STADSNIEUWS
Art. 4. T. Hif, die schoenwerk wenscht in te
voeren, dient daartoe een door hemzelf of zijn
gemachtigde onderteekende schriftelijke aam
vraag om vergunning in bij Onzen Minister
houdend opgave van het tijdvak, waarover ver
gunning tot invoer gevraagd wordt, van de
waarde, de soort en het land van oorsprong van
het in te voeren schoenwerk, zoomede van de
waarde van het in het overenkomstig tijdvak
der jaren 1920, 1921 en 1922 ingevoerde
schoenwerk.
2. Het model der aanvrage wordt door Onzen
Minister vastgesteld.
Art. 5. T. De aanvrage moet, ten genoegen
van Onzen Minister, vergezeld gaan van de noo-
dige bewijsstukken en onderteekende verklarin
gen, om tot bowijs te dienen, dat de in de ar
tikelen 2 en 3 gestelde voorwaardfen zijn nage
komen,
2. Zoolang aan het in het vorig lid bepaalde
niet is voldaan, wordt de aanvrage ter staving
waarvan deze bewijsstukken en verklaringen
moeten dienen, niot in behandeling genomen.
Art. 6. 1. Op de aanvrage wordt door Onzen
Minister beslist; de vergunning tot invoer wordt
door of vanwege dezen schriftelijke verleend
en gesteld ten name ven den aanvrager.
2. Het model der vergunning wordt door On
zen Minister vastgesteld.
Art 7. T. Ter bestrijding van kosten aan
het verleenen eener vergunning verbonden, kan
bij de aangifte ten invoer een door Onzen
Minister te bepalen bedrag worden geheven van
ten hoogste 2 der waarde van het in die aan
gifte begrepen schoenwerk.
2. In geval van geschil omtrent de waarde
wordt het schoenwerk niet vrijgegeven dan na
bijbetaling van of zekerheidstelling vooi het te
min geheven bedrag.
3. De aangifte moet voor schoenwerk des-
gevorderd ofzonderlijk worden gedaan.
Art. 8. 1. De vergunning is zonder door of
vanwege onzen Minister te verleenen schrifte
lijke toestemming niet voor overdracht vatbaar.
2. De vergunning is geldig gedurende het
tijdvak, voor welke zij werd verleend.
3. Indien de houder eener vergunning ten ge
noegen van onzen Minister aantoont, dat hij
daarvan tengevolge van omstandigheden onaf
hankelijk van zijn wil niet tijdig heeft kunnen
gebruik maken, kan de geldigheidsduur dier
vergunning door onzen Minister, hetzij ineens,
hetzij in termijnen, met ten hoogste drie maan
den worden verlengd.
Art. 9. I. Onze Minister is bevoegd van hem
die schoenwerk wenscht in te voeren, het stel
len eener bankgarantie of andere zekerheid tot
een door Onzen Minister te bepalen bedrag te
vorderen, ten aanzien waarvan de belangheb
bende een verklaring ondeTteekent, waarin hij
onzen Minisetr de bevoegdheid geeft om, wan
neer naar het oordeel van dezen do voorwaar
den, waarop de invoer wordt toegestaan, niet
behoorlijk zijn nagekomen, tot geheele of ge
deeltelijke verbeurdverklaring der gestelde ze
kerheid over te gaan.
2. De modellen der bescheiden, benoodigd
voor de nakoming van het bepaalde in het vorig
lid, worden door onzen Minister vastgesteld.
Art. 10. 1. De invoer wordt toegestaan op
vertoon van de daarvoor verleende, door de
visiteerende ambtenaren af te schrijven vergun
ning, nadat aan de in artikel 7 bedoelde ver
plichting is voldaan.
2. Door de ambtenaren, met de visitatie be
last, kan bij den invoer overlegging van door
onzen Minister aan te wijzen stukken worden
gevorderd, als verklaringen omtrent het land
van oorsprong, zoomede facturen cn andere be
scheiden, waaruit kan blijken, dat de invoer in
overeenstemming met den inhoud der vergun
ning geschiedt.
3. De vergunning is .niet geldig voor invoer
van schoenwerk, dat niet volgens de omschrij
ving in de vergunning, of in het geheel niet
ten invoer is aangegeven.
Art. II. I. Het is aan Onzen Minister voor
behouden in afwijking van de bepalingen van
dit besluit bijzondere vergunningen tot invoer
te verleenen met betrekking tot schoenwerk,
dat door kwaliteit en prijs geacht kan worden
niet te vallen onder de strekking der wet van
5 Mei 1923 tot tijdelijke beperking van den
invoer van schoenwerk (Staatsblad no. T86).
2. Het is aan Onzen iMnister voorbehouden
in afwijking van de bepalingen van dit besluit
bijzondere vergunningen tot invoer te verlee
nen, indien en zoolang hem mocht blijken, dat
de waarde van den totalen invoer van schoen
werk van uit een bepaald land gedurende een
bepaald tijdvak minder zou bedragen dan een
vierde van het gemiddelde bedrag, waarvoor in
het overeenkomstig tijdvak van elk der jaren
1920, 1912 en 1922 aan schoenwerk uit dat
land werd ingevoerd.
