iOHMIIIIS
„DE EEMLANDER"
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Langs den groeien weg.
PROS DER ADVERTENTIE
Gesn dogma.
19e Jaargang No. 272
pcr 3 maanden voor Amen*
tooit f 2.10, Idem tranco
per poet 1 3.—. per week (met pratis verrek erin*
legen ongelukken) f 0.17®. ahondetlijke nummer»
f CjOS.
AMERSFOORT
A>Taandag~23 IWèl 1921
DIRECTEUR-UITGEVER: J. VALKHOFF.
BUREAU:
ARNHEMSCHE POORTWA'.
TEL INT 613.
van 1-4 regels f 1.05
met inbegrip van een
bewijsnummer, elke regel meer 0.25, dicnstaanbic*
dingen en Lictdadighcids-adveitentiën voor de helft
der prijs Voor handel en bedrijf bestaan zeer
vooidcclige bepalingen voor het advertecrcn- Ecne
ciiculaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
zinvraag toegezonden.
Wie waarlijk vrijzinnig denkt, weet zich
frij van elk dogma. Degeen, die mocht be
geren, dat hjj er dus wèl een dogma op na
houdt, nl dit, dat hij geen dogma wil er
kennen, maar zich schuldig aan de bekende
redeneer-fout-grap van den Kretenser, die
«ei, dat alle Kretensers leugenaars zijn.
Neen, geen dogma I Geen dogmatisch
uitgangspunt, zooals de heeren van Rechts,
nöch, zooals de heeren van de uiterste Lin
kerzijde, een dogma als uitgangspunt plus
éen dito als einddoel.
Nu is het dogmatisch doel minder ge
vaarlijk, en minder hinderlijk dan het dog
matisch uitgangspunt. Dit immers is onver
anderlijk, terwijl de realiteit het wel eens
noodzakelijk kan maken 'het dogmatisch
doel te veranderen. Het dogmatisch doel,
hoe paradoxaal het moge klinken, is niet
«uiver dogmatisch. Het wordt immers be
reikt, het wordt tastbaar en zoo kan zijn
onjuistheid of ongewenschtheid blijken.
Van het dogmatisch uitgangspunt verwijdert
men zich hoe langer hoe verder en zoo is
verificatie in de praktijk onmogelijk. Dit
dogma is star, zooals een dogma nu een
maal moet zijn.
De revolutionaire dogmatici moeten ir
onze dagen toch wel eens twijfelen aan de
juistheid van hunne inzichten. Ziet naar
V? usland f Daar hadden de bloed-roode
i ïenden hun dogmatisch doel in veel op
zichten bereikt. Ze hadden door onbegrens
de aanmaak van papiergeld het ruilmiddel
onmogelijk gemaaktzij lieten slechts pro-
cuceeren voor de gemeenschap. Een poosje
ng dat goed. Of liever het ging slecht,
maar men dacht, dat het ging.
Tot na eenige jaren bleek, dat de ge
meenschap zou ineenstorten en de indivi
duen hongerden. Of men wilde of niet,
men moest zijn dogma's los latende
boeren, de voortbrengers van levensbehoef
ten in engeren zin, kregen het recht
handel te gaan drijven. Wel moeten ze nog
een gedeelte van hunne productie aan de
gemeenschap leveren belasting in natu-
ra I maar de rest mogen ze verkoopen als
in de kapitalistische gemeenschap.
Maar nu zouden ze aangewezen zijn op
ruilhandel en de groote bezwaren hieraan
verbonden de menschheid heeft dit stel
sel van handeldrijven ook vroeger op aan
de noodzakelijkheid ontleende gronden ver
laten I deden den bolsjewiekschen groot-
machtigen het idee aan de hand op
nieuw geld te doen aanmunten.
Twee gewichtige dogma's van de com
munisten door de praktijk ter zijde gesteld,
in de praktijk immers onmogelijk gebleken.
De heeren Bolsjewieken moesten wel wat
bescheidener worden, nu ze kunnen zien,
hoe hun op papier zoo treffelijk stelsel in
de werkelijkheid absoluut onmogelijk is I
Voor allen, die dogmatische doeleinden
nastreven, zit er in de gebeurtenissen in
Rusland, waar men de proef toch niet zoo
makkelijk opgeeft, een harde les en het
ware te wenschen, dat men die les ter harte
nam.
