AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander» BUITENLAND. DERDE BLAD. UIT DEN OMTREK. cos jraargaug No. 296 Zaterdag 17 Juni 1922 BELGIE. n Bclgio fora do se. Dit is de titel van het jongste artikel over België's intenationole politiek door het Waalsch 'katholiek parlementslid Paul Eschoffen in de Soir, aldus Marcel Styns in het weekblad De [Vrijheid. Stijns vervolgt: Eschoffen treedt er de meening van den ka tholieken Vlaming Poullet bij (die op ruimer internationale politiek aandrong) en bejammert ket gedoe van de kleine minderheid, die van de troebele na-oorlogsche omstandigheden gebruik maakte om België te doen doorgaan voor een landje, aan hetwelk de roem te machtig werd en dat od eens behoefte voelde zich een paar vijandschappen op den hals te laden. Dat iemand als Eschoffen dit in een blad als }de Soir, waar de C. P. N.-mannen steeds in het meest gunstige daglicht werden geplaatst, aan dorst is veel beteekenend. Het nationalisme van het Comité de Politique Nationale is in zijn beperkten kring er niet min der levendig om. Het kan de Belgische buiten» landsche politiek nog heel wat vertroebelen om de goede reden, dot vele leden er van in de ministeries huizen en wel eens persoonlijk han delen. Van beteekenis in het politiek leven is het C. P. N. niet meer. De Nationalisten, die voor een groot deel katholiek zijn, vielen bij de jong ste verkiezingen. Zij zijn geen bedreiging meer voor de katholieke partij en waar de bevolking er zoo duidelijk haar afkeer voor betoonde, vin den de katholieke leiders het maar best aile al dan niet schijnbare medeplichtigheid beslist te loochenen. Van socialistische zijde gebeurt trouwens net hetzelfde. De sociaal patriotten als Bonnet, Destrée, Hubin en Pierard staan met hun mee rling in zake de internationale politiek alleen. Hoogstens Bonnet zal het nog aandurven vun een Rijnrepubliek te gewagen en Pierard, die vroeger door de socialistische partij werd ge dwongen ontslag in te dienen bij het C. P. N. kwam thans deemoedig verklaren, dat hij er slechts een studiecomité in zag en het aanplak ken van de wraakroepende landkaarten, waarbij de annexatie van Zeeland en Ned. Limburg werd geëischt, steeds heeft gelaakt I Het berouw komt wel wat te laat en is niet van berekening vrij te pleiten, maar Pierard heeft zich al erg genoeg te verantwoorden, dat hij als vertegenwoordiger der proletariërs zoo wat als redacteur aan een burgersblad als de Soir liefhebbert. De gebeurtenissen der laatste weken wijzen er intusschen op, dat België heeft afgebroken met den gewonen gang van zaken van voor den oorlog, evenals met den patriotardischen roes van na 1918. We spraken immers hooger van de neder» laag van het C. P. N. Daarnaast laakte het Ant- werpsch conservatief parlementslid Strauss in de Neptunes de Fransche tolpolitiek en stelde vast, dot men de Fransch-Belgische economi sche overeenkomst wat al te blindelings heeft gesloten. Aan den anderen kant werd in het parlement, van Vloomsche zijde, aangedrongen op spoedige herneming van de Belgisch-Neder- landsche onderhandelingen en ook dit vond al- gemeene instemming. Een afbreken met den slenter van voor den oorlog vinden we in de bespreking^der budget ten. Dat van justitie onderscheidde zich doo; de onthouding van 61 Kamerleden. Dat van bui tenland werd aangenomen met 71 tegen 17 •stemmen en een 70-tal onthoudingen of beter gezegd een 70-tal onthoudende „afwezige* ïtemmen. Do socialisten bekampten Jaspar om zijn anti-Russische houding te Genua, terwijl anderen, die moer speciaal de