Rijn- en Moeselwijnen J. 1. SCHOTNM i Zn., Ütrecfitschestr.t7. Tel. 145. 11 ÖEISTilE C1EDIET- en L&IS0UM1K bij öanbod, maar dat alleen de militaire belan den een ridhtsnoer voor haar gedrag en haar besluiten kunnen zijn. De tegenwoor- ftige toestand in Klein-Azië is een gevolg jran het wereWcontfKct. Griekenland bevindt schon-le-Zion op hem gemaakt heeft en hij vervolgt „Ik tart iedereen, die dit werk gezien heeft, i te zeggen, dat de Britsche regeering kan toelaten, dat dit ruw en brutaal wordt ver- fcich m Klein-Azië uit plichtsgevoel tegen- j nietigd door een fanatieken Arabischen aan- pver zichzelf en om de gemeenschappelijke vel. 11: twijfel niet, of, als Joodsch kapiiaal ibesluiten der geallieerden ten uitvoer te beschikbaar is voor de ontwikkeling van •brengen, waaTaan de Turken zidh trachten te onttrekken. Elk uitstel der operaties zou fdta situatie nog hachelijker maken. Grieken land zou daardoor den tegenstand van den vijand aanmoedigen. De Grieksche regee ring zal altijd bereid zijn in elke phase van de operaties te luisteren naar zijn groote geallieerden. Zij hoopt, dat zij van Turkije concrete voorstellen zal krijgen, die de ver wezenlijking van de rechten, voortvloeiend uit de verdragen, mogelijk zullen maken en waarbij rekening gehouden wordt met de of- jers, die Griekenland zich heeft getroost. A t h c n e, 2 6 Juni. (B. T. A Het antwoord van Griekenland inzake het be- middelir.gsaanbod is aan de geallieerde ge zanten ter hand gesteld. Londen, 2 5 J u n i. (R.). De Times Palestina, voor den aanleg van irrigatie- werken, voor de oprichting van electrische centrales, enz., jaar aan jaar gelegenheid zal zijn voor een matig aantal Joden een middel van bestaan te vinden, en dat dit de geheele bevolking Arabieren. Christenen, zoowel els Joden ten goede zal komen. Ik zie niet in, waarom er niet een regel matige toevoer van Joodsche immigranten zou ziin en ik hen overtuigd, dat dit gelij ken tred zal houden met de toename van de welvaart van de heele bevolking. Wij kun nen niet toestaan, dat de Joodsche kolonies vernietigd worden, of dat verdere immigra tie zal ophouden, zonder te aanvaarden, dat het woord van Brittanr.ië geen waarde meer heeft in het Oosten en het Midden-Oosten. Onze politiek moet zijn de eene partij tot T> i j doen van concessies te brengen en de zegt, dat oovjCt-Kusland een groote voor- i ancjere raad munitie en een belangrijk geldbedrag aan de regeering van Angora gezonden heeft. Mén denkt, dat de Kemalisten thans in staat zijn tot een krachtiger offensief, in dien i[ij 'besloten tot aanvallende maetrege- •len. Moestafa Kemal pasja, die wat meer ge matigd aan het worden is, vindt tegenstand bij de extremisten, die in nauwe betrekking tot Sovjet-Rusland staan. Angora, 2 3 Juni. (R.) De KemaÜsti- «che regeering ontving een telegram uit Rome van Bekir Sami bei, waarin werd mee gedeeld, dat de groote geallieerde mogend' den." paitij de dingen te doen aanvaar- Na deze rede volgden debatten. Earl Winterton verzet zich niet tegen de Zionistische politbk, wil Sir Herbert een eer lijke kans geven om te laten zien wat hij kan, doch zegt, dat de Arabieren niet van het land verwijderd moeten worden, ook al zijn hun beschouwingsmethoden verouderd en dat de Joden zich moeten beperken tot de industrie. Sir C. Townshend geeft een weinig vleien de uiteenzetting van het karakter der Ara- Lden (-an zins 'waren hun scheidsrecW lijke bemiddeling aan te bieden voor de re geling van het Grieksch-Turksche conflict De Nat. Verg. weid dadelijk bijeengeroepen. In den loop der beraadslagingen over den tegenwoordigen toestand verklaarde de com missaris voor buitenlandsche