KOS's BRAOTSTOFFEHHABTDEL UTRECHTSCHEWEG 71 - TEL. 539 - SGESTERWEG-SPOOR - Bestelhuizen: Puntenb.laan 6 en Sumatrastraat 20 Steeds voorhanden: Uitgebreide voorraad Ie soort anthraeiet, eierkolen, steenkolen, haardstukken, bruinkoolbriketten, houtskool, baggerhlokjes, harde en aanmaakturf, vuurmakers en lndustrsebrandstoffena SCHERP CONCUREERENDE PRIJZEN. ACCURATE BEDIENING Finantiëel Overzicht. <ter door den Siaat ondersteunde maat- sciiappijcn en der door onverheidslichamen (zij het ook indirect) geëxploiteerde lijnen, drukte de toepassing der regeeringsmaatregden al zeer ongelijk op de verschillende bestaande tramwegen. In buitengewoon sterke mate is dit alles geaccentueerd door den wereldoorlog en zijn langdurige nadeelige gevolgen. Met groote waardeering hebben de tramwegen ervaren, dat de Regeering zich ten vollen rekenschap heeft gegeven van de uiterst moeilijke omstandighe den, waarin de locale verkeersbedrijvcn dienten gevolge zijn geraakt. De regeeringsmaatregelen tot eerste leniging van den nood, als het ver* leenen van brnndstofsubsidies en rentelooze voorschotten, hebben inderdaad de bedrijven Voor directcn ondergong behoed. Zij dragen •c&iter een tijdelijk karakter en zijn van zeer beperkten oord. Zonder blijvenden en ofdoenc'en steun zijn de bestaande tramwegen echter niet in staat ten volle aan hun verplichtingen tegen over het algemeen belang te voldoen. Zonder afdoende reorganisatie van het gehcele tram wegwezen zal het onmogelijk zijn de bestaande lijnen te blijven exploitecrcn, omdat het parti culiere kapitaal, dat toch in het meerendeel der tramwegen is gestoken, weigeren zal langer diensten te verleenen wel is waar ten bote van het algemeen belang, doch met opoffering van eigen leven. Reeds vóór den oorlog heeft eene enquête aan het licht gebraóht, dat voor een groot aantal tramwegen het gemiddelde divi dend der laatste exploitatiejaren onder 2 bleef. Het mag- niet aangenomen worden, dat het particuliere kapitaal lijdelijk den weg der zelf vernietiging zal blijven volgen, een zelfvernie tiging die onafwendbaar is, indien dc exploitatie der tramwegen ongewijzigd wordt voortgezet. Het mag een onredelijkheid genoemd worden te trachten de tramwegen tot voortzetting cener zoo fnuikende exploitatie aan te manen, het moet een onrecht genoemd worden hen daartoe te dwingen. Eene vergoeding tot herstel van onrechtmatig geleden söhade tengevolge van dwingend over heidsingrijpen in tijden van oorlog of oorlogs gevaar^ kan met recht van den Staat worden geëischt. De Nederlandsche Staat is evenzeer verplicht tot de hulp, die onontbeerlijk is, om het tramwegwezen in ons land tot gezonde ba nen terug te voeren. Trouwens, de geschiedkundige ontwikkelings gang en de rol, die de Staat daarbij vervuld heeft wijzen in logischen gedachtengang reeds uit, wclko weg betreden moet worden. Immers, nadat de Staat aan den aanleg' van de locale verkeersmiddelen door zuiver particulier kapi taal een eind zag komen, heeft hij niet geaarzeld zoodonigen financicelen steun bij den aanleg te verleenen, dat met den daardoor verminderden last, het particuliere kapitaal zich wederom ten dienste stelde. Waar zulks noodig bleek heeft de Staat niet geaarzeld zijn aandeel in het ren telooze voorschot voor den aanleg te verhoogen, steeds onder de erkenning, dat uitbreiding van het locale verkeer een rijks- en een algemeen belang was. Toen ook ondanks dien steun ten slotte het particuliere kapitaal ongezind bleek tot verdere en naar op den duur gebleken