verhoudingen met de onmiddellijke buurlanden als Frankrijk, En geland, Nederland, Luxemburg voor oogen had den, Jaspar's houding niet calegoriek durfden afkeuren om niet met de socialisten verward te worden en een „thuisblijvende" houding nog 't best vonden. Er was dus belangstelling voor de internatio nale positie van het land en dit wellicht niet zoozeer om de zaak zelf als om de economische verwikkelingen, die er afhankelijk van zijn. De Staatsschuld bereikt zoo maar 30 milliard, het budget wijst een tekort aan van 700 mil- lioen en na drie jaar zijn de vruchten van de overwinning gering. Daarbij is België ook niet meer neutraal. Het is jammer maar blijft een feit en de afhankelijkheid van het verdrag van Versailles laat evenmin een splendid isolement toe. Cp dit kritische oogenblik heeft de Fransche regeering wel willen verklareq dat ze geneigd is de onderhandelingen te hervatten om ook een politieke overeenkomst te sluiten. Maar vroegere voorstanders van de economi sche overeenkomst zouden er nu nog bezwaar lijk voor durven opkomen. Wat dan gezegd als het om een politieke overeenkomst gaat De kwestie van het partij kiezen in een der gelijke overeenkomst, die eenzijdig is en een verdrag met een andere grootmogendheid uit sluit, is wat meer dan een zoak van schwarme- rei of van dadaïstische politiek. Staatsbeleid moet hier uit maken of het wel ïtoodig is zich aan te sluiten bij een der par tijen, die spijts de samenwerking tijdens den oorlog tegenstrijdige belangen hebben. Wel wordt opgeworpen, dat de overeenkomst alleen tegen Duitschland bedoeld wordt. Het heropflakkeren van de separatistische Rijnbe weging voorspelt echter avonturen die de men- schen van het II Belgio fata do se met de groot ste hoop moeten vervullen maar die een waar schuwing zijn voor de bezadigde vertegenwoor digers van het meest bezadigde volkdat wij zijnf Een slotopmerking dringt zich op. Aan an- ttexion'sTiie doet in België de bevolking niet meer mee en ook net paradeeren met het Duit- sche spook, dat in I9T9 o.m. zoo perfied ge bruikt werd om Nederland te belagen, verliest een of onder dag alle waarde. Het bewustzijn, dat niet het sabelgerinke! den vrede zal bevor deren, dringt door. In deze politiek, de eenig heilzame in het land tusschen Maas en de zee, gaat de Vlaamsche Volksvertegenwoordiging Voorop. Is bij hen den afkeer voor onrecht en geweld het levendigst Waarschijnlijk wel, de verdienste is er niet minder groot om. Uit de Pers. HET GEBEURDE IN DE NIEUWE KATHOLIEKE PARTIJ. De Nieuwe Rotterdamsche Cou- rant waarschuwt de kracht der kerkelijke en politieke organisatie van de roomsch-katho- lieken niet te gauw te benijden. Zij is inderdaad nog een mocht. Is het niet een afbrokkelende macht tevens En leidt zij er niet toe, dat op politiek gebied de beginselen, welke voor de behartiging van de staatsbelangen in aunmerking ko men, Verdoezeld worden, in een tijd, waar in halfslachtige compromissen aan meer dan ooit noodige krachtige regeeringsmaat- regelen in den weg zullen sta6n Het geestelijke gezagsprincipe, van het episcopaat huldigt nog de fictie, dat het ge loof over politieke wcnschelijkheden en noodzakelijkheden beslissen mag. Het grijpt in wereldlijke zaken in. Het belemmert de opkomst en vrije ontwikkeling van die krachten in het kiezersvolk, welke worden opgeroepen door de eischen van het oogen blik, waarin de tegenwoordige minister van finonciën onze positie heeft vergeleken met die van een redingsboot op hooge zee. Het verlamt ze, en om de politieke eenheid te handhaven ter