buitenland. binnenland. feuTlleton]- Langs den groeten weg. DE EEMLANDER" SERRE-MEDSELEN zn lomps ffllGBQÏÏISES J. 0RS01EHQ0RS1, M 28. PRIJS DER ADVERTENTIE!! Hof 16 Amersfoort Telefoon 618 milüwh li» )l 18 i9e Jaargang No. 269 per 3 maanden voor Amees» ioort f 2,10, klem kmc* 4B6HKEME1TSPRI1S pn pot f y—, (KT weck hntt «ratb wntkewj ttgtn ooge'ukken) f OM*, eliondetlijke nummers /CLOJ. Donderdag 19 Mei 192! DIRECTEUR-UITGEVER i J. VALKHOFF. BUREAU: ARNHEMSCHE POORTWA'. TEL INT 613 van 1 - '1 regels 1.05 met inbegrip van een bewijsnummer, elke regel meer 0.25, dienMaanbie» dingen en Licldadigheids-advcitenticn voor de helft der prij* Voor handel cn bedriir bc.laan :ccr voordcclige bepalingen *»oor het aavcriccien circulaire, bevattende dc voorwaarden, woreh aanvraag toeeezonden- -tic op ïLEESCHHODWEiT LAMME Politiek Overzicht. Naar verluidt, huldigt men te Londen al gemeen de opvatting, dat de kwestie van Opper-Silezië èn In technisch opzicht zóó gecompliceerd is èn voorts van zoo vér strekkende beteekenis is, dat het vraagstuk amper zou kunnen worden opgelost door het op informeele wijze wisselen van gedach ten tusschen Briand en Lloyd George. Daar om oordeelt men dan ook een soort plenaire zitting van den Oppersten Raad noodig, die zoo gauw mogelijk nadat Briand een verkla ring in de Fransche Kamer zal hebben af gelegd (dit wordt vandaag verwacht) of te Parijs of te Boulogne diende te worden ge houden. Ondertusschen is het van belang te ver nemen, dat Lloyd George niet terug krab belt en blijft staan op 't standpunt, dat hij verleden Vrijdag in 't Lagerhuis innam. Dit blijkt uit de verklaring, die de Engelsche premier gisteren aan Reuter heeft gedaan en die is te beschouwen als een aanvulling van zijn in 't Brits oh e parlement gehouden rede. Lloyd George neemt niets terug van vrat hij toen zeide en hij merkt op natuurlijk louter en alleen de verantwoordelijkheid te kunnen aanvaarden van hetgeen hij inder- rnd heeft gezegd en niet voor de ver- r'raaide berichten, die de Fransche kranten opnamen. De bijna algeheele goedkeuring, die de Amerikaansche, Engelsohe en Ita- -•«nsche kranten hechtten aan de gevoe- ■len< waaraan de prémier uiting gaf, bewees 7 dat de groote naties, die Frankrijk ter- .<- hadden gestaan, van zins waren loyaal rij hand te houden aan 't traotaat van Ver- Hes. Nooit had hij ten aanzien van een oi ander vraagstuk een dergelijke eenstem- "Hfc^eid opgemerkt. Met alle respect voor ■de Fransche bladen, aldus Lloyd George, uien ik hun toch te zeggen, dat hun ge woonte om elke uiting van de publieke opinie bij de bondgenooten, die niet klopt met haar eigen opvattingen, te kavakteri- eeeren als een onbeschaamdheid, heel on gelukkig is. Een dergelijke mentaliteit, wan neer er bij werd volhard, moest noodlottig worden voor elke Entente. De houding, die de Amerikaansche, Italiaansche en Britsche pers met betrekking tot de Opper-Silezische kwestie hadden aangenomen, mooht niet als anti-Fransoh worden beschouwd, omdat ge noemde landen niets anders deden dan vast houden aan 't verdrag van Versailles. Lloyd George was dan ook van zins de voorwaarden van 't verdrag loyaal toe te passen, het deed er niet toe, of deze toe valligerwijze ten faveure of ten nadeele van Duitsohland waren. Niet door Korf-anty moest verder over het lot van Opper-Silezië worden beslist, maar door den Oppersten Raad. Den kinderen van het verdrag van Versailles, aldus zei Lloyd George zeer plastisch, kan men niet toestaan ongestraft het vaatwerk van Europa stuk te slaan. De een of and-er moet hen bij de kraag pakken. Anders hebben wij