AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
Fontein Schippers
Eigengemaakte Kimieikleefag.
Dames- laarzen
No. 237
Langestraat 24. Tal. Int. 498. AMERSFOORT.
fc AAN STOOMMACHINES T£LEPHOON .69
Per fflesch f 1.75, per anker f 72.-
TWEEDE BLAD.
KOLONIËN.
ZATERDAG na 122 uur
worden GEEN bestellingen
meer aan huis bezorgd.
„MONOPOLE"
te* Jaargang
Zaterdag
9 April 1921.
Menbileeringen - Kunsthandel - Behangerü en Stoffeerders
IV REPARATIES "*a poNNE
TLASAK&ERWRG 32d.
zeer aan te bevelen
ORIGINEELE
Bordeaux gewas 1917
BENZINE EN ANDERE BOTOREN.
SNELLE AFLEVERING
ST. EMILION
U SCH0TER1AN Zn., Utrechtschestr.17, Tel. 145.
Oost-Indlfi.
De eerste oiume^aai; van den
Sultan Tan DjocJ».
Ven den rondgang, dien de nieuwe Sultan
van Djocja na zijn troonbestijging dooi- fcijn
ihoofdstad maakte, laat het „Soerab. Handels
blad" de volgende beschrijving
Eerst om 9 uur zou de Resident zich met het
Hoold van het Pakoc-Alamsche Huis, den mili
tairen commandant, rechterlijke- en bestuurs-
imblenaren naar den Kraton begeven, doch
reeds uren tevoren velen waren den vorigen
avond uit hun dessa's vertrokken en hadden
een nochlimarsch achter den rug had de
ancrschenmassa zich aan weerskanten van den
weg opgesteld; zij, die van buiten waren geko-
men, hadden hun plaats ingenomen nog vóór
dat het dag was en dat waren voornamelijk zij,
die op de straatzijden van den weg tusschen
den Kraton en het Residentiehuis stonden. Als
vergoeding voor de opgeofferde nachtrust kon
den zy den 6toet het eerst zien passeeren, aan
den kant van den Kraton zelfs tweemaal, n.l. bij
het heengaon en terugkeeren. -
Om circa 9 uur zette de stoet zich in bewe
ging.
Voorop gingen de padvinders van Hameng-
koe Boewono VIII, gevolgd door een groep in
witte univorm met roode uitmonstering, blijk
baar tot de pedvinders behoorende; de boy
scouts zullen wel den eersten keer bij een op-
rtocht van den Sultan van Jogjakarta hebben
behoord. Achter hen schoorvoetten de mantris
penglawé, panatoes, panéwoe, kliwons en toe-
menggoengs met hun groot gevolg van loe-
rah's en behels, wier betrekkingen eigenlijk niet
(meer zijn dan eerebaantjes.
Allen waren in hofgewoad gesloken.
Het hoofd was gedekt met den koeloek, waar
uit de even losgemaakte haarwrong bengelde;
allen droegen zwarte buizen, die van de montri's
natuurlijk met goud omzoomd, terwijl over de
borsten der loerah's en hekels bandelieren hin
gen in rood, geel of oranie.
Zoo liep een honderdtal van die groepen In
den optocht mede, gecommandeerd dooa* een
toemenggoeng te paard.
Elke groep bestond uit circa 20 personen.
Achteraan liep de hoofdmantri. gevolgd door
loerah's-pasar, als het wore besluitende de
'groep van sultan's binnenlandsch bestuur en den
overgang vormende tot dc boennti's met hun
tjariks klerken met petten boven hun hoofd
doeken, de secretarie-ambtenaren van den Kra
ton. Het scheen dat geheel het mannelijk per
soneel van den Kraton aan den optocht moest
meedoen, ja tot zelfs de timmerlieden in hun
roode buizen.
Na hen kwamen de dragers ,d'er oepotjoro
Tijkssieraden.
Daarop volgden de mantri's-pengampil,
boodschappers van den Vorst, van wie er
ook een paar honderd schuren te bestaan.