Het heeft er intusschen nog niet veel van.
Ook bij ons gaf de werkelijkheid den socia
listen reeds menige harde les en uit niets
blijkt, dat men die les heeft begrepen. Toen
in de dagen van den wereldoorlog Staat en
gemeenten allerlei zaken ter hand namen,
waar ze in normale tijden niet aan zouden
hebben gedacht, toen -hebben wij dat gebil
lijkt. Ook al zagen we dat de overheid hier
bij grtoote fouten maakte, vielen we haar
niet aan, wijl die fouten het natuurlijk ge
volg waren van de ongeschiktheid van de
overheid als koopvrouw te fungeeren. We
namen ons echter voor, zoo spoedig moge
lijk na het terugkeeren van meer normale
verhoudingen aan dit soort overheidsbe
moeiing een einde te helpen maken.
Niet zoo de heeren van de S. D. A. P.
Wel erkennen zij, dat lang niet alles goed
ging, maar zij meenden, dat de overheid
het kunstje wel zou leeren en alom en over
al hebben zij verkondigd, dat, wat er goeds
zat in deze overheidsfunctie, moest blijven
bestaan.
Wat zegt nu de praktijk De noodzake
lijkheid het volk goedkooper brood te ver
schaffen dwong der regeering letterlijk er
met de brood-distributie uit te scheiden.
Iedereen zag in, dat de concurreerende
kooplieden goedkooper bloem en meel
konden leveren dan de regeering. Zoo ging
het met den verkoop van aardappelen, van
vet en margarine en van zooveel meer.
Nog eens onzerzijds is steeds toegege
ven dat de regeering in de moeilijke jaren
van 1916 tot 1918 moest optreden zooals
ze deed w ij beschouwden dit optreden als
een noodzakelijk kwaad. De S. D. A. P.
echter beschouwde het als een stap voor
waarts, een wankelenden stap wel, wijl de
overheid bet loopen in die richting nog
moest leeren, maar töch als een begin van
verbeterde distributie.
Zij zou thans beter moeten weten. Ook
hier had de mislukking van het dogmatisch
doel moeten overtuigen van zijn onjuist
heid. Maar alsof er niets gebeurd is, blijven
de socialisten de voortreffelijkheid van het
optreden der overheid als koopvrouw, als
distribuante, bepleiten en zelfs de ophef
fing van zoovele gemeentelijke bedrijven te
Amsterdam schijnt hen niet tot beter inzicht
te brengen. Nu gaan de gemeentewinkels
er weer aan f Het helpt mietmet evenveel
overtuiging als toen er van al die overheids
bemoeiingen nog geen enkele was beproefd
en mislukt, blijven de roode broederen de
voortreffelijkheid van gesocialiseerde of gc-
communiseerde bedrijven betoogen.
De Nederlandsche S. D. A. P. schijnt in
dit opzicht méér hardleersch dan Lenin en
de zijnen in Rusland.
Wij willen dit niet constateeren zonder
er uitdrukkelijk bij te voegen wat van
ons als niet-dogmatici eigenlijk van zelf
spreekt dat wij geen principieele bezwa
ren hebben tegen uitbreiding van overheids
bemoeiing. Wij, vrijzinnig-democraten, hoe
wel de groote kracht van het particulier ini
tiatief erkennende, zijn nooit afkeerig ge
weest van een moedig ingrijpen door de
overheid, zoodra de wenschelijkheid daar
van blijkt. Zoodra de voorziening met een
of ander onmisbaar goed een monopolis
tisch karakter draagt, zou volharden bij het
particulier initiatief uitbuiting van allen
door enkelen beteejeenen en daarvan zijn
wij niet gediend. Daarom bepleiten wij
overheids-exploitatie van die bedrijven,
niet omdat de overheid beter exploiteert dan
de particulier, maar omdat de overheids-
exploitatie den consument ontziet.
Slechts wie zich vrij weet te houden van
het dogma, komt in elk bijzonder geval tot
de juiste oplossing.
Politiek Overzicht.
