buitenland.
binnenland.
feuTlleton]-
Langs den groeten weg.
DE EEMLANDER"
SERRE-MEDSELEN
zn lomps ffllGBQÏÏISES
J. 0RS01EHQ0RS1, M 28.
PRIJS DER ADVERTENTIE!!
Hof 16 Amersfoort Telefoon 618
milüwh li» )l 18
i9e Jaargang No. 269
per 3 maanden voor Amees»
ioort f 2,10, klem kmc*
4B6HKEME1TSPRI1S
pn pot f y—, (KT weck hntt «ratb wntkewj
ttgtn ooge'ukken) f OM*, eliondetlijke nummers
/CLOJ.
Donderdag 19 Mei 192!
DIRECTEUR-UITGEVER i J. VALKHOFF.
BUREAU:
ARNHEMSCHE POORTWA'.
TEL INT 613
van 1 - '1 regels 1.05
met inbegrip van een
bewijsnummer, elke regel meer 0.25, dienMaanbie»
dingen en Licldadigheids-advcitenticn voor de helft
der prij* Voor handel cn bedriir bc.laan :ccr
voordcclige bepalingen *»oor het aavcriccien
circulaire, bevattende dc voorwaarden, woreh
aanvraag toeeezonden-
-tic
op
ïLEESCHHODWEiT LAMME
Politiek Overzicht.
Naar verluidt, huldigt men te Londen al
gemeen de opvatting, dat de kwestie van
Opper-Silezië èn In technisch opzicht zóó
gecompliceerd is èn voorts van zoo vér
strekkende beteekenis is, dat het vraagstuk
amper zou kunnen worden opgelost door het
op informeele wijze wisselen van gedach
ten tusschen Briand en Lloyd George. Daar
om oordeelt men dan ook een soort plenaire
zitting van den Oppersten Raad noodig, die
zoo gauw mogelijk nadat Briand een verkla
ring in de Fransche Kamer zal hebben af
gelegd (dit wordt vandaag verwacht) of te
Parijs of te Boulogne diende te worden ge
houden.
Ondertusschen is het van belang te ver
nemen, dat Lloyd George niet terug krab
belt en blijft staan op 't standpunt, dat hij
verleden Vrijdag in 't Lagerhuis innam.
Dit blijkt uit de verklaring, die de Engelsche
premier gisteren aan Reuter heeft gedaan
en die is te beschouwen als een aanvulling
van zijn in 't Brits oh e parlement gehouden
rede. Lloyd George neemt niets terug van
vrat hij toen zeide en hij merkt op natuurlijk
louter en alleen de verantwoordelijkheid te
kunnen aanvaarden van hetgeen hij inder-
rnd heeft gezegd en niet voor de ver-
r'raaide berichten, die de Fransche kranten
opnamen. De bijna algeheele goedkeuring,
die de Amerikaansche, Engelsohe en Ita-
-•«nsche kranten hechtten aan de gevoe-
■len< waaraan de prémier uiting gaf, bewees
7 dat de groote naties, die Frankrijk ter-
.<- hadden gestaan, van zins waren loyaal
rij hand te houden aan 't traotaat van Ver-
Hes. Nooit had hij ten aanzien van een
oi ander vraagstuk een dergelijke eenstem-
"Hfc^eid opgemerkt. Met alle respect voor
■de Fransche bladen, aldus Lloyd George,
uien ik hun toch te zeggen, dat hun ge
woonte om elke uiting van de publieke
opinie bij de bondgenooten, die niet klopt
met haar eigen opvattingen, te kavakteri-
eeeren als een onbeschaamdheid, heel on
gelukkig is. Een dergelijke mentaliteit, wan
neer er bij werd volhard, moest noodlottig
worden voor elke Entente. De houding, die
de Amerikaansche, Italiaansche en Britsche
pers met betrekking tot de Opper-Silezische
kwestie hadden aangenomen, mooht niet als
anti-Fransoh worden beschouwd, omdat ge
noemde landen niets anders deden dan vast
houden aan 't verdrag van Versailles.
Lloyd George was dan ook van zins de
voorwaarden van 't verdrag loyaal toe te
passen, het deed er niet toe, of deze toe
valligerwijze ten faveure of ten nadeele van
Duitsohland waren. Niet door Korf-anty
moest verder over het lot van Opper-Silezië
worden beslist, maar door den Oppersten
Raad. Den kinderen van het verdrag van
Versailles, aldus zei Lloyd George zeer
plastisch, kan men niet toestaan ongestraft
het vaatwerk van Europa stuk te slaan. De
een of and-er moet hen bij de kraag pakken.