zaken, dat Griekenland bereid was een vriendschappe lijke regeling der kwestie van Klein-Azië te aanvaarden. Hierop liet de minister volgen, dat, indien de Grieksche regeering officieel liet blijken, dat het tot vriendschappelijke schikkingen bereid was, Turkije deze gele genheid niet mocht verwaarloozen. De tus- schenkomst der geallieerden besprekende, zeide de commissaris voor buitenlandsche zaken, dat de regeering te Angora in zekere mate de te Londen geteekende overeenkom sten zal eerbiedigen, maar daar de eerste Kemalistische missie te Londen geenerlei overeenkomst op zich nam betreffende Smyrna en Thracië, kan geen oplossing worden aanvaard, die geen algeheel e vol doening geeft aan de integriteit van het Turksche rijk. Spreker eindigde met te zeg gen: Eon tusschenkomst der mogendheden kan uitmuntende resultaten hebben, mits een ruime geest bij de besprekingen voorzit. Bij de Amerikaansche vloo{manoeu vres zijn 22 personen gedood. Het Bureau van het Palestina Opbouw- fonds schrijft ons Reuter bracht dezer dagen een verslag van de rede van minister Churchill over de Engelsche politiek in het Oosten. Uit het thans verschenen woordelijk verslag van deze rede blijkt, dat hij zich nog als volgt omtrent de Engelsche Palestina-politiek heeft uitgelaten „Wij kunnen de Joden niet laten mis handelen door de Arabieren, die tegen hen opgezet zijn. Het niet nakomen van onze verplichtingen tegenover Arabieren en Jo den kan alleen geschieden ten koste van het Britsche prestige in het Oosten. De Zionis tische beweging en onze belofte in verband daarmee zijn oorzaak Van de onrust in Pa lestina. De uitgaven voor het volgend jaar zullen 2,500.000 bedragen .Maar indien wij het mandaat niet aanvaard hadden, had veldtocht in Mesopotamië. Dit doet hem aandringen op voorzichtigheid in de Ara bische politiek. Kolonel Wedgewood verklaart, dat Earl W. en Sir C. T. dit Huis vertelden van wat zij zagen in Palestina, doch zij spraken niet van de stem der Arabische Effendis, de oude beambten van het Turksche bewind. En deze lieden haten de Joden, want deze heffen de Arabische bevolking op, die de Effendis dus niet, als van ouds, meer kim- j nen uitbuiten. De Joden in Palestina zijn geen Oostersch ras, maar de pionieren van de Westersche beschaving en de Effendis hitsen de bevolking op om de Joden te ver moorden. Het is de oude geschiedenis van de pogroms, waar ook ter wereld f En bij de eerste teekenen van deze pogroms stopt de regeering onmiddeïijk de immigratie I Dat is een premie zetten erop, omdat dit precies is, wat de effendis willen. Daarna pleit hij- voor de oprichting van een Jood sche strijdmacht. Ormsby Gore hield een groote rede en drong er op aan, inplaats van uitsluitend Oost-Joden, die zoozeer geleden hadden van pogroms door bolsjewiki en anti-bolsjewiki, Sephardische Joden naar Palestina te bren gen, die de Arabieren beter begrijpen. Lord R. Cecil betoonde zich, niet alleen om de moreele en geestelijke redenen door O. Gore zoo welsprekend verdedigd, doch evenzeer om soliede zakelijke redenen een voorstander van de Zionistische politiek. Tenslotte spraken nog Lord Eustace Per cy en Lient-Commander Kenworthy pro- Zionistisch, terwijl 8ljeen Mr. Harnvworth, de woordvoerder der anti-waste-partij zich vol komen afwijzend betuigde tegenover Zionis tische politiek en een geheel zich terug trekken uit Mesopotamië en Palestina voor stelde. Uit de Pers. Het processieverbod. Wij hebben onder onze rubriek persover- <lit gi'd toch niet bespaord kunnen worden, j zicht uitvoerig melding gemaakt van het i.l ïMtrronrcii.lA /i/v aangezien het meerendeel der troepen in Palestina regelmatige