KOS's BRAOTSTOFFEHHABTDEL
UTRECHTSCHEWEG 71 - TEL. 539 - SGESTERWEG-SPOOR - Bestelhuizen: Puntenb.laan 6 en Sumatrastraat 20
Steeds voorhanden: Uitgebreide voorraad Ie soort anthraeiet, eierkolen, steenkolen, haardstukken,
bruinkoolbriketten, houtskool, baggerhlokjes, harde en aanmaakturf, vuurmakers en
lndustrsebrandstoffena
SCHERP CONCUREERENDE PRIJZEN.
ACCURATE BEDIENING
Finantiëel Overzicht.
<ter door den Siaat ondersteunde maat-
sciiappijcn en der door onverheidslichamen (zij
het ook indirect) geëxploiteerde lijnen, drukte
de toepassing der regeeringsmaatregden al
zeer ongelijk op de verschillende bestaande
tramwegen. In buitengewoon sterke mate is dit
alles geaccentueerd door den wereldoorlog en
zijn langdurige nadeelige gevolgen. Met groote
waardeering hebben de tramwegen ervaren, dat
de Regeering zich ten vollen rekenschap heeft
gegeven van de uiterst moeilijke omstandighe
den, waarin de locale verkeersbedrijvcn dienten
gevolge zijn geraakt. De regeeringsmaatregelen
tot eerste leniging van den nood, als het ver*
leenen van brnndstofsubsidies en rentelooze
voorschotten, hebben inderdaad de bedrijven
Voor directcn ondergong behoed. Zij dragen
•c&iter een tijdelijk karakter en zijn van zeer
beperkten oord. Zonder blijvenden en ofdoenc'en
steun zijn de bestaande tramwegen echter niet
in staat ten volle aan hun verplichtingen tegen
over het algemeen belang te voldoen. Zonder
afdoende reorganisatie van het gehcele tram
wegwezen zal het onmogelijk zijn de bestaande
lijnen te blijven exploitecrcn, omdat het parti
culiere kapitaal, dat toch in het meerendeel der
tramwegen is gestoken, weigeren zal langer
diensten te verleenen wel is waar ten bote van
het algemeen belang, doch met opoffering van
eigen leven. Reeds vóór den oorlog heeft eene
enquête aan het licht gebraóht, dat voor een
groot aantal tramwegen het gemiddelde divi
dend der laatste exploitatiejaren onder 2
bleef.
Het mag- niet aangenomen worden, dat het
particuliere kapitaal lijdelijk den weg der zelf
vernietiging zal blijven volgen, een zelfvernie
tiging die onafwendbaar is, indien dc exploitatie
der tramwegen ongewijzigd wordt voortgezet.
Het mag een onredelijkheid genoemd worden te
trachten de tramwegen tot voortzetting cener
zoo fnuikende exploitatie aan te manen, het
moet een onrecht genoemd worden hen daartoe
te dwingen.
Eene vergoeding tot herstel van onrechtmatig
geleden söhade tengevolge van dwingend over
heidsingrijpen in tijden van oorlog of oorlogs
gevaar^ kan met recht van den Staat worden
geëischt. De Nederlandsche Staat is evenzeer
verplicht tot de hulp, die onontbeerlijk is, om
het tramwegwezen in ons land tot gezonde ba
nen terug te voeren.
Trouwens, de geschiedkundige ontwikkelings
gang en de rol, die de Staat daarbij vervuld
heeft wijzen in logischen gedachtengang reeds
uit, wclko weg betreden moet worden. Immers,
nadat de Staat aan den aanleg' van de locale
verkeersmiddelen door zuiver particulier kapi
taal een eind zag komen, heeft hij niet geaarzeld
zoodonigen financicelen steun bij den aanleg te
verleenen, dat met den daardoor verminderden
last, het particuliere kapitaal zich wederom ten
dienste stelde. Waar zulks noodig bleek heeft
de Staat niet geaarzeld zijn aandeel in het ren
telooze voorschot voor den aanleg te verhoogen,
steeds onder de erkenning, dat uitbreiding van
het locale verkeer een rijks- en een algemeen
belang was. Toen ook ondanks dien steun ten
slotte het particuliere kapitaal ongezind bleek
tot verdere en naar op den duur gebleken
was riskante deelneming, toen heeft de Re
geering niet geaarzeld tot oprichting van een
grootsch provinciual tramwegnet, waarvan de
Staat 50 der aanlegkosten renteloos ter be
schikking stelden en buitendier voor de helft in
het aandeelenkapitaal deelnam. Met dien laat-
sten stap is de eerst schrede gezet op den eenig
juisten weg, die tot reorganisatie, tot gezond-
maken van ons tramwegwezen kan voeren. Deze
stap houdt de principieele erkenning in, dat niet
alleen de aanleg doch ook het bedrijf ter tram
wegen een zaak van algemeen belang is, die de
Staat zich behoort aan te trekken, indien zulks
noodig blijkt.
