SciocnmaaiaÉili -
Abdijsiroop
ST. EMILION
bijIt. SCHOTERMAH l Zn., ütr.str. 17. Tel. 145
GELEGENHEIDS GESCHENKEN
v. d. Weg, Langestr. 23
AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
Het Verloren Tehuis.
Eigengemaakte Kinderkleeding.
Verzortft»
dadelijk'
dien hoest
Nutsspaarbank
BUITENLAND.
Per flesch f 1.60, per anker f 65-.
Firma Fontein Schippers,
tweede blad._
fan Kunst en Kunstenaars.
WILLEM GROENHUIZEN
ZIE ETAUOE MS Wie KlAS GOEDEREN
FEUILLETON.
1
Magaz. „De Dom
Aaersfoort
ütrechtschevrt 9.
&Oste Jaargang
No. 216
Zaterdag
II Maart 1922
ORIGINEELE
zeer aan te bevelen
Bordeaux, gewas 1917
Behange.^ - Stoffeerderij - Meubileeringen,
zijn niet duurder dan andöre vakgenooten,
doch hebben een apart kleuren genre.
Vraag voor Uw Voorjaarsveranetcrlngen ook by ons prijsopgave*
F znlt bestellen en U kunt tevreden zijn.
Fransche Vilttapijt 135 c.ftf. breed f 4.75 per Meter*
ÏKeslria* Fraise* Beige klenren.
9
F tftW OP. *39*£±i&/rSiWréGxX
Modellen.
Hoe komt een schilder aan zijn modellen?
Dat is voor hem een telkens wederkecrendo
jsorg. Laten poseeren is heelemaal niet het
ware. Het landvolk moet aan het werk zijn
met volle ambitie en als de schilder ze dan
jzoo bespieden kan, is alles goed; maar zoodra
een spitter, een maaier, een plaggensteker als
model dient, is het echte van het werk weg;
ir komt iets gedwongens. Voor wie buiten leeft,
weet al heel gauw waar ze aan het werk zul
len zijn.
't Aardigste is als er wat bekendheid, wat
welwillendheid is tusschen beiden. Eerst een
praatje over 't weer óf de akkers, óf de scha
pen en dan van lieverlede werken de arbeider
en de schilder ieder voor zich zelf.
Ver van den grooten weg af, aan de stegen,
!die naar de Veluwsche hei voeren, staan huis
jes en hutjes, zoo schilderachtig, dat 't een
genot is ze te bekijken. Daar werken en sloven
typische vrouwtjes, prachtfiguurtjes. Ze zijn
zich niet bewust hoe mooi ze doen in het land-
Bchap.
Daar is een bijzondere figuur; ze is oud en
toch zoo flink, zocr levenslustig. Lang en recht
op; niet gebogen door het werk, maat de spie
ren stram en stijf geworden. De grijze haren
fladderen in den wind, waar 't zwarte kleine
kapje ze vrij laat. Een bruin, verweerd jak,
dat zeker een groot aantal jaren heeft dienst
gedaan, draagt ze. Daarbij een moltonnen on
derrok, waarop een verschoten blauw schort
aardig afsteekt. De klompen doen groot bij
die korte rokken, maar ze moet de Blaar en
de Witte nog melken. Dat doet ze nog zelf
en als ze daarmee bezig is, kun je niet genoeg
Irijken naar dat landelijk gedoe. Een schetsje
van haar zou prachtig zijn en de schilder heeft
alles klaar in de kist om te beginnen.
„Dag, Moedertje, mogen we eens kijken?"
Dat mag en we treffen het. Ze heeft de koeien
buiten. Tegen een achtergrond van jong hout
komt alles goed tot zijn recht. We zijn 't gauw
eens over de kippen en ze wil wel wat ver-
en van haar werk en haar bestaan.
t Andere werk wordt gedaan door twee kost
gangers, want nu de eigen jongens groot zijn
en ze nooit, nooit naar de stad of naar 't dorp
tou willen, moest ze hulp hebben.