wille van kerkelijke belangen, brengt het schade toe aan de behoeften van den staat. Het episcopaat belijdt een kerkelijke op portunisme. Ofschoon de Aalberse-politiek ten nadccle heeft gestrekt en de oogen heeft geopend juist van die kringen der geloofs- genooten, op wier bijdrogen de kerkelijke instellingen in de eerste plaats drijven, weet het, dat het aan dezen kant nog op de meeste gehoorzaamheid kon rekenen. Maar wat nu Indien de Nieuwe Katholieke Partij alleen haar openbare actie zou staken om voor haar candidatenlijsten, die niet meer kun nen worden ingetrokken, toch stemmen te verzamelen, zou er een politieke comedie worden opgevoerd. Er zouden op een af zonderlijke lijst een of meer kamerleden kunnen worden gekozen, aan wie in de Ka mer het reoht tot eigen organisatie toch niet zou worden gelaten. De NJK.P. zou dan op deze wijze een bedenkelijk middel wor den om voor de R.K. Staatspartij stemmen te verwerven, die anders voor haar ie Joor waren gegaan, en de uitspraak van de stem bus vertroebelen. Nu de N.K.P. besloten heeft haar actie te staken, zal zij zich zelf als politieke partij moeten ontbinden en een duidelijke verklaring hebben af te leg gen, dat zij niet verwacht, dat nog stem men op haar lijsten worden uitgebracht, of dat de lijsten der N.K.P. te beschouwen zijn els lijsten der R.K. Staatspartij. Als studie club of hoe men het ook noemen wil binnen de R.K. Staatspartij zal zij dan ver der nog voor haar politieke beginsel kun nen ijveren. Roma locuta, causa finite. Rome heeft ge sproken, het pleit is beslecht. Voor het oogenblik. Maar ook voor de toekomst Het politieke leven laat zich op den duur in andere landen is het reeds bewezen door geen kunstmatige groepeeringen of een uiterlijk gezag beheerschen. Dan zal de roomsch-katholieke geestelijkheid weer anders moeten spreken, om zich aan de werkelijkheid aan te passen. En daarom zal ook aan deze alleen het laatste woord zijn. VERHOOGING VAN NEDERLANDSCH NATIONAAL *.EVEN. In no. 5 der geschriften van de Vereen, voor Nationale, V r ij-E conomische Staatkunde behandelt de heer A. J. van V.(essem) het onderwerp „Verhooging van Nederlandsch nationaal leven". Na beschou wingen te hebben geleverd over de eenheid van ons volk, welke, voor zoover ze wordt beheerscht door ethnische, linguislische cn historische fac toren, een verheugenden graad van volkomen heid heeft bereikt, zegt de schrijver Machtig is de stuwkracht tot natio nale werkzaamheid, die uitgaat van het be sef van de waarde der eigen beschaving voor andere volkeren, en wee het volk, waarin de natuurlijke, levenwekkende zucht tot expansie ontbreekt. Het is ten doode op geschreven en zal het slachtoffer worden van den expansiedrang van krachtiger na tionaal levende, in nationalen zin krachti ger geleide naties. In ons volk is de expan siedrang te gering, ja in het geheel niet aanwezig. Deels als gevolg van gemis aan besef van nationale eigenwaarde, van klein moedigheid, deels een gevoig van recht vaar digheidsbesef, vrees om onrecht nar. te doen, dat het zelf niet zou wenschen ie iij- den. En toch verkeert ons volk in de uit zonderlijk gunstige positie, dat het voor zicii zelf de zegeningen zou kur.nen genie ten van de levenwekkende kracht, die voor een natie zelf van een ideaal ven cvlturee'.e expansie uitgaat, zonde- dat daardoor aan andc-rer. onrecht zou worden gedaan, ja, waardoor het zou ophouden aan anderen een onrecht te doen, dat het juist door zijne afzijdigheid aandoet! Twee volkeren van Nederlandschen stam buiten onze grenzen, het