Voor het meerendeel der intercommunale
tramwegen behoeft zeei zeker die nood, die be
hoefte aan ondersteuning niet nader aangetoond
te worden. Voor eene grondige reorganisatie
van de tramwegen moet als uitgangspunt aan
vaard wordenStaatssteun óók bij dc exploita
tie.
Naar volgorde van hun waarde opgesteld,
moeten de volgende belangen bij de reorgani
satie scherp in het oog worden gehouden.
a. Het Algemeen Verkeersbelang.
b. Het belang van het Rijk.
z. Het belang der Nederlandsche Spoorwe
gen.
i Het belang der bestaande tramwegonder
nemingen, d. i. het belang van de aandeel
houders, directies en het personeel dier
V-drijven.
e. Het algemeen verkeersbelang eischt
Te. de onbedreigde instandhouding van het
bestaande tramwegnet en de mogelijkheid om
dot net uit te breiden cn te verbeteren, zóó als
algemecne publieke belangen dat vorderen
2. goed onderhoud van weg en nrfhterieel,
zoodanig dat een veilig en ongestoord verkeer
over den tramweg steeds verzekerd is. Om aan
«dien cisch te kunnen voldoen moet lijdig ver
nieuwing mogelijk zijn en steeds voldoende af
geschreven worden.
3o. economische en oordeelkundige axploi-
tatie, opdat het vervoersmiddel het publiek op
de beste en goedkoopste wijze zal kunnen die
nen
4e. nauwere samenwerking tusschen tram
wegen in dezelfde streek alsmede tusschen de
tramwegen en de spoorwegen op het gebied van
dienstregeling, tarieven en doorvoer van onge
broken ladingen
5o. samenwerking tusschen tramwegen en
spoorwegen op zoodanige wijze, dat bij den aan
leg en Te exploitatie van tramwegen, de spoor
wegen, or.der vermijding van direct beheer, zoo
donigen invloed kunnen doen gelden, dat met de
spoor wcgbelangen ofdoende rekening gehouden
wordt
Ge. dienstregelingen waarbij zooveel moge-
rekening gehouden wordt met dc belangen
vw> het publiek.
b. Het Rijksbelang eischt
Te. zoo volledig mogelijke voldoening aan de
eischen van het algemeen verkeersbelang, bij
voorkeur zonder eenige althans met zoo gering
mogelijke offers van het Rijk
2e. indien ter voldoening aan de eischcn
van het algemeen verkeersbelang het brengen
van financieele offers door het Rijk niet ver
meden kan worden, dan eischt het rijksbelang,
dat geen groo.c knpitnalsverschoffing in ééns
gevorderd wordt, doch de steun zich beperkt
tot eene jnarlijksche bijdrage. Deze bijdrage,
die de mogelijkheid eener aan alle eischen vol
doende tramweg exploitatie verzekert, moet van
zoodanig karakter zijn, dat bij tocnemenden
bloei der tramwegen, rijkssteun in evenredige
mate vermindert.
c. Het belang der Nederlandsche Spoorwe
gen eischt
Te. dot de tramwegen waar mogelijk
goede voedings- of ontlastingslijncn der spoor
wegen zijn en niet met parallel-concurrenticiij-
nen het spoorwegverkeer verzwakken
2e. dat de tramwegen goed geëxploiteerd,
geoutilleerd en onderhouden worden, opdat zij
bij voortduring non den eerstgenoemden eisch
züllen kunnen voldoen.
d. Het belong der bestaande Tramwegen eischt:
Ie. dat het aan hen toevertrouwde particulier
kapitaal niet longer opgeofferd wordt aan de
toenemende eischen van het Algemeen Ver
keersbelang wat niet anders dan onteigening
ten algemeene nutte zonder schadeloosstelling
beduidt doch de zekerheid erlangt, dat een
minimum rendement wordt gegarandeerd cn de
mogelijkheid op een verbetering van dat divi
dend niet a priori is uitgesloten.
