met koekjes.
De kinderen lieten zich een en ander best
smaken en toen zij klaar waren, stelde meneer
Sixma liun voor eens met pijl cn boog op dc
schijf tc schieten.
Dat was een vroolijk besluit van den mid-
dag.
(Wordt vervolgd.)
To Voornaam.
In oen lioogen populier, die midden op liet
veld stond en waaronder de maaiers des zo
mers hun middagslaapje deden, had een ra-
yenpaar een nest gebouwd. Die plaats was met
overleg gekozen: de raven hadden een ruim
uitzicht over den ganschen omtrek. Was de
boer aan het ploegen, dan vonden zij in dc
omgewoelde aarde lekkere beetjes in over
vloed.
Natuurlijk had dc woning ook haar scha
duwzijde. Zij kon b.v. van alle kanten gezien
worden en er verliep geen zomer, of de een
of andere jongen beproefde bij het nest te
eens opzoeken, Liesje de Geer. Als ik niet een
groot gedeelte van deze week weg was ge
weest, was ik stellig eens bij jou gekomen. En
hoe bevalt het jc hier?"
„O best!" luidde het antwoord. „Maar ze
zeggen, dat het hier lang zoo prettig niet is,
als vóór mijn komst."
„Iloe dat zoo? Ga zitten en vertel me dat,^aaj- een zuster bezoeken, die 111 het bosch
eens, zei meneer Sixma nu. Liesje en Netty WOondc- Toen zij 's avonds thuis lcwam, bracht
zochten elk een plaatsje op de leuning van zVj een massa nieuws mee. Vader Raaf zat op
zijn stoel en Frc-d streek op een hoek van de j een tak yóór ?-n ncst en keek wijsgecrig
schrijftafel neer. 'naar het ondergaan der zon.
,ManF' riep mevrouw Haaf, „waarom zit
en was zoo'n roover in dc buurt, dan gingen
zij er samen op uit en joegen hem met een be-
bloeden kop op de klucht.
Het was herfst geworden. Dc kinderen wa
ren groot cn op eigen gelegenheid de wijde
wereld ingetrokken. De ouders waren nu al
leen, en op een zonnigen middag ging mevrouw
En nu werd het heclc verhaal gedaan en
vernam meneer Sixma, dat zijn bosschen be- j je daar zoo tc droomen? Je schijnt je niet cm
tooverd speelterrein waren geweest cn zijn vrienden en bekenden te bekommeren. Nu
tuin een heerlijke speelplaats gedurende de heb ik pas ondervonden, dat wij niet naar on-
jareii, da< hij ver weg was geweest. Ilij lach
te vroolijk, toen hij dit alles hoorde en Fred
vroeg zich af, hoe ter wereld hij zoo vroolijk
kon zijn, daar hij zich heelemaal niet bewe
gen kon zonder zijn kruk, nooit hard kon
loopen, paardrijden, jagen of fietsen, dingen,
buiten welke het leven hem ondragelijk scheen.
„E11 dacht jullie, dat nu alles uit was? Jul-
zen stand leven. In het bosch, daar is onze
plaats; daar verkeert men met vrienden en
bekenden cn men woont er betel'. Waarom
blijven wij locli hier en hebben last van wind
en regen, en van ondeugende kwajongens? In
het boscli is het heel anders. Daar woont een
timmerman, baas Specht, die woningen bouwt
in boomstammen, waarin men voor alles vei-
die hebt natuurlijk dadelijk het land aan mij j lig is. Ik heb het met eigen oogen gezien: gc-
1 1 A.. 1 - 1 .T.' lr^rv ll r.r* IIAT
gehad, is het niet, Fred?'' vroeg hij nu,
„Ja, eigenlijk wel," antwoordde Fred op
recht.
„Maar nu niet meer, is het wel, Liesje?"
haastte Netty zich te. zeggen.
„Het land hebben aan mijn ridder? Onmo
gelijk!-' riep Liesje uit, vertrouwelijk tegen
hem aanleunend. „E11 vertelt u ons nu alsje
blieft eens van den schat. Daar ben ik zóó
nieuwsgierig naar. Het is net iets uit een boek.