Eerst nu verschenen rijtuigen in den stoet,
waarin gezeten waren de boepati's nojoko, de
hoofdpenghoeloe en de Rijksbestuurder, ge
volgd door de priesterkaste kaoeman, even*
eens en paar honderd leden hadji's tellen
de. Alle boepati's waren in regentscostuum ge
kleed, de hoofdpenghoeloe ook, doch hij had
den gebruikelijken koeloe vervangen door een
tulband, wat in de oogen der Javanen nogal
potsierlijk moet zijn, zooals wij het ietwat pot
sierlijk vinden, wanneer iemand zich in een rok-
costuum steekt met een hoofddoek op; een tul
band past evenmin bij een regentscostuum als
een hoofddoek bij een rokcostuum.
Het rijtuig van den Rijksbestuurder onder
scheidde zich van de andere wagens, doordat
het zooveel mooier was, een glazen koets,
waarin Jogjakarta's minister-president in vol
ornaat was gezeten, den linkerarm steunende
op den gouden stok, welke wordt aangemerkt
als een keizerlijke onderscheiding.
Naast de groep, gevormd door den Rijksbe
stuurder en de boepati's-nojoko, reed één der
prinsenadjudanten van den Sultan in de uni
form van kapitein bij den generolen staf van
het Ned.-Indisch leger te paard. Werden achter
de zooeven opgesomde mantri's de pajoengs
gedragen, die waardigheidsteek erts ontbraken
zelfs niet bij de, alhoewel in wagens gezeten
Rijksbestuurders en boepati's en mogen ook
niet ontbreken, omdat die pajoengs de verschil
lende rangen aanduiden.
Zooals reeds gezegd, na de glazen koets van
den Rijksbestuurder volgden do priesters; zij
gingen te voet en voerden als symbool hunner
kerkelijke bediening den bedoek mede. groote
trom, welke in moskeeën wordt gebruikt tot op
roeping voor het gebed.
Nu volgde de pradjoeritan-krijgsmanskaste.
Zij vormd'e de voorhoede van de Kreto Ken-
tjono, de Gouden Koets, waarin, zoools wij
straks zullen zien, resident en sultan gezeten
waren, maar nu moeten wij eerst de staatsie-
troepen laten pnsseeren; meer dan stantsie-
troenen zijn het werkelijk niet voor den krijg
zouden zij geheel ongeschikt zijn, ze doen dan
ook slechts dienst als lijfwacht. De Pradjocritan
omvat alle militairen van hoogeren en logeren
rang en ofschoon zij nog eenigc duizenden
sterk is, is zij uitgerust en gewapend op een
wijze, die haar alleen voor vertooning geschikt
maakt; haar uniformen doen sterk denken aan
de heldenfiguren uit de wajang-poerwo, dank
zij den invloed van de Oost-Indische Compag
nie en het Engelsch tusschcnbewind hier en
daar een beetje vereuropeescht, maar sedert
dien tijd heeft de uitrusting en bewapening der
krijgsroanskaste in Jogjokarta niet veel veran
dering ondergaan. De soldaten zijn in verschil
lende ofdeelingen verdeeld, waarvan elke haar
officieren, haar vaandel, haar eigen kleeding,
alsmede twee tamboers en pijpers heeft.
Ook hebben de afdeelingen aparte bena
mingen.
Vooraan liepen de wirobrodjo's, in het rood
gekleed en gewapend met geweren en lansen,
daarna de bedaervgs in het wit met roede uit
monstering en vervolgens de tetanwoenears,
djogokario's, kawandasans en panjoctroks; zij
waren op de meest-fontastische wijze uitgedost
en bewapend nu eens met krissen, zwaarden
en schilden, dan weer met pieken of geweren
gewapend, nu eens meer op Javaansche- maar
toch altijd ouderwetsche wijze in kains en kor
te of lange broeken en met de zonderlingste
hoofddeksels getoond, don weer in liet costuirm
der compagnicstroepen: driekante hoeden of
hooge spitse mutsen, korte spanbroeken, gele,
roode, blauwe of zwarte rokken.
