A tet hoogste belang, dat in ieder land de pro- iuctie zooveel mogelijk wordt geprikkeld.- 2. Opdat dit doel zoo spoedig mogelijk zal kunnen worden bereikt, is het dringend nood zakelijk, dat de industrieën van de verschillende landen worden bevrijd van de belemmeringen, prelke veroorzaakt zijn, ten eerste door de be moeiingen van de regeeringen met het vastsic!.- Jen van de. prijzen van de producten, en ten ■tweede door de regeeringsmuatregelen op het jgenied van de distributie en andere regelingen Van hetzelfde soort. 3. Zoowel voor de landen met gedeprccieerdc geldswaarde, als voor die met hoogen wissel koers is het een levensbelang, dat hun uitvoer zooveel mogelijk wordt bevorderd. 4. In verband met deze algemeene economi sche noodzaak zou een politiek der regeeringen, pvelko er naar streeft den invoer in hun respec tievelijke landen te beperken, teneinde tc ko men tot een grooter octïef-saldo van hun inter- nationale balans, ernstig bijdragen tot vertra- jging van het proces van economische opheffing ■.van Europa en dientengevolge ook van hun eigen land. 5. Daar de landen met hoogen wisselkoers hun economischen toestond niet zullen kunnen verbeteren, tenzij zij hun uitvoer, tot op normale hoogte vermeerderen, 1 ben zij evenveel be lang bij het economisch herstel van de landen ïnet lagen wisselkoers als die landen zelf. 6. De economische toestond is zoo precair en draagt zoovele gevaren voor de naaste toekomst in zich, in alle landen van E'rropn zondeT uit zondering, dot men niet mog hopen zonder de bacle uit dezen toestand te geraken, wanneer men niet komt tot een intense samenwerking van alle volkeren, gegrond op wederzijdsche welwillendheid. Men moet derhalve vastbesloten den weg van de- internationa'e handelsvrijheid betreden en zonder verder dralen de politiek van de open deur volgen. 7. Het is de plicht van de parlementen van alle landen en met name van die in de landen met sterk gedeprerieerde geldswaarde, om al hun invloed aan te wenden, opdat het ontwerp inzake internationale credieien, dat aangenomen is door de Intern. Fin. Conferentie te Brussel, zoo spoedig mogelijk in werking wordt gesteld. 8. De organisatie van het internationaal cre- diet moet niet alleen strekken om de toegestane credieten de noodige waarborgen te doen ver krijgen, maar ook er zerg voor diagen, dat deze credieten niet anders worden toegestaan, dan met het cog op zaken van allereerste nood zakelijkheid voor het economisch leven van den debiteur. Het schijnt derhalve volstrekt noodza kelijk, dat naast deze organisatie een orgaan van controle wordt ingesteld ten opzichte van de aangelegenheden, waarvoor haar medewerking wordt ingeroepen. Dit orgaan zal het meest ge schikt zijn om zich tegelijkertijd bezig te houden met het vraagstuk van de iniernationale ver deeling der grondstoffen, voor zooverre hec noocüg zal zijn hierin te voorzien. 9. Het is volstrekt noodzakelijk, dat de wissel koersen zich stabiliseeren, opdat de internatio nale handel weder zal kunnen opleven en zich krachtig zal kunnen ontwikkelen. Een zoodanige stabilisatie zal niet tot stand komen, zoolang de geldinflatie voortduurt, met name niet in de landen met sterk gedeprerieerde geldswaarde; maar het is noch noodzakelijk, noch wensche- lijk, te streven naar een systematische deflatie. 