2e. dat nieuw particulier kapitaal niet langer
wordt afgeschrikt van deelneming in hunne on
dernemingen.
3e. dat directie en personeel zooveel dat mo
gelijk is, belang hebben bij een economische
exploitatie cn eene goede ontwikkeling* van het
bedrijf.
Een bespreking* wordt in Par. 4 van de Nota
gewijd ean de middelen, die tot opheffing van
den noodtoestand kunnen worden aangewend.
Ook hier is een systematische en logische weg
gevolgd cn worden achtereenvolgens be
schouwd
a. Overneming door den Staat in Staats
exploitatie
b. toepassing van art. 5 der Spoorwegover
eenkomsten, waardoor de Staat de exploitatie
van sommige tramwegen aan de Spoorwegen
zou kunnen opdragen
c. het brengen der tramwegen onder Spoor
wegcontrole met exploitatie door de Spoorwegen
of onder eigen beheer en tenslotte
d. het oprichten ecner Nederlandsche Ver-
keersmnatschappij.
In den brcede worden deze oplossingen ge
toetst aan alle opgestelde eischcn en wordt
geargumenteerd, dat geen der eerste drie ge
noemde oplossingen aanvaardbaar is.
In het oprichtigen cener Vcrkecrsmaatschap-
pij, in den geest als reeds vroeger door de
heeren Jhr. Ir. J. Roel! en J. M. Tedders werd
voorgestel, heeft men een grondslag cener goe
de reorganisatie gevonden en het is dit plan,
dat in de Nota uitvoerig is uitgewerkt. Hiervooi
is de hulp van prof. Th. Limperg ingeroepen,
die in een uivoerig rapport (als bijlage I aan de
Nota toegevoegd) de voorgestelde oplossing
onderzocht en uitgewerkt heeft en in welk rap
port o.m. nauwkeurig de grondslagen zijn aan
gegeven, volgens welke de aandeelen van be
staande tramwegen ingebracht kunnen worden
in een Nederlandsche Verkeersmaatschppij. Op
welke wijze deze Verkeersmaatschappij zou be-
hooren te worden gevormd, is weergegeven in
Ontwerp-Statutcn als bijlage II aan de Nota
toegevoegd.
Tenslotte heeft de Nederlandsche Vereeniging
zich er van rekenschap gegeven, dat, hoezeer
de volledig uitgewerkte plannen ook de princi
pieele instemming vnn Regeering cn Volksver
tegenwoordiging zouden kunnen verwerven, een
beslissing voor de bewindhebbers toch uiterma
te moeilijk moet zijn, zoolang de financieele
gevolgen van deze reorganisotie voor den Staat
geheel 1 in het duister liggen. Ook déarnaar heeft
de Vereeniging een onderzoek ingesteld, op
dragen aan het accountantsbureau der firma
Th. en L. Limperg te Amsterdam, waarvan het
rapport in een afzondcilijke bijlage III is opge-
De eindconclusies waartoe de nota voert zijn
de volgende
T. Er worde eene Naamlooze Vennootschap
„Nederlandsche Vcrkeeis-Moatschoppij" van
welke Maatschappij de meerderheid der aandee
len door den Staat genomen wordt en waarvan
de overige aandeelen genomen worden door de
aandeelhouders der toetredende tramwegonder
nemingen. De Nederlandsche S«aat garandeere
en minimum rente op deze aandeelen.
