AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
üsstrische InstaMie'sfoor lichten Kracht PONKE
klasse Materiaal Opgericht 1
Rijn- en Moeselwijnen
1A. SCIITUHU 8 Zn., tttr.itr. 17. Tel. 145
Fontein Schippers.
Verplegings-Artikelen.
binnenland"
Eiqenpemaakts Kinderklssding.
feuilleton.
Magazijn „DE GOUDEN KLGX"
langs den groeten weg.
'|06 Jéérgang
No 32
"deulnleerlngen- Kunsthandel- Behangerö en Stoffeerdery
Langestraat 24. Tel. Int. 496.
AMERSFOORT
TWEEDE BLAD.
buitenland.
A. VAN DE WEG. LangestraaS 23.
Magaz. „De Dom"
ZATERDAG na oo mjp
worden GEEN bestellingen
meer aan hols bezorgd.
J. J. V. BAME3SVGL0
Hoofdagent „Amster-blercn.
Gouden Trouw- en Verhmngringen
Zaterdag
6 Augustus 1921
TELEPHOON 169
TUUKtEBWEG 53d.
Miss Ray Beveridge, een jonge Ameri-
kaansohe, heeft in een samenkomst, belegd
'door de Vereeniging van ,/heima-tstreue"
Öpper-Sileziërs, in den Palmengarten te
frankfort een beroep gedaan op de mensch-
heid tegen de Poolsche terreur in Opper-
Silezië, en een scherp protest gericht tegen
de door de Franschen gedulde Poolsche
gruweldaden. Miss Ray Beveridge richtte
zich o. o tegen de uiteenzettingen van een
^ool, T'heodoor Wengrzik, die van een ver
eeniging van Opper-Silezië met Polen voor
het eerste meer verwaoht dan van een blij
ven bij Duitschland. „Hoe is het mogelijk",
riep zij uit, „dat een intelligente man iets
.verwachten kan van de aansluiting van een
groot industrie-gebied aan een kunstmatig
geschapen bufferstaat? Een staat, die wan
neer hij inderdaad blijft bestaan, wat twijfel
achtig is, daar hij nog nooit levenskraohtig
was, decenniën lang met zijn eigen inwen-
digen toestand genoeg te doen zal hebben.
Heeft Theodoor Wengrzik er aan gedacht,
dat inplaats van Duitsche orde en Duitsche
techniek Poolsch bestuur zijn intrede zal
doen? Men behoeft slechts in den trein te
izitten door Opper-Silezië, om al van uit d-e
coupé te'zien, wèt Duitsch is, wèt Poolsoh
•bestuur of wanbestuur is. De Duitsch-Pool-
sche grens is de grens tussohen cultuur en
wancultuur, tusschen reinheid en onrein
heid."
Miss Beveridge zette dan de moeilijkheden
uiteen, waarvoor zij zich zag geplaatst, wan
neer zij haar berichten naar de Amerikaan-
sche pers zond, die ze meest niet op wilde
nemen, omdat het niet in de lijn der Ameri-
kaansche politiek lag de Polen in een on
gunstig licht te stellen. Daarna somde ze
al de Poolsche gruweldaden op, waarvan zij
door geloofwaardige getuigen kennis had
gekregen en de slachtoffers waarvan zij ge
deeltelijk zelf gezien en gésproken had.
Spr. zette uiteen, waarom O.-Si ongedeeld
bij Duitschland moest blijven en eischte, dat
Amerika, door welks ingrijpen de oorlog ten
nadeele van Duitschland werd beslist, thans
ook de overheersching der Duitschers door
Franschen en Polen in O.-S. moest beletten.