was riskante deelneming, toen heeft de Re geering niet geaarzeld tot oprichting van een grootsch provinciual tramwegnet, waarvan de Staat 50 der aanlegkosten renteloos ter be schikking stelden en buitendier voor de helft in het aandeelenkapitaal deelnam. Met dien laat- sten stap is de eerst schrede gezet op den eenig juisten weg, die tot reorganisatie, tot gezond- maken van ons tramwegwezen kan voeren. Deze stap houdt de principieele erkenning in, dat niet alleen de aanleg doch ook het bedrijf ter tram wegen een zaak van algemeen belang is, die de Staat zich behoort aan te trekken, indien zulks noodig blijkt. Voor het meerendeel der intercommunale tramwegen behoeft zeei zeker die nood, die be hoefte aan ondersteuning niet nader aangetoond te worden. Voor eene grondige reorganisatie van de tramwegen moet als uitgangspunt aan vaard wordenStaatssteun óók bij dc exploita tie. Naar volgorde van hun waarde opgesteld, moeten de volgende belangen bij de reorgani satie scherp in het oog worden gehouden. a. Het Algemeen Verkeersbelang. b. Het belang van het Rijk. z. Het belang der Nederlandsche Spoorwe gen. i Het belang der bestaande tramwegonder nemingen, d. i. het belang van de aandeel houders, directies en het personeel dier V-drijven. e. Het algemeen verkeersbelang eischt Te. de onbedreigde instandhouding van het bestaande tramwegnet en de mogelijkheid om dot net uit te breiden cn te verbeteren, zóó als algemecne publieke belangen dat vorderen 2. goed onderhoud van weg en nrfhterieel, zoodanig dat een veilig en ongestoord verkeer over den tramweg steeds verzekerd is. Om aan «dien cisch te kunnen voldoen moet lijdig ver nieuwing mogelijk zijn en steeds voldoende af geschreven worden. 3o. economische en oordeelkundige axploi- tatie, opdat het vervoersmiddel het publiek op de beste en goedkoopste wijze zal kunnen die nen 4e. nauwere samenwerking tusschen tram wegen in dezelfde streek alsmede tusschen de tramwegen en de spoorwegen op het gebied van dienstregeling, tarieven en doorvoer van onge broken ladingen 5o. samenwerking tusschen tramwegen en spoorwegen op zoodanige wijze, dat bij den aan leg en Te exploitatie van tramwegen, de spoor wegen, or.der vermijding van direct beheer, zoo donigen invloed kunnen doen gelden, dat met de spoor wcgbelangen ofdoende rekening gehouden wordt Ge. dienstregelingen waarbij zooveel moge- rekening gehouden wordt met dc belangen vw> het publiek. b. Het Rijksbelang eischt Te. zoo volledig mogelijke voldoening aan de eischen van het algemeen verkeersbelang, bij voorkeur zonder eenige althans met zoo gering mogelijke offers van het Rijk 2e. indien ter voldoening aan de eischcn van het algemeen verkeersbelang het brengen van financieele offers door het Rijk niet ver meden kan worden, dan eischt het rijksbelang, dat geen groo.c knpitnalsverschoffing in ééns gevorderd wordt, doch de steun zich beperkt tot eene jnarlijksche bijdrage. Deze bijdrage, die de mogelijkheid eener aan alle eischen vol doende tramweg exploitatie verzekert, moet van zoodanig karakter zijn, dat bij tocnemenden bloei der tramwegen, rijkssteun in evenredige mate vermindert. c. Het belang der Nederlandsche Spoorwe gen eischt Te. dot de tramwegen waar mogelijk goede voedings- of ontlastingslijncn der spoor wegen zijn en niet met parallel-concurrenticiij- nen het spoorwegverkeer verzwakken 2e. dat de tramwegen goed geëxploiteerd, geoutilleerd en onderhouden worden, opdat zij bij voortduring non den eerstgenoemden eisch züllen kunnen voldoen. d. Het belong der bestaande Tramwegen eischt: Ie. dat het aan hen toevertrouwde particulier kapitaal niet longer opgeofferd wordt aan de toenemende eischen van het Algemeen Ver keersbelang wat niet anders dan onteigening ten algemeene nutte zonder schadeloosstelling beduidt doch de zekerheid erlangt, dat een minimum rendement wordt gegarandeerd cn de mogelijkheid op een verbetering van dat divi dend niet a priori is uitgesloten. 