In een beschouwing over het nieuwe
Duitsche kabinet stelt de Frankfurter Zei-
tung vast, dat de taak, die dit kabinet heeft
te vervullen, ontzettend zwaar is aan de
Enhr.te moet Duitschland nu metterdaad
bewijzen geven van 2»jn goeden wil, die door
de Duitsche verklaring van 11 Mei opnieuw
is bekrachtigd; dit bewijs met de daad was
het eenige, dat de Entente als gel lig be
schouwde. Maar dat beteekende het promp
te betalen van geweldige sommen, het be
teekende thans vooral het uitvoeren var de
ontwapening in de korte termijnen van Nol-
i-let's r.o;a. Duitschland had er zich toe ver
plicht en het moest nu voor zich en voor de
an-'eien het bewijs le/eren, dat het, endonks
zijp. instorting, toch nog genoeg staatswil
genoeg staatskracht bezat en nog genoeg
staat was om het woord, dat de regeering
in naam van het Duitsche volk verpand had
gestand te doen. Men zou zich kunnen voor
stellen, dat.de matelooze ellende, die thans
Duitschland's droef deel was, heel een volk,
ondanks alle scheidende grenzen, bijeen
zou brengen in het vurig gevoel der volks
gemeenschap, van het lotgenootschap dat
Duitschland alle wilskracht en denkvermo
gen benutte om de verplichtingen tot het
uiterste na te komen en toch nog als volk
en als staat in 't leven le blijven. In eer.
eendere situatie als thans, toen n.l. in Juni
1919 een meerderheid der Nat. Verg. te
Weimar de nieuw-gevormde rijksregeering
machtigde het verdrag van Versailles te tee
kenen, traden zoodanige gevoelens eenigs-
zins ook inderdaad aan den dag. De par
tijen, die hun goedkeuring niet hechtten aan
de onderteekening, erkenden echter, dat de
voorstemmers slechts uit vederlr^dsche be
weegredenen j a hadden gezegd en hun
houding bepaald, zooals hun geweten hun
dit voorschreef. Men gevoelde toch, dat men
een beslissing als deze niet naderhand tot
een voorwerp van partij-demagogische op-
hitserij mocht maken. Maar een paar maan
den later a! verklaarde de Deutsche Tages-
zeitung, dat de door den spreker der
Duitsch-nationalc fractie afgelegde „Ehren-
erklarung" in werkelijkheid slechts een
louter conventioneele verklaring was ge
weest, die een fictief karakter droeg. N?ar
de Frankfurter Zeitung meent, heeft de
Duitsch-nationale fractie zelve tegen deze
beleedigende bewering nooit verzet. En de
onderteekening werd al gauw een der meest
geliefkoosde agitatiemiddelen bij den ver
kiezingsstrijd.
Ditmaal was de ophitsing van rechts al
dadelijk na de beslissing begonnen. Dat het
Frankfortschenationalistische blad in
plaats van zich bezi<r te h^-^en met mannen
van de eigen partij, zooals de ministers
Heinze en Von Ra,umer, afgevaardigde Von
Kardoiff e. a., die toch eveneens voor aan
vaarding stemden aan den Hessischen
minister Dr. Stecker wegens diens artikel in
de Frankfurter Zeitung reeds drie smaad-
artikelen had gewijd, laat dit blad, naar 't
zegt, koud, maar wanneer de Duitsch-na
tionale leider graaf Westarp durfde schrij
ven, dat op 10 Mei de ondergang van het
Duitsche volk opnieuw een eeuw lang be
regeld was en wanneer hij cfcn meest ver
bitterden strijd tegen de regeering-Wirth
aankondigde, dan kon hieruit worden opge
maakt, wat Duitschland de eerstvolgende
maanden te wachten stond. Niemand had
tot dusver te kennen gegeven, waarin eigen
lijk de „vastbesloten daad", die nu ook door
graaf Westarp in plaats van de onderteeke
ning door de rijksre?eering was gewenscht,
diende te bestaan. Niemand, die eenig ver
antwoordelijkheidsgevoel bezat, mocht dit
woord gebruiken, want hij moest weten, dat
het, gezien Duitschland's tegenwoordigen
toestand, een holle frase was en meer niet.
Maar dat zon de demagogie der rechter-
partijen niet hinderen. Het was al duidelijk
genoeg nog eenmaal zouden dezen zonder
scrupules alle middelen hunner ophitsing
toepassen, nog eenmaal zouden zij Duitsch
land's ellende .als agitatie-parool voor die
genen misbruiken, die toch in waarheid door
haar houding voor en tijdens den oorlog de
schuld aan de Duitsche ellende droegen, nog t
eenmaal zou om de ziel van het Duitsche
volk moeten worden geworsteld.