2. De verrekening tusschen de Nederland
sche Verkecrs-Maatschappij cn de bezitters der
aandeelen van de toetredende tramwegonderne
mingen, die tot omruiling hunneer trnmweg-
aandeelen in aandeelen der Nederlandsche Ver
kecrs-Maatschappij willen overgaan, geschiede
volgens tien hoofdbepalingen, (in een afzonder
lijke bijlage der Nota neergelegd).
3. Bij uitvoering van dc reorganisatie der
Nederlandsche Tramwegen volgens het hier ont
wikkelde plan zal de Staat geen kapitaalsuit
gaven behoeven te doen en zal hij gedurende
de eerste jaren na de overneming niet belast
worden met bijdragen, noch directe noch indi
recte, voor de exploitatie der aangesloten on
dernemingen^
Wanneer men het jaar 192T als voorbeeld
neemt, zoude de jaarlijksche bijdrage van den
Staat, nadat de voor de eerste jaren door de
totreedende maatschappijen zelve gevormde
reserve zal zijn verbruikt, kunnen worden ba-
groot op rond 1.9 millioen gulden voor een
aantal ondernemingen, dat te zamen twee der
den van het tramwegnet omvat.
Dc Nota is toegezonden aan de Minister van
Waterstaat en Financiën alsmede aan de leden
van de beide Kamers der Statcn-Generaal.
Jaarwedden van dc leden van de gewone en
van de militair-rechterlijke mocht.
Door de regecring zijn wetsontwerpen inge
diend, beoogende een wijziging van bovenge
noemde wetten.
Ter toelichting wordt er op gewezen dat bij
K. B. van 28 November 1922 tot vaststelling der
regeling, bedoeld in artikel 36 4de lid, der Pen
sioenwet T922, bepalingen zijn vastgesteld,
krachtens welke het gedeeltelijke verhaal der
door het Rijk verschuldigde bijdragen voor het
nmbtenarenpensioen en het weduwen- en wee-
zenpensioen, te rekenen von I Januari 1923 af,
zal plaats vinden.
Als gevolg daarvan zal artikel 38 van het Be
zoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1920, zooals dit artikel is vastgesteld bij besluit
von T6 Dec. T920, worden ingetrokken.
Tevens zul de regeling der wedden, voor zoo
ver die bij de wet zijn vastgesteld, eene overeen
komstige wijziging behooren te ondergaan.
HET INTERNATIONAAL VERBOND VAN
VAKVEREENIGINGEN EN DE BEZETTING
VAN HET ROERGEBIED.
Woensdag 17 Januari had te Amsterdam op
nieuw een vergadering plaats van het Bestuur
van het Internationaal Verbond van Vakvereeni-
gingen, ter bespreking van de door de bezetting
van net Roergebied geschapen situatie.
Door de vertegenwoordigers der bij de bezet
ting meest betrokken landen werd rapport uit
gebracht nopens de in hun land gehouden ver
gaderingen der Vakcentralen
Het Bestuur nam voorts kennis van de ziens
wijze der intcnationale Beroepssecretariaten der
liansportarbeiders, Mijnwerkers en Metaalbe
werkers met betrekking tot de mogelijkheid,
door daadwerkelijke actie der arbeiders protest
nan te leekenen tegen de militaire geweld-maat
regelen. Eenstemmig werd besloten met olie
aangesloten Vakcentralen onmiddellijk over de
mogelijkheid van daadwerkelijk optreden in ver
binding to treden en voor deze actie reeds voor
bereidende maatregelen te treffen.
Het Bestuur van het Internationaal Veibond
van Vokvereenigingen verwacht van de arbei
ders aller landen, dat zij zich bereid zullen
houden, om nnn iedèren oproep van het Inter
nationaal eVrbond van Vakvereenigingen en van
zijn aangesloten organisaties gevolg te geven,
teneinde de besluiten der congressen van Rome
en den Haag zoo noodig, in doden om te zetten.
Gelijktijdig echter waarschuwt het Bestuur van
het Internnationaal Verbond van Vakvereenigin
gen de arbeiders tegen elke poging komend van
andere zijde, om hen in ondoordachte en on-
vooibereide avonturen te sleepen.