10. De internationale handel zal belemmering blijven ondervinden en de uitvoerende landen met' hoogen wisselkoers zullen een zeer onge lijke concurrentie hebben te dragen, zoolang de wisselkoers van de landen met sterk gedepre rieerde geldswaarde niet zal overeenstemmen met de koopkracht van him geld in het eigen land. TT. De hier bedoelde vraagstukken zijn zoo uitgebreid en tegelijkertijd zoo ingewikkeld, dat de Interparlementaire Unie zich te dien aanzien niet kan uitspreken, zoolang deze vraagstukken niet het onderwerp hebben uitgemaakt van grondige bestudeering in bijzondere studie-com missies. De door de Unie ingestelde economi sche studie-commissies zouden zich in verbin ding kunnen stellen met de Economische en Financieele Commissie van den Volkenbond, ten einde tot de werkzaamheid van deze com missie bij te dragen en zooveel mogelijk te ver mijden, dat tegenstrijdige oplossingen of voor stellen v/orden geopperd. Nadat de heer Treub in de conferentie te Stockholm bovenstaande stellingen had toege licht, werd de volgende resolutie aangenomen: Petite maal afvroeg, of ik op de goede plaats gekomen was, of Charmian aan de hut gedacht had, toen ze schreef. Toen daalde ik het pad af, en haastte mij voorbij een zekere sombere plek. En toen ik ein delijk de hut naderde, stond ik weer stil en hui verde nog eens, want de ramen waren donker en de deur was gesloten. Maar ze was onge- grendeld, en Week terug voor den druk van mijn hand ik ging naar binnen, en grendelde haar achter mij. Want op de stookplaats brandde een vuurtje met matten, rooden schijn, waardoor Ket ver trek vol was van schaduwen. „Charmian I" zei ik, „o Charmian, ben je 'daar heb ik goed geraden V Vlak bij mij hoorde ik iets ritselen, en in de duisternis zocht een hand de mijne en drukte ze innigtoen bukte ik mij en kuste die tengere vingers, en trok haar in den gloed van het vuur, maar haar oogen waren verborgen onder haar oogleden, en het was of de gloed van het vuur weerkaatste op haar wangen. „Het was zoo licht, met de kaarsen aan, ^eter," fluisterde ze. „Ja. „En daarom toen ik je hoorde komen." „Hoorde je mij „De zat buiten op de bank, Peter." t „En, toen je me hoorde blies je de kaar- Jen uit „Ze leken me zoo erg licht, Peter." „En deed je deur dicht „tk deed ze niet op slot. Peter I" Ze was gehuld in haar mantel, zooals ze ook ge kleed geweest was, toen ik haar voor het eerst zag, en daarem sloeg ik den kap van haar ge laat terug. En zie, toen ik dat deed, viel haar haar los, golvend over mijn arm, en ons beiden hullend in zijn glanzende pracht, zooe's het tv -Is vroeger etAmudl geaöan had. „Werkelijk je hebt toch prachtig haarl" ftei ik. „Te denken, dat je nu mijn vrouw bent, Schijnt me zoo vreemd Ik kan het nauwe lijks gelooven zelfs hu niet J" „Peter, van het eerste oogenblik af heb ik gehoopt eens met jc te trr»vwftn." „De T9e Interparlementaire Conferentie, ken nis genomen hebbende van het rapport van den Tieer Treub over „Het internationaal econo mische en fir.anriëele interparlementaire commis- bond", besluit tot het instellen van een econo misch en finonriëele interparlementaire commis sie, belast met het bestudeeren van de vraag stukken. behandeld door den heer Treub met de daarbij behoorenöe vragen en met het uitbren gen van rapporten aan volgende conferenties. De groepen zullen worden uitgenoodigd om ieder een lid in die commissie aan te wijzen. Het uitvoerend bestuur van de Unie wordt ver zocht voor deze coitimissie een commissie van redactie van drie leden aan te wijzen, belast met het voorbereiden van de werkzaamheden van de commissie door het opstellen van vra genlijsten enz." De outhtilliug van het Asser- Dezer dagen is in het Vredespaleis het beeld onthuld van wijlen den minister van staat, staatsraad prof. mr. T. M. C. Asser. Aan den oproep van het reeds in November 1913 gevormde Comité voor de oprichting van een gedenkteeken voor dezen beroemden rechtsge leerde tot het geven van een bijdrage, ter ver wezenlijking van het doel werd door ongeveer 550 personen gevolg gegeven. Het intreden van den wereldoorlog heeft intusschen de uitvoering der plannen vertraagd. Toch kon reeds in 1918 vanwege het Comité een borstbeeld van Asser in het Universiteitsgebouw te Amsterdam wor den onthuld. De