eenheden zijn, die als ze niet in Palestina gestationeerd waren, er gens anders gestationeerd hadden moeten worden. De moeilijkheid van onze belofte betref fende een „National home" voor de Joden in Palestina is, dat zij in conflict komt met onze gewone politiek om te rade te gaan met de wenschen van de bevolking in de mandaat-landen en om haar vertegenwoor- ci ende lichamen te geven, zoo spoedig als zij hiervoor geschikt is. In dit geval zou zij haar veto uitspreken tegen iedere verdere Joodsche immigratie. Maar hoe talrijk en ernstig de moeilijkheden ook rijn, ik ge loof, dat wij een oplossing kunnen vinden. Onder het Zionistische immigratieplan zijn 7000 Joden in het land gebracht. Deze im migratie en de propaganda, waarvan zij ver gezeld is gegaan, heeft de Arabieren op gewonden. Niet zoozeer het aantal van de 'immigranten heeft die opwinding veroor zaakt, als wel de voortdurende en vurige 'Zionistische verklaringen in de geheele we reld en de vrees, dat die Joden hoofdzake lijk uit Centraal-Europa en Rusland zouden komen. De angst der Arabieren, dat zij in de eer ste jaren door duizenden immigranten over stroomd zouden worden, is illusoir. Ik heb groote verwachting van Sir Herbert Samuel, 'die zelf een vurig Zionist is. Ik volg met groot vertrouwen zijn werk en ik geef hem alle mogelijke ondersteuning in deze moei lijke tijden. Er is geen enkele reden voor de Arabieren om bevreesd te zijn. De Jood sche immigratie wordt zorgvuldig gecontro leerd, zoowel wat het getal als den aard er van betreft en eT zal geen Jood1 in Palestina komen, die niet rijn bestaan zal kunnen vin- ,'den door de toenemende rijkdom en ontwik keling van het land." Verder vertelt Churchill van den gunsti- -««nv-indruk., die de bloeiende kolonie Ri- uitgebreide artikel over de processies van de (Chr. Ilist.) Nederlander. Dit or gaan had daarin aan onze Roomsch Katho lieke landgenooten een aantal vragen ge richt, welke als volgt kunnen worden gere sumeerd: Te. Acht gij de vrijheid, om overel pro cessies te houden, bevorderlijk voor uwen godsdienst? 2e. Begeert gij de opwekking van god sdiensthartstochten? 3e. Acht gij den feilen kamp niet alleen op geestelijk gebied, waar hij geoor loofd cn vaak noodig is, maar ook op maatschappel-a en politiek gebied wen schelijk? 4e. Of is hier het „quieta non movere" niet op zijn plaats? De (roomsch-katholieke) T ij d heeft hier op als volgt geantwoord. Wij weten, dat wij de instemming „on zer Roomsch Katholieke landgenooten" hebben, als wij op deze drie categorische vragen antwoorden Ad T urn. Wij achten het niet bevor derlijk voor den godsdienst om overal pro cessies te houden, integendeel achten wij het schadelijk om processies te houden op alle openbare plaatsen, waar de verdraag zaamheid haar ontoelaatbaar moet achten b.v. over het algemeen in het Noorden en in gemeenten met gemengde bevolking, waar hetgeen wij belijden cn eeren gevaar zou loopen aan onheusche bejegening te worden blootgesteld of, waar de ergernis van andersdenkenden zou worden opge wekt. Onze kerkelijke overheid zal daar nimmer eene openbare processie toela ten. Het wettelijk toekennen der vrijheid, om processies te houden, mits daarvoor de toestemming der plaatselijke overheid wordt verkregen, is intusschen bevorder lijk voor de gelijkberechting van alle bur- gers voor de wet Ad. 2 um. In geen geval en tot geen prijs begeeren wij de opwekking van de j.... godsdiensthartstochten, daar wij boven al- C/ les de zegeningen van den godsdienstvrede waardeer en, en wij niet mogenafwijken van dc verplichtingen der rechtvaardigheid, naastenliefde en verdraagzaamheid ook indien wij „de macht in handen