Vlcamsche volk en het Afrikoor.sche volk, snakken naar Neder!andsche cultuur, worstelen om Neder!andsche cu'tuur. On eindig zou hun arbeid veiiicht worden, on eindig hun volksgeluk verhoogd, indien or.s volk hun mededeelde van zijn rijke schatten van Nederlandsche cultuur, van Nederland sche ervoring, van Nederlandsch geestelijk cn materieel kapitaal. Heerlijke vruchten zou dragen voor ons e'gen volk het besef, het geluk van millioenen stamgcncoten te verheogen; krachtiger zouden wij ens ge- vce'en tegenover den vreemde'ing, in het besef, dat, ^én met ons ."n diepste Neder landsch dénken, huitcn onze grenzen in Euiope, in Zuid-Afrika, millioenen stamge- nooten den Nederlandschen naam hoog hielden! Wanneer Vlaanderen en Zuid-Afri ka opgebloeid zijn tot hoog eigen Dietsch leven, in innige wisselwerking met ons volk, welk een verruiming van arbeidsveld beteekent dit voor onzen handel en indus- -trio, voor onze kunstenaars en mannen van wetenschap; welks perspectieven Hol- landsch-Vlaamsch-Afrikaansche samenwer king openen zich voor de exploitatie der natuurlijke rijkdommen van Oost- en Wcst- Ind. En welk een steun in onze inter* nu'ionale verhoudingen zal de Dieische op leving van Vlaanderen en Zuid-Afrika be- teekencn. Moet er aan herinnerd worden, hoe tijdens den wereldoorlog en in de pe- giode na den wapenstilstand, het onze inter nationale positie krachtig versterkt heeft, dat Dietsch Zuid-Afrika, dat Vlaanderen, {hoezeer ook nog long niet tot volle ontwik keling hunner Dietsche kracht gekomen, geene aanslagen op ons giondgebied willen dulden? Holland kan Vlaanderen en Zuid-Afrika, in hun zedelijke worsteling om eigen Dietsch leven, steunen met tal van midde len, die in het verkeer der volkeren aan gewezen en geoorloofd zijn, en zonder zich ook maar cenigszins te mengen in die in terne aangelegenheden, welker regeling uit sluitend berust bij ons stamverwanten als burgers der stootsverbanden, waartoe zij politiek behooren. Veel hiervan zal kunnen worden gedaan door individueele Holland-, sche burgers. Maar op onze overheid rust de plicht, het Hol landsche volk den weg naar dezen nationalen arbeid te wijzen in de eerste plaats in Holland's eigen nationaal belang. Teneinde zich van dezen plicht te kwijten, zal 1» overheid zich moeten door dringen van de gedachte, dat Holland, als bolwerk der Nederlandsche beschaving, ze delijk verplicht is tot het vcrlecnen van ge- ^vrnogden cultureelen steun aan de andere volkeren van Nederlandschen stam en zal zij deze gedachte door middel van het on derwijs onder ons volk moeten vei breiden; zal onze overheid studiebeurzen beschik baar moeten stellen Voor Vlamingen en Afrikaners en de studiemogelijkheden in ons land voor deze stomgenooten op alle v/ijzen moeten vermenigvuldigen; zal zij moeten zorgen voor een Groot-Nederland- sche Academie als centrum van Dietsche wetenschap, zooals reeds veertig jaar gele den voorgesteld door de Belgische regee ring en toen verijdeld door onverschilligheid der Hollandsche regeering; zal zij moeten vóórgaan in het verlecricn van allen zedelij ken en materieelen steun aan onze stam verwanten, die uit nationaal oogpunt ge- wenscht en in het internationaal verkeer ge oorloofd, gepast cn opportuun zal blijken. Zóó zeer zal dit Holland's internationale positie versterken, dat de begrootingen van oorlog en marine verminderd zullen kunnen worden met veelvouden der bedragen, die voor deze verhooging van de geestelijke weerbaarheid van volk en stam zijn aange wend geworden. Werkt de overheid jn deze richting, geeft