Ze kreeg een klein, ongelukkig manneke en
jn grooten, onnoozelen jongen. De diaconie
bad ze uitbesteed voor twee gulden per week
teder en dan hebben ze alles.
De vrouw regeert met vaste hand en de twee
werken, niet omdat ze moeten, maar ze voelen,
dat 't zoo hoort. De vrouw wordt met eerbied
en ontzag behandeld en vooral 't kleine, man
neke, dat wel goed zijn verstand, maar vol
strekt geen kracht heeft, waardeert haar. Wat
ze zegt is voor hem wet en hij helpt de boel
behartigen of 't van hem zelf ware.
Het weiden in den zomernacht, heeft hy ver-
Jonnen.
Als alles ter ruste is, haalt hij de blaar van
Ital, bindt haar het touw om de horens en ze
gaan op weg. De maan verlicht de zandpaden
JUWELIER AMERSFOORT
Groot© keuzo
door
DAVID L7ALL.
Hit het Engelsch door
Mevr. J. P. WESSELINK-VAN ROSSUM.
46
„Ferrars heeft dat ook gedacht, maar een
plein onderzoek van mijn kant heeft de zaak
orde gebracht."
„Mijn zuster is niet in staat geweest, het mij
te zeggen. Geoffrey's zuster weet natuurlijk
>iets. Ik veronderstel, dat gij de eenige persoon
Fijt, die de geheele geschiedenis kent
,J>at geloof ik wel. De jongen wil niet in uw
tech'.ing dalen, Mr. Hunt, en als^ge het niet kwa-
Jk neemt, wil ik er maar zoo min.mogelijk
*>ver spreien. De geschiedenis is eigenlijk ge-
iwoon genoeg. Hij is er goed afgekjmen. Hij was
geneigd, den prijs te betalen. Maar ge kunt van
verzekering aannemen, dat het niet noo-
fcven^"05 vrouw een echtgenoot in
en de bermen. Het eenige geluid is het snuiven
van Blaar en het hygen van Jannes, als Blaar
te hard trekt en hy mee moet. Want Blaar
weet wel waar de heerlijke hooibergen langs de
stegen staan en Jannes vermaant haar toch
niet te „pruven" van andermans hooi, maar
Blaar heeft een ruim geweten en de boeren
hebben niet zoo nauwkeurig toegezien met in
laden. En ze zwerven door de stegen tot Blaar
voldaan is en alles heeft aangehoord wat Jan
nes op 't harte had.
^De Vrouw was zoo goed en hij toch zoo
blie met zijn huus, 't was echt, verechtig goed."
Als de dag aanbreekt, keeren ze terug en
Blaar neemt het ervan in stal en Jannes kruipt
in zyn bedstee op de deel.
Dan heeft 's morgens de domme, sterke
Geurt te zorgen voor het werk. De vrouw bljjft
er bij en hij. lacht, lacht en sjouwt met mest
en met plaggen en met alles wat er te ver
sjouwen valt en als dan de vrouw tegen achten
met melken en wat ze verder te bedisselen
heeft, klaar is, zet ze koffie en 't brood wordt
gegeten met smaak en de dagtaak verdeeld.
En tegen den avond is het weer hetzelfde
en Jannes neemt nu de Witte. Die is oud en
stijf en vuil van den potstal. Het schonkige dier
sloft en kan nauwelijks de pooten vooruit krij
gen en Jannes is ook veel stiller met de Witte;
dan hijgt hij niet zooals met Blaar maar peinst,
peinst over vroeger en nu. Eens was hy het
lieve kind, later onderfamilieleden de ver
schoppeling en 't.wordt hem te machtig. Als
spookgestalten, als silhouetten schrijden ze
voort in den maannacht en er is diepe, diepe
rust over de Veluwe. Onmetelijk en ondoor
grondelijk is de groote hei in het maanlicht.
Op een heuveltje, by een heerlijk groen plekje
aan den traa, zet hij zich neder en de stilte
wordt alleen verbroken door de Witte, als ze
met haar scherpe tong het gras afmaait.