Er waren er, die waterlaarzen droegen.
Bij de eigenlijke lijfwacht van den Sultan
dragen de manschappen tulbanden in rood en
geel, terwijl ook hun verdere kleeding dezelfde
kleuren vertoont en zij gewapend zijn met
kromme Tirrksche sabels, maar de Javaansche
kris ontbreekt aan hun equipement toch niet.
De betrekking van lijfwachtsoldaat heef erfe
lijk te zijn en daaraan is het dan zeker toe te
schrijven, dat tot hoor bekleeders oude, zelfs
afgeleefde mannen behooren.
Evenals bij de serimpi's of bedjo's waren bij
de lijfwachten het gezicht en de armen met
boreh ingesmeerd, zoodat zij geel zogen, ze
moesten waarschijnlijk wachters uit het Hindoe
pantheon voorstellen; tijdens de troonsbestij
ging zaten zij aan vier zijden van de Siti-inggil
en de Bongsal Kentjono in siloh-houding op
wacht.
Na dc genoemde prodjoerits volgde de kra
tonkapel.
Thans posseerde weder een ofdceling pradjoe-
rits, de priantokoks als voorhoede van drie rij
paarden van den Sultan, die op vorstelijke wijze
waren opgetuigd en op de maat von dc muziek
voortstapten, gevolgd door hofdicnarcn, die den
dampar troon droegen, welke als het wore
bewaakt werd door een onder gedeelte van de
lijfwacht, dat achter den dampar liep.
Daarna kwam een nieuwe afdecling drogers
van rijkssieroden.
Eindelijk verscheen de Gouden Koets, waarin
Resident en Sultan zalen; zij werd voorafge
gaan door cavalerie, terwijl achter de Krelo-
Kcnijono voortgetrokken door zes groote
paarden prinsen te pe.crd reden en een an
dere afdeeling cavalerie het eerste escorte of-
sloot.
Nu volgde opnieuw een groep rijkssieroden
(ambilon).
Achter hen reden de rijtuigen, waarin o.m.
gezeten waren het hoofd van het Pakoe-Alom-
sche huis met den militaiien commandant, ge
volgd door ambilons van den Pakoe-Alaman,
boepati's-nojoko en andore hofgrooten, vervol
gens een gemelon, voorafgegaan en gevolgd
door prodjoerits-tetang-goenan.
ThonsNwas het weer de beurt aan rijtuigen,
waarvan de inzittenden waren Par.geran Hanga-
behi en de assistent-resident de Prang Wedo-
no hoofd van het huis von Mangkoenegoro,
Soloschc en Jokjokartasche prinsen, rechter
lijke- en bestuursambtenaren, de adviseur en
adjunct-adviseur voor Inlandsche Zaken en of
ficieren.
De stoet was ongeveer 4 K.M. long.
Dat alles blonk van goud, behoeft rauwelijks
te worden verteld, gezien de Gouden Koets, de
goudgele pajoengs en de rijkelijk met goud
geborduurde costuvms. De Sujjan was in krijgs
gewaad. songkok, gestokgi^ hetzelfde costimm
als Z. H. bij de tropnbest?fipr,g droeg, monr nu
met den driekanten hoed op, het hoofddeksel
van den pradjoerrt-krijgsman.
Den geheelen optocht door hij. duurde
niet minder don drie uur werd muziek ten
beste gegeven, 'hetzij door een gamelan of fan
farecorps, terwijl de tamboers en pijpers zich
evenmbin onbetuigd lieten. Langs den stoet re
den pangerans, nu eens in nationale kleeder
dracht en dan weder in de uniform van ons
leger. r*-
BI M N ÉN LAN D.
Staten-Generaal.
De Ri!t8?ezorul iteidsd irmsten.
In het Voorlcopig Verslag dr-r Tweede Kamer
op het wetsontwerp tot instelling van gezond
heidsdiensten, wordt bezwaar gemaakt tegen den
opzet der zaak, die te grootsch wordt geacht.