„Elke verdeeling van O.-S. zou de onvoor
waardelijke consequentie met zich brengen,
dat in alle gebieden, die van Duitschland,
Oostenrijk en Turkije onrechtvaardig zijn af
gescheiden, nieuwe volksstemmingen moe
ten worden gehouden. Ik noem slechts El-
zas-Lotharingen, Bupen, Malmédy, Mon-
schau, Slees wijk, Memeiland, Dantzig,
Nieuw-Polen, Tsjecho-Slowakije, (Bohemen-
Hultschiner-Landchen), Hongarije en Zuid-
Tirol. De heldendaden der Duitsche man
nen, vrouwen en kinderen in O.-S., die zich
lieten martelen en dooden, zijn zoo groot,
dat de heele wereld het Duitsche volk moet
eeren, wanneer zij daarmee in kennis wordt
gesteld. Zoolang een volk zulke helden en
heldinnen heeft, mag geen Duitsch-er den
moed laten varengeen madht ter wereld
kan een dergelijk volk blijvend neerdruk,
ken. De schuld, die Frankrijk in O.-S. op zich
heeft geladen, zal zich weken. Ik roep het
geheele Germaansche volk van heel de we
reld op om de O.-S.'ers te helpen. Geeft
geld, kleeren, levensmiddelen. Wie niet mee
doet aan 't Duitsche eenheidsfront in de
O.-S.-kwestie is een landverrader. De schuld
van alles draagt Frankrijk. De toestanden in
O.-S. worden niet beter, voordat Duitsche
troepen de orde herstellen. Slechts door
eensgezindheid kunnen de Duitschers de ke
tenen verbreken.
Naar Miss Beveridge verder mededeelde,
heeft zich in Nederland een comité gevormd
ter stichting van een internationalen bond
tegen de bezetting van 't Rijnland dioor
Fransohe kleurlingen. In den brief van een
der Nederlandsche stichters aan Miss Beve
ridge wordt opgemerkt„Wij Hollandsche
leden van den bond tegen de occupatie van
't Rijnland door onbeschaafde soldaten, roe
pen u, Duitsche broeders en zusters, toe, dat
ook wij de u door de Franschen aangedane
smaad innig medegevoelen, dat wij met ver
ontwaardiging de gruweldaden der Fransche
kleurlingen veroordeelen en dat wij vastbe
raden den strijd tegen deze Fransche poli
tiek van schande zullen voeren m naam der
menschheid en gerechtigheid."
Daarop werd besloten het volgende tele
gram aan president Harding te zenden
„Op een massale protestvergadering in
Frankfort a. d. Main werd besloten Uwe Ex
cellentie te verzoeken in te grijpen, opdat
de O.-S. zaak rechtvaardig beslist wordt.
Mochten Entente-troepen naar O.-S. wor
den gezonden, dan verzoeken wij de Ar.ïe-
rikaansche regeering ook Amerikaansche
troepen te zenden."
Staten-Generaal.
Belasting: wegen» waarde-
▼ermeorrierlng.
In het Voorl. Verslag (Tweede Kamer) betref
fende het wetsontwerp tot heffing eener belas
ting wegens waardevermeerdering van onroe
rende zaken ten behoeve van de gemeenten
merkt de oommissie van rapporteurs allereerst
op, dat het afdeelingsonderzoek van dit wets
ontwerp heeft plaats gevonden vóór het ont
staan der kabinetscrisis, welke o.m. geleid heeft
tot het optreden van een nieuwen minister
financiën.
Zeer vele leden waren van oordeel, dot het
tijdstip van indiening van dit wetsontwerp al
zeer weinig gelukkig is gekozen. Voorgesteld
wordt, een belasting te heffen op de waardever
meerdering van onroerende goederen sedert 1
Januari 1921 ten behoeve van de gemeenten,
waarin die goederen zijn gelegen. Het staat ech
ter vrijwel vost, dot van een waardevol meerde
ring van onroerend goed, in den zin van prijs
stijging, in de eerstkomende jaren geen sprake
zal zijn. De prijzen, ook van onroerend goed,
hebben, na een periode van sterke stijging, le
gen het einde van 1920 een hoogtepunt bereikt;
sedert# is over de geheele lijn prijsdaling inge
treden en hetl aat zich aanzien, dat deze doling-
nog verscheidene jaren zal aanhouden.