Anders hebben wij voortdurend onrust.
Men k-on 's werelds beloop de eerstvolgende
jaren niet voorspellen. De mist werd dikker
dan ooit. Veel zou afhangen van het eensge
zind blijven der geallieerden. Behalve de
uit de verdragen voortspruitende verplichtin
gen zouden gebeurtenissen, die men nog
niet voorzien kon, beslissend zijn voor de
groepeering der volken. De toekomst der
wereld, met name die van Europa, zou wor
den bepaald door oude of nieuwe vriend
schap. Onder die omstandigheden was 't
verdrag van Versailles een document van
geweldig belang, vooral voor de volken der
Entente. Het vormde een band, terwijl er
zooveel was, dat verdeelde. Wie de bepalin
gen er van behandelde als lieten zij harts
tocht en vooroordeel vrij spel, zou niet
lang behoeven te wachten, om be
rouw te krijgen over zijn heelhoof-
digheid. Het Engelsche volk zou niet
trachten eenige verantwoordelijkheid, die
het verdrag oplegde, te ontduiken. Er waren
tijdelijke beletsels, die het moeiiijk
maakten, dat Engeland troepen zond, maar
wij, aldus de premier, verwachten met ver
trouwen, dat die spoedig voorbij zull-en zijn.
„Ik wil er de aandacht op vestigen, dat ter
laatste conferentie wij onze bereidwilligheid
te kennen gaven onze vl-oot ter beschikking
van de geallieerden te stellen voor eenige
operatie, waartoe besloten zou worden, in
geval Duitschland weigerde de voorwaarden
te aanvaarden. De Engelsche regeering had
d»e verdeeling van Opper-Silezië gaarne ge
regeld op de laaste Londensche conferentie,
daar men toen reeds alle bijzonderheden der
stemming kende. Onze bondgenooten wa
ren toen echter niet bereid, om de discussie
te beginnen. Wij willen eerlijk de beslissing
afwachten, die de meerderheid zal nemen
van de mogendheden, die volgens het ver
drag stem hebben bij 't vaststellen der
grenzen van Opper-Silezië, hoe deze beslis
sing ook uitvalt. Wij aanvaarden algeheel
den uitslag van het plesbisciet a!s uiting van
den wensch van het Opper-Silezische volk.
Wij zijn in een grooten oorlog gegaan en
hebben ontzagelijke verliezen geleden bij
de verdediging van een oud verdrag, waar
bij ons land betrokken was. Engeland kon
niet dadeloos staan, als een verdrag met voe^
ten getreden wordt, dat zijn vertegenwoor
digers nog geen twee jaar geleden hebben
onderteekend".
Berichten.
B e r 1 ij n, 1 6 M e i. (N. T. A Gistermid-
dag is een groot deel der bezettingstroe
pen uit Solingen vertrokken, die aldaar wa
ren samengetrokken met bet oog op de
eventueele bezetting van het Roergebied.
Naar de Corriere della Sera meldt, heb
ben in Opper-Silezië reeds 15 hooge Engel
sche beambten van het intergealli eerde be
stuur- als te eken van protest tegen de hou
ding van zekere intergealli eerde beambten
lvun ontslag aangevraagd.
B er 1 ij n, 18 Mei. (N. T. A. Draadloos).
Van den z.g. terugtocht van Korfanty is tot
nog toe niets te merken. De aanvoerders der
opstandelingen hebben last gegeven, dat
eik Engelsch officier een Poolsch legiti
matiebewijs moet bezitten. Anders moet hij
ontwapend worden.
Brussel, 18 Mei. (B. T. A.) In de Ka
mer heeft de minister voor de spoorwegen
verklaard omtrent het conflict met het
spoorwegpersoneel, dat de regeering alles
had gedaan om den toestand te verbeteren.
Zij is bereid door een paritetisohe com
missie den toestand te doen nagaan der
minderbegunstigde arbeiders. Met alge-
meene stemmen nam de Kamer een reso
lutie aan, waarin het vertrouwen der regee
ring om de moeilijkheden op te lossen wordt
te kennen gegeven.