plechtigheid der onthulling van het beeld van Asser in het Vredespaleis vond thans plaats in de kleine rechtszaal, in tegenwoordigheid van den Prins, als vertegenwoordiger van de Koningin, en van jhr. mr. W. Roël als vertegen woordiger van de Koningin-moeder. Van dc leden der regeering waren genoodigd de tijdelijke voofzitter van den ministerraad jhr. mr. Ch. Ruys de Bcercnbrouck, de minister van buitcnlandschc zaken jhr. mr. dr. van Karnebeek, terwijl ook de minister van justitie mr. Heems- i kerk, mede als lid van het Comité aanwezig was. I Voorts behoorden tot de genoodigde de bur- i gemcesters van Den Haag, Amsterdam, Rotter- 1 dam en Delf, tol van bekende personen uit di- j plomatieke en juridische kringen en vertegen- i woordigers van scheepvaartmaatschappijen en van Handels- cn financieele- en verkeersinstel lingen. Onder de vele buitenlanders, die de plechtig heid bijwoonden bevond zich o.a. prof. Oscar Montelius als vertegenwoordiger van het No- bel-Inslituut, fn verband met het feit -dat aan wijlen-Asser den Nobelprijs, voor den vrede was toegekend. Prof. Jina begon met voorlezing te doen van telegrammen, ontvangen van het Nobel-ccmité te Christiania, instemming betuigende met deze huldiging van dn eminenten geleerde, die den Nobel-prijs heeft ontvangen, van baron Des- carsps, verhinderd aanwezig te zijn, die zich van harte met de hulde verklaarde te vereeni- gen, en van prof. Albert de la Pradelle te Pa rijs, die eveneens tot zijn spijt niet aanwezig kon zijn cn zich eveneens bij deze hulde van harte aansloot. Prof. Mr. Josephus Jitta droeg vervolgens het Asserbeeld aan den president van de Carnegie stichting, den minister van Staat jhr. mr. A. P. C. van Karnebeek over met een rede, waarin hij na de officiëele personen te hebben welkom geheeten, o m. het volgende zeide De Carnegie-Stichting begroette met geest drift ons voornemen om een monument in dit paleis te plaatsen. Een onzer meest bekwame beeldhouwers, prof. Ode uit Delft, belastte zich met het artistieke gedeelte. Bij de bijeenkomst in onze stad van de 30ste confrentie van de international Law-Assorinticn, waarvan Asser vice-president is geweest heeft ons de gelegenheid gegeven in dit paleis de meest daaraanstaunde personen uit de inter nationale wereld te doen vereenigen, die door duizend banden met Asser zijn verbonden en volkomen geneigd zijn, zijn gedachtenis te eeren. Talrijke levensbeschrijvingen in alle talen zijn van Asser's dood verschenen. O. a. heeft prof. van Vollenhaven thans president der Kon. Aca demie van Wetenschappen met meesterhand den man en zijn werk geschilderd. Het ligt niet in rpijn bedoeling thans in bij- zondrheden dit werk te schetsen, dat een onver gankelijke eer voor ons vaderland uitmaakt, ook de eeretitels van Asser op te sommen. Ik zal mij vergenoegen met, bij wijze van „Denk je, dat ik anders ooit hier in die heer lijke eenzaamheid zou zijn teruggekomen Doch toen ik haar wilde kussen, wendde ze het hoofd af „Peter." „Ja, Charmian „Lady Sophia Sefton heeft nooit de trappen van de St. Paulskathedraal met haar paard op en af gegalloppeerd." „Neen, Charmian „En ze kon er niets aan doen dat haar naam van mond tot mond ging, of „gehikt werd over volle wijnglazen, niet waar „Neen," zei ik, het voorhoofd fronsend, „wat was ik toch een groote dwaas I" „En Peter „Ja Charmian „Ze was nooit cn zal nooit zijn mol lig, of robust niet waar? „Mollig" is zulk een afschuwelijk woord, Peter En je hebt haar liéf neen Peter, wacht nog even even lief als Charmian Brown „Ja/ zei ik, „ja „En houd je bijna zooveel van haar als van de vrouw van je droomen „Neen veel meer want jij bent de belichaming van al mijn droomen jij zult altijd voor mij zijn Charmian Want ik acht je hoog om je verstand, ik aanbid je om je teederheid en