De voorgestelde beiasiing zal derhalve in af-
zienbaren tijd voor nc gemeenten weinig of geen
bf ten opleveren. Men vroeg zich af, welken
zin het onder deze omstandigheden heeft, ihons
een nieuwe belasting in te voeren, wier toepas
sing hooge uitgaven met zich zal brengen.
Gingen verschillende bezwaren tegen het ont
werp in he- algemeen nil van leden, die ook te
gen de regeling zelf ernstige bedenkingen had
den, ook sommige leden, die zich In beginsel
met de voorgestelde belasting konden vorecni-
gen, achtten het thans niet het oogenblik om
tot deze heffing over te gaan. Deze leden be
treurden, dat de belasting niet een aantal juven
vroeger was lot stand gekomen cn ingevoerd.
Verscheidene andere leden betoogden, dat de
invoering dezer op zich zelf goede belasting ook
onder de tegenwoordige omstandigheden alles
zins te verdedigen is. In de omstandigheid, dot
de prijzen van onroerend goed op I Januari
1921 in het algemeen hoog waren, wos met het
oog op de billijkheid der heffing naar 't oordeel
dezer leden juist een voordeel gelegem Waro do
belasting een aantal jaren vroeger ingevoerd,
dan zouden de bezwaren, ontleend aan de de
preciatie van het geld, zich inderdaad hebben
doen gevoelen; thans was daarvoor, naar hunne
meening, veel minder te vreezen. Wel zal daar
door de belasting in de eerstkomende jaren een
betrekkelijk geringe opbrengst hebben, maar
er zullen toch ook in den naasten tijd voldoende
gemeenten en streken zijn, die zich krachtig ont
wikkelen en waar dientengevolge, of door de
totstandbrenging van bepaalde werken van
overheidswege, waardevermeerdering ontstaat.
Afgezien van de vraag, of de tijdsomstandig
heden de invoering van een waardevermeerde
ringsbelasting rechtvaardigen, hadden zeer vele
leden ook tegen dc voorgestelde regeling zelf
overwegend bezwaur. Terwijl sommige dier be
zwaren de grondslagen der heffing betroffen,
hadden andere meer in het bijzonder betrekking
op de wijze, waarop de heffing zelf in het wets
ontwerp is geregeld.
Achtten zeer vele leden het wetsontwerp vol
strekt onaannemelijk, verscheidene andere leden
konden dit zeer ongunstig oordeel niet deelcn,
al waren er onder hen leden, die erkenden, da*
tegen dc voorgestelde belasting inderdaad ge
wichtige bezwaren bestaan en dat de uitwerking
in verschillende opzichten niet gelukkig is ge
weest. Het voorstel vindt zijn verklaring in het
op den voorgrond treden van het vraagstuk der
gemeente-finonciën. Is het niet mogelijk, de
rechtstreeksche bijdrage van het Rijk aan de
gemeenten aunmerkelijk te verhoogen, dan moet
men den gemeenten, ter voorziening in haar stij
gende behoeften, nieuwe belastingbronnen ope
nen en kwam een heffing als de voorgestelde,
welke overigens ook in het buitenland met suc
ces wordt toegepast, al spoedig in aanmerking.
De gemeenten kunnen in verschillende gevallen
op uitstekendew ijzc langs dezen weg geholpen
worden.
Bovenbedoelde leden waren over het algemeen
van gevoelen, dat bij aanvaarding van het wets
ontwerp art. 242d der Gemeenewe zou behoo-
ren te vervallen, daar anders voor dezelfde waar
devermeerdering tweemaal belasting zou moeten
worden betaald.
Vrij algemeen had men er bezwaar tegen,
dat volgens het wetsontwerp de waardevermeer
deringsbelasting ook zal worden geheven bij
eigendomsovergang door overlijden. Velen kdn-
den daarin niet anders zien dan een verkapte
verhooging der successierechten.
Ook de voorgestelde periodieke heffing van
rechtspersonen en daarmede gelijkgestelde ven
nootschappen ontmoette bij zeer vele leden
ernstig bezwaar.