2e. dat nieuw particulier kapitaal niet langer wordt afgeschrikt van deelneming in hunne on dernemingen. 3e. dat directie en personeel zooveel dat mo gelijk is, belang hebben bij een economische exploitatie cn eene goede ontwikkeling* van het bedrijf. Een bespreking* wordt in Par. 4 van de Nota gewijd ean de middelen, die tot opheffing van den noodtoestand kunnen worden aangewend. Ook hier is een systematische en logische weg gevolgd cn worden achtereenvolgens be schouwd a. Overneming door den Staat in Staats exploitatie b. toepassing van art. 5 der Spoorwegover eenkomsten, waardoor de Staat de exploitatie van sommige tramwegen aan de Spoorwegen zou kunnen opdragen c. het brengen der tramwegen onder Spoor wegcontrole met exploitatie door de Spoorwegen of onder eigen beheer en tenslotte d. het oprichten ecner Nederlandsche Ver- keersmnatschappij. In den brcede worden deze oplossingen ge toetst aan alle opgestelde eischcn en wordt geargumenteerd, dat geen der eerste drie ge noemde oplossingen aanvaardbaar is. In het oprichtigen cener Vcrkecrsmaatschap- pij, in den geest als reeds vroeger door de heeren Jhr. Ir. J. Roel! en J. M. Tedders werd voorgestel, heeft men een grondslag cener goe de reorganisatie gevonden en het is dit plan, dat in de Nota uitvoerig is uitgewerkt. Hiervooi is de hulp van prof. Th. Limperg ingeroepen, die in een uivoerig rapport (als bijlage I aan de Nota toegevoegd) de voorgestelde oplossing onderzocht en uitgewerkt heeft en in welk rap port o.m. nauwkeurig de grondslagen zijn aan gegeven, volgens welke de aandeelen van be staande tramwegen ingebracht kunnen worden in een Nederlandsche Verkeersmaatschppij. Op welke wijze deze Verkeersmaatschappij zou be- hooren te worden gevormd, is weergegeven in Ontwerp-Statutcn als bijlage II aan de Nota toegevoegd. Tenslotte heeft de Nederlandsche Vereeniging zich er van rekenschap gegeven, dat, hoezeer de volledig uitgewerkte plannen ook de princi pieele instemming vnn Regeering cn Volksver tegenwoordiging zouden kunnen verwerven, een beslissing voor de bewindhebbers toch uiterma te moeilijk moet zijn, zoolang de financieele gevolgen van deze reorganisotie voor den Staat geheel 1 in het duister liggen. Ook déarnaar heeft de Vereeniging een onderzoek ingesteld, op dragen aan het accountantsbureau der firma Th. en L. Limperg te Amsterdam, waarvan het rapport in een afzondcilijke bijlage III is opge- De eindconclusies waartoe de nota voert zijn de volgende T. Er worde eene Naamlooze Vennootschap „Nederlandsche Vcrkeeis-Moatschoppij" van welke Maatschappij de meerderheid der aandee len door den Staat genomen wordt en waarvan de overige aandeelen genomen worden door de aandeelhouders der toetredende tramwegonder nemingen. De Nederlandsche S«aat garandeere en minimum rente op deze aandeelen. 2. De verrekening tusschen de Nederland sche Verkecrs-Maatschappij cn de bezitters der aandeelen van de toetredende tramwegonderne mingen, die tot omruiling hunneer trnmweg- aandeelen in aandeelen der Nederlandsche Ver kecrs-Maatschappij willen overgaan, geschiede volgens tien hoofdbepalingen, (in een afzonder lijke bijlage der Nota neergelegd). 