Zou hij iets anders wenschen? Neen, zeker
niet. Zooals hy gisteren ging, gaat hij heden
en zal hij morgen gaan zonder verlangen naar
verandering. Voor hem is de Vrouw en de
Blaar en de Witte de heele wereld.
Dikwijls ging onze weg naar het oude, ver
vallen huisje en van Moeder hoorden we zoo
veel, dat we best konden begrijpen, dat ze aan
het boeltje verknocht was. Ze hadden het sa
men gebouwd, jaren geleden met wat hulp.
Met de krui had zij al de steenen aangebracht.
Maar 't geluk werd verstoord. Haar sterke,
flinke Bart kreeg na een dagtaak in slecht
weer een longontsteking en bezweek. Daar
bleef ze met drie jongens achter; de oudste
12 jaar; de jongste twee. Eerst verslagen,
maar de toekomst moest aanvaard. Ze moesten
maar meehelpen, ieder naar zijn kracht. De
oudste had al gekozen wat hy worden wilde.
Niet naar een boer als arbeider, dat was Va
ders bedoeling ook nooit geweest. Hy leerde
en las altyd, dus trachten vooruit te komen.
En 't leven was hard. was bijna te hard voor
ze. Al vroeg werd hy propagandist voor ge
heelonthouding en vurig socialist.
Hy kwam in een boekhandel; daar was voor
hem een nieuwe wereld van kunst en weten
schap. Uitgever is hy geworden.
De zondagen thuis waren hem een feest; ook
voor Moeder want liy vulde de kleine ruimte
met idealen en als hij alles had uitgestort wat
in hem woelde, dan zei Moeder: „je hewwe
geliek".
De tweede was wegwerker en had veel be
langstelling voor alles wat hij hoorde; maar
bleef neutraal. Ook hy hield Moeder zijn plan
nen voor. „Ik ga loeren om me zelf vooruit te
brengen cn ze zei weer: „ja jong, je hewwe
ook geliek."
Hij deed examen voor de post en slaagde.
En nu de derde; die zat daar als boeren
arbeider en kon zich nooit vereenigen met wat
de broers hem voorhielden. „Jullie zonder ge
loof, zonder steun van hooger, wat zeg oe
Moeder? Kan dat?"
Uit de volheid van haar hart stemde ze in:
„jong, jong, je weet je hewwe geliek."
Zoo was daar strijd en waardeering. Maar
het sterkste volbracht de arbeider. Hij had een
gezin met kleine kinderen en toch ging hij
leeren voor „domenee" zooals Moeder zei. Na
twee jaar werd hij godsdienstleeraar en allen
hadden hun bestemming.
De drie broers kwamen Zondags zooveel mo
gelijk tezamen en als ze weer gestreden had
den, ieder voor wat hem heilig was, zei Moeder:
„Kom, jongens we gaan de hei op" en dan
werden ze weer kinders. De piepers, de rog,
de boekent; alles moest eerst bekeken worden;
de keuen en de blaar en het blaarlcalf en dan
dwaalden ze van het huus naar de hei en leef
den in de oneindigheid, dan was er peen strijd,
geen tijd; dan werden ze stil en voelden ieder
voor zich hoe machtig, hoe indrukwekkend die
hei daar lag, als voor eeuwen; hoeveel arbeid
daar nog te verrichten was. De violetblauwe
contoeren der dennenbosschcn, zoo eindeloos
ver; de stralenbundels, die de hei verlichtten en
maakten tot een rykdom, tot een heerlijkheid
van licht waren voor Moeder en de zoons het
zinnebeeld van Vrede en Geluk.
„Keeren we om?" vroeg Moeder. Toen zei
thuis kwamen, hadden de verstandige zonder
la-acht en de sterke zonder verstand het een
voudige avondbrood klaar gezet en Moeder
stond er op dat de domenee een woord sprak
van overgave en daar was wijding in de kleine
woning. Ze droegen het zaad van menschen-
liefde en verdraagzaamheid mede naar him
werk.
Elsie Young.