Londen, 18 Mei. (N. T. A. Draadloos
uit Horsea.) Volgens de Daily Telegraph
gaven alle teekenen reden voor de conclu
sie, dat het juiste oogenblik tot hervatting
van de onderhandelingen aangebroken is
en dat de gebeurtenissen zich bewegen in
de richting van een permanente regeling.
Athene, 17 Mei. (G. T. A.). Volgens i
inlichtingen uit goede bron is Chimarka in
gesloten en zijn de bewoners besloten zich
te verdedigen. De Albaneesche benden ver
dubbelden hun werkzaamheid. Vanmiddag is
een ministerraad gehouden, waaraan de com
mandant van het legerkorps in Epirus deel
heeft genomen. In e enofficieuse no:a zegt
de regeering, dat Griekenland geenerlei aan
vallende bedoelingen heeft en drukt zij de
hoop uit, dat de Albaneezen den toestand
in zullen zien en tot het gezoncl verstand
zullen terugkeeren, daar Griekenland, als
het dat wenscht, in staat is de orde met ge
weld te hers ellen in de streken, die be
dreigd worden met een beroering, welke
klaarblijkelijk van buitenaf in 't leven is ge
roepen.
Londen, 17 Mei. (R.) Reuier ver
neemt, dat het stopzetten van immigratie
naar Palestina slechts een tijdelijke maat
regel is.
beschouwingen worden
Kameroverzicht.
Tweede Kamer.
In de zitting van Woensdag was aan de
orde het wetsontwerp tot invoering van een
Wetboek van militair strafrecht en van een
Wet op de krijgstucht.
De heer Van Sasse van IJsselt be
tuigt instemming onder voorbehoud. De
practijk heeft zich aangepast aan de ver
ouderde wetgeving. Vooral mist hij een re
geling van het "tuchtrecht. Hij dringt aan op
het opnemen van tuchtraden, voorwaarde
lijke veroordeeling en tuohtreoht.
Spr. dient een motie in, vragende om een
onderzoek naar de wenscbelijkheid en mo
gelijkheid van tuchtraden en tuchtrecht.
De heer Dress el huys raadt aanne
ming van het ontwerp aan. Hij acht de
motie tamelijk onschuldig, daar zij alleen
een onderzoek vraagt.
De heer Duymaer van Twist
wensoht dat enkele bepalingen zullen wor
den uitgelicht en gemaakt tot dienstvoor
schriften.
Minister Heemskerk verklaart dat
de motie hem onverschillig laat. De regee
ring dacht reeds aan het gevraagde onder
zoek door de commissie die de invoering
voorbereidde. Het verzoek van den beer
Duymaer van Twist is practisch niet goed
uitvoerbaar.
Minister Pep verklaart, dat bij de
samenstelling van de nieuwe legerwclten
reeds met het nieuwe Wetboek van Militair
Strafrecht is rekening gehouden.
De motie-Hugenhqltz wordt aangenomen
met 38 tegen 28 stemmen.
De heer Hugenholtz verdedigt een
amendement om de rechtsbevoegdheid van
den militairen rechter te beperken tot zuiver
militaire delicten.
De heer Dresselhuys meent dat het
amendement een omwerking van de geheele
militaire rechtspleging zou meebrengen. Hij
acht de militaire rechtspraak het ideaal van
leeken-reohtspraak.
Minister Heemskerk ontraadt het
amendement ten sterkste.
Het amendement wordt verwerpen met 49
tegen 17 stemmen. Het ontwerp wordt aan
genomen met 46 tegen 13 stemmen.
Goedgekeurd worden: het wetsontwerp
houdende eenige maatregelen van bezuini
ging ten aanzien van het Hoog Militair Ge
rechtshof, en het ontwerp tot onteigening
voor de buitenhaven te Vlissingen.
Nederlan d-Z u i d-A f r i k a.
Aan de orde is het ontwerp tot toekenning
van een voorschot ten behoeve van een
stoomvaartverbinding tusschen Nederland en
Zuid-Afrika.
De algemeene
geopend.
De heer Te ens tra (V. D) acht dezen
steun van 5 millioen ongemotiveerd, vooral
in dezen tijd. Hij ziet er ook een protectio
nistisch karakter in en acht het niet de goe
de methode om particulieren te doen steu
nen op den Staat.