hebben". In geval het Protestantisme werd gehoond of door Katholieken getart, zouden wij dit evenzeer afkeuren als den hoon, welke het katholieke geloof in recente vergade ringen tengevolge van onberaden ophit singen is aangedaan. Ad 3 um. Neen, wij achten dien kamp op maatschappelijk en politiek ge bied niet wenschelijk; integendeel is het onze plicht, hem tot het uiterste te ver mijden, vooral in onze verhouding tot onze andersdenkende landgenooten, die gelijk paus Leo XIII terecht schreef „om meer dan één reden prijzenswaardig zijn." Ad 4 um. Deze vraag is hierboven reeds beantwoord. Wij willen er ten overvloede bijvoegen, dat het overdreven is, aan een lyrische uitlating van een verslaggever over een processie of een rhetorische geenszins beleedigende exclamatie op een landdag een gezag of beteeker.is toe te kennen, die dergelijke ontboezejningen niet bezitten. Hier zou inderdaad het „quieta non movere" bijzonder op z'n plaats zijn. De Standaard (a-r.) schrijft o a. Als men het hoofdstuk van den gods dienst in onze grondwet naar behooren onderhanden nam en de hoofdzaak in ar tikel T7T regelde, zooals dit door ons gevraagd wordt, dan zou ook een wijziging van art. 170 voor de hand liggen. Nu echter de hoofdzaak blijft rusten, brengt deze grondwetsherziening voor ons zoo goed als niets, laat rij ons tame lijk koud en reeds uit dien hoofde zouden wij zeggen: laat het hoofdstuk van den godsdienst nu ook maar geheel buiten Lr-preking. In het voorloopig Verslag op het voor stel tot grondwetsherziening kwam die m ening ook wel uit. Te meer bestaat er thans aanleiding tot volkomen onlhouding ten opzichte van dit hoofdstuk, omdat nu blijkt, het vrijgeven van de processies dc gelegenheid hood tot hot wekken van een krachtig verzet. Er is red-en, om aan te nemen, dat de thans voor gestelde wijziging van art. 170 zou kunnen leiden tot een practijk, die tegen het over wegend protestantsch bewustzijn van ons volk, althans benoorden den Moerdijk, zou ingaan. Dit zal allicht ook aan de regeering niet zijn ontgaan en daarom hebben wij grond voor het vermoeden, dat de grondwets herziening op dit punt niet zal worden ge handhaafd. Cok uit anderen hoofde is er thans reden tot de uiteTste beperking, zoo- els wij reeds vroeger opmerkten. Mochten wij ons vergissen, dan stellen wij ons voor breeder op deze zaak in te gaan. Men Icon er zich niet met een paar gevoelsargumenten van afmaken, en zoo ergens, dan past hier een nuchter en be zonnen oordeel. Berichten. Koutuklijke besluiten. Bij kon. besluit is op verzoek eervol ontslagen de directeur van het post- en telegraafkantoor te Coe- vorden J. Blitz, de commies der posterijen J. P. Donker en A. W. Beek, hoofdcommies bü de Al gem eene Rekenkamer; uit den militairen dienst eervol ontslagen de kapitein der infanterie van het leger in Indië J. J. Sporry benoemd tot adiimct-commies bij het de partement van koloniën mr. D. J. Hulshof f Pol; op verzoek eervol ot slag en de Oost-In dische hoofdambtenaar met verlof mr. B. Heijman, laatstelijk raadsheer in het Hoog- gerechtshof van Ned.-Indië. I. bij het wapen der infanterie, met in gang 23 Juli 1021 a. tot eers'celluitenant de tweede-luitenant M. R. H. Calmeyer van het wapen, gedeta- oheeid bij het leger in Nederlandsch-Indië; b. tot eerste-luitenant bij hun tegenwoor dig korps, de tweede-luitenants M. R. de Bruijne, van 'het 10de regiment; R. J. Hol- sche-r. van het 1ste regiment; J. J. A. Keu- chenius. van het 4de regimentL. van Vie- raen. van het 5de regimentA. F. Steffen, van de 4de compagnie wielrijdersA. A. Benders en J. Tuinstra, beiden van het 4de regiment; L. M. Arnoldy, van het 13de re