Met het in het wetsontwerp aangenomen stel
sel, dat de belasting bij eigendomsovergang on
der de levenden door den verkrijger zal betaald
worenen, kon men zich algemeen niet vereeni
gen. Men achtte het onjuist, dat de regeering
afgeweken is van het in het wetsontwerp tot wij
ziging der gemeentewet gehuldigde stelsel, waar
bij de belasting door don overdrager zou moe
ten worden betaald.
Ecnige leden zouden er de voorkeur nan heb
ben gegeven, indien de regeering niet had ge
kozen een stelsel van heffing bij overgang, doch
een algemeen stelsel van periodieke hefiing der
waardevermeerderingsbelasting, gelijk ook door
de Staatscommissie voor dc gemcentefinonciën
in haar rapport van T907 wos aanbevolen.
Verscheidene leden betreurden, dot de regee
ring gemeend hoeft de waardevermeerderings-
belosting te moeten doen heffen door het Rijk
en dat zij zich niet heeft gehouden nnn het in
het wetsontwerp tot wijziging der Gemeentewet
neergelegde stelsel, volgens hetwelk, naar olge-
mcene regelen in de wet gesteld, de gemeenten
deze heffing zouden mogen doen.
Suppl etoirc Onder w ij sbe-
grootirg T92 0. In zijn memorie van ant
woord op het Voorloopig Verslag nopens het
wetsontwerp tot verhooging cn wijziging van
hoofdstuk Vb der staatsbegrooting voor 1920,
zegt de minister van onderwijs o.a., dot het
cenigszins minder waardccrend oordeel, het
welk sommige leden omtrent do van den on-
dei wijsraad afkomstige adviezen meenden te
mogen uitspreken, slechts hieruit kan verklaard
v/orden, dot deze leden den door dien raad ge-
praesteerden arbeid niet vermogen te over
zien. De minister, die hiertoe natuurlijk beter
in staat is, stelt er prijs op te verklaren, dat het
oordeel dezer leden volkomen ongegrond moet
worden geacht, en dat integendeel bij den wet-
gevenden en organiseerenden arbeid op onder
wijsgebied der laatst verloopen jaren (Lager-
onderwijswet met uitvoeringsmaatregelen, wij-
z'ft'ng der Hooger-onderwijswet met het nieu
we Academisch Statuut, de eerlang in te die
nen nieuwe Middelbaar-onderwijswet enz.) de
zeer waardevolle adviezen von den rond zijn
taak op bijzondere wijze vergemakkelijkt heb
ben,
Dot hij niettemin niet altijd de adviezen van
den raad of van deze of gene zijner ofdeelin-
gen geheel ongewijzigd overnam, doet natuur
lijk aan dit gunstig oordeel in geen enkel op
zicht te kort. Er kunnen zich altijd omstnndig-
heder voordoen, die het voor de regeering
wenschelijk maken een bepaald advies niet, of
althans niet ongewijzigd op te volgen.
De minister zegt ten aanzien van gemaakte
andere opmerkingen, dot hij er bij den aankoop
of huur cn de inrichting van bureau-localitcit
vooi het nieuwe Rijksschool toezicht ernstig
naar gestreefd heeft de uitgaven zoo laag mo
gelijk te houden. Dat een bedrog van ongeveer
600,000 in totaal voor dot doel te hoog zou
zijn, moet hij dnn ook weerspreken en hij
meent, dut dit afdoende blijkt uit een gespe
cificeerde opgave, die hij ter voldoening aan
den in het Voorloopig Verslag kenbaar ge-
m&akten wensch, achter de memorie heeft doen
afdrukken.
De vroog of het geen aanbeveling zou verdie
nen den leden van het schooltoezicht een toe-
loge te verstrekken, waarvoor zij don in hunne
woning de noodige bureau-vertrekken zouden
hebben in te richten, moet de minister ontken
nend beantwoorden.
I>« Arbeidswet.
Vóórontwcrp betreffende art. 91, voor zoover
betreft fabrieken of werkplaatsen, winkels
en kontoren.