Men zal een organisatie krijgen zonder inhoud,
A. VAf^l DE WEG. Lort cjestraai 23.
maar met veel ambtenaren, terwijl alles wat uit
particulier initiatief wordt gedaan, b.v. ten aan
zien van de tuberculosebestrijding tc veel wordt
uitgeschakeld.
Bij het onderhavige wetsontwerp zal men
eveneens in schijn een gemeentelijke dienst krij
gen, doch in werkelijkheid- een gecentralisoerden
Rijksdienst, waarover de gemeenten weinig of
geon zeggingschap zullen hebben.
Voorts bestaat het gevaar, dat de gezond
heidsdiensten op al te ruime en kostbare wijze
worden geïnstalleerd.
De groote gemeenten bezitten reeds hare ge
neeskundige diensten en op het platteland
wordt door samenwerking van gemeenten cn
door de zorg van de provincie reeds veel goeds
tot stand gebracht.
Do voorgenomen opheffing van do gezond
heidscommissie werd door somniigo leden ont
raden.
Gewaagd werd, hoe men zich de verhouding
denkt tusschen dc verschillende gemeenten van
een district, en of het niet mogelijk zou zijn, aan
een door de kringgemeentcn benoemd orgaan
medezeggingschap te geven. Voorts is het een
bezwaar, dat dc kringgemeenten geen recht van
beroep hebben, wanneer Ged. Staten, naar hunne
meening ten onrechte verordenigen en instruc
ties van de centrum-gemeente goedkeuren.
Vele der leden, die tegen de oprichting van
de nieuwe diensten bezwaar hadden, gaven dc
voorkeur aan provinciale gezondheidsdiensten.
Dc bezwaren daurtegen in do memorie van toe
lichting ontwikkeld, achtten zij niet gemotiveerd.
Van andore zijde werd den minister hulde ge
bracht, dat hij deze aangelegenheid heeft aan
gepakt. Met de instelling van de gezondheids
diensten is met het oog op de belangen von de
gezondheid groote behoefte.
Men juicht het toe, dat er in de hygiënische
maatregelen eenheid en organisatie komt.
De d ij k d o o r b ra a k b Ij C u y k. In dc
memorie van antwoord aan dc Tweede Kamer no
pens liet wofsontwirp betreffende de kosten van de
dijkdoorbraak nabij de gemeente Cuyk, wijst dc
minister van landbouw er op, dat het verleencn van
ccn subsidie in bet onderhavige geval als ccn uit-
zondcrngsgcval beschouwd moet worden.
Het betreft hier niet zoozeer het vergoeden van
schade, dan wel het met rijksstcun wederom voor
dc cultuur geschikt maken van landerijen, welke
thans groutcndccls voor behandeling ongeschikt zijn.
Dc minister kan niet toegeven, dat het door be
langhebbenden toegezegd bedrag te gering moet
worden geacht.
Het ligt in dc bedoeling om het opruimen der
zandlaag onder deskundig toezicht tc doen plaats
hebben, terwijl door dc gemeente Cuyk rekening cn
verantwoording za*lwordcn gedaan van dc besteding
van dc besteding van het subsidie, hetwelk tol cei»
bedrag van ten hoogste 40.000 kan .warden loogc
kond,
Uit de Pers.
Dc stemplicht.
Het Vaderland,* polemiseerend
tegen het artikel van het Handelsblad over
dc slemplicht in verband met de candidatuur
van „Hadl-je-me-maar", noemt het in de eer
ste pleats onjuist dat de begeerte naar stem
plicht hier te lande ontstaan zou zijn door
de steeds toenemende uitgaven van de
diverse partijen om onverschillige kiezers
naar de stembus te krijgen. Dat dit onjuist
is, weet oen ieder, die de geschiedenis van
het vraagstuk kent.