giment; J. W. Westenberg, van het 22ste regiment; J. L. W. Seyffardt, van het 5de regimentC. J. A. van da Putte, van het 4de regiment; A. A. Sohwing en W. P. Schot man, beiden van het 5de regiment; J. D. Hattink, van het 14de regiment J. A. E. van der Horst, van de 2de compagnie wiel rijders C. G. N. Bijl de Vroe, van het 6de regiment* W. A. M. Loomans, van het 2de regiment bij het wapen der cavalerie, met in gang van 25 Juli 1921, tot eerste-luitenant bij hun tegenwoordig korps, de tweede-lui tenants B. A. de Veer, van het 1ste regi- ken ten gevolge gehad. Bij de terugkom^ n.l. in de haven kwam het s-s. „Drente", waarop zich genoodigden en journalisten bevonden in aanvaring met den binnenko- menden kruiser „Gelderland", waardoor de statietrap van dezen kruiser geheel vernield werd en ook het s.s. „Drente" eenige scha. de werd toegebracht. De Koningin voorloopig niet naar Noorwegen. Men seint ons uit Den Haag Medegedeeld wordt dat de voorgenomen 1 and- verband met de politieke omstandigheden voorloopig is uitgesteld. De kabinetscrisis De linkerzijde geraadpleegd. H. M. de Koningin heeft Zaterdag de lew ders van groepen van de linkerzijde in de Tweede Kamer, de heeren mr. Rink, mr< Marchant en Schaper, in conferentie ontx vangen. Naar wij van de meest bevoegde zijde ven» nemen is iedere mededeeling over moge lijke verwisseling van portefeuilles en op treden van andere titularissen ten eenen- imale voorbarig. Meer bepaaldelijk is van een wisseling vaiu de portefeuilles van Arbeid en Financiën géén spreke. Ook blijken daardoor be schouwingen, die daaraan rijn vastge* knoopt, iederen reëelen ondergrond te mis* sen. ment huzaren; H. Wilbrennink, van het 4de regiment huzaren; S. J. Graaf van Lim burg Stirum en W. F. L. Mingels, beiden van het 2de regiment huzaren; W. H. van de Graaff en P. Forbeo Wels, beiden van reisu Koningin naar Noorwegen in het 3de regiment huzaren; JII. bij het reserve-personeel der macht a. bij het wapen der infanterie, met in gang van 1 Juli 1921 a. tot reserve-eerste-luitenant, de reserve tweede-luitenants A. J. Florin en W. L. Fliervoet, beiden van het wapen gedeta- oheerd bij het leger in Nederl. Indië b. tot reserve-eerste-luitenant bij hun tegenwoordig korps, de reserve-tweede-lui tenants H. L. J. D. v. d. Belt, van het 17e re giment T. Tomke, K. Kettewrnkel, beiden van het 10e regiment; H. C. M. Petefs, van het 22e regiment; F. C. Evers, van het 8e regiment, W. v. Lookeren Campagne van het Reg. grenadiers, J. W. H. van Zoest, van het 16e reg.; C. L. Wieringa van het lie reg.; D. Jorwerda van het 3e reg.; H. F. D. Oxenaar van het 14e regiment; J. J. A. Dankelman van het 8e regiment, P. A. Schotel van het 4e regiment; C. Reinhardus van het 12e reg.; W. J. Splinter van het 4e regiment; F. v. d. Meer van het 15e regiment; N. De Ja- der en J. Lous, beiden' van het 14e regiment; G. Ph. van Gelder van het 5e regiment; Sj. Wartena van het 12e regiment; M. P. Jieij- boer van het 14e reg.; C. M. A. v. d. Klugt van het reg. jagers; J. G. Jacobs van het 3e regiment; J. Denekamp, van het X2de regi ment; D. Wittermans, van het 9de regiment; J. van Dorp, van het 8e regiment; E. P. Ek- kel, van het 21ste regiment; A. J. A. Jon ker, van het 11de regiment; A. Prakken van het 19de regiment; A. Wijmenga, van het 9de regiment; Ch. F. J. M. Vissers, van het 17de regiment; D. Oudenampsen, van het 3ste regiment; D. Bangert, van het 18de regiment; J. M. Korsianje, van het I4de re giment; J. C. N. P. J. van Hoek, van hel 3de regiment; N. Spaan, van het 5e regiment; M. Lnenburg, van het 14e regiment; B. Bij de infapterie der Landweer, met ingang van 9 Juli 1921, tot reserve-eerste