Ik wou, dat ik hem vinden kon!"
„.Ta, dat zou ik ook wel willen Liesje! Maar
ik zal beginnen met jullie het verhaal te doen."
En hij ruimde zijn boeken op, alsof hij blij
was dit te kunnen doen.
„Bijna tweehonderd jaar geleden werd de
omgeving hier bijzonder onveilig gemaakt
door roovers. De bewoners van dit huis
het was hier toen nog veel minder bewoond
en vrij eenzaam durfden hier niet langer
blijven en vluchtten. Nu hing in die dagen de
seJiat van Sixma State in de groote zaal, door
een zilveren ketting aan den muur bevestigd,
en een oude bepaling, welke op dit kasteel
van toepassing was, verbood, dat hij daar
ooit zou worden verwijderd. Van meenemen
was dus geen sprake. Verder bepaalde het
bewuste artikel, dat als de schat verloren
ging, dc gcheele bezitting, behalve het oude
huis en de bossch, aan het land vervielen.
Een zonderling had eeuwen geleden dit in zijn
testament vermeld.
Miiu voorvaderen kouden den schat dus
vertrouwen, zal ik wel zorgen, dat gij tevreden
zijt."
Meester Specht nam nu van mijnheer Raai
de maat in dc lengte cn dc breedte, berekende
vlug, hoe groot dc huisdeur wel wezen móest
cn vroeg ten slotte, of mevrouw ook denzelf
den omvang had.
„Ik dank u, mijnheer," zei hij. „Heden is
het Maandag, ik zal mijn best doen, dat u Zon
dagavond uw .nieuwe woning kunt betrek
ken."
En zoo gebeurde liet. Zondagavond kwa
men mijnheer en mevrouw Raaf met pak en
zak bij het nieuwe liuis aan. Meester Specht
wachtte dc voorname lieden reeds met on
geduld.
Mevrouw was één-cn-ol verrukking en riep
steeds: „O, hoe heerlijk is het hier cn wat een
mooie omgeving!"
Nu wilde zij haar woning bezichtigen, doch
zij kon slechts met moeite door de deur ko
men. Dat kwam, meende dc specht, doordat
mevrouw tc voornaam was cn tc veel omvang
had, maar hij zou liet wel verhelpen.
Meester Specht ging nu ijverig aan het
werk cn de deur werd grooter, maar. er
was slechts plaats voor één persoon in de wo
ning cn daar kon dc specht niets aan veran-
dcre, daar dc boom niet breed genoeg was.
Zoo moest de woning zelve blijven, zooals zij
was, en mijnheer en mevrouw beproefden bet
zich zoo gemakkelijk mogelijk tc maken.
Al wilde mevrouw het niet zeggen, zij vond
liet daar binnen toch wel wat donker cn be
nauwd. Zij was zoo aan lucht en ruimte ge
woon en liicr kon zelfs geen zonnestraaltje
doordringen.
Mijnheer beviel het nog minder. Ilij koti
s nachts zelfs geen plaatsje vinden cn moest
buiten blijven zitten. Maar ook hij zei nicfÖ
omdat hij wel begreep, dat hij voor dc voor^
naamheid wat moest overhebben cn samen!
begonnen z.ij het nest in gereedheid tc breni
gen. Mevrouw Raaf legde eieren en ging brocij
den, maar nog nooit had mijnheer zich bij eert
dergelijke gelegenheid zóó eenzaam gevoeld*
Op zekeren dag brak er oen geducht on
weer los. Nu eerst voelde mevrouw Raaf zielil
veilig in haai* nauwe woning en /ij keerde doj
wijde deur den rug toe. Maar cr kwam (.0lc
een lievige regenbui opzetten cn 1111 liep dc.
nieuwe woning binnen weinige minuten ouder.j
Al de eieren verdronken en de arme moedor!
kroop doornat naar buiten. Hoe geheel :un
ders-* was het toch in hot vroegere, eenvoud
dige nest. Dat werd beschermd door dc di<tc
bladeren niet alleen, maar mocht cr al rcgen-|l
water in komen, het liep weer ever spoe li?
weg.