3. Bij uitvoering van dc reorganisatie der Nederlandsche Tramwegen volgens het hier ont wikkelde plan zal de Staat geen kapitaalsuit gaven behoeven te doen en zal hij gedurende de eerste jaren na de overneming niet belast worden met bijdragen, noch directe noch indi recte, voor de exploitatie der aangesloten on dernemingen^ Wanneer men het jaar 192T als voorbeeld neemt, zoude de jaarlijksche bijdrage van den Staat, nadat de voor de eerste jaren door de totreedende maatschappijen zelve gevormde reserve zal zijn verbruikt, kunnen worden ba- groot op rond 1.9 millioen gulden voor een aantal ondernemingen, dat te zamen twee der den van het tramwegnet omvat. Dc Nota is toegezonden aan de Minister van Waterstaat en Financiën alsmede aan de leden van de beide Kamers der Statcn-Generaal. Jaarwedden van dc leden van de gewone en van de militair-rechterlijke mocht. Door de regecring zijn wetsontwerpen inge diend, beoogende een wijziging van bovenge noemde wetten. Ter toelichting wordt er op gewezen dat bij K. B. van 28 November 1922 tot vaststelling der regeling, bedoeld in artikel 36 4de lid, der Pen sioenwet T922, bepalingen zijn vastgesteld, krachtens welke het gedeeltelijke verhaal der door het Rijk verschuldigde bijdragen voor het nmbtenarenpensioen en het weduwen- en wee- zenpensioen, te rekenen von I Januari 1923 af, zal plaats vinden. Als gevolg daarvan zal artikel 38 van het Be zoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1920, zooals dit artikel is vastgesteld bij besluit von T6 Dec. T920, worden ingetrokken. Tevens zul de regeling der wedden, voor zoo ver die bij de wet zijn vastgesteld, eene overeen komstige wijziging behooren te ondergaan. HET INTERNATIONAAL VERBOND VAN VAKVEREENIGINGEN EN DE BEZETTING VAN HET ROERGEBIED. Woensdag 17 Januari had te Amsterdam op nieuw een vergadering plaats van het Bestuur van het Internationaal Verbond van Vakvereeni- gingen, ter bespreking van de door de bezetting van net Roergebied geschapen situatie. Door de vertegenwoordigers der bij de bezet ting meest betrokken landen werd rapport uit gebracht nopens de in hun land gehouden ver gaderingen der Vakcentralen Het Bestuur nam voorts kennis van de ziens wijze der intcnationale Beroepssecretariaten der liansportarbeiders, Mijnwerkers en Metaalbe werkers met betrekking tot de mogelijkheid, door daadwerkelijke actie der arbeiders protest nan te leekenen tegen de militaire geweld-maat regelen. Eenstemmig werd besloten met olie aangesloten Vakcentralen onmiddellijk over de mogelijkheid van daadwerkelijk optreden in ver binding to treden en voor deze actie reeds voor bereidende maatregelen te treffen. Het Bestuur van het Internationaal Veibond van Vokvereenigingen verwacht van de arbei ders aller landen, dat zij zich bereid zullen houden, om nnn iedèren oproep van het Inter nationaal eVrbond van Vakvereenigingen en van zijn aangesloten organisaties gevolg te geven, teneinde de besluiten der congressen van Rome en den Haag zoo noodig, in doden om te zetten. Gelijktijdig echter waarschuwt het Bestuur van het Internnationaal Verbond van Vakvereenigin gen de arbeiders tegen elke poging komend van andere zijde, om hen in ondoordachte en on- vooibereide avonturen te sleepen. In het bijzonder doet het Bestuur van het In ternationaal Verbond van Vakvereenigingen een klemmend beroep op de Duitsche arbeider,s om zich niet ten behoeve van nationale en chau vinistische