vlekkelooze reinheid, en ik heb je lief met al mijn kracht om je koesterende, liefelijke vrouwelijkheid, en omdat je zoo sterk, en zoo schoon en zoo fier bent „En Peter, omdat ik ben niets meer ben dan je teeder liefhebbend nederig vrouwtje." En zoo was ik heengegaan als een dwaas, en zwoegde, en leed en beminde, en verkreeg ten slotte een weinigje wijsheid. En zoo won ik, hoe onwaardig ook, een edel vrouwenhart, en ik -bid, dat haar liefde zal blij ven voortduren zooals de mijne, tot wij aan het einde gekomen zullen zijn van dezen Grooten Weg, die Leven heet, om de geheimenissen van het Hiernamaals integaan. EIH-jÉ. In— voorbeld, melding te maken van zijn initiatief tot de conferentiën voor de cpndificntie van het internationaal privaatrecht, welke hebben plaats gehad te 's-Gruvenhagc in T395, 1894, T900 en 1905 cn zijn deelneming aan de vredesconfe renties in dezelfde stad gehouden. Wat de be looningen betreft zal ik alleen melding maken van den titel van minister van Staat en van den Nobelprijs, aan Asser in T9IT toegekend. Een Latijnsch schrijver heeft gezegd„Exegi monumentum aere perennms", d.w.z. „Ik heb een gedenkteeken opgericht duurzamer dan brons". Dat kan men ook van Asser zeggen. Toch gaan wij hem heden in brons huldigen. Asser is te vroeg gestorven voor zijn Vader land en voor de internationale wereld maar vroeg genoeg om niet den oorlog bij te wonen, den cycloon, die heel wat bladen uit het wet boek van inerncrtionall recht heeft gescheurd en verspreid. Maar evenals het standbeeld van Asser in metaal gegoten vóór den oorlog met luister wordt onthuld na den storm, omdat zijn stof duurzaam is, evenzoo herleeft de idee van een samenwerking der volken in den Volken bond om dot die idee edel en juist is. Odé, de kunstenaar, heeft Asser voorgesteld op een magistraatszetel, in de houding van een denker. Welnu, ik zou dit willen zeggen: Het is gelukkig dat het standbeeld van Asser in de houding van een zittenden denker gemodel leerd is vóór den oorlog om dat indien Asser geleefd had t ij d e n s den oorlog en men hem dan gevraagd had te poseeren, hij nooit zou zijn blijven zitten I Jhr. Mr. A. P. C. van Karnebeek, (voorzitter der Carnegiestichting) aanvaardde het stand beeld met ongeveer de volgende toespraak De bescheiden rol, welke ik heb te vervullen is van lijdelijken aard. Ik wensch echter niet dat zij volkomen tijdelijk zij, omdat ik als voor zitter en leider van de Carnegiestichting mij mot aansluiten bij den lof aan Asser's herin nering gebracht. Inderdaad, in de wereld der adepten van het internationaal recht, was zijn naam algemeen bekend en eveneens zijn we tenschap, zijn geestkracht, zijn savoirfaire. Voor hem was Holland het land van Asser. Bij de beoefenaars van het internationaal recht was Asser het meest populair. Thans opent het Vredespaleis zijn deuren om een gedenkteeken van den overledene onder haar hoede te bewaren. Wij zullen deze taak als een groote eer beschouwen, en het stand- beid bewaren als een consecratie van het hu manitaire denkbeeld, waaraan ook het Vredes paleis zijn ontstaan te donken heeft. Vervolgens spraken de Fransche gezant, Mar kies Corsi, president van het Instituut der Droit International, waaraan de naam van Asser nauw verbonden is, en Sir Thomas Barclay, vice-president van het instituut d' udroit inter national, een der oudste vrienden van Asser. Bij het standbeeld werd een krans gelegd met linten in de nationale kleuren doqr Assers kleindochter. Met het oog op het minder gun stige weder ging de tuinpartij niet door, doch werd thee enz. in het gebouw van het Vredes paleis geserveerd. Het beeld in zwart brons gemodelleerd door prof. Odé, stelt prof. Asser in zittende houding voor en het rust op een voetstuk van gebeton- neerd gres waarop de naam van Asser is aan