De minister van Arbeid heeft bij den Hoogen
Rond van Arbeid aanhangig gemoakt een voor
ontwerp voor een Algemecnen maatregel van
bestuur, uls bedoeld in art. 91, der Arbeidswet
1919, voor zoover betreft fabrieken of werk
plaatsen, winkels en kantoren, waarvan de
voornaamste bepalingen als volgt luiden
Artikel 1.
Het bepaalde in hoofdstuk IV met uitzon
dering van de artikelen 33 tot en met 39 en
in art. 68, eerste lid, onder a, cn tweede tot en
mei tiende lid, der Arbeidswet 1919 is niet van
toepassing op den arbeid van
A. personen, die niet zijnde hoofd of bestuur
der der onderneming, aan het hoofd staan van
een fabriek of werkplaats of van een afdeeling
daarvan en uitsluitend of in hoofdzaak met de
leicling daarvan zijn belast, zooals fabrieksdi
recteuren, bedrijfsleiders, bedrijfsingenieurs,
fabrieksbazen, opzichters, werkmeesters, chef-
machinisten en dergelijke
B. personen, die, niet zijnde hoofd of bestuur
der der onderneming, aan het hoofd staan van
een winkel of van een afdeeling daarvan en uit-
Varkensmarkt Amersfoort;
Speciale afdeeling
Maison VAN EIMEREN.
Coiffeur Fosflcheur Coiffeu.se
WIJERSSTRAAT 11. - Tel. 205
Hoogst Modorno Salons voor
DANES en IlEERïlIV - NAtileuro
Magazjjn van Parfumurioën en
Toilot-Artikolon.
BADINRICHTING
i hadinrichting
sluitend of in hoofdzaak met do leiding daar
van zijn belost
C. personen, die, niet zijnde hoofd of bestuur
der der onderneming, aan het hoofd staan van
een kantoor
D. de volgende personen, voor zoover zij
niet reeds vallen onder het bepaalde onder A,
B of C:
a. den fabricagcchef voor zoover hij uitslui
tend of in hoofdzaak met de leiding vnn do fa
bricage is belast cn niet door handenarbeid aan
den bcdrijfsnrbeid pleegt deel te ncmon
b. den chef de bureau, het hoofd von admi
nistratie, den hoofdboekhouder en den afdeo-
lmgsclvef, voor zoover zij uqn het hoofd stunn
en de leiding hebben over arbeiders, werkzaam
aan do administratie, de correspondentie of de
boekhouding der onderneming
c. het hoofd van een tcekenkomer cn het
hoofd von een constructiebureau
d. den magazijnmeester en den expeditie-
chef, indien hun arbeid uitsluitend of in hoofd
zaak bestaal in het houden von toezicht op de
magazijnen of bij de expeditie of ontvangst van
goederen of grondstoffen en zij verantwoorde
lijk zijn voor de goede orde in de magazijnen
en voor de door aanwezige goederen en stof
fen
e. den amanuensis van een laboratorium
f. den filiaalhouder, indien hij staat aan het
hoofd van een filiaal, waarin behalve door hem
zeif arbeid pleegt te worden verricht door ten
minste drie andere personen, die niet zijne bloed
of nonverwanten in den eersten of tweeden
giaad zijr
g. den houder vnn een sigarenwinkel
h. acn arbeider in een winkel of een kantoor,
niet tevens fabriek of werkplaats zijnde, wiens
joarlijksch in geld vastgesteld loon in de be
trokken onderneming ten minste drie du'zend
zes honderd gulden bedraagt
i. den persoon die belost is met wetenschap
pelijk onderzoek of wetenschappelijke contio'c,
indien voor dezen arbeid een wetenschappelijke
omwikkeling noodig is, welke tenminste gelijk
is aan die von de bezitters van een der diplo#
De wil is 's menschen kraohtigsit werk-
Huig.
LANGESTRAAT 13 - AMERSFOORT
Het adresvoor
Re juiste modellen
WILLEN GROENHUI ZEN
Naar het Engelsoh van
JEFFERY FARNOL.
