ST. EM§L£ON
A. SCHOTEIHM Zn., ilirecHestr.1T, Tel. 145.
ZIEKENVERPLEGINGSARTIKELEN
AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
Fontein ik Schippers
ÖFR"ÊP^ARTAf l ES 'W P NFE
WillEM EROERHUiZEHluwclier Amsrsisort.
FEUILLETON.
Langs den grooten weg.
T - HOF 20.
Eigengemaakte MeifeÉp.
Menhlleeringen - Kunsthandel - Behangerü en Stoffeerdery
Per flesch f 1.75, per anker f 72.-
TWEEDE BLAD.
A. VA^S DE- WEG. Langestraat 23.
„gVlOflOFOLE5'
t¥!agaz. „De Dom"-
m VOETBALLEN en
$W VOETBALSCHOENEN
-19© Jaargang
No. 231
Zaterdag
2 April 1921.
Langestraat 24. Tel. Int. 496. AMERSFOORT.
AAN STOOMMACHINES TELEPHOON 169
BENZINE- EN ANDEBE MOTOREN
SNELLE AFLEVEKING. YLASAKKERWEG S8d.
zeer aan te bevelen
ORIGINEELE
Bordeaux gewas 1917
Het Nederlandsche Volk is niet militai-
ristisch aangelegd. Het stelt slechts belang
in voorstellen tot wijziging van onze defen
sie, als die vermindering van uitgaven mede
brengen. Het steekt zijne zonen ongaarne in
het soldatenpak en zoo is het aanvankelijke
succes van de vrijwillige landstorm sleoKts
te verklaren uit de omstandigheid, dat vele
ouders hunne zonen aan de vóóroefeningen
laten deelnemen, omdat ze dan vier maan
den minder in de kazerne behoeven te ver
blijven.
En toch zonderlinge tegenspraak is
ons volk sterk actionaal. Het zou zich onder
geen voorwaarde léten inlijven door een
naburigen staat en het zou, aangevallen, zich
moedig en volhardend verdedigen.
De ontwikkeling van het Nederlandsche
volk is echter zóó hoog, dat 'het vrijwel een
stemmig pacifistisch denkt. Het beschouwt
den oorlog als uit den booze en zou niets
1iever willen dan medewerken aan een
Volkenbond, die allen oorlog onmogelijk zal
maken.
Het gros van ons volk 19 wellicht te opti
mistisch, het gelooft dat er geen oorlog meer
zal komen. Maar dit dient erkend dit
geloofde ons volk reeds vóór 1914 en toen
is het bedrogen uitgekomen.
Thans gelooft ons volk het weer „er komt
geen oorlog weer in West-Buropa" en het
haalt mededoogend zijne schouders op over
Grieken en Turken, die blijkbaar af en toe
voor hun genoegen een robbertje vechten.
Wij zijn niet minder pacifistisch dan de
massa van ons volk, wij willen op alle wijze
mede arbeiden tot verspreiding van de paci
fistische idee. Maar wij dienen bij de voor
lichting van onze politieke vrienden te besef
fen, dat de wensch, de hariewensch van ons
volk het behoud' van onze nationale zelfstan
digheid, vooralsnog niet vereenigbaar is met
bet ideaal van actional e ontwapening.
Nog altijd is de voorzorg noodig, dat \ve
ons volk lichamelijk sterk genoeg maken om
bij een eventueelen aanval ons land te kun
nen verdedigen. Nog altijd is dus een depar
tement van defensie noodig en een leger,
dat de kern vormen kan van de verdedigen
de volksmassa.
Dat wij dit leger zoo weini'g mogelijk mi-
•litairistisch willen maken, dat we de verde-
digings-organisatie willen doen voorstellen,
dtot behoeft nauwelijks gezegd. Maar wel
dient te worden gezegd, dat nationale ont
wapening, zonder internationale overeen
stemming op dit punt, nationale zelfmoord
beteekent.
Daarom hebben wij onzen vrienden en
onzen tegenstanders duidelijk te maken, dat
het „geen man en geen cent" voor defensie
de goed bedoelde uiting is van een utopist,
maar dat de werkelijkheid betoogd nog
geen toepassing van dezen wensch mogelijk
maakt
De S. D. A. P. heeft, tot nu, precies ge
dacht als zij. Zij was voorstandster van een
volksleger, zoolang nu eenmaal bewapening
noodig blijft, om worts met ons en andere
pacifisten te propageeren vóór algemeene
internationale ontwapening.