De Frankfurter Zeitung besluit: „Dezen
geestelijken strijd, met den moeilijken ar
beid voor het uitvoeren der op ons geno
men verplichtingen ,zal de regeering-Wirth
moeten voeren. En daarvoor heeft zij man
nen van noode. Maar zij zal ook nog iets
anders noodig hebben: succes. Tot nu toe
heeft de Entente nog steeds de krachtigste
verkiezingspropaganda voor de* nationalisti
sche reactie tegen de democratie in Duitsch
land gevoerd. Alles, wat zij tegen Duitsch
land deed, beteekende hulp voor rechts. Al
bleef het, na het aanvaarden van het ultima
tum, daar ook bij, al trad ook nu nog de
Entente verder het Duitsche recht met voe
ten, dan zou zij zelfs de meerderheid ten val
brengen, die thans de laatste, uiterste po
ging wilde doen om een minnelijke schikking
tusschen winnaars en verwonnenen te tref
fen. De a s. beslissing inzake Opper-Silezië
zal, dat dient te worden erkend, als zooveel
andere zaken, ook de verdere binnen-
landsch-nolitieke ontwikkelinT van Duitsch
land op beslissende wijze beïnvloeden."
Berichten.
B e r 1 ij n 2 1 Mei. (W. B). Op het
ministerie van wederopbouw hebben van
daag besprekingen plaats gehad over
deelneming van het rijksbureau van
werkgevers en werknemers over den
sland van zaken met betrekking tot het her
stel. In den loop der besprekingen werd mee
gedeeld, dat de Fransche minister Lou-
cheur op het aanbod van de Duitsche nota
nopens de schadeloosstelling, waarbij de
Duitsche regeering aanbood 25.00voor-
loopige" huizen te leveren, voor zoover is
ingegaan, dat hij zich heeft bereid verklaard
ie onderhandelen over 25.000 permanente
huizen en het onmiddellijk zenden van des
kundigen heeft verzocht. Deskundigen zullen
eerstdaags naar Parijs vertrekken
Loucheur heeft zich verder ir. principe
ermee eens verklaard, dat Duitschland de
vereischte boven- en ondergrondscne wer
ken uitvoert." Het ministerie ven herstel
heeft onverwijld overleg gepleegd met den
economischen rijksraad omtrent de benoe
ming van deskundigen en tot bezichtiging
van door Frankrijk nog nader aan te wijzen
streken alsmede de eerste principieele on
derhandelingen.
Berlijn, 21 Mei. (W. B.). De Duitsche
commissie voor de oorlogslasten te Parijs
heeft de commissie van herstel een nota
overhandigd, die als volgt luidtSinds de
opstand in Opper-Silezië begin Mei is uit
gebroken, heeft Duitschland vandaar geen
kolen meer ontvangen. De kolentoestond in
de Oostelijke landsdeelen van Duitschland
wordt zoodoende van dag tot dag meer on
houdbaar. Het treinverkeer moest beperkt
worden. Talrijke gasfabrieken zullen wel
gauw het bedrijf moeten stopzetten. In en
kele Opper-Silezische mijnen wordt van tijd
tot tijd wat kolen gedolven. Deze geringe
quanta worden bij beschikking van den lei
der der rebellie deels naar Polen, deels naar
Hongarije, Tsjecho-Slorwakye en het door
de oproerlingen bezette deel van O. S. ge
transporteerd- 'Deze toestand druischt in
tegen de toezeggingen der geall. en geass.
regeeringen in 't verdrag van Versailles. De
Duitsche regeering moet daarom met klem
verzoeken maatregelen te nemen, die het
hervatten der kolentransporten naar Duitsch
land mogelijk maken.
B er 1 ij n, 21 Mei. (W. BVolgens de
bloden is te verwachten, dat voor de onbe
zette ministerposten gauw mannen zullen
worden aangewezen. Onjuist is, dat de post
van rijkskanselier met die van buiten'land-
sche zaken zal worden gecombineerd.