De heer Van D ij k (R. K.) verdedigt het
ontwerp, dat hij in het belang van ons land
acht. Hij zet uiteen vair hoeveel gewicht het
is de banden tusschen ons land en Zuid-
Afrika te versterken.
De heer Brautigam (S. D.) is huiverig
voor het verleenen van scheepvaart-subsi
dies. omdat dit voor ons land met zijn groo
te vloot zeer bezwaarlijk is- Spr. voorziet dat
andere lnr.den hun lijnen zullen gaan subsi
dieeren. Hoogstens zal deze lijn opgenomen
worden in de trust der maatschappijen. De
toekomst der scheepvaart is ongunstig en
het zal niet mogelijk zijn 6 pCt. te garandee
ren, hetgeen gevestigde maatschappijen
zelfs r.J-et mogelijk zal zijn. Spr. vraagt eenige
inlichtingen over de verdeeling der aondee-
len.
Ten slotte betoogt hij, dat gt zonder de
zen steun ook wel een maatschappij zou zijn
gekomen, die den dienst onderhoudt. Hij
wijst op de Ver. Ned. Scheepvaart Maat
schappij, die tal van lijnen exploiteert.
De vergadering wordt verdaagd tot heden
I uur.
ïfet OranjeI)oelr.
In een Oran: boek, overgelegd non de Staten-
Generaal, deelt dc Minister van Buitcnlondsche
Zaken mede, dat in de internationale enquête
commissie, welke de oorzaak moet vaststellen
van het vergaan der „T u b a n t i a", door de
Deensche en Zweedsche rcgceringcn tot leden
zijn benoemd, resp. de kapiteins ter zee H. O.
Rayn, directeur van den liydrografischen dienst
der marine cn Unger, terwijl de Zwitserschc
rcgcering als voorzitter heeft benoemd den jurist
doctor Hoffmann, lid van den Bondsraad. De
commissie zal te 's-Gravenhage bijeenkomen.
De Nederlandsche en de Duitschc Regeering
zullen door agenten er bij zijn vertegenwoor
digd.
De Regecring heeft bij de) Amerikaanscho
Regeering geprotesteerd tegen het beginsel van
den „federal income tax law 1919", voorzoover
deze Nederlandsche belangen schaadt en aan do
legatie te Washington opgedragen te pogen,
voor Nederlandsche onderdanen dezelfde facili
teiten te verkrijgen als de Zwitsersche Regee
ring heeft verkregen voor de hare.
Ten aanzien van de „Americoin Merchant
Marine Act 1920", het verbod houdende de
speciaal verlaagde tarieven toe te staan voor
goederen met niet-Amerikoansche schepen aan
gebracht, heeft de Regeering de legatie te
Washington opgedrogen voeling te houden met
do gezanten ven Engeland, Jay. on, Zweden,
Denemarken en Noorwegen te Washington. Zij
heeft nog geen protest tegen deze we>t uitge
bracht, daar haar in werkingtreding onbepaald
is uitgesteld.
Bi j de C h i n e e s c h e R e g e e r i n g hebben
wij geprotesteerd tegen de niet-botaling van
rente en kapitaal der obligation, uitgegeven door
de Deutsclr-Asintische Bank. Do Chineescho
Regeering hecH geantwoord gaarne een voor
stel om tot oplossing te geraken in overweging
te nemen.
Verder bpvat het Oranjebook o. m. de ge-
dachtenwisseling met de Amerikaansche Regee
ring betreffende de petroleumwinning en exploi
tatie der petroleum velden in
D j a m b i.
Minister Van Karnebeek doet in een overzicht
voorafgaande aan de gepubliceerde correspon
dentie tusschen hem en den Amerikaanschen ge
zant in Den Hang, Phillips, uitkomen, dat de Oil
Land Leasing Bill van 25 Febr. 1920 ten doel
heeft rrujnconcessies te beperken ten behoeve
van Amerikanen en Amerikaansche maatschap
pijen. Overigens staat deze wet geheel in het
toeken ven rcprociteit. De Minister geeft een
uiteenzetting von cleze wet, welke hij kenschetst
als zeer scherp en welke een absoluut .verbod
inhoudt om deel te nemen in eenige Amerikaan
sche mijnconpessie voer onderdanen van een
buitenlandse! n staat, welks wetgeving beper
kende bepalingen te dien aanzien bevat. Nu
noudt onr.o koloniale mijnwctgevii
king in ten aanzien van vreem
belang
n beperk
van vreemdelingen, welke
heeft mot het oog op de houding in
Amerika krachtens de nieuwe mijnwet aan to
nemen tegenover Nederlondsche langen in
petroleum in de Ver. Staten. Invu ter will cr
in Indië geen beperkende bepasi -en bestaan'
met betrekking tot dc onndeelhovd zou het
onmogelijk zijn voor Nederlandse' - onderda
nen op grond van de Amerikaansche wet in dat
land aandeelen te bezitten in mijnbouwkun Ii ;o
vennootschappen. De Amerikaansche R ering
heeft bij onze Regecring met het oog op voor-
meldo wet inlichtingen gevraagd betreffende hel
karakter van de mijnwetgeving in dc Nederland-
sche koloniën. Als gevolg van het üntwoorr
onzer Rcgcering van 30 Juni 1920 op ccn d-.