DE BEGRAFENIS VAN GENERAAL DE WET
Een Zuid-Afrikaansch correspondent van de
N. R. C., die een verslag geeft van de begra
fenis van generaal de Wet, zegt bij het Vrou
wen-Monument te B'oemfontcin de meest in
drukwekkende gebeurtenis van zijn leven te
hebben bijgewoond. Hij schrijft q. a.
Er is een vorst gevallen f En aan dien vorst
is hulde gebracht door volgeling en tegenstan
der, vriend en vijand, patriot en... renegaat.
Met een gerust geweien kan men het bevesti
gen heel Zuid-Afrika was vertegenwoordigd
bij het graf van gen. De Wet. Is dat geen wel
sprekend feit? Is het niet treffend, dat vijf Kof-
ferhoofden speciaal uit hun gebieden kwamen,
om het lijk van den grooten Bocren-generaa! tc
aanschouwen
Men gevoelde het zoo diep bij het zien van
dat lichaam hier was een groot man, groot
in het buitenland, groot onder zijn eigen volk,
groot in levenskrachten, groot in talenten, groot
in karakter, groot in zijn eenvoudige gods
vrucht.
Aandoenlijk was het om te zien. Hij, die zoo
vele kogels van zijn vijanden getrotseerd had,
eindelijk geveld door den Dood. Zijn ijzeren ge
stel terneergeworpen. Zijn doordringende oogen
gesloten. Maar ferm zijn mond en tevreden en
haast trotsch de uitdrukking op zijn gelaat, als
of hij daaimee zeggen wou Ga jij cn doe des
gelijks.
Hij lag in de Gedenkznal, in dezelfde zool
waar prcisdent Steyn, tijdens een toespraak, in
elkaar zakte en dood neerviel. Schier ontel
baar waren de kransen om hem heen. VieT
„wagters" met purperen vaandels stonden roer
loos rondom zijn kist. En eindeloos was do
stroom van menschcn die in en uit ging om
een lantsten blik op hem te werpen. Op hot
voeteneinde de Vrijstantsche vlag die boven
Bloemfontein troonde toen deze door de Engel-
schen ingenomen werd. En een prachtzwaasd
hem door Duitschcrs oongeboden die zijn voor
naam droegen, vlak na den Boercn-oorlog.
De regeering bood door middel van gen.
Smuts een staatsbegrafenis oon. en het aan
bod werd door mevr. gen. de Wet aanvaard.
Op alle rcpceringsgebouwen in het land woei
de ving ,»halfmnst" tijdens de ter narde bestel
ling. De onderwijzers kregen vrij in den gehee-
len Vrijstaat. Speciale treinen brachten duizen
den nun. En men schat het aantal bijwoners
van do begrafenis op ruim 20.000, de tnlloozo
naturellen en kleurlingen uitgesloten.
Om twee uur dos namiddags eerst eon plech
tige dienst in de kerk, geleid door don vriend,
en levensbeschrijver van den overleden gene
raal, ds. Kcstell. Reeds vroeg is de kerk stom
pend vol. Ik sta in het voorportaal, cn zie dat
oud-president Reitz, enkele senators en rechters
zich ook met een staanplaats moeten tevreden
stellen. Het gedrang is zoo groot dat ik de wijk
neem naar de achterzijde van de kerk, waar de
consistoriekamer zich bevindt."
Als de correspondent nog in de consistorieka
mer slaat, verschijnt op het tooneel het Volks-
randslid Charlie Fichardt, die den koster do
komst aanmeldde van gen. Smuts, gen. Hert
zog, president Reilz cn de andere „slippe-
draers", waaronder de biezondcr „imposante",
martiale figuur van gen. Kritzinger alleen in
gekleede jas en met den hoogen hoed op.
„Ook gen. Smuts ziet er actief en robust uit,
terwijl de gezondheidstoestand van gen. Hert
zog te wenschen schijnt over te laten. Gezel
lig met elkaar pratende kwamen de twee lei
ders de kerk binnen en ik sprak stil den wensch
uitmocht deze dag een dag van groote toe
nadering worden tusschen de verdeelde kampen
van het Afrikaonsche volk.