Thans, na het Paasoh-congres, is het an
ders geworden, hoewel tal van serieuse so
cialisten ons standpunt blijken te deelen
Zoo de heer Hartog (Amsterdam VÏII) die
verklaarde „de frontverandering niet te kun
nen aanvaarden", omdat, zooals hij in de
Socialistische Gids heeft betoogd, geen na
tionale oplossing moet worden gegeven aan
een internationaal probleem. De heer van
der Goes betoogde, dat de voorstanders
van de beschaving van onze nationale zelf
standigheid ndet kunnen zijn voor ontwape
ning. De heer Vliegen, ten slotte, is 't eigen
lijk met deze spreker eens, maar hij vraagt
vertrouwen van den Volkenbond.
Hier staat de buitenstaander even ver
baasd als de Nederlanders, met uitzondering
dan van enkele uniform-dragers en eënige
rood-wit-blauw-schreeuwers, vragen vertrou
wen in den Volksbond. Maar zoolang niet
alle natiën in West-Europa to on en, dit
vertrouwen te bezitten, mag dit vertrouwen
van enkelen ons niet leiden tot de onvoor
zichtigheid onze wapenrusting weg te smij
ten, zoo lang ook de anderen dit niet doen.
Daarom is het zoo volkomen juist, wat
de socialist Hartog heeft geschreven en ge
zegd en daarom is de met groote meerder-
Ivöi-d aangenomen rpsolutie niets andere den
demagogie.
„Actie voor internationale en actionale
Ontwapening" staat van nu af in het pro
gram van de S. D. A. P. Voorts„deelne
ming aan de bevordering van de internatio
nale actie der georganiseerde arbeiders te
verhinderen van den oorlog. Actie tot de
mocratiseering en verbetering van den Vol
kenbond en bestrijding van alle imperialisti
sche stroomingen. Het volksonderwijs vrij te
maken van elk streven naar nationalisme en
mi'litairisme."
Het is prachtighet geheel is echter hee-
lem-aal niet pacifiek sicialistisch. Eljc „bur
gerlijk" pacifist kan dit gebeele S. D. A. P.-
programpunt onderschrijven. x
Op twee woorden na, in de eerste zin-
de S. D. A. P. aanloopen, ja het gros der
congresgangers, weer als vroeger Scha
per heeft gezegd met het geweer op
schouder naar de grens snellen. Men is in
de kringen van de S. D. A. P. in het alge
meen, evenals in de „bourgeois"-kringen
geneigd het land tegen den aanvaller te be
schermen wie is er nationaal.
Maar wie nationaal is, mag niet speculee-
ren op het pacifistisch gevoel van ons volk.
Die mag internationale ontwapening propa
geeren, maar geen nationale, doet hij dit wel
zooals thans de S. D. A. P. doet, don
maakt hij zich schuldig aan demagogie. Het
nieuwe programpunt van de S. D. A. P. is
onoprecht en demagogisch.
Filmpjes.
Frans Hals.
De meeningensvrijd over het al of niet
verzenden van kostbare en onvervangbare
oude meesterwerken naar Parijs begint zich
gelukkigerwijs steeds positiever in de goe
de richting te ontwikkelen. Er rijst ven alle
kant hoe langer en gegronder verzet en hoe
sympathiek het denkbeeld op zich zelve ook
moge zijn, om in dat invloedrijke milieu
eens onze oude en thans ook nog ongebro
ken cultureele kracht te toonen, het is ten
slotte maar even gewis, dat hel zenden der
oude meesterwerken, bij den precairen toe
stand, waarin zij zich bevinden, ons in de
oogen van een in zulke dingen zoo fijn voe
lend volk als de Franschen meer kwaad dan
goed zou doen.