betreffenden brief van den Amerikaanschen ge*
zant van 5 Juni, heeft een verdere correspon
dentie tusschen beide Regecringcn plaats
had.
In Januari T92I heeft de Amerikaansche ge
zant in aansluiting bij deze correspondentie, ge
sprekken gehad met onze ministers von buiten-*
londsche zaken en koloniën, waarin hij dc exploi-*
tatie der Djambi-lcrreinen ter sprake bracht*
Het Nederlandsche standpunt te dier zake blijkt)
uit brieven van den gezant van 19, 22, 25, 25
cn 27 April en een brief van minister Van Kar-*
nebeek van 10 Mei. In laatstgenoemd schrijven
brengt do minister in herinnering, dat in den
loop der gesprekken met den gezant in Januari,
hij den nadruk heeft gelegd op een punt, reeds
in de voorafgaande correspondentie uiteengezet,
te wotcn, dat de Ned.-Indische we.geving gee-
neriei onderscheid maakt tusschen vreemd cn
Ncd^rlandsch kapitaal, wanneer het maatschap
pijen betreft, welke wcnschen deel te nemen in
do exploitatie ven petroleum-terrcinen in Indië
en dat hij heeft doen uitkomen, dat dc Neder
landsche Regecring met voldoening in de deel
neming zou zien van Amerikaansch kapitaal in
de ontginning van den petroleumrijkdom van
Indië, evenals in elke andere onderneming,
welke ten doel had, de economische ontwikke
ling van dc kolonie te begunstigen. Intussclien,
toen de Amerikaansche gezant gesproken heeft
over dc Djambivelden, heeft minister Van Kar
nebeek slechts kunnen bevestigen wat de minis
ter van koloniën hem reeds had medegedeeld,
n.l., dat betreffende deze terreinen, onze Regec
ring reeds een definitieve beslissing had geno
men cn aan de goedkeuring der Staten-Gcne-
raal een wetsontwerp had onderworpen, hou
dende stichting eener Ned.-Indisch Aardolie-
maatschappij, waaraan de ontginning der
Djambi-velden zou worden toevertrouwd. Der
halve was in Januari cn met nog meer reden op
den datum von de verzending der nota van 19
April door den Amerikaunschen gezant dozo
exploitatie een in beginsel vastgestelde zaok,
behoudens medewerking der Staten-Gencroul.
Uit den oord der zaak kon er onder deze om
standigheden voor dc Regecring geen sprake
van zijn rekening te houden met nieuwe oplos
singen op het laatste oogenblik door belang
hebbende groepen voorgesteld.
Nog herinnert de minister eraan, dat de minis
ter van koloniën in deze gesprekken in Januari
onder dc aandacht van den gezant gebracht
heeft, dat voormeld wetsontwerp aan dc Bataaf*
sche Petr. Maatschappij toestond de aandeelen
B. von dc Ned.-Ind. Aardolie-maatschappij"
over te dragen oan particuliere vreemdelingen
of vreemde maatschappijen welke zich hiertoo
met de Botaafsche zouden moeten verstaan,
doch dat dc Rcgcering zich Volledige vrijheid
moest voorbehouden in elk bijzonder geval, deze
overdracht van aandeelen B goed te keuren.