Met den langen, eindeloozen stoet van af de
kerk naar het Vrouwen-monument, die ongeveer
kwart over drieën zich in beweging zette, ging
ik niet mee. Over den afstand van ongeveer
twee mijlen stonden de menschcn oan weers
zijden letterlijk aaneen, niet alleen langs de
straten en op het pad, maar ook op de daken
en bo Icons. Reeds vroeg nam ik mi jn gereser
veerde plaats in op het monument en toen reeds
zaten de menschen bij duizenden te wachten op
het aangrenzende nogal hooge kopje ter rech
terzijde. Het was een indrukwekkend schouw-1
spel. „One could not see" zoo zegt The Star
„a single square inch of vegetation, not a patch
of green, not a vestige of acrub nothing but
a great closely-woven cover of human beings."
Dóur begint het kanongebulder ten teeken,
dat de stoet zich in de stad in "beweging gezet
heeft. Burger en militair, boer en khaki, ambte
naar en rebel, zij nemen allen deel. De vier*-
kleur wappert ook weer en dat in de tegenwoor
digheid van den Eersten Minister, wiens electie-
kreet was „kill secession", en van den vertegen
woordiger van onzen Gouverneur-Generaal,
prins Arthur. Het is een wonderlijke mengeling,
maar schilderachtig, mooi, grootsch. Het tee
kent de belangrijkheid van den hoofd-persoon
waar het om gaat.
De treurmarsch van Chopin weerklinkt, de
baar nadert en wordt de trappen van het mo
nument opgedragen. Generaal de Wet is bij zijn
laatste rustplaats aangekomen.'De menigte staat
op in doodsche stilte, ter eere van den gevallen
held.
De muziek gaat voor onder leiding van prof.
P. K. de Villiers en de gansche menigte zingt
met ontroering
„Rust, mijn ziel I Uw God is Koning
Heel de wereld Zijn gebied
Ai les wisselt op Zijn wenken,
Maar Hij zelf verandert niet
Rust, mijn ziel I Uw God is Koning,
Wees tevreden met uw lot
Zie, hoe alles hier verandert,
En verlang alleen naar God."
Met bevende stem kondigt ds. Kestell aan op
het spreekgestoelte, vlak onder de groep die
Varkensmarkt - Amersfoort
Speciale nfdccllug
met het slijm op] ossen de
middel, da( Uer ineen
paar dagen van af kan
helpen.Neem nu, van
daag nog de
Elk uur uitstel kan de
aandoening noodeloos
verergeren en rekken
Overzicht 1921.
Ingelegd 512.314.57
Terugbetaald:
255.886.40
Meer ingelegd:
256.428.27
Niomve boekjes j\ 590.
Effecten in bewaring:
37.310.—
Geopend: ellten werk-
'daq 101; 3SVj>;
Zaterdagavond BVaf8V2
Zaterdagmiddag geslo
ten.
•8.
Maison VAN EIMEREN.
Coiffeur Postlclieiir Coiffciise 2
J WIJERSSTRAAT 14. - Tel. 305 g
v Hoogst Modorno Salons voor
DAMKSenHEEKEN - Manicure
Magazijn van Parfum urioën en
Toilet-Artikolen.
D AniNDir^UTIN A
den naam van den beeldhouwer van Wouw,
heeft vercuwigd, dot generaal Smuts het ge*
hoor zal toespreken. En de man die velen er
niet verwacht hadden mookt zijn forsche ver*
schijning. Het is eene persoonlijkheid, het ia
een man met een schranderen kop. Het is een
wereld-figuur, evenals de overledene generaoL
Met intense spanning wordt zijn toesprank
afgewacht. Wat zou hij wel zeggen, hij, de
vroegere krijgsmakker van generaal de Wet
hij, die hem meedoogeloos liet vervolgen ge
durende den opstand van het jaar 1914 hij,
die men verantwoordelijk houdt voor het fusi-
leeren van Jopie Fourie
Het was een tragisch oogcnblik. En toch ge
loof ik dat een ieder dankbaar was om ook ge-
„Zoo I"
Het was de eenige opmerking, die de predi
kant gedurende een paar minuten hooren liet.