Hoe gevaarlijk en dUs hoe onveranhvoor
delij'k het is oude kunst zender noodhaak te
transpor te eren, behoef-: niet meer te worden
gezegd. Dat dit gevaar verre van denkbeel
dig blijft, willen wij met een enkel voorbeeld,
het Haarkrnsche, illustreeren. Van meet af
aan is de man, aan wiens hoede de schil
derijen, in dit geval een paar wereldberoem
de Hals-en, zijn toevertrouwd en die geach
moet worden ze beter te kennen dan één,
er tegen. Hij kent ze zoo door en door, dat
hij ze tegen een storm van bedenkingen en
conservatisme in, heeft laten schoonmaken
en met het succès, dat hij er mee heeft,
leidt hij op dit gebied in ons land een heele
nieuwe phase van weldadige verfrissohing
in. Maar dezelfde man heeft ook den moed
op een zeker moment „neenl" te zeggen en
het moet voor ieder een waarschuwing zijn
cfat iemand, die blijken 'heeft gegeven van
een zoodanig inzioht en een zoodanige ver
lichting er nu zoo tegen is. Op den kun-
digsten gelegenheidsbesohouwer, wie dan
e'ok, heeft hij het voordeel van den meest
juisten maatstafde dagelijkschc observa
tie, welke we wel den eenig geldenden kun
nen noemen. Men zou zoo zeggen, d<ah het
veto van zoo iemand den doorslag zou moe
ten geven. Misschien heeft 'het dat hier ook
y^el gedaan, maar d'e mogeMjkheid blijft toch
open, dat de Haarlemsche Raad anders zou
wensohen te beschikken en dan waren deze
schilderijen hun gevaarlijken tocht naar Pa
rijs gaan maken, tegen alle verzefrin.
En waarvoor? Van. de grootheid van ons
picturaal verleden beeft het enthousiasme
der Franscbe kunstenaars zelf allen Fran
schen voldoende overtuigd en de geweldige
invloed die van de magie van een Rem
brandt, het fabelachtige schildersvermogen
van- een Hals van de kostelijke in zooveel
voorbeeldige werkelijkheidszin der 17e
eeuwers in 't algemeen uitging, is door heel
de wereld zóó gul erkend, dat in dit opzicht
snede„Actie voor internationale en natio- wij den schijn op ons zouden laden, nu eens
nale ontwapening,, behóórden de woordenrecht uilen naar Athene te willen dragen,
„en nationale" te zijn weggelaten. j Feitelijk gaat het dan ook om niets anders:
Want als het ooit weer oorlog gaat wor- j de roem onzer oude kunst moet Franschman
den, dan zou het gros van hen, die achter'en vreemdeling lokken en het gewenschtej
contact toegepast zoo meen ik gelezen te
hebben door de inrichters der tentoon
stelling van Spaansche kunst, is aanbeve
lenswaardig en meer dan dat, zoolang de
oude kunst er geen gevaar door loopt. Maar
ieder buitenlander en ieder Fran'schman in.
de eerste plaats zou het ons euvel duiden,
wanner wij onze oude kunst er aan zouden
wagen om onze niuwe te propagandeeren.
M. a. w.: opkomende voor het belang van
onze nationale cultuur, zouden wij meteen
toonen ze niet waard te zijn en onze roem,
onze macht zou zich tegen ons zelve kee-
ren.
We zouden dan precies het tegenover ge
stelde bereiken, van wat we beoogden.
C. B. v. B.
De M i d d e^e e u w e n.
Zooals men wèet gaat de geest der tijden
om en om: romnntisch-nuchter-romantisch-
nuchter, enz. En als we een romantisch
tijdperk beleven, kijken we naar het verle
den, naar romantische tijdperken uit het
verleden, om daarmee te droomen en te
dwepen, om onze phanlasi-e schoonschijnen
de vormen te verleenen. Het meest geliefd
blijven daarvoor de Middeleeuwen. Zeker,
romantiek is overal te vinden, élke periode
is met pha-ntastisch licht te beschijnen,
Grieksche glorie en Romeinsche grandeur
(die fijne onderscheiding is van Bdgor Poe),
Chin-eesche tempelschoonheid, Levantijn-
sche weelde, Joodsche kabalisme, Fakir
mystiek, fin-de-siècle-mooi van 't Franscbe
hof van Lodewijk of Napoleon, och 't vindt
in Romantiek een schitterend prisma om de
wereld te bezien door regenbooglicht van
poëzi e. En toch trekken de Middel eeuwen
het meest.