In het bijzonder doet het Bestuur van het In
ternationaal Verbond van Vakvereenigingen een
klemmend beroep op de Duitsche arbeider,s om
zich niet ten behoeve van nationale en chau
vinistische agitaties te Juten misbruiken.
De fondsenmarkt heeft in de afgeloopen
week een afwisselend beeld getoond. In den
aanvang scheen het, alsof men zou^-oortgaan
zich niets aan te trekken van de nieuwe phase
waarin dc kwestie der Duitsche oorlogsschat
ting thans getreden is. De willige stemming
der vorige week kon niet alleen volkomen ge
handhaafd blijven, doch in enkele af deelingen
ging zij zelfs in een hausse-beweging over,
welke herinnerde aan de dagen der „boom"-
periode van voor eenige jaren, toen koersver-
verhoogingen van 10 20 in een enkelen
beursdag zelfs voor de laag genoteerde fond
sen geen zeldzaamheid waren.
Op de snelle rijzing is echter een reactie
gevolgd, die weliswaar aan winstnemingen
was toe te schrijven, doch daarnaast ook haar
oorzaak heeft gevonden in grootere terughou
dendheid in verband met de ongunstige ont
wikkeling der gebeurtenissen in het Ruhrge-
bied. Niettemin kan geconstateerd worden, dat
ook thans de grondtoon ter beurze niet flauw
geworden is; blijkbaar hecht toen meer waarde
aan de vermindering der valuta-concurrentie,
die noodzakelijkerwijze uit een ontwrichting
van het economisch leven in Duitschland moet
voortvloeien dan aan deze economische ont
wrichting zelf. Anderzijds zijn de opvattingen
ten opzichte van een mogelijk herstel van het
zakenleven in dc naaste toekomst in het alge
meen optimistischer geworden en zijn velen,
nu de rijzing eenmaal begonnen is, geneigd
weder een kansje te wagen, in de hoop dat de
koersverbetering verdere vorderingen zal ma
ken.
De plotselinge wijziging, die ten aanzien van
den tegenwoordigen toestand en de vooruit
zichten op de rubbermarkt is ingetreden,
vormt een stimulans voor de algemeene koop
lust, en alles zou weder pour le mieux dans ce
meilleur des monde.s zijn, als daar niet de nieu
we gebeurtenissen op politiek terrein roet in
het eten kwamen gooien. Al oefenen deze niet
dien invloed op de fondsenmarkt uit, welke zij
tijdens een algemeen ongunstige stemming zou
den gehad hebben, toch is het begrijpelijk, dat
zij een belemmering voor een verder voort
schrijden der verbetering moeten vormen, en
tot omzichtigheid moéten leiden. Welke toe
standen zich uit liet Fransche optreden zullen
ontwikkelen, is tot dusverre nog onzeker. Eén
ding staat echter wol vaat, nl. dat er, zoowel
voor Frankrijk, ale voor Duitschland weinig
goeds, en waarschijnlijk veel slecht* uit zal
voortkomen.
Wat Frankrijk botrcfV bebbem w(j hierbij
natuurlijk niet het oog op het politieke suc
ces, dat met de bezetting van nieuw gebied
wordt bereikt, doch uitsluitend op de financi
eele voordeelen, welke men met deze actie ge
hoopt heeft te behalen. In de eerste plaats is
de Fransche regeering moeten beginnen met
het uitgeven van enorme bedragen voor het
troepenvervoer, het legcronderhoud etc. Uit de
nieuwe „sancties" zullen al aanzienlijke baten
moeten binnenkomen, om alleen deze extra on
kosten te kunnen dekken. De kans, dat het
door de bezetting beoogde doel tot het verkrij
gen van grootere hoeveelheden „herstel"kolen
zal worden bereikt, is bovendien wel veel ge
ringer geworden door de weigering der Duit
sche regeering, om de leveringen in natura
voort te zetten, cn zelfs om besprekingen hier
over te openen, zoolang de invasie niet onge
daan is gemaakt. Aanvankelijk had het er uit
gezien, alsof alles wel eens gemakkelijker zou
kunnen verloopen, dan verwacht was, toen n.l.
de Franschen hadden aangeboden, de gedwon
gen kolen-leveringen, waarvoor de mijnen tot
dusverre, van de Duitsche regeering betaling
verkregen hebben, zelf, althans- tendeele te be
talen, natuurlijk met de bedoeling, deze bedra
gen later van Duitschland terug te vorderen.