voortdurend onrust. Men k-on 's werelds beloop de eerstvolgende jaren niet voorspellen. De mist werd dikker dan ooit. Veel zou afhangen van het eensge zind blijven der geallieerden. Behalve de uit de verdragen voortspruitende verplichtin gen zouden gebeurtenissen, die men nog niet voorzien kon, beslissend zijn voor de groepeering der volken. De toekomst der wereld, met name die van Europa, zou wor den bepaald door oude of nieuwe vriend schap. Onder die omstandigheden was 't verdrag van Versailles een document van geweldig belang, vooral voor de volken der Entente. Het vormde een band, terwijl er zooveel was, dat verdeelde. Wie de bepalin gen er van behandelde als lieten zij harts tocht en vooroordeel vrij spel, zou niet lang behoeven te wachten, om be rouw te krijgen over zijn heelhoof- digheid. Het Engelsche volk zou niet trachten eenige verantwoordelijkheid, die het verdrag oplegde, te ontduiken. Er waren tijdelijke beletsels, die het moeiiijk maakten, dat Engeland troepen zond, maar wij, aldus de premier, verwachten met ver trouwen, dat die spoedig voorbij zull-en zijn. „Ik wil er de aandacht op vestigen, dat ter laatste conferentie wij onze bereidwilligheid te kennen gaven onze vl-oot ter beschikking van de geallieerden te stellen voor eenige operatie, waartoe besloten zou worden, in geval Duitschland weigerde de voorwaarden te aanvaarden. De Engelsche regeering had d»e verdeeling van Opper-Silezië gaarne ge regeld op de laaste Londensche conferentie, daar men toen reeds alle bijzonderheden der stemming kende. Onze bondgenooten wa ren toen echter niet bereid, om de discussie te beginnen. Wij willen eerlijk de beslissing afwachten, die de meerderheid zal nemen van de mogendheden, die volgens het ver drag stem hebben bij 't vaststellen der grenzen van Opper-Silezië, hoe deze beslis sing ook uitvalt. Wij aanvaarden algeheel den uitslag van het plesbisciet a!s uiting van den wensch van het Opper-Silezische volk. Wij zijn in een grooten oorlog gegaan en hebben ontzagelijke verliezen geleden bij de verdediging van een oud verdrag, waar bij ons land betrokken was. Engeland kon niet dadeloos staan, als een verdrag met voe^ ten getreden wordt, dat zijn vertegenwoor digers nog geen twee jaar geleden hebben onderteekend". Berichten. B e r 1 ij n, 1 6 M e i. (N. T. A Gistermid- dag is een groot deel der bezettingstroe pen uit Solingen vertrokken, die aldaar wa ren samengetrokken met bet oog op de eventueele bezetting van het Roergebied. Naar de Corriere della Sera meldt, heb ben in Opper-Silezië reeds 15 hooge Engel sche beambten van het intergealli eerde be stuur- als te eken van protest tegen de hou ding van zekere intergealli eerde beambten lvun ontslag aangevraagd. B er 1 ij n, 18 Mei. (N. T. A. Draadloos). Van den z.g. terugtocht van Korfanty is tot nog toe niets te merken. De aanvoerders der opstandelingen hebben last gegeven, dat eik Engelsch officier een Poolsch legiti matiebewijs moet bezitten. Anders moet hij ontwapend worden. Brussel, 18 Mei. (B. T. A.) In de Ka mer heeft de minister voor de spoorwegen verklaard omtrent het conflict met het spoorwegpersoneel, dat de regeering alles had gedaan om den toestand te verbeteren. Zij is bereid door een paritetisohe com missie den toestand te doen nagaan der minderbegunstigde arbeiders. Met alge- meene stemmen nam de Kamer een reso lutie aan, waarin het vertrouwen der regee ring om de moeilijkheden op te lossen wordt te kennen gegeven. Londen, 18 Mei. (N. T. A. Draadloos uit Horsea.) Volgens de Daily Telegraph gaven alle teekenen reden voor de conclu sie, dat het juiste