De zware gevechten van man tegen m-an,
een stalen arm die neerkomt op een stalen
helm, honderd lansen die naar voren dim-
gen
Trovatoren en minnezangers, die naast d'e
tragedie van Roncesvalles, schoone maagde-
liinen onder lindeboomen prezgn en die
devoos-t en innig van Maria zongen en al de
heiligen neven Haar
Oude Koningen vól vreugde in -hooge
burchten, waar feest werd gevierd, door pa
ges en edelvrouwen en waar de Nor een 1
kernwoord wist van- grootsche innige, zelf
spot, want niets wondt zoozeer een ènder
als zelfspot
Wijde velden, open voor eiken ridder en
gansch ver in 't verschiet als een nevelvlek:
het Heilige Land
Blanke kloosters, waar monniken oude
wijsheid dolven en weder neerschreven in
een schoon Latijn, de handschriften cierend
met bloem doorweven capital-en....
Zóó v/orden de Middeleeuwen gezien
door de velen, die i-n romantische tijden
levend, na-ar de historie staren om hun
phantasie te uilen.
In onze dagen bloeit de romantiek. En
de Moyen age heeft meer invloed' op onze
fantasie, dan men zou mieenen. De architec
tuur richt zich voor een goed deel naar de
vormen van de massale burchten. De litte
ratuur en het Tooneel verplaatsen den toe
schouwer steeds méér naar die dagen van
primitieve gevoelens. Vrouwenmode, schil
der-, beeldhouwkunst, kunstnijverheid, Alles
ziet voor een allerbelangrijkst deel naar de
Middeleeuwen.
Waarom? Om de -eenvoud en het geloof,
het asketisme te een>e zij, om de sobere
pracht van kathedraal en kasteel te andere-n,
vervloeid door de schemering van betrekke
lijk kennen, ons aanlokkend als iets zeer be
geerlijks. En wellicht ten mie-este, om de
rustomdat er geen haast was om het
leven uit te leven, geen gruwelijk jachten
naar verder, vérder tot d'e h-aren wit zijn
en de knoken krom. Er was een schoone
tijdloosheid en -een wijd, open land, dat je
door kon gaan naar onbekende streken van
ware eindeloosheid.
Ten minste zoo zien wij -den mensch uit
die dagen en het lokt ons aan, die primitivf-
teit.
Door die kleine nabootsingen in Weeding
I FIMFIJPM 9
Maison VAN EIMEREN.
C'olllenr Posticlicur ('oltteiise
WIJERSSTRAAT 14. - Tel. 205
Hoogst Modorno Salons voor
DAMES en 1110 F REN - Mnnlcnre
Magazijn van Parfumurioën en
Toilol-Arlikolon.
BADINRICHTING
ZATERDAG na uur
worden GEEN bestellingen
meer aan iinis bezorgd.
J. J. v. HAMEESVELD
Hoofdagent „Aroster-bicren.
£*K3K.»J
Hotel Cafó Restaurant
Restaurant don gobeelen dag.
Znlcit <liN|M>iiibcl voor;
V ERG A 1> KR IN G FN, PA R TIJ
EN, GROOTE e»» KLEINE
BRDILOFTFN. R DIMT F plm
100 PERSON FN,
Nadere inlichtingen bij
Directie, Teleioon 41.
de
V/arkensmarkt - Amersfoort.
Speciale nfileeliug
MB«KBSe^l6aE8B^Se8^BSS?5E
en in huisinrichting i-n boekbandjes en
oud-Fransche liedjes, probeeron we de il-
luzie vast te houden, verbeelden we ons een
half uurke die rust en die tijdloosheid te
bezitten. Groote opofferingen zouden noo
dig zijn, om d-aarven in waarheid iels much-
ti-g te worden. En den zal dat een niquwe
vorm zijn, géén middeleeuwsche, höè
schoon de terugblik zijn mag op een neve*
lig dal.
Bij Ferraro.
De uitnoodiging aan de pers tot -bezoek
aan een schildersatelier (niet aan den kunst
handel of -een expositie) komt in ons land
niet zoo veelvuldig voor. En in het schil-
dersrijke Amersfoort zelfs zelden. Dat is
misschien de reden, waarom we de invitatie
van Ferraro dubbel waardeerden en nu iets
neerschrijven over zijn werk, niet zorgvuldig
geëncadreerd ten loon ges leid en vernuftig
belicht, maar overvallen.