116
f „Ze mogen misschien wat groot zijn," brom
de John, terwijl hij tersluiks probeerde zijn bak
kebaard over het linkeroor te wrijven*
„maar
„Ja, ze zijn wel wat groot, John," zei de oude
man, „buitengewoon groot zelfs I En als gevolg
paai van hooren ze ook veel te veel. Ik heb, om
zoo te zeggen, dertig jaar en langer die ooren
jran jou in 't oog gehouden en als ze nog
grooter worden, dan ben ik bang, dat ze de
dingen hooren zullen, nog voor ze gesproken
jsijn, en
John deed een hernieuwde vruchtelooze po
ging om zijn eene oor achter zijn bakkebaard te.,
•verbergen, mompelde iets dat veel op een vloek
leek, legde de zweep over zijn paard, en ver
dween weldra in een dichte stofwollw.
t Zal nu zoowat vier jaar geleden zijn, dat
Zwarte George John dat pak slaag gaf, is 't
niet, Simon
„Ja," zei Simon, „John deed toen ook mee
aan wedstrijden, en hij was een flinke, taaie ke
rel ook, alleen zwaaide hij mij wat te veel met
zijn linker arm."
„En hij was toen ook verkikkerd op Prue, is
't niet, Simon
„Ja," zei Simon„hij was altijd om en in „De
Stier" te vinden tot ik hcra zei, dat ik 't niet
wou hebben
„Maar hij lachte je uit is 't niet V'
„Ja, dat deed hijen ik dacht er hard over,
om hem tpen zelf onder handen te nemenmaar
don was er groote kans geweest, dat hij mij een
pak had gegeven, want 't was al een jaar of
tien geleden, sedert ik voor 't laatst
„Ja, en teen kwam Zwarte George op 't too-
neel," grinnikte de oude man. „Wat is dot alle
maal hier zei George. „Ik zal dien John eens
aan zijn verstand brengen, dat hij van mijn
Prue moet afblijven," zei Simon. „Daar lcomt
niets van in," zei George toen, „John is jong,
en u zoudt hem zeker een pak slaag gegeven
hebben toen u tien jaar jonger waart maar
nu moet u 't aan mij overlaten," zei George."
„Jij zei toen John, „ga jij naar je blaasbalg
je mag groot en dik wezen maar ik heb
kerels, die vrij wat meer waard waren dan jij
tegen den grond geslagen I" „Wel, don moet
je 't met mij ook maar eens probeeren," zei
Georgeen hij heeft de woorden nog niet uit
zijn mond, of, rèng, daar beukt John's vuist op
zijn kaak. En toen begon het I O, Peterdat
was nog eens vechten I Ik heb nog al ees^c een
Jjokspartijtje in mijn leven gezien, rnaar zóó
een nog nooit
„En toen all.es afg'eloopen was," vervolgde
Simoiu- -sdniz George naar zijn blaasbalg terug,
en begon weer te hameren, terwijl wij John op
namen, en hem in zijn eigen wagen legden
maar sedert dien dag heeft niemand zich ooit
aan Zwarte George gewaagd."
Jul lie hebt dus allebei Zwarte George zien
boksen
„Ja, verscheiden keerenl"
„En heb je ooit gezien dat hij tegen den
grond werd geslagen
„Neen," zei de oude man, het hoofd schud
dend, „ik heb hem wel vaok heelemaal vol
bloed, gezien, van zijn hoofd tot zijn voeten,
maar
„Neen, Peterviel Simon in, „ik geloof niet,
dat er in heel Engeland een man is, die Zwarte
George in een eerlijk gevecht van de beenen
slaat."
„Hm I" zei ik.
„Zie je, Peter," begon de oude, „hij
kijk I daarzoo-I wat is dat?" riep hij
opeens, „zien jullie
Wij keken in de richting waarin hij wees en
zagen op eenigen afstand voor ons uit een man
dwars over den weg hollenhet volgend
oogenblik was hij verdwenen tusschen het dich
te struikgewas, doch de hooge gestalte en de
breede borst maakten^alle twijfel onmogelijk.