oogenblik tot hervatting van de onderhandelingen aangebroken is en dat de gebeurtenissen zich bewegen in de richting van een permanente regeling. Athene, 17 Mei. (G. T. A.). Volgens i inlichtingen uit goede bron is Chimarka in gesloten en zijn de bewoners besloten zich te verdedigen. De Albaneesche benden ver dubbelden hun werkzaamheid. Vanmiddag is een ministerraad gehouden, waaraan de com mandant van het legerkorps in Epirus deel heeft genomen. In e enofficieuse no:a zegt de regeering, dat Griekenland geenerlei aan vallende bedoelingen heeft en drukt zij de hoop uit, dat de Albaneezen den toestand in zullen zien en tot het gezoncl verstand zullen terugkeeren, daar Griekenland, als het dat wenscht, in staat is de orde met ge weld te hers ellen in de streken, die be dreigd worden met een beroering, welke klaarblijkelijk van buitenaf in 't leven is ge roepen. Londen, 17 Mei. (R.) Reuier ver neemt, dat het stopzetten van immigratie naar Palestina slechts een tijdelijke maat regel is. beschouwingen worden Kameroverzicht. Tweede Kamer. In de zitting van Woensdag was aan de orde het wetsontwerp tot invoering van een Wetboek van militair strafrecht en van een Wet op de krijgstucht. De heer Van Sasse van IJsselt be tuigt instemming onder voorbehoud. De practijk heeft zich aangepast aan de ver ouderde wetgeving. Vooral mist hij een re geling van het "tuchtrecht. Hij dringt aan op het opnemen van tuchtraden, voorwaarde lijke veroordeeling en tuohtreoht. Spr. dient een motie in, vragende om een onderzoek naar de wenscbelijkheid en mo gelijkheid van tuchtraden en tuchtrecht. De heer Dress el huys raadt aanne ming van het ontwerp aan. Hij acht de motie tamelijk onschuldig, daar zij alleen een onderzoek vraagt. De heer Duymaer van Twist wensoht dat enkele bepalingen zullen wor den uitgelicht en gemaakt tot dienstvoor schriften. Minister Heemskerk verklaart dat de motie hem onverschillig laat. De regee ring dacht reeds aan het gevraagde onder zoek door de commissie die de invoering voorbereidde. Het verzoek van den beer Duymaer van Twist is practisch niet goed uitvoerbaar. Minister Pep verklaart, dat bij de samenstelling van de nieuwe legerwclten reeds met het nieuwe Wetboek van Militair Strafrecht is rekening gehouden. De motie-Hugenhqltz wordt aangenomen met 38 tegen 28 stemmen. De heer Hugenholtz verdedigt een amendement om de rechtsbevoegdheid van den militairen rechter te beperken tot zuiver militaire delicten. De heer Dresselhuys meent dat het amendement een omwerking van de geheele militaire rechtspleging zou meebrengen. Hij acht de militaire rechtspraak het ideaal van leeken-reohtspraak. Minister Heemskerk ontraadt het amendement ten sterkste. Het amendement wordt verwerpen met 49 tegen 17 stemmen. Het ontwerp wordt aan genomen met 46 tegen 13 stemmen. Goedgekeurd worden: het wetsontwerp houdende eenige maatregelen van bezuini ging ten aanzien van het Hoog Militair Ge rechtshof, en het ontwerp tot onteigening voor de buitenhaven te Vlissingen. Nederlan d-Z u i d-A f r i k a. Aan de orde is het ontwerp tot toekenning van een voorschot ten behoeve van een stoomvaartverbinding tusschen Nederland en Zuid-Afrika. De algemeene geopend. De heer Te ens tra (V. D) acht dezen steun van 5 millioen ongemotiveerd, vooral in dezen tijd. Hij ziet er ook een protectio nistisch karakter in en acht het niet de goe de methode om particulieren te doen steu nen op den Staat. De heer Van D ij k (R. K.) verdedigt het ontwerp, dat hij in het belang van ons land acht. Hij zet uiteen vair hoeveel gewicht het is de banden tusschen ons land en