zij dezen impuls, don zal de latente natio nale energie, opgewekt door de mogelijk heid tot nationalen arbeid, bij het uitzicht, dat er voor Holland in de wereld in natio nalen zin nog iets groots te doen is, vrij ko men en gToote dingen tot stond brengen tot heil van volk en stam, ten bate van de wereldbeschaving cn, door het wegnemen ^an haarden van nationale ontevredenheid <-n onrust, in het belang van den wereldvre de. Berichten. Verccniging van Nederlandsche Gemeenten. Het bestuur der Vereeniging van Nederland sche Gemeenten heeft over 1921 een uitvoerig jaarverslag uitgebracht. Daaruit blijkt, dat thans 660 gemeenten lid zijn, met 5.782.867 inwo ners, dot is 84.5 der bevolking. Noord-Hol land spant de kroon met 121 van de 130 ge meenten en 97 der bevolking. Bij kennisneming van het verslag wordt het duidelijk, dot de werkzaamheden der Vereeni ging zeer omvangrijk waren en de belangen der gemeenten daardoor in hooge mate werden ge diend. Van de Vereeniging het Nederlandsche Re gistratiebureau werd overgenomen de zorg voor de gemeentelijke registratuur. Bij de col lectieve gemeentelijke brandverzekering is thans door tusschenkomst der vereeniging* ver zekerd voor ongeveer 130 millioen gulden. De Vereeniging werkte mede aan oprichting der Naamlooze Vennootschap Centrale Ammoniak- fabriek. GEORGANISEERD OVERLEG AMBTENAARSZAKEN. Art. 40 van 'j bezoldigingsbesluit. De Centrale Commissie voor georganiseerd overleg" in ambtenaarszaken vergaderde op 13 Juni j.l. Blijkens een schrijven van den minister van Binnenlandschc Zaken, is de regeering voor nemens aitikel 40 van het Bezoldigingsbesluit zoodanig te wijzigen, dot veer de op I Juli 1922 in dienst zijnde ambtenaren de op dat tijdstip door hen genoten wedden gewaarborgd blijven; uit de door de regeering gegeven toe lichting bleek, dat een voornemen om wijzi ging te brengen in het peil der rijksbezoldiging op het oogenblik niet bestaat De bedoeling van de wijziging van artikel 40 was geen andere dan om, wanneer in eenige toekomst, ver of nabij, eenige regeering zou moeten overgaan tot verlaging der salnrisnor- men, die regeering daarbij ten aanzien van de na 1 Juli 1922 aangestelde ambtenaren of ver leende verhoogingen niet te binden aan het tegenwoordige ailikel 40. De vertegenwoordigers van eenige organisa ties varen va:i oordeel, cat de door do regee ring voorgestelde redactie van artikel 40 ver schillende vragen openlaat, waaromtrent zij op heldering v.enschten, alvorens advies aan do regeering uit te brengen; het door hen gedane voorstel wederom eenige vragen tot de regee ring te richtrn kon, mede in verband niet de omstandigheid dat vóór den 15den Juni advies moest zijn uitgebracht, geen meerderheid be halen. Bij de breedvoerige bespreking van bet regeeringsvoorstel c-n de daarop door leden van de Centrale Commissie ingediende amen dementen bleek de- Commissie van oordeel dot, in verband met de nog steeds hcarschcnde duurte, thans de tijd voor verlaging vsn de .salarissen nog niet is aangebroken en dat het zeer twijfelachtig is of de Overheid bevoegd is eenmaal toegekende periodieke verhoogingen in te houden of deze verhoogingen, die een deel uitmaken van do salarisregclinsr waarop een ambtenaar is aangesteld, stop te zetten, anders dan om redenen, bij het aangaon van de betrek king bekend. Ten einde deze dubin op te h f- fen besloot de Commissie de regeering te ndvi- seeren art. 40 zoodanig te redigeeren dot voor de op 1 Juli 1922 in dienst zijnde ambtenuren, de voor ben geldende solarisregelingen ge