agitaties te Juten misbruiken. De fondsenmarkt heeft in de afgeloopen week een afwisselend beeld getoond. In den aanvang scheen het, alsof men zou^-oortgaan zich niets aan te trekken van de nieuwe phase waarin dc kwestie der Duitsche oorlogsschat ting thans getreden is. De willige stemming der vorige week kon niet alleen volkomen ge handhaafd blijven, doch in enkele af deelingen ging zij zelfs in een hausse-beweging over, welke herinnerde aan de dagen der „boom"- periode van voor eenige jaren, toen koersver- verhoogingen van 10 20 in een enkelen beursdag zelfs voor de laag genoteerde fond sen geen zeldzaamheid waren. Op de snelle rijzing is echter een reactie gevolgd, die weliswaar aan winstnemingen was toe te schrijven, doch daarnaast ook haar oorzaak heeft gevonden in grootere terughou dendheid in verband met de ongunstige ont wikkeling der gebeurtenissen in het Ruhrge- bied. Niettemin kan geconstateerd worden, dat ook thans de grondtoon ter beurze niet flauw geworden is; blijkbaar hecht toen meer waarde aan de vermindering der valuta-concurrentie, die noodzakelijkerwijze uit een ontwrichting van het economisch leven in Duitschland moet voortvloeien dan aan deze economische ont wrichting zelf. Anderzijds zijn de opvattingen ten opzichte van een mogelijk herstel van het zakenleven in dc naaste toekomst in het alge meen optimistischer geworden en zijn velen, nu de rijzing eenmaal begonnen is, geneigd weder een kansje te wagen, in de hoop dat de koersverbetering verdere vorderingen zal ma ken. De plotselinge wijziging, die ten aanzien van den tegenwoordigen toestand en de vooruit zichten op de rubbermarkt is ingetreden, vormt een stimulans voor de algemeene koop lust, en alles zou weder pour le mieux dans ce meilleur des monde.s zijn, als daar niet de nieu we gebeurtenissen op politiek terrein roet in het eten kwamen gooien. Al oefenen deze niet dien invloed op de fondsenmarkt uit, welke zij tijdens een algemeen ongunstige stemming zou den gehad hebben, toch is het begrijpelijk, dat zij een belemmering voor een verder voort schrijden der verbetering moeten vormen, en tot omzichtigheid moéten leiden. Welke toe standen zich uit liet Fransche optreden zullen ontwikkelen, is tot dusverre nog onzeker. Eén ding staat echter wol vaat, nl. dat er, zoowel voor Frankrijk, ale voor Duitschland weinig goeds, en waarschijnlijk veel slecht* uit zal voortkomen. Wat Frankrijk botrcfV bebbem w(j hierbij natuurlijk niet het oog op het politieke suc ces, dat met de bezetting van nieuw gebied wordt bereikt, doch uitsluitend op de financi eele voordeelen, welke men met deze actie ge hoopt heeft te behalen. In de eerste plaats is de Fransche regeering moeten beginnen met het uitgeven van enorme bedragen voor het troepenvervoer, het legcronderhoud etc. Uit de nieuwe „sancties" zullen al aanzienlijke baten moeten binnenkomen, om alleen deze extra on kosten te kunnen dekken. De kans, dat het door de bezetting beoogde doel tot het verkrij gen van grootere hoeveelheden „herstel"kolen zal worden bereikt, is bovendien wel veel ge ringer geworden door de weigering der Duit sche regeering, om de leveringen in natura voort te zetten, cn zelfs om besprekingen hier over te openen, zoolang de invasie niet onge daan is gemaakt. Aanvankelijk had het er uit gezien, alsof alles wel eens gemakkelijker zou kunnen verloopen, dan verwacht was, toen n.l. de Franschen hadden aangeboden, de gedwon gen kolen-leveringen, waarvoor de mijnen tot dusverre, van de Duitsche regeering