B e r I ij n, 21 Me i. (W. B). De toestand
in Opper-Silezië maakt voortdurend het on
derwerp van besprekingen van het rijkskabi
net uit. Vandaag hadden met name bespre
kingen plaats in de rijkskanselarij. De vor
ming van vrijwilligerskorpsen wordt niet ge
duld. Als deze niettemin zich concentree-
ren, zal men zorgen, dat zij geen gevaar op
kunnen leveren.
B e r 1 ij n, 2 1 Mei. (N. T. A. Draadloos)^
In de Duitsche pers wordt het vermoede^
uitgesproken, dat de Fransche Kamer werd
verdaagd om de samenkomst van den Op*
persten Raad te Londen uit te stellen.
B e r 1 ij n, 2 1 Mei. (N. T. A. Draadloos)»
Volgens de Daily News heeft Amerika den'
toestand in Duitschland door twee ambte®4
noren van de Berlijnsche vertegenwoordi.
ging der Ver. St. laten onderzoeken. Deat
deskundigen bevelen een beslissing aan,
die ten aanzien van alle voorname punten
klopt met de beslissing, die Engeland
wenscht.
Londen, 21 Mei. (N. T. A. Draadloos!
uit Horseo). De Doily Telegraph verneem^
dat het ministerie van buiterilandsche zaken
(Foreign Office) gisteren een long memo
randum heeft gezonden naar den Quai
d'Orsay, dat het met redenen omkleede ant
woord van Britannië vervat houdt op Brionds
nota van de vorige week, die het Franscho
standpunt ten opzichte van de Opper-
Silezische vraagstukken, zoowel politiek als
technisch, uiteenzette.
Stockholm, 21 Mei. (\V. B.) Oven
Opper-Silezië schrijft Svonska Morgen bla-
det: Alle vrienden der gerechtigheid stellcnl
Lloyd George's ferm protet tegen den Pool*
schen rooftocht in Opper-Silezië zeer opt
prijs. De houding van Engeland wordt be
paald door moreele en rechtvaardige motie
ven. Frankrijk daarentegen heeft geen mo
tieven. Nadat de harde voorwaarden van t
ultimatum doorgezet zijn, ergert Frankrijk?
in blinde angst en blinde haat zich, omdat
het niet brutaal genoeg is opgetreden!
Frankrijk houdt de Poolsche roovers do
hand boven 't hoofd. De eer van Europa
staat op 't spel, wonneer al dan niet de
eenvoudigste eischen van internationale mo
raal met voeten zullen worden getreden;
Van .de eerbiediging van den uitslag dei,
volksstemming hangt verder het reeds da
nig toegetakelde moreele prestige der En
tente af.
B e r 1 ij n, 21 Mei. (N. T. A. Draadloos)
Graaf Sforza stelde in een nota aan de ge
allieerden de bemiddeling van Italië inzak®
het Opper-Silezische vraagstuk voor.
B e r 1 i j n 21 Mei. (W.-B.). De Duitscha
vokvereenigingen en partijen van Opper-
Silezië hebben volgens 't Acht Uhr Abend-
blatt tot de internationale vereeniging het
Roode Kruis te Genève een oproep gericht,
waarin zij om hulp verzoeken voor de Opper*
Silezische bevolking, die door de Poolsche
opstandelingen met moord, roof, plunderin
gen en mishandelingen van de ergste soort
worden bedreigd. Duitzenden menschen,
aldus staat in den oproep, verlieten hun
woonplaats om niets dan hun leven te red
den. Hongersnood dreigt in de omsingeldo
steden. De vreedzame bevolking moet het
stellen zonder eenige hulp en .bescherming;
van de zijde der internationale commissie,
wier plicht het is te helpen. In naam der
menschheid doen wij een beroep op 't Roode
Kruis om door een neutrale commissie da
delijk hulp te verschaffen en een onderzoek
in te stellen.
Ber 1 ijn, 2 1 Mei. (W. B.) De Voss. Ztg
meldt, dat de Poolsche insurgenten de stad:
Kattowilz sinds gisteravond hebben, afgei-
sneden van watertoevoer en eleotrisoh licht.
Alle telefoon- en telegraafverbindingen met
het industriebekken zijn door de rebellen
doorgesneden. In Oppeln zijn berichten
ontvangen, dat Poolsche militairen in aan
zienlijken getale in Zuid-Opper-Silezië zijn»
aangekomen.