De directies der kolenmijnen waren op dit
voorstel ingegaan, op voorwaarde, dat zij vaD
do Duitsche regeering geen andere instructies
zouden verkrijgen. Het scheen dus, dat het
werk in de kolenmijnen vrij regelmatig zou
kunnen worden voortgezet, alleen met dit ver
schil, dat in plaats de pers der Duitsche Rijks
bank, die der Bank van Frankrijk wat harder
zou moeten aandraaien voor net drukken van
bankpapier ter betaling der kolenleveringen.
Het zal dan ook nog moeten blijken, of de
Duitsche regeering de juiste tactiek heeft ge
volgd, door te weigeren, dc kolenleveranties
voort te zetten, ook wanneer die door Frank
rijk zelf betaald zouden zyn geworden. Door de
thans dreigende geheele stopzetting van het
kolenbedrijf, welke zal moeten intreden, wan
neer de mijnwerkers één lijn met de mijneige
naren zullen gaan trekken (welke mogelijkheid
geenszins uitgesloten is), zal toch ook aan het
Duitsche bedrijfsleven zelf groote schade moe
ten worden toegebracht. In Duitschland hoopt
men in het hierdoor ontstane gebrek aan
brandstoffen te kunnen voorzien door invoer
van kolen uit et buitenland, met name uit En
geland. Reeds zijn groote bestellingen in Groot
Brittamvië geplaatst. Wel zal door dezen groo
teven invoer de Duitsche betalingsbalans nog
ongunstiger moeten worden, doch hiertegen
over staat de stopzetting an tie gedwongen le
veringen in natura, niet alleen van kolen, doch
tevens van hout, vee etc., welke tot dusverre
door de Duitsche regecimg betaald moesten
worden. Of Duitschland in voldoende mate
steenkolen zal kunnen importeeren, om zijn in
dustrie aan het werk te houden, moet intus-
schen nog worden afgewacht.
Een stopzetten van de kolenproductie in het
Ruhrgebied zou echter ook voor Frankrijk fu
neste gevolgen moeten hebben. Door de ver
woesting van het industriegebied in Noord-
Frankrijk is de Fransche nijverheid bijna ge-
van kolen uit het buiten land, met name uit En-
tenland afhankelijk geworden, terwijl juist de
behoefte aan steenkolen in Frankrijk veel
grooter geworden is dan vóór den oorlog, in
verband met de uitbreiding, die de Fransche
ijzer- en staalindustrie heeft ondergaan door
de teruggave van Elzas-Lotharingen. Men had
in Frankrijk gehoopt, dat het surplus van ca.
5 millioen ton staal, dat vóór den oorlog in
Duitschland beschikbaar was voor export,na
de „her-annexatie" van Elzas-Lotharingen aan
Frankrijk ten goede zou komen. Tengevolge
van de vernieling der Noordelijke districten is
Frankrijk niet alleen verhinderd, om de vruch
ten van deze overwinning te plukken, doch het
is niet eens in staat geweest, om zijn normale
productie van ijzer èn staal terug te brengen
tot het peil, waarop deze vóór den oorlog
stond.
Vandaar o.a. dat Frankrijk steeds zoo zeer
is blijven aandringen op een volledige nako
ming door Duitschland van de bepalingen van
het Vredesverdrag, speciaal wat de kolenleve
ringen betreft. ITet is duidelijk, dat het, van
Fransch standpunt uit beschouwd, pijnlijk was,
waar te nemen, dat het verbruik van steenko
len in Duitschland, ondanks de verkleining van
het Duitsche gebied door de afscheiding van
Elzas-Lotharingen en een deel van Opper-Sile-
zië, sedert den oorlog met 1019& is toegeno
men, en dat zeven a acht van elke tien Duit
sche hoogovens regelmatig op volle capaciteit
konden blijven werken, terwijl 50 van de
Fransche ovens gedwongen zijn geweest te
sluiten, tengevolge van gebrek aan brandstof
fen. Deze feiten verklaren stellig voor een
groot deel de hardnekkige houding van Frank
rijk tegenover den overwonnen vijand, al kan
men zich natuurlijk afvragen, of inderdaad
met de tegenwoordige wijze van optreden
praktische resultaten verkregen zullen kunnen
worden.