„De eerste poging, om Stemplicht inge
voerd te krijgen, dateert van 27 jaar gele
den. In 1894 bij de behandeling von dc
kieswet-Tak heeft het toenmalige lid van de
Tweede Kamer, de katholieke heer Vermeu
len, bij amendement getracht Stemplicht in
de wet op te nemen. Het was bedoeld als
palliatief tegen de uitbreiding van het kies
recht, die de wet-Tak geven zou. De poging
mislukte. In 1896 bij de kieswet-van Hou
ten heeft een ander katholiek lid dier Kamer,
mr. Harte van Tecklenburg, het tegenwoor
dige lid van den Raad van State, hetzelfde
gedaan, met dezelfde bedoeling en met het
zelfde resultaat. En het is wel de moeit»
waard voor Het Handelsblad te onthouden,
dat het juist twee katholieke leden van
de Tweede Kamer waren, die den Stem
plicht wilden. Het slaat toch morsdood de
bewering, dat men ooit Stemplicht gewild
zou heben, om de partijkassen te ontlasten
van de kosten van het opzweepen van do
4 Maison VAN EllffElvEN.
Foillciir Pcsiichcur t Coiflcnsc
WIJERS.8TKAAT 14. - Tel. 205
Hoogst Moderno Salons voor
DAM ES cn KCKREN - Manicure
Mngazjjn van PorfumurioCn en
Toilot-Artikolcn.
BADINRICHTING
s
I
s
I
r-nr/tr.imnv
J. J. V. HAMEFSVELD
Hoofdagent „Amstel"-bieren.
Hotel Café Restaurant
Restaurant den geboelsn dag.
Zftlcii «lhponlliol voor
VERGADERING EIV, FA RTIJ
EN, GROOTE on KLEINE
BRUILOFTEN, RUIMTE plm
100 PERSONEN,
NhiIoic inlichtingen hij tic
Dlrcclie, Tclcloon II.
5E5555SÈiSSS5i
^Sacjaz. „De Dom53-
Varkensmarlit - Amersfoort.
Special© ahlcoliiig
kiezers naar de stembusdc Katholiek®
partij had daarvoor geen kosten te makon,
daar het enkele woord van hare geestelijk*
hcid in deze genoeg was."
Trouwens, wie het verkiezingswerk kent,
zegt het V a d. kan moeilijk een glim
lach bedwingen, als hij hoort dat de slem
plicht begeerd werd om van de verkiezings-
kosten -af te komen, die gemaakt worden
om de kiezers naar de stembus te brengen.
Er zijn onder het districtenstelsel altijd'
districten geweest, waarvan men zonder
'eertige .overdrijving kon zeggen, dat het er
op ééne stem aankwam. Maar bij de Even
redige Vertegenwoordiging werd ééne stem
V13000 van wat**de candidaat noodig heeft
om het Binnenhof te bereiken, en straks zat
het, als de vrouwen meestemmen, V27000 zijn.
De partij, die thans nog reis- en verblijfkos
ten zou vergoeden aan hem, die op den
stemdag in het buitenland vertoeft, of in
het binnenland, -elders dan in zijne woon
plaats, opdat deze zijn burgerplicht zal kun
nen vervullen, zou inderdaad blijk geven
behoefte te hebben aan een psychiatrisch
onderzoek.
Wat het bfad echter verbijsterend vindt is,
dat Het Handelsblad -er op aandringt, dat
men hen, die er onverschillig voor zijn, hoe
wij geregeerd worden, niet lastig zal vallen
als zij van de stembus wegblijven.
„Hier zij eerstens opgemerkt, dat liet
wegblijven van de stembus lung niet oltijd
beteekent, dat men geen belang stelt in dc
vraag hoe men geregeerd zal wordenliet
is ook heel dikwijls enkel slofheid, en ook
heel dikwijls ongedisciplincerdheid, waar
over stroks nog een woord. Moor hoe of
een groot blad in Nederland over het gaan
ter stembus kon spreken, alsof het cene lief*
Vroeger kwam men aan den schand*-
paal. Tegenwoordig in de krant.