waarborgd blijven. Nederlandsche Werkloosheidsraad. De Nederlandsche Werkloosheidsraad heeft onder leiding vun prof. dr. W. H. Nolens in het departement von binnen landsche zaken te s Gravenhoge zijn achtste jaurlijksche vergode- ring gehouden. Bij de vaststelling von het jaarverslag kwa men de internationale verbindingen ter sproke n.I. de verhouding von den Nederlandschen Werkloosheidsraad tot de Internotionule Ver eeniging tegen de Werkloosheid en de verhou ding der Internotionule Vcivmiging tegen de Werkloosheid, der Internationale Vereeniging tot wettelijke bescherming der arbeiders en dor Internationale Vereeniging voor Sociale Verze kering onderling en hare verhouding tot het in ternationaal Arbeidsbureau te Genève. Beraadslagingen werden gevoerd op welke wijze de werkgevers in het landbouwbedrijf het best in den rood kunnen worden vertegenwoor digd. Een beslissing hierover zal later worden genomen. Ingesteld werd een commissie, welke praead- vies aan den Raad zal uitbrengen over de wijze, waarop de werklooshcidszorg in den winter van 1922—1923 dient te worden geregeld. De com missie zal bestaan uit 5 leden, te benoemen door den voorzitter. Inrichting voor hel winnen van arbeidsvermogen uit stroomend water. Men meldt ons uit Den Hui Volgens een uitgebreide beschrijving heeft de heer Max. H. J. Tummera te 's-Gravenhage een inrichting uitgevonden, waarmee het moge lijk zal zijn de ongebruikte kracht van stroo mend water pructisch te benutten. Dit geschied de tot heden in ons land uitsluitend met schep raderen aan water- cn houtzaagmolens en zeer sporadisch met turbines, die echter slechts op eenige stroomen in ons land met succes kunnen worden aangebracht. Een andere, eveneens onbelangrijk voorbeeld van uitbating vun kracht uit stroomend water levert de gierpont. Bij de inrichting die de heer Tommers uitvond en waar octrooi op aangevraagd is, zouden alle fouten, die kleefden non dergelijke stellages, be slist overwonnen zijn, zoodat in ons waterrijk land de mogelijkheid open komt, electrischo stroom voor stedenelectrificatde cn voor groote beclrijfskracht, te winnen uit de goedkoopste kracht die er is, de waterkracht. Het systeem van den heer Tummers is niet nieuw; reeds zijn aan diverse octrooibureaux, o.o. in Frankrijk en Duitschland, doch ook in ons land een 8-tal dergelijke inrichtingen geoctroieerd. Geen dezer inrichtingen zijn echter in uitvoering gekomen cn wel door de onuitvoerbaarheid in de praktijk. De uitvinder heeft de Nederlandsche en de biritenlandsche autoriteiten op de hoogte gesteld van zijn vinding cn bekomt reeds zeer veel be langstelling. Voorloopig kan medegedeeld worden, dat het systeem van den heer Tummers berust op een in het water drijvend pontonstel, waarin een serie kettingen „sons fin" draaien, die door be weegbare schoepen worden voortgestuwd. De aldus verkregen krocht wordt op de pontons' dodelijk in electriciteit omgezet; kan dus geac cumuleerd worden of rechtstreeks aangewend naar verkiezing. Zelfs in den kruitijd als een ijslaag de rivieren heeft bedekt, zou deze machine kunnen blijven werken, volgens de meening van den uitvinder. Reeds bij een zeer geringe stroomsnelheid zou deze inrichting een belangrijke krocht uit het water kunnen trekken, zoodat zij bijna op al onze rivieren zou kunnen worden toegepast. DE MOORD TE HOUTDORP. Tweede dag. - 'werd de behandeling der zaak tegen Albert Dijkslag en Jucob de Graaf voortgezet. De officier viocg getuigenverhoor van den medebeklaagde Emmer. Spr. is er echter van overtuigd, dot de verdediger