■Wij kenden al een en ander van dezeni
Italiaan Francesco Ferraro. In Valkhoff's
boekhandel was al eens iet-s van hem. geëx
poseerd, maar dat waren slechts enkele
doekjes en in zijn atelier waren de schet
sen bij stapels opgetast, onder het stof be
dolven' soms, „ingeschoten" vele en onver-
nisd.
Wij schreven destijds van de weinige
schilderijen, die wij toen in de kunst vitrine
zagen staan, dat een eigenaardige blauwe
kleur in bijna elk schilderij domineerde.
Welnu, bij nagenoeg alle schilderijen van
Ferraro is dit het geval en ov-erheerschen
deze rijke blauw-schakeeringen zóó perti
nent, dat ze een factor, een nieuw element
bij-na zijn' geworden, 't Merkwaardigste is,
dat het den schilder zelf feitelijk niet zoo
zeer was opgevallen, hoe „verslaafd hij is
aan die levende blauwe sfeer. In schets erf
De wereld behoeft liefde.
U attent maken op
de groote sorteering;
Naar het Engelsoh van
JEFFERY FARNOL.
21
r~y,En bij slot van rekening zijn het toch ke
tels, die de moeite waard zijn om er mee te
vechten, en dat is meer dan je van een 'hoop
anderen kan zeggen' f"
„Ja," zei ik, „men heeft nu eenmaal een
zekeren eerbied voor den man, waarmede
inen vecht."
„Daar heb je bijvoorbeeld Napoleon."
„Heb je hem ooit gezien?"
„Ja, mijnheer, ik heb hem gezien, toen ik
buiten de linies van Torres Vedras gevangen
(werd genomen. ik zag1 toen hoe hij zijn ont
bijt at van een trommel, in de eene hand zijn
eten, en- met de andere orders schrijvend
een korte, dikke man, nog niet eens zoo lang
als mijn schouders, zie je. D'r zijn er die zeg
gen, dat hij van pasgeboren kinderen leef
de, maar d>at is nonsens, ik weet beter. Ik
heb met mijn eigen oogen gezien, dat hij
brood naar binnen werkte, en kaas en knof
look en een heeleboel ook."
„En waar heb je je been verloren, Tom?"
„Bij Vittoria, toen ik mijn officier weg
droeg, vaandrig Standish heette hijr#en hij
was pas achttien jaar geworden. Hij had een
schot door de longen en deed zijn 'best -mij
aan 'het verstand te brengen, dat ik hem
maar moest neerleggen en mij dan uit de
voeten maken, want het vuren om ons heen
begon bedenkelijk te worden, en terwijl hij
zoo bezig was mij dat te vertellen, en er elk
obgervblik het bloed uit zijn mo-nd komt,
krijg ik op eens een soort van een schok
en ik rol op den grond, en hij boven op mij;
wel en toen ik weer bijkwam, verdui
veld daar was mijn been onder de knie
weg, en een prettig gezicht was dat niet,
mijnheer
„En toen?"
„En toen herhaalde hij, „wel, toen was
het natuurlijk gedaan met mijn. soldaatje
spelen, begrijpt u; wij lagen in hetzelfde
hospitaal, hij en ik, naast elkaar, en hij zwoer
mij, dat ik zijn leven had gered, wat niet
waar was, en dat hij het nooit zou vergeten.
En dat heeft -hij waarachtig ook niet gedaan,
want daar heb je mijn eigen paard en wagen
en Tom Bryce heet ik, vrachtrijder van be
roep, tot uw dienst, mijnheer I"
Aldus réden wij den heuvel van Pembry
op, langs boom en haag en eenzame huis
jes en golvende weiden en bosschen, Tom
de soldaat en ik.
Veel vertelde hij mij van zijn eenzaam
nachtwaken, van plotselingen en. van pijn
leken dood, van lange, vermoeiende rnar-
schen en van verwoeste landen, van de bloe
dige gebeurtenissen in de Spaansche gue
rilla, en van Albina en zijn duivelsche wreed
heden. En in mijn ooren was het gebulder
der kanonnen, voor mijn oogen zag ik de
schittering en de flikkering van de bajonet
ten.