luitenant bij hun tegenwoordig korps, de re serve-tweede-luitenants J. M. de Ridder en A. Breman, beiden van het 13die bataljon; met ingang van 1 Augustus 1921 aan den reserve-majoor A. H. de Balbian Verster, van het 5e regiment infanterie, op zijne aan vrage, ter zake van vijf jaren dienst bij het reserve-personeel der landmacht eervol ont slag uit den militairen ddenst verleend; benoemd bij het reserve-personeel dei landmacht, bij het wapen der Infanterie, bij den staf van het wapen, tot reserve-tweede- luitenant voor speciale diensten de reserve- sergeant mr. A. E. J. Nijsingh, van het 4de regiment infanterie; benoemd bij het dienstvak der intendan ce, tot kolonel-intendant de luitenant-kolo nel-intendant G. C. A. Harsveldt, controleur v&n het intendan c e-nva teri e eltot luitenant- kolonel-intendant, de majoor-intendant W. J. van der Hurk, intendant bij de He Divisie. Het koninklijk bezoek aim Helder. Hel Koninklijk Echtpaar heeft slechts korten tijd In Helder vertoefd. Zoo als ge meld, zijn alle aangekondigde bezoeken af gelast en woonde het vorstelijk gezelschap alleen 's morgens de zeilwedstrijden bij. Omstreeks 9 uur begaven de Koningin en de Prins zich aan boord van de „Medu sa", die naar de reed-e van Texel voer. De Koningin toonde zeer veel belangstel* ling voor de wedstrijden. H. M. gaf tijdens den wedstrijd den wensoh te kennen ook zelf een zeiltochtje te maken. Zij begaf zich omstreeks tien uur met den Prins in het zeiljacht „Fortuin". Na een klem half uur was de Koninklijke Standaard weer van het zeiljacht verdwe nen cn waren H. M. en Z. K. H. aan boord van den mijnen'legger teruggekeerd. Spoedig daarop zette de „Medusa" koers r»aa> de ha ven. In hofauto's vertrok het Koninklijk Ge zelschap toen naar het station en te 11.37 uur verliet de Koningin met gevolg, uitge leide gedaan door den burgemeester van Den Helder en den commandant der Marine met rijn staf Den Helder. Des middags ging Prins Hendrik naar het •liegkamp De Kooy op Texel en besteeg daar met zijn adjudant een watervliegtuig, bestuurd door luitenant ter zee Doorman, waarmede hij naar Delfzijl vloog, waar de Prins eenige dagen zal vertoeven om daar cp de robbenjacht te gaan. Zonder incident is het bij het gemanoeu vreer der vele marineschepen niet geble ven, al heeft dit geen persoonlijke ongeluk- AMERSFOORT, ARNHEM, SOEST, STEENBERGEN, TWELLO, UTRECHT. Rentevergoeding voor Deposito's Direct op vorderbaar 2}'l< met 10 dagen opzegging 3°/# een maand vast 4°/» 3 maanden opzegging 4 een jaar opzegging 5 Het Djaiablouiwerp. De Minister vervolgt in zijn brief aan den Amerikaanschen gezant: Ten einde ook mijn aandeel bij te dragen aan het goed begrip der feiten, zult u mij wel, v.-illen toslaan hier alsnog een opmerking let mal;en naai' aanleiding van de meening, die uit* gedrukt wordt in dc nota van 30 Juni 1.1. met; betrekking tot de Mijnwet in NederIand-scln Indië. De overeenkom t, die zoo juist is aangegaan tusschen de Nederlondsche Regeering en de Bataafsche Petroleum-Mij., moet niet worden verward met de explotatie-overeenkomst, waar* op artikel der Mijnwet doelt. Deze overeen* komst strekt om aan de Indische Regeering in de ruimste mate invloed te verleenen in het beheer der onderneming, en wel zoodanig, dat zij overhelt naar een vorm van exploitatie door, den Staat zelf. De Nederlandsche Regeering vindt ten slotte in het gewicht, dat zij toekent aan een juiste en billijke beoordeeling van de tot dusver doof haar gevolgde gedragslijn, gereede aanleiding! voor een grondig onderzoek van de vraag of men werkelijk kan staande houden, zooels do' nota van 30 Mei doet, dat het wetsontwerp op de