B e r 1 ij n, 2 1 Mei. (N. T. A. Draadloos).
De toestand te Kattowitz is nog voortdu
rend buitengéwoon ernstig, eveneens in
Hindenburg. Uit Oppeln wordt het begin
gemeld van den Poolschen bendenoorlog»
Vergeven zonder vergeten is maar half
vergeven.
Naar het Engelsoh van
JEFFER7 FARNOL.
57
„Goedenavond, mijnheer Peter I" zei ze,
teen buiging voor mij makend met een gra
tie, die door geen enkele hertogin overtrof
fen had kunnen wordenwat den armen Ge
orge betreft, ze merkte hem zelfs niet op,
■evenmin als hij zijn krullend' hoofd ophief
Of een blik naar haar wierp.
„Ge komt juist op 't oogenblik, dat ge 't
meest noodig zijt, Prudence!" zei ik, den
Bwaren mand van haar overnemend, „want
cr zijn hier twee geweldige hongerige man
nen."
„Drie f" viel- de oude in, „ik ben ook hon
gerig, als een leeuw 1"
Waarop het jonge meisje verjegen-
Oohailksch„alleen om mijn mand
„Ja, natuurlijk I" piepte de oude, „ik ben
i»oo hongerig als een tijger
rNeen, zei ik, het hoofd schuddend,
pjnand of g-eern mand, ge zijt even welkom,
Prudence, wat zeg je George?"
Maar George mompelde alleen wat in zijn
Ibaard. De oude man en ik zetten nu op een
paar schragen zoo vhig mogelijk een1 ge
ïmproviseerde tafel in elkaar; George ech-
|er bleef somber staan staren in de news al
tijd gloeiende sintels van het smidsvuur.
Nadat wij de tafel in elkaar hadden ge
zet, ging ik naar Prudence, die bezig was
den mand uit te pakken.*'
„Prudence," zei ik, „is het nog altijd niet
in orde tussohen jou en George Prudence
knikte.
„Maar," zei ik, ,;het is tooh zulk een uit
stekende kered f Die uitbarsting van hem de
laaste maal was tooh -heel natuurlijk, in die
omstandigheden neen, werkelijk, IVuden-
ce, je moet het hem vergeven."
„Neen, er kan niets meer tusschen ons
zijn, mijnheer Peter," zuchtte Prue. „Het is
alleen om zijm drinken. Zes maanden gele
den had hij mij beloofd nooit weer meer
oen druppel over. zijn lippen te laten komen
en -hij heeft zijn woord gebroken."
„Maar, goede ale, matig gebruikt, zal een
man toch geen kwaad doen integen
deel
Maar George is niet als andere mannen*
mijnheer Peter 1"
„Neen, hii is veel grooter en sterker I" zei
ik, „en ik 'heb nog nooit een knapper kerel
gezien
„Ja," knikte het meisje, „hij is zoo sterk
als een reus, en toch zoo zwak als een
'kind I"
„Prudenoe," zei ik mij dichter tot haar
overbuigend om mijn woord'en meer klem
bij te zetten, „Ik geloof dat je niet geheel en
al rechtvaardig tegenover hem bent. Zoo
ver als ik George ken, is hij alles behalve
zwak, of in staat om zich overal toe te laten
verleiden
Op dit oogenblik hoorde ik den ouden
man vroolijk grinniken, en opkijkend zag ik
'hem n\et allerlei gebaren naar Zwarte Geor-
fle wiiaem en dien toeknikken, terwijl deze
met de armen over elkaar gevouwen en ge
bogen hoofd ons strak stond aan te kijken
toen onze blikken elkaar ontmeetten, meen
de ik in zijn oog een vreemde schittering
te ontdekken.
„Kom, Prue," zei de oude men, naar vo
ren strompelend, „de tafel is klaar laten
we gaan zitten ik val flauw van dien hon
ger waarachtig!"
Wij zetten ons alle drie aan de geïmpro
viseerde tafel, terwijl Prudence het brood
voor ons sneed, en ons verder van alles be
diende.