„Dat was Zwarte George zelf I" riep Sim^r.f
terwijl hij de zweep over de paarde;; legde
doch toen wij de plek bereikten., vaar George
was verdwenen, was er ni^j ^eer van hem te
zien, en op ons 1 roepen kwam geen ant
woord.
Zoo. ons eindelijk niets anders over dan
t>Tu te keeren en naar Sissinghurst terug te
rijden.
„Wat schud je je hoofd zoo, vader vroeg
Simon, nadat wij een eind weegs gereden had
den.
«Ik ben benieuwd wat die ezel van ®en Amos
wel zeggen zal, als wij terugkomen zonder Ge
orge," entwoordde de oude man.
HOOFDSTUK XXXIII.
Van dwaasheid tot krankzinnigheid.
Het was niet zonder eenige beving dat ik in
de vallei neerdaalde, en langs de beek voort
liep, want weldra zou ik Charmian ontmoeten,
en de herinnering aan onze scheiding en de
gedochte aan dit weerzien, had mij den gehee-
len dag niet verlaten.
Ze zou me nog niet verwachten, want ik was
veel vroeger dan gewoonlijk, en duarom liep ik
langzaam de beek langs, overpeinzend wat ik
tegen haar zeggen zou, totdat ik aan den groo-
ten steen kwam, waarop ik had zitten droomen
dien nacht, toen ze in het maanlicht stond, en
me voor het eerst was komen roepen voor het
avondeten. Op dezen steen liet ik mij ne>f, plant
te mijn elbogen op mijn knieën, er mijn kin in
mijn handen, en met mijn ooo gericht op de
rusteloos voortkabbelende goffjes van de beek,
verviel ik in diep ge^V^s.
Hieruit werd plotseling opgeschrikt door
het rink^',^ van metaal en het snuiven vr.n een
Verbaasd keek ik op, maar het struikgewas
was zeer dicht, en ik kon niets zien. Doch even
later hoorde ik hoe, gedragen op den zachtcn
wind, de klonk van een stem kwam, laag cn
zacht en zeer liefelijk er viel niet te twij
felen aan wie deze volle stem toebehoorde
bijna onmiddllijk daaina klonk een ande
re stem zwaarder en barscher de
stem van een man.
Met een sprong was ik overeind, en vloog,
hoe wist -ik later zelf niet, de beek over maar
toch wus ik tc laat ik hoorde hot klappen van
een zweeD. gevolgd door den doffen hoefslag
van een paard, die spoedig wegstierf en verlo
ren ging in het geritsel der bloderen.
Ik knarsetandde en vloekte op het lot dat be
sloten scheen te hebben dat ik dezen man niet
van aangezicht tot aangezicht ontmoeten zou
dien man, wiens rug ik eens gezien had, een
brecden rug in een blauwe jas.
Ik bleef als vastgenageld staan, als verstijfd,
recht voor mij uitstarend en weer liep een ril
ling mij over de leden, werd krachtiger en
krachtiger en in mijn hoofd hoorde ik weer bf»l
felle kloppen van den hamer.
Schoen maagd'lün in Purper Stad
D?ed alle jonggezellen.
Verwcvierd stilstaan op hun pad;
H'inr naam is Barbara Allen.
Ze naderde langs het lommerrijke pad, dat
zich kronkelde langs de beek, cn toen ik baar
zag voelde ik iets als een physieke wulging in
mij en het gebons von den hamer mankte me
bijna kiankzinnig. -
Maar in den blijden lentetijd,
Toen knoppen gingen zwellen.
Lag op zijn sterfbed Jimmy White,
Dooi zijn liefde voor Barbara Allen f
Toen ze dit vers geëindigd hnd, kwam ze op
de open plek en zag mij, en blijkbaar opzettelijk
ever mijn hoofd heenkijkend zong ze, terwijl U4
haar huiverend gadesloeg verder:
Toen kwam zij langzaam, langzaam
Nader tot zijn stervensponde,
En zei alleen, toen ze bij hem stond:
Jonkman, ik geloof, het is met u gedaan
(Wordt vervolgd).