betaling verkregen hebben, zelf, althans- tendeele te be talen, natuurlijk met de bedoeling, deze bedra gen later van Duitschland terug te vorderen. De directies der kolenmijnen waren op dit voorstel ingegaan, op voorwaarde, dat zij vaD do Duitsche regeering geen andere instructies zouden verkrijgen. Het scheen dus, dat het werk in de kolenmijnen vrij regelmatig zou kunnen worden voortgezet, alleen met dit ver schil, dat in plaats de pers der Duitsche Rijks bank, die der Bank van Frankrijk wat harder zou moeten aandraaien voor net drukken van bankpapier ter betaling der kolenleveringen. Het zal dan ook nog moeten blijken, of de Duitsche regeering de juiste tactiek heeft ge volgd, door te weigeren, dc kolenleveranties voort te zetten, ook wanneer die door Frank rijk zelf betaald zouden zyn geworden. Door de thans dreigende geheele stopzetting van het kolenbedrijf, welke zal moeten intreden, wan neer de mijnwerkers één lijn met de mijneige naren zullen gaan trekken (welke mogelijkheid geenszins uitgesloten is), zal toch ook aan het Duitsche bedrijfsleven zelf groote schade moe ten worden toegebracht. In Duitschland hoopt men in het hierdoor ontstane gebrek aan brandstoffen te kunnen voorzien door invoer van kolen uit et buitenland, met name uit En geland. Reeds zijn groote bestellingen in Groot Brittamvië geplaatst. Wel zal door dezen groo teven invoer de Duitsche betalingsbalans nog ongunstiger moeten worden, doch hiertegen over staat de stopzetting an tie gedwongen le veringen in natura, niet alleen van kolen, doch tevens van hout, vee etc., welke tot dusverre door de Duitsche regecimg betaald moesten worden. Of Duitschland in voldoende mate steenkolen zal kunnen importeeren, om zijn in dustrie aan het werk te houden, moet intus- schen nog worden afgewacht. Een stopzetten van de kolenproductie in het Ruhrgebied zou echter ook voor Frankrijk fu neste gevolgen moeten hebben. Door de ver woesting van het industriegebied in Noord- Frankrijk is de Fransche nijverheid bijna ge- van kolen uit het buiten land, met name uit En- tenland afhankelijk geworden, terwijl juist de behoefte aan steenkolen in Frankrijk veel grooter geworden is dan vóór den oorlog, in verband met de uitbreiding, die de Fransche ijzer- en staalindustrie heeft ondergaan door de teruggave van Elzas-Lotharingen. Men had in Frankrijk gehoopt, dat het surplus van ca. 5 millioen ton staal, dat vóór den oorlog in Duitschland beschikbaar was voor export,na de „her-annexatie" van Elzas-Lotharingen aan Frankrijk ten goede zou komen. Tengevolge van de vernieling der Noordelijke districten is Frankrijk niet alleen verhinderd, om de vruch ten van deze overwinning te plukken, doch het is niet eens in staat geweest, om zijn normale productie van ijzer èn staal terug te brengen tot het peil, waarop deze vóór den oorlog stond. Vandaar o.a. dat Frankrijk steeds zoo zeer is blijven aandringen op een volledige nako ming door Duitschland van de bepalingen van het Vredesverdrag, speciaal wat de kolenleve ringen betreft. ITet is duidelijk, dat het, van Fransch standpunt uit beschouwd, pijnlijk was, waar te nemen, dat het verbruik van steenko len in Duitschland, ondanks de verkleining van het Duitsche gebied door de afscheiding van Elzas-Lotharingen en een deel van Opper-Sile- zië, sedert den oorlog met 1019& is toegeno men, en dat zeven a acht van elke tien Duit sche hoogovens regelmatig op volle capaciteit konden blijven werken, terwijl 50 van de Fransche ovens gedwongen zijn geweest te