Zij l'icp om liuip cn 1111 kwamen mail cn luf«
Ven opdagen, maar ook zij konden niet hel
pen. Mevrouw Raaf gaf baar man de schuld)
cn deze meester Specht, maar toen hot weer,
was opgeklaard, kwnm timmerman SpeehtV
die alles ophelderde. Het kwam alleen door,
dc voornaamheid van mevrouw. Voor haar,
had hij de deur 7.00 wijd moeten maken en
daar had de regen gebruik van gemaakt.
Mijnheer en mevrouw Raaf togen weer naar.
hel oude nest in den hoogen populier, dajg
wel eenvoudig was, maar toch beschermd
werd togen wind en regen, cn zij leefden daan
nog jaren gelukkig en tevreden.
wone ltiidjes Zooals meezen en vinken hebben
huizen, die veel beter zijn dan het onze. Wan
neer zullen wij ook eens verhuizen?"
Mijnheer Raaf antwoordde niet, maar brom
de iets in zijn snavel van: „Hoogmoed! Vrou
wenpraatjes!" Maar hij kon toch niet laten
er over na te denken.
Dc winter ging voorbij en het werd weei
lente. Het gras begon opnieuw groen te wor
den en mevrouw Raaf zei: „Man, 'i wordt
lijd voor een nieuw nest te zorgen, want hiel
blijf ik niet wonen!"
Mijnheer Raaf roer-de snavel noch \leugel
en nu werd mevrouw zóó kwaad, dat zij haar
man uitschold voor luiaard en domkop. Dat
trok mijnheer Raaf zich aan;, hij nam een
kloek besluit en ging naar het bosch. waai
dc specht juist bezig was een nieuw huis ic
timmeren. Zoodra deze den voornamen be
zoeker zag, nam liij een eerbiedige houding
aan.
„Meester Specht," begon de raaf op defti-
gen toon, „gij zijt oen knap werkman en
bouwt huizen, die door iedereen bewonderd
worden."
„Te veel eer, mijnheer Raaf," antwoordde
de specht gevleid.
„En daarom kom ik u vragen," ging dc
raaf voort, „of gij ook voor mij zoo'n woning
zoudt willen timmeren?"
„Te veel eer! Te veel eer!" riep dc specht
„Tot nu toe heb ik alleen voor kleine luid je"
getimmerd, maar als u mij zoo iets wilt toe- i
Dat komt er van.
door C. H.
Laatst heb ik bij de 'buren
Toch zoo iets leuks gezien;
Zij hebben daar drie hondjes,
Een poesje bovendien.
Het zijn nog jonge beestjes.
Uit één en 't zelfde ncst;
Zij vinden het met Miêsje,
Het poesje, opperbest.
Den keer, waarvan 'k vertelde,
Zat 't drietal op een stoel.
Wacht, denkt het slimme MicsJ«tj
Die zetel is mijn doel.
Ik zal hun heel lief vragen-,
Of 'k ook een plaatsje mag,
En zeggen, dat ik nooit nog
Zoo lieve hondjes zag.
Mies met haar vriend'lijkst snuitje
Zit nu eerbiedig op,
Met pootjes lief gebogen
En opgeheven kop.
c '1. v-y-yy.
li VyÉ
Het drietal wil niet hooren,
Doet net, of 't Mies niet ziet;
Flok gaat eens wat verzitten,
Veel ruimte heeft hij niet.
Maar Moor en ldeine Iikkie
Gaan liever niet op zij
En 't wordt daar op die zitplaats
Een ware vechtpartij.
't Duurt ook niet lang, of 't drietal
Valt samen op den grond.
Zij spart'len door elkander
Een tijdlang in het rond.
En zonder veel bedenken
Neemt Mies hun plaatsje in.
Iloe kon 't ook zoo mooi loopen.
Zij heeft nu juist haar zin!'
Mies met een lachend snoetje
En spinnend van plezier
Miauwt: ik heb nu toch nog
Her mooiste nlaatsje hier.