gebracht met de jaartallen 1838 en T9I3, zijn geboorte- en stefjaor. Het is geplaatst in een der gangen van het Vredespaleis, leidend naar de bibliotheek. Als aandenken aón déze huldiging heeft het Asser-comité aan den oudsten zoon van wijlen prof. Asser, mr. C. D. Asser Jr., een album aangeboden, bevattende de namen der deelne mers. Intern At Ion al Law Association. Omtrent de sectie-vergadering in de groote rechtszaal van het Vredespaleis gehouden, valt kortelings nog het volgende te vermelden Dinsdagmiddag kwamen aan de orde de ontwerpen, in verband staande met den Vol kenbond. Voorzitter wos mr. B. C. J. Loder, raadsheer in den Hoogen Raad. In de eerste plaats was aan de orde het prae- advies van jhr. mr. de Jong van Beek en Donk over verzoeningscomité's. Mr. van Wolterbeek Muller lichtte bij afwezigheid van den prae- adviseur dit rapport nader toe. Men ging daarop over tot het onderwerp: Een internationaal prijzenhof. De prae-adviseur, dr. C. J. Columbos, los hier over een rapport voor. Hij wenscht een perma- nen prijzenhof, naast het Hof voor Internationale Justitie, eveneens te 's-Gravenhage gevestigd en deel uitmakende van hetzelfde stelsel van inter nationale rechtsspraak. Vervolgens was aan de orde: De internationale arbeidersorganisatie en het permanent hof van internationale justitie. Mej. Sophy Sanger lichtte dit prae-advies nader toe zij betoogde, dat de internationale arbeidsorganisatie, door het verdrag van Ver sailles geschapen, internationaal recht beoogt te scheppen, nJ, de internationale regeling van de arbeidsvoorwaarden. Daarom is deze zaak voor de I. L. A. inderdaad van belang. Lord Phillimore raadde eenige voorzichtigheid aan ten aanzien van het prae-advies van mej, Sanger, in het bijzonder ten aanzien van haar opvatting- der a rb ei ds verdra gen, als zouden deze de staten verplichten, hun wetgeving te wijzigen. Een ander debater bepleitte het recht van vrijen arbeid. Voor een gerechtshof staat de machtige trade-union gelijk met den zwakken vrijen ar beider. Maar toen de politici het orbeidsverdrag van Versailles vaststelden, hebben zij niet ge dacht aan de rechten van den vrijen arbeid. Deze wenschen wij thans terug te krijgen. Na repliek van de inleidster die volhield, dat de regeeringen der toegetreden staten min stens verplicht zijn de ontwerp-arbeidsver-dragen aan haar parlement voor te leggen werd de vergadering geschorst tot Woensdagochtend. Woensdag was in de eerste plaats aan de orde het prae-advies van Charles B. Elli ott over de exceptie van de Monroeleer in-het pactum van den Volkenbond. Hierin wordt be toogd, dat de Monroe-leer, zooals deze door het Amerikaansche volk begrepen, de voornaam ste hinderpaal voor de Vereenigde Staten wos, om lid te worden van den Volkenbond, doch dat deze leer, mits goed begrepen en behoor lijk toegepast, de Vereenigde Staten niet kon beletten lid te worden van een op redelijken grondslag georganiseerden Bond of Vereeniging van Natiën. Mr. Elliott, advocaat bij het Hooggerechts hof der Vereenigde Staten, lichtte dit prae- advies kortelings toe, waarop een geanimeerd debat volgde. Hierna was aan de ordebescherming van nationale minderhedenrapporteur dr. Paul de Auer uit Boedapest Het prae-advies geeft een overzicht van de thans reeds in interna tionale verdragen op dit utuk aanvaarde re gelen. Daar dit vraagstuk thans eau interna tionaal karakter draagt, mogen minderheden, in welk land ook wonende, aanspraak er op maken, dat hun belangen internationaal wor den beschermd evenals die, ten wier profijt de bedoelde verdragen zijn gesloten. Nadat de rapporteur voorlezing had gedaan van dit prae-advies, bracht baron Heyking, consul-generaal van Rusland in Londen, prae-advies uit over een verwant onderwerp bescherming van de rechten der minderheden