sluiten, tengevolge van gebrek aan brandstof fen. Deze feiten verklaren stellig voor een groot deel de hardnekkige houding van Frank rijk tegenover den overwonnen vijand, al kan men zich natuurlijk afvragen, of inderdaad met de tegenwoordige wijze van optreden praktische resultaten verkregen zullen kunnen worden. Dat men zich in Frankrijk zelf voorloopig geen gouden bergen van de nieuwe actie be looft, blijkt wel uit het feit, dat juist dezer dagen een wetsontwerp is ingediend voor het verhoogen van verschillende directe beladin gen met 20 96. In zijn toelichting op het be doelde ontwerp zegt de Minister van Financiën dat het noodzakelijk was, dat Frankrijk zijn binnenlandsche financiën aan een herziening onderwierp, op hetzelfde oogenblik, dat het zijn actie naar buiten op touw zette. Men hoopt, uit deze belastingvevhooging een be drag te verkrijgen van Fr. 3200 millioen. Voorts verwacht de Fransche rec-eering nog een bedrag van Fr. 300 a 400 millioen van de overeenkomst met de spoorwegmaatschap pijen *>oor het materiaal dat aan deze werd verschaft na het sluiten van den wapenstil stand. Op deze wijze hoopt de Fransche Minis ter van Financiën dekking te vinden voor het nadeelig saldo van de begrootïng voor 1923, dat op Fr 3500 millioen waa geraamd. Hoewel de belastingverhooging slechts voor een jaar is voorgesteld, en de Minister ver klaarde, dat zij niet herhaald zou worden, zoo spoedig van Duitschland betaling zou 7-ijn ver kregen, heeft zij toch op de Parysche beurs een ongunstigen invloed uitgeoefend, wel een bewijs, dat men ook in Fransche zakenkringen niet zulke groote verwachtingen koestert van de militaire maatregelen, die thans tegenover Duitschland genomen zijn. Ook de Fransche wisselkoers is verder ingezakt. De franc no teert thans 16.55, d. i. het laagste tot nu toe bereikte punt. Op de Berlijnsche beurs daarentegen heeft de gang van zaken in het Ruhrgebied juist de tegenovergestelde uitwerking gehad, die men er van verwacht zou hebben. Een wilde hausse is er opnieuw ingetreden, waarbij verschillen de fondsen in één enkelen beursdag met 10.000 en meer zijn gestegen. Natuurlijk is deze hausse niet veroorzaakt door de verwachting, dat de nieuwe bezetting een gunstigen invloed op het economisch leven in Duitschland zal uit oefenen. Integendeel, De scherpe teruggang van de Mark tot ruim 1 cent per 100 bewijst wel, hoe pessimistisch men in dit opzicht ge stemd is. Juist de nieuwe daling van het Duitsche geld maakt echter, dat men de waarde van de fond sen, in Marken omgerekend, te hooger aan slaat. Evenals op dc goederenmarkt kan dan ook op de fondsenbeurs gesproken worden van een wedloop tusschen wisselkoers en prijzen. Hoe hooger de dollar noteert, des te meer stij gen ook de koersen van de fondsen op de Duit sche beurzen. Tot voor korten tijd had de do'- lar nog steeds den wedloop gewonnen. Uit een door de „Fr. Ztg." gepubliceerde berekening blijkt, dat iemand, die op 1 Januari 1922 zijn geld in dollars had belegd, voordeeliger af is geweest dan degene die er Duitsche fondsen voor had gekocht. Terwijl nl. de dollar aan het einde van het jaar tot het 41-voudige was ge stegen, is de gunstigste groep van Duitsche fondsen, die der ijzer-, staal- en kol en industrie, „slechts" tot het 25-voudige vooruitgegaan, en zijn de meeste aandeelen der andere groepen in het afgeloopen jaar ongeveer tot het 15- voudige gestegen. Hetzelfde verschijnsel, dat op de goederen markt valt waar te nemen, doet zich echter den laatsten tijd ook