En naast Tom gezeten, wachtte ik het don
derend aanstormen van de Fransche dragon-
hij:
ders af, zag hun strakke gezichten, en de
schittering van hun zwaaiend staal als zij op
ons carré losrenden, om dan voor onze flik
kerende bajonetten in wilde verwarring uit
een te spatten en de lucht was vol van het
geschreeuw van neergestoken paarden, van
de klagende kreten en woedende vloeken
van de mannen. Aan Tom's zijde stormde ik
door menige rookende bres, door het vuur
gemaakt, en nog glibberig van bloed, en-dat
alles voor de verdienstelijke som van acht
stuivers per dag en voor datgene wat wij
„Roem" noemen. Bravo Soldaat Tom
Plotseling bemerkte ik, dat hij zijn paarden
tot staan had gebracht en dat hij mij met
oplettendheid aanzag.
„Tom," zei ik, „je bent een wonderbaar
lijk verteller."
„En u mijnheer," zei hij, „-een nog beter
toehoorder, en weet u, het is moeilijk een
goed toehoorder te vinden. Het spijt mij dat
onze reis hier ten einde is, maar als u.
„Tom," zei ik plotseling, „heb je ooit ge
hoord van een zekeren Tom Steen."
„Ik zou het waaraohtig niet met zekerheid
weten te zeggen," antwoordde hij, terwijl hij
peinzend met de hand langs de kin streek,
„d'r was een Dick Snagget in het 39ste her
inner ik me
„En je weet natuurljjk ook niet, wie Ge
orge" is vervolgde ik.
„Wel, ik heb heel wat Georges in mijn tijd
gekend," zei hij, „daar is George, de Piir-s
van Wales, de Prins Regent, zooals zij hem
noemen."
„George, Prins van Wales," zei ik, op
springend, „alle goden, Tom, ik geloof dat
je den spijker op den kop hebt geslagen 1"
Na deze woorden sprong ik van den ws*
gen af.
„Ik woon hier vlak bij, mijnheer, en het
zou mij veel plezier doen, als u het avond
eten met mij zou willen nemen, dat wil zeg
gen, al9 u
„Ik vind het zeer vriendelijk, Tom, en ik
dank je welmaar ik heb een ander plan.
Ik wensch je dus goeden dag en het aller
beste TomI" Ik drukte de eerlijke hai\d van
den soldaat stevig in de mijne, en vervolgde
mijn weg.
„George, Prins van Wales," zei ik tot me
zelf, „zou dat de „George" zijn, die zij be
doelden En zoo ia, voor wien en wat heb
ben ze mij dan aangezien Ik viel al verder
wandelend, in een diepe overpeinzing hier
over, waarbij ik mij herinnerde, dat ook 1 om!
Steen den Prins genoemd had, en daarbij te
kennen had gegeven, dat Zijne Hoogheid)
feitelijk hem Tom Steen bevolen hadS
Londen te verlaten en waarom? „Na dio
schaking en nadat ik Si-r Jasper Trent zijrt
portie had gegeven volgens uw orders.
Sir Jasper Trent f Ik stond stil op den weg.
Sir Jasper Trent f Eindelijk herinnerde ik mij
den naamf Herinnerde? Neen het wast
me of de vuistvechter hem mij in de oorenJ
had gefluisterd, en ik keek rond, bijna ver-<
wachtend hem te zullen zien.
„Na die schaking en nadat ik Sir Jaspeaj
Trent zijn portie had gegeven volgens uv*
orders."
Volgens mijn orders, of liever, de orders,
van den man voor wien 'hij evenals dq
beide heeren in De Schakers mij had ge*
houden. Maar wie was die man? Ik wist twee(
dingen van hem namelijk, dat hij zeeij
veel op mij geleek en dat hij vroeger bak^
kebaarden 'had gedragen, of nog droegv
Meer dan deze twee dingen wist ik niet, en
kwam ik ook niet te weten, hoe ik alles oqM
keerde en keerde; zoodat ik eindelijk mijij
schouders ophaalde en mijn gedachten mej
geweld op iets anders zettend, in en flinke»
pas verder wandelde.
v: volg tl).