in de Baltische staten. Spr. wilde liever niet spreken van nationale minderheden, om dat die uitdrukking eenigszins misleidend is; een natie is een staatkundig begrip ook de taalkwestie speelt daarbij geen beslis sende rol. Spr. bepleit instelling van een com missie tot het houden van toezicht op de na koming van de door den Volkenhond aan de minderheden verleende rechten. De rechten van de minderheden moeten be schermd worden tegen de wettelijke macht der meerderheid. In de Baltische provinciën moeten de Russen kunnen leven als Russen, de Balten als Balten en de Joden als Joden de minderheden moeten gelijke rechten heb ben als in de 10 z.g. minderheden- verdragen, hij het Verdrag van Versailles tot stand ge komen. Spr. uitte onder applaus der aanwezigen de hoop, dat de conferentie zich hiermee zou vereenigen. In een afzonderlijke sectie werd de be handeling van krijgsgevangenen besproken, waarover een speciale commissie, benoemd naar aanleiding van een te Portsmouth aange nomen resolutie, rapport had uitgebracht. De commisie stelt een aantal internationale re gelen voor betreffende de behandeling van krijgsgevangenen combattanten. Dit reglement telt 22 artikelen. In de middagvergadering van de sectie be treffende den Volkenbond stelde baron Hey king voor, dat de minderheden overal op dezelfde wijze zouden worden behandeld als in de verdragen betreffende de minderheden is geregeld. Deze resolutie werd gesteund door den heer Henniquez; intusschen meende hij dat het veel beter was indien de meerderheid uit vrijen wil deze rechten toekende dan wanneer zij daartoe door iritwendingen dwang genoodzaakt zou worden. De heer Rastorgoueff meende dat ver schillende volken, die vroeger onderdrukt wer den door machtige naties, thans weer wraak ne men op hun vroegere onderdrukkers. Maar niet alleen de Baltische staten onderdrukken minderheden, maar hekes ook staten die leden zijn van den Volkenbond en de Volken bond heeft geen middelen om dit te verhinde ren. Spr. steunde dus de voorgestelde resolutie. De Voorzitter Mr. O lunet vereenigde zich met deze bezwaren, daar de Association geen moties aanneemt doch alleen van gedachten wisselthet reglement verzet zich tegen het aannemen van resoluties. Daarop werd behandeld het onderwerp het permanent Hof van Justitie, waarover W i 1- liam Latey uit Londen prae-advies had uit gebracht (een andere prae-adviseur over het zelfde onderwerp, Prof. Strupp, was niet aan wezig). Vervolgens was aan de orde De Academie voor het volkenrecht (prae-adviseur prof. N i e- m e y e r). Prof. Ni em e y e r zette uiteen hoe in dit Vredespaleis een zaal voor dit doel was bestemd door deai stichter van dit gebouw. Het denk beeld van zulk een academie is hoofdzakelijk te danken aan Nelidoff, toen deze Russische ge zant in Parijs was. Bij de vredesconferentie in 1899 in Den Haag is in dien geest een resolutie aangenomen en dr. v. Roosegaarde Bisschop en wijlen Asser hebben het denkbeeld gesteund, ter wijl de Association in I9T0 een resolutie in den zelfden geest heeft aangenomen. Ook het Institut de droit international heeft zich er voor verklaard en in 1910 is een com missie benoemd voor de stichting van de aca demie in Den Haag voor te bereiden, waarin minister Heemskerk zitting had. Spr. zette nader het belang van zulk een academie uiteen, ter bestudeering van moeilijke internationale vraagstukken en als intellectueel voreenigingspunt van de beoefenaars van het •volkenrecht. Jaarlijks zouden b.v. 3 driemaan- delijksche cursussen kunnen worden gegeven aan deze academiewellicht zouden sommige hoogleeraren voor een semester beschikbaar zijn. "Waarschijnlijk zouden in de eerste plaats door neutrale staten Holland vooraan vaste hoogleeraren kunnen worden aangesteld. Doch dit alles is bijzaak. Hoofdzaak