ÏT attent maken op
de groote sortcering
GOUDEN- en ZILVERWERKEN
WULEM GROEHHÜIZENluwelief Amersloort.
FEUJLLÉTON.
Felix Mendelssoftn-Bartlieldy.
(1809-1847).
Paulus.
Mendelssonh! Welke beelden uit vervlo
gen tijden roept die naam -niet bij ons
ouderen op! Denken wij niet onwillekeurig
bij bet hooren er van terug aan den tijd
onzer jeugd, toen we na het eerste klavier-
onderricht genoten te hebben, de „Lreder
ohne Worte" begonnen te tokkelen? En
hebben we niet later, toen we den twintig-
jarigen leeftijd naderden en de een of an
dere schoon© maagd ons hert had gestolen,
„auf FJügieln des Gesanges" ons laten weg
voeren. naar het land van den lotosbloem
'om daar onder den „Palmenbaum" in zalige
verrukking neer .-*© zinken? En hebben we
niet daarna den tijd gekend, waarin wc vol
bewondering luisterden naar de gTOOtere
toonschieppiingen van den componist, naar
zijne ouvertures, symphonieën en oratoria?
Daarna; is er een tijd gekomen, waarin Men
delssohn voor ons had afgedaan, en we ons,
minachtend misschien, van hem afwendden;
de nieuwe muziek met hare zooveel meer
gecompliceerde structuur was oorzaak, dat
we niet meer konden genieten van de glad
de vormen van Mendelssohn's romantiek.
Stellig zijn we daarbij in ons oordeel zeer
onbillijk geweest, en hebben we later wel
weer erkend, dat Mendelssohn verdiende ni
oet excès d'honneur, ni cette indignité. Ze
ker, we missen bij dezen jonggestorven
toondichter, wiens pad steeds op rozen is
gegaan, wiens kunstenaarsloopbaan glad en
geëffend is geweest, die diepte en innigheid
van gevoel, welke we vinden bij meesters,
die de harde lijdensschool hebben doorloo-
pen. Maar toch, hoeveel bekoorlijks is er
ook niet te vinden in zijne talrijke toon-
s chopping en en welk een ontvankelijkheid
toonde hij niet b* bezitten voor de schoon
heden der natuur, zooals hij ze ons in en
kele concertouverture-s heeft weergegeven,
of wanneer 'hij, het voetspoor van Carl
Maria von Weber drukkend, ons laat toeven
in het sprookjesland van Kobolden, nixen
en heksep (Sommemachtstraum, Walpurgis-
nacht).
Maar er is nog iets anders, waardoor
Mendelssohn zich een eerezuil bij het nage
slacht heeft gesticht, en waardoor zijn naam
steeds mee eerbied verdient te worden ge
noemd in de groote rij der toonkunstenaars.
Aan hem toch 'hebben we het te danken, dat
we ons telken jare weer kunnen laven- aan
die Urouelle in het rijd der torven, die den
naam Bach draagt. Als twintigjarige jon
geling toch vond hij, snuffelende in de
bibliotheek van de Sing-Academie te Ber
lijn eene verzameling kostbare handschrif
ten van den grooten Leipziger cantor, waar
van vele nog.niet in druk waren ver-schenen.
Onder die bestoven werken vond hij toen
ook de Matth-eus-passion, sinds Bach's
dood geheel vergeten en nog nimmer te Ber
lijn uitgevoerd. Vol ontroering over zijn
vondst, begaf de jongeling zich toen schoor-
Vr-ORSANDVN
VANAF f 12.50
ÏEIMSÏ-iF 1
voeten-d met zijn vriend, den baritonzanger
Ed. Devrient, naar den directeur der Sing-
Academie, Karl Friedrich Zelter, om dezen
voor te slaan het heerlijke werk tot uitvoe
ring te brengen. Zij hadden heel wat weer
stand te overwinnen, daar Zelter het niet
voor uitvoering geschikt oordeelde, maar
zij gaven niet op en zoo gebeurde het, dat
in 1829 onder leiding van Mendelssohn dn
de Sing-Academie de -grootsche schepping
van Bach weer aan de menschheid werd te-
ruggegeven, zoodat men gerust kan zeggen,
dat Mendelssohn de baanhreker is geworden
voor den modernen Bach-cultus.