I
Toen onze honger was gestild, haalde ik
mijn pijp te voorschijn, een voorbeeld, dat
door den ouden man en door Zwarte Geor
ge werd gevolgd, waama wij alle drie onze
pijp begonnen te stoppen, langzaam en mét
zong, zooals pijpen gestopt moeten worden
toen wij hiermede gereed waren vouwde
Prudence een lang stuk papier in elkaar en
hield het bij het vuur der smidse om daar
mede onze pijpen aan te steken; zooals zij
eiken avond deed. Zij begon bij -haar groot
vaders "neuswarmertje, doch toen zij met
mijn pijp bezig was, stond Zwarte George
plotseling op, ging naar het smidse-vuur,
nam daar met een tang een gloeiende kool
uit, en stak daarmede zijn eigen pijp aan-
Ik zag dal Prudence's hand begon te beven,
en hoe zij het brandende papier liet vallen
vóór mijn tabak goed en wel vuur hadtoen
keerde zij zich met een 9nel'!e beweging om,
en begon -de borden en messen en vorken
weer in haar mand te doen.
„Ga je al weg, Prudence"?" vroeg de oude
man, bijna onverstaanbaar, want zijn pijp
was in vollen gloed en hij dampte geducht.
„Ja, grootvader."
„Wil je dan aan Simon zeggen, dat ik
over een half uur of zoo kom, kindlief?"
„Ja, grootvader 1" Zij bleef, terwijl zij den
ouden man antwoordde, met den rug naar
ons toegekeerd-
„Geef dan je ouden grootvader maar een
flinken nachtzoen, en laten we hopen, dat
we je heel gauw gelukkig verloofd en ge
trouwd zullen zien!" Prudence boog zich
naar hem over, en drukte haar frissohe,
roode lippen op zijn gerimpelden wang,
waarna zij 'haar mand opnam en naar de
deur ging; echter niet zoo vlug, of ik had
onder haar oogwimpers de glinstering van
tranen ontdekt. Zwarte George was opge
staan, en had zijn hand naar haar mand uit
gestrekt, doch was weer gaan zitten, toen
zij met een haastig /goeden nacht" door de
openstaande deur verdween. Wij bleven zwij
gend zitten en luisterden naar haar vluggen
lichten voetstap, tot deze achter de deur
van „De Stier" wegstierf.
„De man, die haar krijgt, krijgt een wouw
zooals er niet veel zijn" verbrak de oude man
de stilte, terwijl hij een groote wolk rook
uitblies, „waarachtig, die haar krijgt, krijgt
een vrouw, zooals ér niet veel zijn f"
„Daar is zeker geen twijfel aan, oude
heer," zei ik „wat denk jij ervan, Geor
ge Maar George'9 antwoordwas dat hij
zich verslikte, wat door een hoestbui ge**
volgd werd.
„Dé rook den verkeerden kant uitgegaan*
George?" vroeg de oude man, hem met eert
ondeugenden blik aankijkend.
„Ja," knikte Geonge-
„Zoo zei de oude man, waarna wij ween
eenige oogemblikken zwijgend verder rook
ten.
„Zij is schooner dan een schilderij, dat ia
ze I" begon de oude man plotseling weer.
„Zij is schooner dan welke schilderij ook/'
zei ik, „en wat nog veel beter is, haar harl
is even liefelijk en schoon als haar gelaat!
„Hoe weet je dat?" zei George zioh plot-t
seling naar mij omkeerend.
„Dat hebben mijn oogen en mijn ooren mi}
gezegd, zooals de jouwe 'het zeker ook aï
lang hebben gedaan," antwoordde ik.
„Dus jij denkt, dat ze een uitstekende jon-
gedochter is, Peter?" vroeg de oude man.
.„Ik geloof, dat zij het liefste meisje is, dat
ik nog ooit heb gezien denk jij er niet oold
zoo over George?"
Doch weer was George's eenigst antwoord*
dat hij zich in den rook scheen te verslikken*
en begon te hoesten.
„Weer last van de rook, George?" vroeg
de oude man.
„Ja," zei George, kortaf.
„Het is toch een heerlijk ding, jong te
zijn," zei de oude man, na een vrij langdu*
rig zwijgen, en met een zwaai van zijn neus*
warmertje, „'t is een heerlijk ding I"
„Ja, dat is het," zei ik, „ofschoon we hel
gewoonlijk wat te laat beginnen in te zien,'
Georgé bleef zwijgend rooken.
'Wordt vervolgd)