Zuid- Afrika te versterken. De heer Brautigam (S. D.) is huiverig voor het verleenen van scheepvaart-subsi dies. omdat dit voor ons land met zijn groo te vloot zeer bezwaarlijk is- Spr. voorziet dat andere lnr.den hun lijnen zullen gaan subsi dieeren. Hoogstens zal deze lijn opgenomen worden in de trust der maatschappijen. De toekomst der scheepvaart is ongunstig en het zal niet mogelijk zijn 6 pCt. te garandee ren, hetgeen gevestigde maatschappijen zelfs r.J-et mogelijk zal zijn. Spr. vraagt eenige inlichtingen over de verdeeling der aondee- len. Ten slotte betoogt hij, dat gt zonder de zen steun ook wel een maatschappij zou zijn gekomen, die den dienst onderhoudt. Hij wijst op de Ver. Ned. Scheepvaart Maat schappij, die tal van lijnen exploiteert. De vergadering wordt verdaagd tot heden I uur. ïfet OranjeI)oelr. In een Oran: boek, overgelegd non de Staten- Generaal, deelt dc Minister van Buitcnlondsche Zaken mede, dat in de internationale enquête commissie, welke de oorzaak moet vaststellen van het vergaan der „T u b a n t i a", door de Deensche en Zweedsche rcgceringcn tot leden zijn benoemd, resp. de kapiteins ter zee H. O. Rayn, directeur van den liydrografischen dienst der marine cn Unger, terwijl de Zwitserschc rcgcering als voorzitter heeft benoemd den jurist doctor Hoffmann, lid van den Bondsraad. De commissie zal te 's-Gravenhage bijeenkomen. De Nederlandsche en de Duitschc Regeering zullen door agenten er bij zijn vertegenwoor digd. De Regecring heeft bij de) Amerikaanscho Regeering geprotesteerd tegen het beginsel van den „federal income tax law 1919", voorzoover deze Nederlandsche belangen schaadt en aan do legatie te Washington opgedragen te pogen, voor Nederlandsche onderdanen dezelfde facili teiten te verkrijgen als de Zwitsersche Regee ring heeft verkregen voor de hare. Ten aanzien van de „Americoin Merchant Marine Act 1920", het verbod houdende de speciaal verlaagde tarieven toe te staan voor goederen met niet-Amerikoansche schepen aan gebracht, heeft de Regeering de legatie te Washington opgedrogen voeling te houden met do gezanten ven Engeland, Jay. on, Zweden, Denemarken en Noorwegen te Washington. Zij heeft nog geen protest tegen deze we>t uitge bracht, daar haar in werkingtreding onbepaald is uitgesteld. Bi j de C h i n e e s c h e R e g e e r i n g hebben wij geprotesteerd tegen de niet-botaling van rente en kapitaal der obligation, uitgegeven door de Deutsclr-Asintische Bank. Do Chineescho Regeering hecH geantwoord gaarne een voor stel om tot oplossing te geraken in overweging te nemen. Verder bpvat het Oranjebook o. m. de ge- dachtenwisseling met de Amerikaansche Regee ring betreffende de petroleumwinning en exploi tatie der petroleum velden in D j a m b i. Minister Van Karnebeek doet in een overzicht voorafgaande aan de gepubliceerde correspon dentie tusschen hem en den Amerikaanschen ge zant in Den Hang, Phillips, uitkomen, dat de Oil Land Leasing Bill van 25 Febr. 1920 ten doel heeft rrujnconcessies te beperken ten behoeve van Amerikanen en Amerikaansche maatschap pijen. Overigens staat deze wet geheel in het toeken ven rcprociteit. De Minister geeft een uiteenzetting von cleze wet, welke hij kenschetst als zeer scherp en welke een absoluut .verbod inhoudt om deel te nemen in eenige Amerikaan sche mijnconpessie voer onderdanen van een buitenlandse! n staat, welks wetgeving beper kende bepalingen te dien aanzien bevat. Nu noudt onr.o koloniale mijnwctgevii king in ten aanzien van vreem belang n beperk van vreemdelingen, welke heeft mot het oog op de houding in Amerika krachtens de nieuwe