Is het wonder, dat Mendelssohn, aange
grepen door de -epische grootheid van het
werk van Bach, ook heeft getracht zelf op
het gebi-ed der bijbelsche oratoria als schep
pend kunstenaar op te treden? Twee ora
toria, Paulus en Elias, heeft hij ons geschon
ken, die ons beiden herinneren aan hetgeen
zijn groote voorgangers op dat gebied, Han
del en Bach, hebben gewrocht, maar waarin
hij getracht heeft den stijd dezer groote
meesters naar de behoeften van den nieu-
weren tijd te modernise eren. Ongetwijfeld
staat hij bij hen achter in grootschheid en
verhevenheid van uitdrukking, en mist men
bij hem dat diep religieus gevoel, dat ons
treft in het bijzonder in Bach's gewijde toon-
scheppingen; Mendelssohn's opvatting van
het Christendom staat ook in het teeken van
de romantiek en is meer poëtisch dan reli
gieus; het lyrische element is overheer-
schend, al vindt men ook hier eni d-aar sterk
dramatische gedeelten.
Het oratorium Paulus, voor het eerst uit
gevoerd onder Mendelssohn's leiding op het
Düsseldorfer Muziekfeest den 22sten Mei
1836, bestaat uit twee deelen, waarvan het
eerst© hem schildert vóór zijne befcee-
ring, terwijl het tweede deel ons den ijveri-
gen. prediker van het Christendom voor
oogen stelt.
Zeer merkbaar is de invloed van Bach,
zoowel *wat den geheelen gang der hande
ling betreft, als in het optreden van het ko
raal en bij de verdeeling van het koor in
handelende en beschouwende volksmenig
ten. Ben verschil met de Mattheus-Passion
echter is hierin gelegen, dat niet -een enke-»
le verteller (Evangelist) optreedt om ons het
verhaal te doen, maar dat deze rol nu aan
verscheidene stemmen is toebedeeld.
De ouverture is gebouwd op het schoone
koraal: „Wachet auf, ruft uns die Stemme",
dat eerst in eenvoudige accoorden, daarna
gefigureerd en later met andere tegen-the
ma's verbonden optreedt. Terstond hierop
valt het koor machtig in met de woorden:
„Herr, du bist der Gott"; van buitengewoon1
•schoone structuur is dit imposante koor, dat
uitdrukking geeft aan het meest onwrikbare
vertrouwen in de Almacht, terwijl -een twee
de thenva „Die Heiden lelvnen sich auf" dat
imitatorisch door de verschillende stemmen!
herhaald) wordt, als een kreet van ontzetting
ons de machten voor oogen stelt, die zich
vijandig daartegenover plaatsen. Nadat cent
k-oraal ons nogmaals heeft getuigd vanl
God's eer en macht, volgt nu een reeks van!
tooneeien, die zich groepe-eren om de stee*
niging van Stephanus; zoowel in recitatief*
als in k-oorvorm is Mendelssohn <er in ge*
slaagd op waarlijk drastische wijze ons de
hartstochtelijke uitingen der Joden en Hei
denen t© schilderen, die lucht geven aan*
hun haat tegen den prediker van de leen.
van Jezus van Nazareth. Eindelijk hoorert
we Stephanus zelf, die eerst zacht verma
nend en daarna heftig verwijtend zich tegeni
hen keert, hetgeen de priesters in hevigste
verontwaardiging doet uitschreeuwen „Weg,
weg mit d-ern, er lastert Gott, er soil ster
ben". Een geweldig contrast met deze ruwe
uitbarsting van haat vormt dan de volgen
de gevoelvolle aria „Jerusalem, die du tötesfi
die Propheten", een roerende klaagzang, die
den maneldood van Stephanus aankondigt*