is het doel der academie en het zou zeer te betreuren zijn, wan neer het denkbeeld niet verwezenlijkt werd, als gevolg van den oorlog, die den draad heeft af gebroken. Aan deze academie zou geheel onaf hankelijk van alle politiek rustig kunnen worden voortgearbeid in dienst van het recht en van de waarheid. De verschillende volken van ieder op zichzelf de waarheid op verschillende wijze, d. w. z. dat zij haar niet zien. Vandaar de nood zakelijkheid, haar gemeenschappelijk te zoeken. Met een woord van Goethe besloot spr. zijn zeer toegejuichte rede. Aangezien het programma van de sectie van het zeerecht te overladen was, werd op voorstel van mr. Clunet besloten, de praeadviezen be treffende oorlogsrecht en de toekomst in de sec tie van den Volkenbond te behandelen. Sir Graham Bower leidde het eerste onderwerp in. Onjuist achtte spr. de opvatting dat dit onderwerp beter niet behandeld ware, omdat de oorlog toch achter den rug is en 't ongewenscht zou zijn oude wonden open te rijten. Spr. verklaarde zoowel de Engelsche als de Duitsohe zeelieden, die in den oorlog geval len zijn, te "willen eeren. (Applaus). Hij zette vervolgens uiteen, dat het bestaande zeeoorlogs recht, in zake koopvaardijschepen, met name, die welke voor oorlogsschepen worden inge richt of bewapend worden ter verdediging, niet meer op de hoogte is van den tegenwoordigen. tijd. Spr. kan niet begrijpen, dat een bewapend koopvaardijschip zou zijn aan te merken als een non-combattant schip. Zulk een schip moet alle rechten en verplichtingen hebben van een com battant schip. Neutrale en non-combattante schepen zouden nooit in den grond mogen wor den geboord. Spr.. stelt verder voor den kapi tein van een oorlogsschip het recht te geven, zijn prijzen in een neutrale haven binnen te voe ren. Thans worden deze vaak in den grond ge* boord, omdat ftien dit recht niet heeft. Sp\ spreekt hier niet als rechtsgeleerd, maar in het belang van de zeelieden ter koopvaardijhij spreekt namens de Engelsche vereeniging van die zeelieden, in het belang van menschelijkheid en beschaving. (Luid applaus)- Het tweede onderwerp werd Ingeleid doof Arth'ir Kuhn, uit New-York, die er op wees^* dat ook in den landoorlog dezelfde vraagstuks ken zich voordoen bij het trekken van de schefc dingslijn tusschen combattanten en non-com-' battanten. Men dient dus het oorlogsrecht iif het algemeen bij die kwestie te betrekken, heti, geen van belang is met het oog op de mogelijk* heid van toekomstige oorlogen. Sir Thomas Barrlay vereenigde zicKf met het denkbeeld deze quaestie commissoriaal te maken. Ook spr. achtte het noodzakelijk in; vredestijd een stel rechtsregelen te ontwerpen, welke in oorlogstijd op koopvaardijschepen kun nen worden toegepast. Spr. doet voorlezing van een concept voor zoodanige - regelen. Deze quaestie kan worden behandeld los van de algei meene quaestie van het oorlogsrecht. =- Overgang van gemeenteper* soneelin 's Rijksdienst. De minister van Binnenl. Zaken richtte een circulaire tot de gemeentebesturen: In verband met de inning van gemeentelijke inkomstenbelas ting door het Rijk. De minister van Finan ciën acht het noodig, te weten, welke ge meenteambtenaren, die ingevolge gemelde wiize van inning overcompleet zijn gewor den, in 's Rijks dienst wenschen over te gaan. Desbetreffende verzoeken van ge meente-ambtenaren moeten aan het depar tement van voornoemden minister worden! ingezonden vóór I November 1921, voor zooveel betreft de gemeenten, die reeds met ingang van 1 Mei 1921 de aanslagregeling en heffing der plaatselijke inkomstenbelas ting door het Rïfk doen geschieden, en voor zooveel die andere gemeenten aangaat, •uiterlijk binnen 6 maanden na den datum van aanvang der aanslagregeling en heffing door het Rijk. De gemeentebesturen gelie ven