mijnwet aan to nemen tegenover Nederlondsche langen in petroleum in de Ver. Staten. Invu ter will cr in Indië geen beperkende bepasi -en bestaan' met betrekking tot dc onndeelhovd zou het onmogelijk zijn voor Nederlandse' - onderda nen op grond van de Amerikaansche wet in dat land aandeelen te bezitten in mijnbouwkun Ii ;o vennootschappen. De Amerikaansche R ering heeft bij onze Regecring met het oog op voor- meldo wet inlichtingen gevraagd betreffende hel karakter van de mijnwetgeving in dc Nederland- sche koloniën. Als gevolg van het üntwoorr onzer Rcgcering van 30 Juni 1920 op ccn d-. betreffenden brief van den Amerikaanschen ge* zant van 5 Juni, heeft een verdere correspon dentie tusschen beide Regecringcn plaats had. In Januari T92I heeft de Amerikaansche ge zant in aansluiting bij deze correspondentie, ge sprekken gehad met onze ministers von buiten-* londsche zaken en koloniën, waarin hij dc exploi-* tatie der Djambi-lcrreinen ter sprake bracht* Het Nederlandsche standpunt te dier zake blijkt) uit brieven van den gezant van 19, 22, 25, 25 cn 27 April en een brief van minister Van Kar-* nebeek van 10 Mei. In laatstgenoemd schrijven brengt do minister in herinnering, dat in den loop der gesprekken met den gezant in Januari, hij den nadruk heeft gelegd op een punt, reeds in de voorafgaande correspondentie uiteengezet, te wotcn, dat de Ned.-Indische we.geving gee- neriei onderscheid maakt tusschen vreemd cn Ncd^rlandsch kapitaal, wanneer het maatschap pijen betreft, welke wcnschen deel te nemen in do exploitatie ven petroleum-terrcinen in Indië en dat hij heeft doen uitkomen, dat dc Neder landsche Regecring met voldoening in de deel neming zou zien van Amerikaansch kapitaal in de ontginning van den petroleumrijkdom van Indië, evenals in elke andere onderneming, welke ten doel had, de economische ontwikke ling van dc kolonie te begunstigen. Intussclien, toen de Amerikaansche gezant gesproken heeft over dc Djambivelden, heeft minister Van Kar nebeek slechts kunnen bevestigen wat de minis ter van koloniën hem reeds had medegedeeld, n.l., dat betreffende deze terreinen, onze Regec ring reeds een definitieve beslissing had geno men cn aan de goedkeuring der Staten-Gcne- raal een wetsontwerp had onderworpen, hou dende stichting eener Ned.-Indisch Aardolie- maatschappij, waaraan de ontginning der Djambi-velden zou worden toevertrouwd. Der halve was in Januari cn met nog meer reden op den datum von de verzending der nota van 19 April door den Amerikaunschen gezant dozo exploitatie een in beginsel vastgestelde zaok, behoudens medewerking der Staten-Gencroul. Uit den oord der zaak kon er onder deze om standigheden voor dc Regecring geen sprake van zijn rekening te houden met nieuwe oplos singen op het laatste oogenblik door belang hebbende groepen voorgesteld. Nog herinnert de minister eraan, dat de minis ter van koloniën in deze gesprekken in Januari onder dc aandacht van den gezant gebracht heeft, dat voormeld wetsontwerp aan dc Bataaf* sche Petr. Maatschappij toestond de aandeelen B. von dc Ned.-Ind. Aardolie-maatschappij" over te dragen oan particuliere vreemdelingen of vreemde maatschappijen welke zich hiertoo met de Botaafsche zouden moeten verstaan, doch dat dc Rcgcering zich Volledige vrijheid moest voorbehouden in elk bijzonder geval, deze overdracht van aandeelen B goed te keuren. Anderzijds heeft de minister van koloniën zoo wel in deze gesprekken als bij do beroarlslagin- gen in de Tweede Kamer doen uitkomen dat meerbedocld wetsontwerp geenszins ten doel heeft aan dc Balaafsche een monopolie te ver leenen voor geheel Ned.