„Wij kunnen je niet dankbaar genoeg zijn, als
bloedverwanten, dat hij je tot raadgever had,
Heriot. Be ben zeker, dat mijn zuster je oprecht
zal danken, wanneer zij daartoe in staat zal
zijn."
Heriot glimlachte eigenaardig.
„Het is wel een ironie der dingen, dat ik, die
mijn eigen zaken zoo hopeloos verknoeid heb,
als raadgever optreed voor een ander I nc heb
u eenigen tijd niet bezocht, dominee, cn de ge
beurtenissen hebben zich sedert onmecdoogend
haastig opgevolgd in mijn leven. Mijn poging op
de wijze, zooals u die aangegeven hebt, is mis
lukt."
„Maar slechts tijdelijk. Er kan geen algeheele
mislukking zijn, als de beweegredenen, die ons
tot handelen aanzetten, goed zijn," zeide de pre-'
dikant snel.
„Dat kan zijn, eigenlijk twijfel ik daaraan
nieten daaraan schrijf ik ook mijn gemoeds
rust toe in dezen chaos van mijn leven. Mijn
vrouw is weggegaan, heeft mij verlaten, de kin
deren meegenomen en mij verzocht haar met
rust te laten."
,Zij zal terugkomen, vriend. Het is slechts een
kwestie van tijd."
„Dat veronderstel ik, en terwijl de tijd voor
bijgaat, hoop ik, dat mijn hart gereinigd zal
worden," antwoordde hij met een licht weemoe
digen glimlach.
fIk veronderstel, dat u weet, waarheen zij ge
gaan is
„Dat weet ik niet, en dan, zoover ik kan na
gaan, heeft zij geen geld."
j-Naar alle waarschijnlijkheid is zij misschien
naeu haar eigen familfo gegaan."
Hij schudde zijn hoofd. „Wat dat betreft, ik
ben zeker, dat Schotland de laatste weg is.
waarheen haar voeten haar dragen zullen. Gij
kent den trots van het Noorden niet, dominee I
Die erkent nooit, dat hij verslagen is en zal nog
een vroolijk gezicht zetten, als het knetteren
der verdoemenis weerklinkt."
Hunt streek zich met de vingers door zijn
grijze haren, met een droomerig glimlachje op
zijn gezicht."
„Zij moet toch vrienden hebben, want zij han
delt niet onbesuisd, terwille van de kinderen."
„Zij zeide, dat zij vrienden gevonden heeft. Ik
moet het daarbij laten, tot wij weer iets verder
zijn," zeide Heriot en ging de oude gravures be
kijken in de ebbenhouten lijsten, die de eenvou
dige, kale kamer een deftig aanzien verleenden.
„Ge zult toch v/el den Zondag over hier blij
ven, niet Ik mag wel uit mijn zusters naam
over de gastvrijheid der Pastorie beschikken."
,Neen, dank u. Er is geen vreemd volk in een
huis noodig, als er ziekte is. Ik kan wel een ka
mer vinden in de dorpsherberg. Wij zijn er niet
zoo lang geleden een voorbijgegaan. Die is voor
mij voldoende. Als u hierin toestemt, zou ik
gaarne den Zondag overblijven. Blijft u hier
ook
„Jaik heb voor een plaatsvervangend pre
dikant gezorgd voor ik Londen verlaten heb,
want de boodschap, die mij hierheen riep, was
dringend en zij vreesden het ergste. Zij was ook
erg ver heen, toen ik hier kwam. Haar hart is
erg zwak en de schok was groot Ziet ge, de
jongen heeft haar nooit teleurgesteld en haar
nooit angst veroorzaakt De slag kwam van een
geheel onverwachte zijde en deed zonder de
minste waarschuwing zijn werk."
„Hij zal die teleurstelling nog wel weer goed
maken, dominee. Hij zal na deze gebeurtenis
sterker zijn en meer op zijn hoede. En zijn hart
is nu week, zooals het hart van den man, die
gered is uit een gapenden afgrond.''