Djambi-concessies, indien tot wet verheven, nauwelijks anders kan worden beschouwd dan als een maatregel van uitsluiting en als een inbreuk voor die streek op het beginsel van gelijke kansen." De Nederlandsche Regeering zou de juist* heid van het Amerikaansche standpunt niet kunnen erkennen. Ziehier waarom: Het zij mij vergund, in verband mei hetgeen vooraf gaat, allereerst te herinneren aan de verklaringen, die de Minister van Koloniën met het doel tegemoet te komen aan door deze par* tijen geuitte verlanges, aan den heer Phillips heeft afgelegd, namelijk dat voor derden de mo gelijkheid moest worden opengelaten om zich] door de Bataafsche Petroleimv-Mij. een deel ha* rer aandeelen B te doen afstaan. Om de houding der regeering beter te ken schetsen, mag ik in de tweede plaats het feit niet stilzwijgend voorbij gaan, dat de Minister van Koloniën zich in den loop der beraadslagin gen over het wetsontwerp verzet heeft tegen een amendement, dat de Raad van Beheer voor vreemdelingen wilde sluiten. Ten gevolge vas - dien tegenstand is deze clausule niet in de wet ingevoegd, daar de heer de Graaff in het licht had gesteld, dat het wenschelijk zou zijn dat buitenlandsche aandeelhouders bij die ge legenheid werd het Amerikaansche kapitaal uitdrukkelijk genoemd in den Raad van Be* heer konden worden vertegenwoordigd door leden van hun eigen nationaliteit. Voorts kan de gegrondheid der Amerikaan* sche zienswijze niet door de Nederlandsche re* geering worden erkend, omdat het Amerikaan* sche betoog uitgaat van de willekeurige veron* derstelling, dat er na Djambi geen andere pe*- troleumvelden in Ned.-Indië meer zouden zijn te exploiteeren. Stellig is het, uit den aard der zaak, niet mo* gelijk met beslistheid te verklaren, dat er in - eenig deel van Ned.-Indiö terreinen besaan, waarvan de rijkdom aan minerale oliën, did van Djambi evenaart of overtreft zelfs vooi£ laatstgenoemde is het woord thans aan de ex«£ ploitatie doch men kan evenmin een enkel^j reden aanvoeren voor de bewering, dat derge«i lijke terreinen niet zouden bestaan. Hoe dit oolftj zij een zoo in alle opizcliten onzekere facto^ als de veronderstelde rijkdom der petroleunft velden van Djambi in vergelijking met die vafu buiten dit district gelegen terreinen, zou zijp invloed niet kunnen laten gelden ten aanzie^ van de beslissing over het vraagstuk van dé keuze van het lichaam, dat behulpzaam za,^ rijn bij de exploitatie van de minerale rijkdom*; men van Djambi. Het schijnt ten slotte nuttig te doen opmex^ ken, dat de brief van 30 Mei uitsluitend sprajs van het aandeel van Amerikaansche burgera aan de petroleumexploitatie in Nederlandsche Indië, terwijl de heer Phillips te voren, inzonfl derheid in zijn brief van 19 April j.l., den naa druk heeft gelegd op het feit, dat de Ver. Stéil ten groote behoefte aan petroleum hebben enj dat het deze gebiedende noodzakelijkheid was| die dit land er toe drong om ten gunste vare een stelsel te pleiten, dat aan Amerikaanschffl burgers gelijke rechten zou verleenen, als toffl dusver de Nederlandsche onderdanen in de Veïg Staten genieten. Wanneer de Amerikaansche gezant brief ven 30 Mei besluit met het uitdrukken va de hoop, dat de Nederlandsche regeering oh nog een ander stelsel in Djambi zal kannen in^ voeren, beroept hij zich op het beginsel va reciprociteit in de behandeling met betrekkin tot de exploitatie van de natuurlijke hulpbron nen van den bodem, terwijl de distributie uit deze exploitatie verkregen producten eens onder deze behandeling schijnt te begrepen. Staan 'vrij Mar niet wederom tegenover eê3

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1921 | | pagina 2