Anderzijds heeft de minister van koloniën zoo
wel in deze gesprekken als bij do beroarlslagin-
gen in de Tweede Kamer doen uitkomen dat
meerbedocld wetsontwerp geenszins ten doel
heeft aan dc Balaafsche een monopolie te ver
leenen voor geheel Ned.-ïndië, maar dat hij in
tegendeel zulk een monopolio ten bate van welke
maatschappij ook in strijd zou achten met de
belangen der koloniën. Hij heeft er de aandacht
op gevestigd dat behalve Djambi nog andere
terreinen van groote beteekenis voor dc petro
leumindustrie beschikbaar waren, welke hot
onderwejp konden uitmaken van een gelijksoor
tig contract met andere maatschappijen. In zijn
rede van 29 April deed de minister uitkomen
dat de ontginning dezer ander* terreinen waai'
schijnlijk binnenkort kon worden tegemoet ge*
zien en zinspeelde hij op de mogelijkheid d*.
Indien gij des morgens de stem d-er
goddelijke rede vernomen hebt, kunt gij
rustig des avonds sterven. (Confuciars.)
Naar het Engelsch van
JEFFERY FARNOL.
55
„Peter," zei de oude man, terwijl hij zijn
gebogen ouden rug fier ophief, „o, Peter I
®eg ze, dat ik een man van de waarheid ben^
ten geen leugenaar zeg ze dat 1 Peter Y'
„Dat weten ze wel," zei ik, „dat weten ze
wel, ook zonder dat ik 't ze zeg."
„Maar" zei Job, mij ontsteld aankijkend,
r;bedoél je, dat jij daar woont in een huis,
waarde duivel spookt „O, wat dat be
treft," riep de oude man, terwijl hij zijn
hond op mijn arm legde, „Peter is voor den
duivel al net zoo min bang als ik Peter is
heelemaal niet bang voor hem- En waarom
niet? Omdat hij een zuiver geweten heeft!
Ben jij wel bang voor den duivel. Peter?"
„Absoluut niet," zei ik, waarop de ande-
ïen instinctmatig van mij wegschoven, ter-
,wel de oude Am os opstond en naar de deur
strompelde.
„Ik heb wel eens gehooid van menschen,
Üie zich aan den duive' verkocht hadden I"
fcei hij. z
„Je bent een groot© idioot, Joe! Amos!"
friep de oude man, kwaad wordend.
^Idioot of niet ik heb nog nooit een
kerel gezien met zoo'n verschrikkelijk zwart
gezicht, en met zulke oogen zoo zwart en
scherp, vlijmscherp als naalden ail ze gaan
als twee dolken door 'n mens ch heen 1" En
terwijl Amos dit zei, strekte hij zijn een-en
arm naar mij uit, met zijn duim en wijsvin
ger'over elkaar gekruist; daarna liet hij ze
weer wijd van elkaar gaan, op die wijze vor
mend wat men, naar i;k meen, „de horens"
noemt, en als een onfeilbare bescherming
igeldt tegen deze speciale openbaring van
den Booze-
„Hij heeft het Kwade Oog," zei hij zacht
fluisterend, „het Kwade Oog I" Daarop keer
de hij zich snel om en verliet ijlings het ver
trek.
Een voor een volgden hem de anderen, en
terwijl ze mij voorbijgingen, hielden zij de
oogen van mij afgewend, en iik zag hoe ze
allien de twee vingers gekruist hielden.
Zoo kwam het, dat ik, van dien dag af
door het geheele dorp, met uitzondering van
Simon en den ouden man, met achterdocht
werd aangekeken, zoo niet openlijk verme
den, als iemand die tot den Booze in betrek
king stond, en het „Kwade Oog" had.
HOOFDSTUK XXXI.
Waarin Donald afscheid van
m i j neem t.
Zalige tijd T Gelukkige, zorgelooze,zalige
dagen! Te ontwaken in de stralende schoon
heid van een zomermorgen, den zwaren slaap
af te schudden, als een mantel, naar buiten
te treden in oen wereld van groen en goud1,
waaT een frissche wind waait, bezwangerd
van zoete, cn kruidige geuren-. Het hoofd on
der te domooien in het heldere, koele water
van de beek, dat als met een ioovers'lag het
bloed doorstroomde met grooter levens
kracht en levenslust. En verder on\ met een
reuzenhonger te zitten eten, tot zelfs Do
nald in bewondering voor mij geraakteon
dan, tusschen schaduwrijke kreupelbosch-
jes en zonnige weiden voortstappend aan
den vroegen arbeid.