Dat men zich in Frankrijk zelf voorloopig
geen gouden bergen van de nieuwe actie be
looft, blijkt wel uit het feit, dat juist dezer
dagen een wetsontwerp is ingediend voor het
verhoogen van verschillende directe beladin
gen met 20 96. In zijn toelichting op het be
doelde ontwerp zegt de Minister van Financiën
dat het noodzakelijk was, dat Frankrijk zijn
binnenlandsche financiën aan een herziening
onderwierp, op hetzelfde oogenblik, dat het
zijn actie naar buiten op touw zette. Men
hoopt, uit deze belastingvevhooging een be
drag te verkrijgen van Fr. 3200 millioen.
Voorts verwacht de Fransche rec-eering nog
een bedrag van Fr. 300 a 400 millioen van de
overeenkomst met de spoorwegmaatschap
pijen *>oor het materiaal dat aan deze werd
verschaft na het sluiten van den wapenstil
stand. Op deze wijze hoopt de Fransche Minis
ter van Financiën dekking te vinden voor het
nadeelig saldo van de begrootïng voor 1923,
dat op Fr 3500 millioen waa geraamd.
Hoewel de belastingverhooging slechts voor
een jaar is voorgesteld, en de Minister ver
klaarde, dat zij niet herhaald zou worden, zoo
spoedig van Duitschland betaling zou 7-ijn ver
kregen, heeft zij toch op de Parysche beurs
een ongunstigen invloed uitgeoefend, wel een
bewijs, dat men ook in Fransche zakenkringen
niet zulke groote verwachtingen koestert van
de militaire maatregelen, die thans tegenover
Duitschland genomen zijn. Ook de Fransche
wisselkoers is verder ingezakt. De franc no
teert thans 16.55, d. i. het laagste tot nu toe
bereikte punt.
Op de Berlijnsche beurs daarentegen heeft
de gang van zaken in het Ruhrgebied juist de
tegenovergestelde uitwerking gehad, die men
er van verwacht zou hebben. Een wilde hausse
is er opnieuw ingetreden, waarbij verschillen
de fondsen in één enkelen beursdag met 10.000
en meer zijn gestegen. Natuurlijk is deze
hausse niet veroorzaakt door de verwachting,
dat de nieuwe bezetting een gunstigen invloed
op het economisch leven in Duitschland zal uit
oefenen. Integendeel, De scherpe teruggang
van de Mark tot ruim 1 cent per 100 bewijst
wel, hoe pessimistisch men in dit opzicht ge
stemd is.
Juist de nieuwe daling van het Duitsche geld
maakt echter, dat men de waarde van de fond
sen, in Marken omgerekend, te hooger aan
slaat. Evenals op dc goederenmarkt kan dan
ook op de fondsenbeurs gesproken worden van
een wedloop tusschen wisselkoers en prijzen.
Hoe hooger de dollar noteert, des te meer stij
gen ook de koersen van de fondsen op de Duit
sche beurzen. Tot voor korten tijd had de do'-
lar nog steeds den wedloop gewonnen. Uit een
door de „Fr. Ztg." gepubliceerde berekening
blijkt, dat iemand, die op 1 Januari 1922 zijn
geld in dollars had belegd, voordeeliger af is
geweest dan degene die er Duitsche fondsen
voor had gekocht. Terwijl nl. de dollar aan het
einde van het jaar tot het 41-voudige was ge
stegen, is de gunstigste groep van Duitsche
fondsen, die der ijzer-, staal- en kol en industrie,
„slechts" tot het 25-voudige vooruitgegaan, en
zijn de meeste aandeelen der andere groepen
in het afgeloopen jaar ongeveer tot het 15-
voudige gestegen.
Hetzelfde verschijnsel, dat op de goederen
markt valt waar te nemen, doet zich echter
den laatsten tijd ook op de fondsenmarkt voor.