op de fondsenmarkt voor. De laatste vier maanden van 1922 op zich zelf beschouwende, komt men nl. tot een geheel ander resultaat dan voor het geheele jaar 1922. In deze periode heeft de dollar nl. niet meer de leiding bij de stijging gehad. Van 1 Septem ber tot einde December 1922 was de dollar koers slechts tot het vijf-voudige gestegen, terwijl de meeste aandeelen in denzelfden tijd het tienvoudige van hun waarde bereikt heb ben. Ook bij de wilde rijzing, die in de laatste dagen te Berlijn weder heeft plaats gevonden, schijnt het wel dat men het eigenlijke doel, aanpassing van dc waarde der fondsen aan de waarde-vermindering van het landsgeld, voor bijstreeft. Koersverdubbelingen in één enkelen dag zijn geen zeldzaamheid geweest, terwijl de stijging van den dollarkoers in Duitschland hoe aanzienlijk ook op zichzelf, toch naar ver houding geringer is geweest. Op de Amsterdamsche beurs is, als boven ge zegd, de aanvankelijke rijzing door een tijde lijke scherpe reactie gevolgd, waaronder voor al rubber- en scheepvaartwaarden, die het meest van de voorafgegane stijging geprofi teerd hadden, geleden hebben. Wat eerstge noemde fondsen betreft, vreesde men blijk baar, dat het tempo der rijzing wel eens te vlug kon zijn geweest, vooral daar stijging van den rubberprijs te Londen tijdelijk tot staan was gekomen. Sindsdien is deze weder verder verbeterd tot 1 sh. 4 1/8 pence, terwijl de noteeringen op lateren termijn zelfs nog aanmerkelijk hooger zijn. De teruggang in de rubberafdceling is dan ook weder voor een aanmerkelijk deel ingehaald. Scheep vaart aandeel en daarentegen hebben zich weinig of niet kunnen herstellen, maar toch blijft het koerspeil in het algemeen hoo ger dan langen tijd het geval was. Vooral wat de Indische lijnen betreft. Zoowel culturen als oliewaaiden hebben hun aanvankelijke rijzing al evenmin kunnen handhaven. Ook enkele in- dustrieelo waarden, zooals Jurgens, liepen scherp in koers terug. De beleggingsmarkt daarentegen is vast ge* bleven, onder den invloed van het goede resul taat der nieuwe Staatsleening. Ook het bericht dat de Indische Pondcnleening te Londen een groot succes is geweest, zoodat de inschrij ving reeds in den loop van den ochtend ge sloten kon worden, en de emissie driemaal overteekend is, heeft tot de gunstige stem ming bijgedragen. Aanvankelijk was gemeld, dat van deze 6 Pondcnleening een gedeelte te New York zou worden geplaatst. Dit schijnt inderdaad in de bedoeling te hebben gelegen, doch blijkbaar is er een kink in den kabel ge komen. In plaats hiervan worden thans van deze uitgifte 1 millioen in ons eigen land aangeboden, tot den koers van 96'A 96, Am sterdamsche usance, (het Pond Sterling gere kend op 12.Nu de i millioen tc Londen zoo gemakkelijk zijn opgenomen, mag stellig worden aangenomen, dat het succes van het hier te lande uit te geven gedeelte eveneens verzekerd is. Het is wei merkwaardig, dót ep hetzelfde tijdstip, waarop onze eigen Staats leening en die onzer Koloniën zoo grif worden opgenomen, een Amei'ikaansche uitgifte hier te lande échec geleden heeft Van -le Vi mil lioen 5!,2 96 eerste hypotheekobllgatfite der Amerikaansche packing firma Armour Co. kon slechts een gedeelte plaatsing virion, zoo dat het restant in Amerika zelf zal moeten worden ondergebracht. Deze gang ran zaken wijst er wel op dat liet vertrouwen te onaar. gulden, dat eenigen tijd terug aan hét wanke len was, weder geheel Is tei\»ggek?rrd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1923 | | pagina 6