-ïndië, maar dat hij in tegendeel zulk een monopolio ten bate van welke maatschappij ook in strijd zou achten met de belangen der koloniën. Hij heeft er de aandacht op gevestigd dat behalve Djambi nog andere terreinen van groote beteekenis voor dc petro leumindustrie beschikbaar waren, welke hot onderwejp konden uitmaken van een gelijksoor tig contract met andere maatschappijen. In zijn rede van 29 April deed de minister uitkomen dat de ontginning dezer ander* terreinen waai' schijnlijk binnenkort kon worden tegemoet ge* zien en zinspeelde hij op de mogelijkheid d*. Indien gij des morgens de stem d-er goddelijke rede vernomen hebt, kunt gij rustig des avonds sterven. (Confuciars.) Naar het Engelsch van JEFFERY FARNOL. 55 „Peter," zei de oude man, terwijl hij zijn gebogen ouden rug fier ophief, „o, Peter I ®eg ze, dat ik een man van de waarheid ben^ ten geen leugenaar zeg ze dat 1 Peter Y' „Dat weten ze wel," zei ik, „dat weten ze wel, ook zonder dat ik 't ze zeg." „Maar" zei Job, mij ontsteld aankijkend, r;bedoél je, dat jij daar woont in een huis, waarde duivel spookt „O, wat dat be treft," riep de oude man, terwijl hij zijn hond op mijn arm legde, „Peter is voor den duivel al net zoo min bang als ik Peter is heelemaal niet bang voor hem- En waarom niet? Omdat hij een zuiver geweten heeft! Ben jij wel bang voor den duivel. Peter?" „Absoluut niet," zei ik, waarop de ande- ïen instinctmatig van mij wegschoven, ter- ,wel de oude Am os opstond en naar de deur strompelde. „Ik heb wel eens gehooid van menschen, Üie zich aan den duive' verkocht hadden I" fcei hij. z „Je bent een groot© idioot, Joe! Amos!" friep de oude man, kwaad wordend. ^Idioot of niet ik heb nog nooit een kerel gezien met zoo'n verschrikkelijk zwart gezicht, en met zulke oogen zoo zwart en scherp, vlijmscherp als naalden ail ze gaan als twee dolken door 'n mens ch heen 1" En terwijl Amos dit zei, strekte hij zijn een-en arm naar mij uit, met zijn duim en wijsvin ger'over elkaar gekruist; daarna liet hij ze weer wijd van elkaar gaan, op die wijze vor mend wat men, naar i;k meen, „de horens" noemt, en als een onfeilbare bescherming igeldt tegen deze speciale openbaring van den Booze- „Hij heeft het Kwade Oog," zei hij zacht fluisterend, „het Kwade Oog I" Daarop keer de hij zich snel om en verliet ijlings het ver trek. Een voor een volgden hem de anderen, en terwijl ze mij voorbijgingen, hielden zij de oogen van mij afgewend, en iik zag hoe ze allien de twee vingers gekruist hielden. Zoo kwam het, dat ik, van dien dag af door het geheele dorp, met uitzondering van Simon en den ouden man, met achterdocht werd aangekeken, zoo niet openlijk verme den, als iemand die tot den Booze in betrek king stond, en het „Kwade Oog" had. HOOFDSTUK XXXI. Waarin Donald afscheid van m i j neem t. Zalige tijd T Gelukkige, zorgelooze,zalige dagen! Te ontwaken in de stralende schoon heid van een zomermorgen, den zwaren slaap af te schudden, als een mantel, naar buiten te treden in oen wereld van groen en goud1, waaT een frissche wind waait, bezwangerd van zoete, cn kruidige geuren-. Het hoofd on der te domooien in het heldere, koele water van de beek, dat als met een ioovers'lag het bloed doorstroomde met grooter levens kracht en levenslust. En verder on\ met een reuzenhonger te zitten eten, tot zelfs Do nald in bewondering voor mij geraakteon dan, tusschen schaduwrijke kreupelbosch- jes en zonnige weiden voortstappend aan den vroegen arbeid. Zalige tijd 1 gelukkige, zorgelooze, zalige dagen met de kloppende hamers, de rond spattende vonken, die in den rook mee