belanghebbenden met het vorenstaande in kennis te willen brengen. Decentralisatie uitvoev ring ongevallenwet. Naar de Msb. verneemt, ligt het in het voornemen van den Minister van Arbeid, maatregelen te tref fen, welke er toe zouden kunnen leiden, dat een belangrijk stuk werk der Ongevallen wet 1901 met ingang van 1 April 1922 komt onder de Raden van Arbeid. Aanvankelijk zou dit zijn: le. de uitvoering van de bepalingen der, wet van de ter uitvoering dier bepalingen genomes besluiten, welke verband houden met d-e premiebetaling aan de Bank door de werkgevers ten aanzien van wier werklieden! de bank het risico der verzekering draagt; 2e. de vaststelling der loonen, welke voor de premieberekening in aanmerking zou ko men, indien de verzekerden, waarop die loo nen betrekking hebben, voor risico der banlc zijn verzekerd; 3e. medewerking bij het nemen door het. Bestuur der Rijks Verz. Bank van beslissin gen omtrent indeeling der verzekeringsplicH tige .ondernemingen, staking van bedrijf, enz., (dit adviseerend bedoeld); 4e. het onderzoek der ongevallen. 5e. de vrijwillige verzekering der werk* gevers. Betreffende het personeel, eerlang minder noodig aan de R. V. B. zijn wenken aan de Raden van Arbeid gegeven. Landbou w-O ngevallenver* zekering. Naar aanleiding van ver schillende berichten, dat, indien het ontwerp* Landbouw-Ongevall en verzekering wet wordt de verschillende vennootschappen in het ge drang zullen komen, hebben vele bii diverse maatschappijen aangesloten verzekerden zich ongerust gemaakt. Wij hebben ons daarom in verbinding ge* steld met t. z. kundige personen, en moch* ten vernemen, dat er bij de vaststelling van deze wet wel degelijk rekening zal worden! gehouden met den bestaanden toestand. In elk geval zullen de bestaande naamloo* ze vennootschappen zich, indien deze we(j ongew ijrigd mocht worden aangenomen, on* middelKjk kunnen omzetten in een ortder< linge verzekering. Steun aan krisis-s lach tof* fers. Het Arnhemsche g erfv ee n teb es tuur heeft een voorstel aan den raad gedaan, in* zake den steun aan krisis-slachtoffers. Aan den Raad wordt voorgesteld goed t« keuren, dat, voor zoover noodig volgens het oordeel der krisiscommlssie, ook geldelijke steun verleend wordt aan zelfstandig wei* kende personen en kleinhandelaren, die dooi de krisis buiten verdiensten zijn geraakt. In de toelichting tot dit voorstel herinneren! B. en W. er aan, dat bij raadsbesluit van' 30 Dec. 1918, een crediet werd toegestaan tot het verleenen van ondersteuningen aan werkloozen, terwijl daarbij tevens aan1 de mogelijkheid werd! gedacht, dat gesteund zou moeten worden op dezelfde wijze als het plaatselijk Steuncomité dat deed, n.L aan ieder die door de krisis in financieele moei lijkheden was gekomen. Het bedrag van dit crediet is eenige malen verhoogd1. Ten slotte is in 1920 besloten de geldelijke administra tie op een andere wijze te voeren eni werd op de begrooting van het Burgerlijk Armbe stuur een groot bedrag uitgetrokken voofl het verleenen van krisis-steun. Het Burger-; lijk Armbestuur stelt thans derhalve gelden^ beschikbaar aan het z.g. krisisbureau, daft onder dagelijksch toezicht van den wethou-;. der voor Sociale Zaken en in overleg met; de betrokken raadscommissie iritkeeringeni] doet aan hen, die volgens die commissie int aanmerking komen voor steun. Formeel iSj dus het Burgerlijk Armbestuur het lichaam^ dat de uitgaven doet, terwijl deze instelling ook vrij is om te bepalen, wie volgens haaaj 'meening „behoeftig" is. Intusschen verleent zooals uit het bovenstaande blijkt, het gerlijk Armbestuur hier alleen ndmlnistraS tieve medewerking en houdt het zich nieo bezig met het onderzoek naar de noodzaken liikheid van steun verleening

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1921 | | pagina 6