De laatste vier maanden van 1922 op zich zelf
beschouwende, komt men nl. tot een geheel
ander resultaat dan voor het geheele jaar 1922.
In deze periode heeft de dollar nl. niet meer
de leiding bij de stijging gehad. Van 1 Septem
ber tot einde December 1922 was de dollar
koers slechts tot het vijf-voudige gestegen,
terwijl de meeste aandeelen in denzelfden tijd
het tienvoudige van hun waarde bereikt heb
ben.
Ook bij de wilde rijzing, die in de laatste
dagen te Berlijn weder heeft plaats gevonden,
schijnt het wel dat men het eigenlijke doel,
aanpassing van dc waarde der fondsen aan de
waarde-vermindering van het landsgeld, voor
bijstreeft. Koersverdubbelingen in één enkelen
dag zijn geen zeldzaamheid geweest, terwijl
de stijging van den dollarkoers in Duitschland
hoe aanzienlijk ook op zichzelf, toch naar ver
houding geringer is geweest.
Op de Amsterdamsche beurs is, als boven ge
zegd, de aanvankelijke rijzing door een tijde
lijke scherpe reactie gevolgd, waaronder voor
al rubber- en scheepvaartwaarden, die het
meest van de voorafgegane stijging geprofi
teerd hadden, geleden hebben. Wat eerstge
noemde fondsen betreft, vreesde men blijk
baar, dat het tempo der rijzing wel eens te
vlug kon zijn geweest, vooral daar stijging
van den rubberprijs te Londen tijdelijk tot
staan was gekomen. Sindsdien is deze weder
verder verbeterd tot 1 sh. 4 1/8 pence, terwijl
de noteeringen op lateren termijn zelfs nog
aanmerkelijk hooger zijn. De teruggang in de
rubberafdceling is dan ook weder voor een
aanmerkelijk deel ingehaald.
Scheep vaart aandeel en daarentegen hebben
zich weinig of niet kunnen herstellen, maar
toch blijft het koerspeil in het algemeen hoo
ger dan langen tijd het geval was. Vooral wat
de Indische lijnen betreft. Zoowel culturen als
oliewaaiden hebben hun aanvankelijke rijzing
al evenmin kunnen handhaven. Ook enkele in-
dustrieelo waarden, zooals Jurgens, liepen
scherp in koers terug.
De beleggingsmarkt daarentegen is vast ge*
bleven, onder den invloed van het goede resul
taat der nieuwe Staatsleening. Ook het bericht
dat de Indische Pondcnleening te Londen een
groot succes is geweest, zoodat de inschrij
ving reeds in den loop van den ochtend ge
sloten kon worden, en de emissie driemaal
overteekend is, heeft tot de gunstige stem
ming bijgedragen. Aanvankelijk was gemeld,
dat van deze 6 Pondcnleening een gedeelte
te New York zou worden geplaatst. Dit schijnt
inderdaad in de bedoeling te hebben gelegen,
doch blijkbaar is er een kink in den kabel ge
komen. In plaats hiervan worden thans van
deze uitgifte 1 millioen in ons eigen land
aangeboden, tot den koers van 96'A 96, Am
sterdamsche usance, (het Pond Sterling gere
kend op 12.Nu de i millioen tc Londen
zoo gemakkelijk zijn opgenomen, mag stellig
worden aangenomen, dat het succes van het
hier te lande uit te geven gedeelte eveneens
verzekerd is. Het is wei merkwaardig, dót ep
hetzelfde tijdstip, waarop onze eigen Staats
leening en die onzer Koloniën zoo grif worden
opgenomen, een Amei'ikaansche uitgifte hier te
lande échec geleden heeft Van -le Vi mil
lioen 5!,2 96 eerste hypotheekobllgatfite der
Amerikaansche packing firma Armour Co.
kon slechts een gedeelte plaatsing virion, zoo
dat het restant in Amerika zelf zal moeten
worden ondergebracht. Deze gang ran zaken
wijst er wel op dat liet vertrouwen te onaar.
gulden, dat eenigen tijd terug aan hét wanke
len was, weder geheel Is tei\»ggek?rrd.