hiermede niet oc- cocrd gaat. De vrees voor conflicten behoeft niet groot te zijn. Beklaagde Emmer heeft 8 maanden long be kend. Hij heeft dus afgelegd een gerechtelijke bekentenis. Mr. Pauwels, pleiter van de beklaagden Dijk slag en De Graaf, wijst er op, dat in de wet is neergelegd: „Rechter, gij zult u wel wachten iemand als getuige onder eede te hooren tegen wien rechtsvervolging aanhangig is." Ieder be klaagde heeft den aandrang de schuld op zijn medcbeklaagden te werpen. Gij wilt hier, aldus Spr., beklaagde Emmer nl of niet zijn schuld onder cede doen bevestigen. Het ligt in het wétsysteem zelf, dat een beklaogde's opgaven zelfs niet gebruikt mogen worden op aanwijzing. Spr. is van nieoning, dot de officier in deze zaak in tegenstelling met gisteren, niet sterk staat. Daarom de vraag van den officier. PI. vroeg ten slotte beklaagde Emmer niet als getuige te '.villen hooren, subsidiair niet onder eede te willen hooren. No beraadslagingen vind; de rechtbank geen eden om beklaagde Emmer niet buiten eede als getuige te hooren. BrVI. Emmer zal dus ais getuige gehoord worden. De president vraagt den eed van bekl., van getuige Emmer. Emmer heeft aanvankelijk bezwaar tegen het afleggen van een eed, cl9ch na antwoord van den president legt hij den eed af. De president: Zijl gij rnot beide beklaagden n der. bewustcn nacht in Houtdorp geweest? Emmer: Neen, wij hebben dien nacht te zamen in een café gezeten bij Amersfoort. Emmer doet hierna een uitvoerig relaas van den bev/usten nacht. President: Was het uw bedoeling, toen gij naar Amersfoort ging, om te stelen? Emmer: Dat was het pion von geen von ons driecn. President: Verklaart gij wel te Amersfoort, maar niet te Houtdorp met beklaagden te zijn geweest? Emmer: Ja. Mr. Van Slooten: Waarom hebben De Graaf en Dijkslag den weg naar Houtdorp gewezen. Emmer: Vraagt u dat aan ïwAf* Er is tus schen ons niet daarover gesproken. Gerritsen heeft mij met de beide beklaagden in verbini ding gesteld. Mr. Van Asch van Wffdr vioagl of in d© bewuste woonschuit te Amsterdam hot gv4d ver* deeld is. Emmer: Fk heb geld aan Dijkslag geleend. Dat heb ik terugontvangen. Mr. Van Asch van Wijck: Op de terugreis is toch wel gesprok0" *>®t crebeurde in dien nacht. Emmer: Zeker. Mr. Van Asch van Wijck: U moest zeggen, dot u een prop heeft getrokken uit den mond van de vrouw. Emmer: Ja. Mr. Van Asch van Wijck: En wie heeft die prop in don mond van de vrouw gedaan? Moet verondersteld worden, dot de beklaagden dat de den? Emmer: Jn natuurlijk. Mr. Van Asch von Wijck: Hoc wist u dot ei een masker lag in de woning? Emmer: Ik heb niets geweten. Mr. Van Asch van Wijck: U hebt dot non den rijksveldwachter oang< .vezen. Emmer: Ik heb niets aangewezen. Mr. Von Asch van Wijck: Hoe wist u dat do oude vrouw nl koud was toen De Graaf cn Dijk slag de woning verlieten? Emmer: De Graaf cn Dijkslag hebben dit gei zegd. Mr. Van Asch van Wijck: Was de onder© vrouw toen ook ol dood? Emmer: Dot weet ik niet. Door is niet over gesproken. Mr. Vort Asch von Wijck: Er waren twee deu ren in de woning. Hoe wist u welke deur be klaagden binnengekomen zijn? Emmer: Zij hebben mij gezegd, dat zij door de groote deur zijn binnengekomen. Mr. Pauwels: Emmer beweert, dat de daders Gerritsen en Dekker zijn. Emmer: Ja, zij hebben valsche getuigenis te gen mij ingebracht cn mijn woorden verdraaid. Mr. Pauwels: Is er geen onderzoek naar Em- mor's geestvermogens ingesteld. President: Neen. Mr. Pauwels: Hebben Dijkslag en De Graa^ nooit tegen Emmer gezegd, dut zij het gedaan hebben? Emincr: Neen. Als ik daarop had aangedron gen, hadden ze mij wellicht in de sloot ge duwd. Gevraagd wordt: Hebben Dijkslag cn De Graaf gezegd, dat voor het geval zij er meer in za gen, zij maskers cn beitels hebben medegeno men. Emmer: Ja. Mr. Van Asch von Wijck: Hebt gij ook lap pen in het loschje gezien? Emmer: Dat weet ik niet Dut is acht maan den geleden. Op een desbetreffende vraag van den presi dent antwoordt Emmer, dut toen hij met d« reparatie aan zijn fiets bezig was, de beide be klaagden reeds van hun expeditie terugkwamen. President: Hebben de beklaagden nog iets aan te merken? Beklaagde Dijkslag meent, dot iedereen wol begrijpen kan, waarom de verklaring von Em mer gaat. Bekluagde De Graaf vraagt, hoe het mogelijk is, dat in drie uur tijds beklaagde van Amers» foort nanr Houtdorp zou kunnen terugfietsen. De officier wil get. Emmer -in de gelegen heid stellen nog eens rustig over zijn getuige nis na te denken en Emmer nog eens te hooren na de andere getuigen. Bij valsche getuigenis von Emmer zal de officier een vervolging tegen Emmer instellen wegens meineed. Mr. Po'iwels protesteert namens bekl. hierte- gen. Bekl. Emmer wordt weggeleid. Gehoord wordt de getuige C. J. v. Leaden Hulsebosch, scheikundige te Amsterdam. Hier na komt non de beurt getuige T. Krijnen, café houder te Amersfoort. President Zijn op den bewustcn avond de drie bekl oogden in uw café geweest? Getuige: Ja, zij hebben toen gezegd, dien avond nog de Veluwe op te moeten. Bekl. Dijkslag vindt het eigenaardig, dat de caféhouder na zoo'n tijd de beklaagden herkent. Bekl. verkloart, niet in het café te zijn ge weest. Getuige M. v. d. Pol, huisvrouw van Krijnen, verklaart dat zij met Dijkslag gesproken heeft en ook een paar woorden met De Graaf op den bewustcn ovojid, in het café, waar zij met zn drieën aan een tofcltje zalön. Getuige Dijkc'.ag vraagt, of de juffrouw kon verklaren, hoe ze gezeten hadden. Getuige J. v. Beek. kleermaker te Laren, ver klaart, twee en geen drie rijwielen te hebben zien staan tegen een heg te Laren. Get. herkent echter beklaagde niet. Al!een stond bij een pomp Iemand te ocmoer met een !'«ri\fe ias aan. Getuige H. de Graaf, rijwielhandelaar te La- icn. verkiaort drie personen te Laren b*.j een pomp te hebben zien staan. Getuige herkent echter de beklaagden niet. Get. Caroline Fronciska v. Hemert, huisvrouw von F. Krismon, te Amsterdam, heeft getuige De Graaf eens gezien, doch herkent den bekl. niet. Op den bewuslen morgen heeft zij van achteren twee of drie heeren op fietsen gezien bij de woonschuit van bekl. De Graaf te Am sterdam. Getuige kon niet lezen cn heeft dus over den moord niets gelezen. Eenige daqen later zijn de menschen uit db woonschuit door de politic gehaald. Getuige Topic is in het buitenland en kan niet gehoord worden. Getuige H. G. Moilijn, loopknecht te Am sterdam" heeft goederen gebracht bij bekl. Difk- slag dnai-s nn den moord. Die goederen rijn toen' terstond betaald lot een bedrag ttm f T04.55. Getuige Leo Brandt, agent-rechercheur te Am- sterdam, heeft bij den beid. De Graaf in de woonschuit onder het ledikant en bij bekl. Dijk slag in huis geld gevonden en in beslag geno- men. Getuige Van Hemert heeft get. Brandt ver klaard, dot zij den mon niet met rijwielen gezien heeft op den morgen van dien dag, en dat zij des avonds uit de krant had hooren voorlei#* over den „moord te Houtdorp'. n De zitting wordt geschorst tot 'smiddag* 2 uur. (Vervolg in het Eerste Blad.) r JS 7 i

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1922 | | pagina 9