om hoogsteken, het zweet, de zwa: e arbeid, doch alles overstraald door een lach en een lied en goede kameraadschap. bijl En als het wenk was afgeloopen, het vuur gedoofd Zwarte George naar zijn een zaam hutje was teruggekeerd, en ik naar „De Stier/'wat was het prettig daar te zit ten tusschen Simon en den ouden man, be diend door de vaardige handen van de zacht-oogige Prudence. Wat een groote plak ken sappig vleesch, naar binnengespoeld met eeni paar glazen heerlijk bruin bier! Wat een taaTten en puddingen, klaargemaakt door dezelfde slanke, vaardige handen 1 En daarna, wat werden er, met de pijp in den mond, ernstige gesprekken gevoerd over menschen en diiwen,vrede en oor log dc J er- leven het opkomen en vervallen de r vc 1 n, en Simons nieuw nest met varkens. Eindelijk kwam het „goeden nacht"; dan naar huis door de schemerdon kere laantjes, nu en dan stilstaand om te kijken naar de schaduwrijke bossohen of naar een ster, of om te luisteren naar den somberen roep van een geitenmelker, zacht klinkend in de verte. Het was waarlijk niet te verwonderen dat mijn vroegere droomen en liefhebberijen voor injjn geestescoc verflauwden dat Pe- tronius Arbiter en Sieur de Brantome ver geten lagen in mijn stoffigen knapzak. „Weg van mij, Petronis, weg van mij! Hoe n uf, „laegbijdegrcnd en nutteloos," waren ai je hooggeroemde genietingen, vergeleken bii de mijnel En gij, Brantome oude babbelaar met al uw schandaal-verhalen over vrouwen, altijd en eeuwig, „trés belle et fort honneste," gij J-.ondt daarbij geen tijd vinden de heerlijkhe den van de wereld op te merken, waarin die vrouwen leefden en zich bewogen, en haar „fort honneste" bestaan leidden. Maar laat ik niet de gedachte wekken, dat mijn ledige irren omgingen in nutteloos droo men en weelderig gemakii\, tegendeel, ik had met veel moeite het kapotte dak van mijn hut gemaakt, zoo goed en zoo kwaad als het ging, den schoorsteen hersteld, glas gezet in de raamlijsten en een nieuwe deur op de hengsels. Dit laatste was wat onhandig gedaan, ik erken het graag, de deur -was on- noodig zwaar en sterkmaar toch vond ik het een uitstekende deur. Nadat jk aldus mijn huisie bestand had gemaakt tegen regen en wind, begon ik aan de meubileering mijn aandaoht te wijden. Ik maakte achtereenvolgens, cn met zeer veel moeite, een bedstede, twee leuningstoelen! en een tafel, alles tot groote ergenis van Donald, die onmogelijk het geluid van mijn zaag verdragen kon, zoodat hij dan naar zijn doedelzak greep en de lucht deed weergal men van het meest ijzingwekkend gegil en gekerm of trachtte mij te overweldigen met een stroom van krijgsmuziek Ongeveer in dezen tijd dat wil zeg.geri ik had bijna mijn tweede bedstede klaar, en ik dacht er ernstig over een least te maken met planken om mijn aardewerk in te ber2 gen en een plank voor mijn boeken kwaxrt Ik O]) een avond wat vroeger thuis dan an*» derstot mijn verbazing zag ik Donald op de bank zitten, die ik naast de deur gemaakt had, terwijl hij de gespen zat te poetsen vart datzelfde paar schoenen met vierkante neu zen, dat eenis zoozeer mijn nieuwsgierigheid gewekt had. Toen ik nader kwam stond hij op en kwant mij tegemoet met de versleten grove schoei nen in de hand. „Peter," zei hij, „ik ben van plan heen te gaan." „Heengaan!" herhaalde ik, „waarheen?" „Terug naar mijn dalhet jsar is b'jno om, weet je, en ièc wil niet dat mijn broede* Alan vóór mij bij het meisje is; want hij ia een bizonder flink en knap man, weet je, eri je 'bent van een meisje nooit heelemaal zeker." (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1921 | | pagina 1