Zalige tijd 1 gelukkige, zorgelooze, zalige
dagen met de kloppende hamers, de rond
spattende vonken, die in den rook mee om
hoogsteken, het zweet, de zwa: e arbeid,
doch alles overstraald door een lach en een
lied en goede kameraadschap.
bijl
En als het wenk was afgeloopen, het vuur
gedoofd Zwarte George naar zijn een
zaam hutje was teruggekeerd, en ik naar „De
Stier/'wat was het prettig daar te zit
ten tusschen Simon en den ouden man, be
diend door de vaardige handen van de
zacht-oogige Prudence. Wat een groote plak
ken sappig vleesch, naar binnengespoeld met
eeni paar glazen heerlijk bruin bier! Wat
een taaTten en puddingen, klaargemaakt door
dezelfde slanke, vaardige handen 1
En daarna, wat werden er, met de pijp in
den mond, ernstige gesprekken gevoerd
over menschen en diiwen,vrede en oor
log dc J er- leven het opkomen en
vervallen de r vc 1 n, en Simons nieuw nest
met varkens. Eindelijk kwam het „goeden
nacht"; dan naar huis door de schemerdon
kere laantjes, nu en dan stilstaand om te
kijken naar de schaduwrijke bossohen of
naar een ster, of om te luisteren naar den
somberen roep van een geitenmelker, zacht
klinkend in de verte.
Het was waarlijk niet te verwonderen dat
mijn vroegere droomen en liefhebberijen
voor injjn geestescoc verflauwden dat Pe-
tronius Arbiter en Sieur de Brantome ver
geten lagen in mijn stoffigen knapzak.
„Weg van mij, Petronis, weg van mij! Hoe
n uf, „laegbijdegrcnd en nutteloos," waren
ai je hooggeroemde genietingen, vergeleken
bii de mijnel
En gij, Brantome oude babbelaar met al
uw schandaal-verhalen over vrouwen, altijd
en eeuwig, „trés belle et fort honneste," gij
J-.ondt daarbij geen tijd vinden de heerlijkhe
den van de wereld op te merken, waarin die
vrouwen leefden en zich bewogen, en haar
„fort honneste" bestaan leidden.
Maar laat ik niet de gedachte wekken, dat
mijn ledige irren omgingen in nutteloos droo
men en weelderig gemakii\, tegendeel, ik
had met veel moeite het kapotte dak van
mijn hut gemaakt, zoo goed en zoo kwaad
als het ging, den schoorsteen hersteld, glas
gezet in de raamlijsten en een nieuwe deur
op de hengsels. Dit laatste was wat onhandig
gedaan, ik erken het graag, de deur -was on-
noodig zwaar en sterkmaar toch vond ik
het een uitstekende deur.
Nadat jk aldus mijn huisie bestand had
gemaakt tegen regen en wind, begon ik aan
de meubileering mijn aandaoht te wijden. Ik
maakte achtereenvolgens, cn met zeer veel
moeite, een bedstede, twee leuningstoelen!
en een tafel, alles tot groote ergenis van
Donald, die onmogelijk het geluid van mijn
zaag verdragen kon, zoodat hij dan naar zijn
doedelzak greep en de lucht deed weergal
men van het meest ijzingwekkend gegil en
gekerm of trachtte mij te overweldigen met
een stroom van krijgsmuziek
Ongeveer in dezen tijd dat wil zeg.geri
ik had bijna mijn tweede bedstede klaar, en
ik dacht er ernstig over een least te maken
met planken om mijn aardewerk in te ber2
gen en een plank voor mijn boeken kwaxrt
Ik O]) een avond wat vroeger thuis dan an*»
derstot mijn verbazing zag ik Donald op
de bank zitten, die ik naast de deur gemaakt
had, terwijl hij de gespen zat te poetsen vart
datzelfde paar schoenen met vierkante neu
zen, dat eenis zoozeer mijn nieuwsgierigheid
gewekt had.
Toen ik nader kwam stond hij op en kwant
mij tegemoet met de versleten grove schoei
nen in de hand.
„Peter," zei hij, „ik ben van plan heen te
gaan."
„Heengaan!" herhaalde ik, „waarheen?"
„Terug naar mijn dalhet jsar is b'jno
om, weet je, en ièc wil niet dat mijn broede*
Alan vóór mij bij het meisje is; want hij ia
een bizonder flink en knap man, weet je, eri
je 'bent van een meisje nooit heelemaal
zeker."
(Wordt vervolgd).