„Hebt ge Ferguson onlangs gezien vroeg de
dominee. „Hij schijnt het nu drukker dan ge
woonlijk te hebben hij heeft niet eens den tijd
gehad, mij te bezoeken. Natuurlijk heeft Bays-
water de eerste rechten".
„Herinnert ge u dien avond, dat we allen bij
u thuis waren, dominee Zonderling niet Dat
toen onze levens juist in den smeltpot waren."
„Gelooft ge dat in Ferguson's geval ook Ik
verbeeldde mij, dat hij nu een ankerplaats had
gevonden."
„Och, misschien Wel," antwoordde Heriot, toen
hij zich bewust werd, dat hij zich onverhoeds
had laten gaan.
„Ik hoor, dat zij dezen namiddag op het hee
renhuis verwacht worden."
„Ferguson ook vroeg Heriot nieuwsgierig.
„Ferguson, waarschijnlijk. Hij heeft hier ver
scheiden vrije Zaterdagen en Zondogen met hen
doorgebracht. Ik heb gisteravond van Joy ge
hoord, dat het huwelijk vastgesteld is in Juli."
De deur werd geopend en Joy gluurde naar
binnen.
„Bent u hier, oom Henry I" Toen zij een vreem
de zag, wilde zij weer weggaan indien haar oom
niets gezegd had.
„Laat ik je eens aan een goeden vriend van
mij voorstellen, lieve. Mr. Duncan Heriothij is
ook een vriend van Dr. Ferguson."
Joy kwam toen naar binnen.
„Is hij met Geoffrey gekomen
„Ja lieve. Hij is de soort man, die altijd daar
is, waar wat te helpen valt."
Heriot schudde zijn hoofd ontkennend, terwijl
zijn groote vriendschappelijke hand Joy's slanke
vingers omsloot.
„Ge moet wat afdoen van hetgeen uw oom
zegt, juffrouw Joy. Maar ongetwijfeld kent u
zijn gewoonten en de grootheid van zijn hart I"
„O, ja zeker, wij allen kennen hem. IJc wilde
alleen vragen, of u ook wist. oom Henry, dat
Geoff is gekomen en dat bij nu bij moeder zit cru
de deur gesloten is."
„Ik heb hem gesproken."
„Ik zat bij moeder," ging Joy voort, met even
een twijfelenden blik naar Heriot's gelaat, welke
haar klaarblijkelijk tot de gevolgtrekking deed
komen, dat zij vrijuit kon spreken.
„Gelooft u, dat ik ze bij elkaar kan laten,
zoolang zij willen Misschien denkt Geoffrey er,
niet aan of misschien weet hij niet, hoe zwak'
zij is."
„Hij heeft goed nieuws," bracht Heriot veel*
beteekenend in het midden. „En dat is de wijn
des jpvens."
Op dat oogenblik hoorden zij een haastigen
stap op de trap en Joy rende vol vrees do
gang in.
„Is Heriot daar vroeg Geoffrey's gretige
stem. „Vraag hem of hij komt. Moeder wil hem
spreken, Joy."
Heriot ging naar buiten en zij aan zij met
Geoffrey klommen zij de trappen op gingen de
bovenkamer binnen cn de deur werd dichtge
trokken.
Joy keerde zich met oogen vol verbazing naar
haar oom.
„Er schijnen hier zulke vreemde dingen te ge
beuren, oom Henry f Waarom is dat alles toch?
En wat heeft die groote, vreemde, vriendelijke
man met Geoffrey uit te staan of met moe
der
„Hij heeft Geoffrey uit moeilijkheden en angst
geholpen, lieve, en hij wil je moeders hart ge
ruststellen. Ik geloof niet, dat wij bezorgd be*
hoeven te zijn."
„Ik zal trachten het niet te zijn. En moeder ia
zeker veel beter I Zij zegt, dat zij zich beslist elk
uur weer wat sterker voelt worden."
„Je bent een heerlijk verpleegstertje, kleintje!"
Jov schudde haar hoofd.
(Wordt vervolgd)»