Art. 12. nl afwijking van de bepalingen van
dit besluit is toegestaan de invoer van schoen
werk:
a. dat in onverwerktcn staat weder wordt in
gevoerd, indien ten genoegen van de ambte
naren der invoerrechten wordt aangetoond, dat
het te voren uit het vrije verkeer hier te lande
is uitgevoerd
b vlalende onder een der vrijstellingen van
art. 5, of 6 letter n, b, d, e, of j der Tariefwet
van 15 Aug. 1862 (St.bl. 170), laatstelijk ge
wijzigd bij de wet van 30 Nov. 1922 (St.bl.
no. 641).
Magazijn Openbare Weiken.
V.
Bij ons schrijven van I Februari 1921, Afd.
I, No. 386 worden verschillende oorzaken die
aanleiding hebben gegeven tot het tekort toe
gelicht, het luidt als volgt
Eenigen tijd geleden is in Uw vergadering
gevraagd, mededeeling te willen doen van het
verloop van hel houtmagazijn.
Wanneer wij hierbij aan dat verzoek gaarne
gevolg geven, dan merken wij vooraf op, dat
het hout een der vele artikelen is, dat in ma
gazijn wordt of werd gehouden.
Van het magazijn in zijn geheel bestaat na
tuurlijk een volledige boekhouding en deze
stelt ook wel in staat alle gcwenschtc inlich
tingen te verschaffen. Maar evenmin als de
winkelier, de groothandelaar van elk artikel,
dat in voorraad wordt gehouden, een juiste
winst- en verliesrekening kan opmaken, stelt
de gemeentelijke inagozijnboekhouding in staat
om precirs to zeggen, welk verlies de hout in-
en uitslag heeft opgeleverd.
Intusschen is terstond, toen de groote voor-
Taad hout werd gekocht en wetende, dat deze
in hoofdzaak zou worden bestemd voor den
v/oningbouw, de maatregel getroffen, die ons
thans in staat stelt U zoodanige gegevens en
inlichtingen to verschaffen, dat zij het ver
loop wel zoo nauwkeurig aangeven, dat de
verschillen geen rol van beteekenis spelen.
In de tweede plaats brengen wij onder Uwe
eendacht, dat dc aanbesteding van de volks
woningen heeft plaats gevonden onder beding,
dat de aannemer vele met name genoemde
materialen van de gemeente moest koopen,
voor daarvoor in het bestek genoemde een
heidsprijzen.
Voorzoover die materialen aanwezig waren,
werden zij uit magazijnen geleverd waren zij
niet voorradig, dan kocht de gemeente bij
handelaren. De gemeente had dus met die be
paling de risico van prijsverandering min of
meer op zich genomen.
Eindelijk deelen wij U mede, dat bij de
volgende cijfers in acht moet worden genomen,
dat daaronder zijn begrepen alle kosten van
administratie, icnteverlies, verlies in voorraad,
magazijnpersoneel, enz. enz.
Per 1 December 1920 is de volgende stand
opgenomen
Beginvoorraod 9.065.07
Totaal inkoopen - 171.905.22
180.970.29
Totaal der verkoopen
Eindvoorroad
Saldo verlies
111.970.08
- 23.472.35
45.527.86
180.970.29
Volgens deze opgave zou er dus een verlies
zijn geleden van 45.527.86, maar dit is
niet geheel juist.
Het verlies op magazijnen is ontstaan uit
drie oorzaken
le. aflevering oon de aannemers tegen be-
stekprijzen, terwijl duurder moest worden in
gekocht, omdat de magazijnvoorraad niet vol
doende was, of het artikel daarin niet voor
kwam
2e. aflevering van materialen aan de aanne
mers op minder voordeelige voorwaarden, ten
gevolge van verschil in maat en zwaarte tus-
schen wat moest worden geleverd en hetgeen
in voorraad was.
3e. aflevering van hout voor andere doel
einden dan de woningbouw, waarvoor dus geen
oparte administratie werd gevoerd.
Berekend nu kon worden, dat de verliezen
tengevolge van de oorzaken 1 en 2 hebben
bedragen 41.166.52. Waar het afleveren
van hout, als onder 3 vermeld, eigenlijk geen
verlies oplevert, omdat de waarde ten goede
kwam aan de werken, waarvoor het hout werd
gebruikt toren, centrale keuken, verbouwing
t Volkje en deze daarvoor zijn belast, be
draagt dus het werkelijk verlies 41.166.52.
Maar ook dit bedrag is nog niet geheel juist,
omdat de voorraad van 1 December j.l. en ver
meld met 23.472.35 aangeeft de boekwaar
de. In werkelijkheid zal de waarde minder be
dragen, omdat de prijs van hout is terugge-
loopen. Wij mcenen alzoo het totaal verlies
op den uit- en inslag van hout te mogen stel
len op rond 45.000 en wel over het tijdvak
van 1 Januari 1918 tot 1 December 1920. De
vraag zal allicht worden gesteld: op welke
wijze wordt dit verlies gedekt?
Wij vestigden er reeds de aandacht op, dat
het hout behoort tot de magazijngoederen en
dot van dit magazijn als geheel een boek
houding wordt gevoerd. Tot dat magazijn bc-
hooren dus ook de aangekochte en nog niet
verwerkte steenen en alle andere voor den wo
ningbouw aangekochte artikelen. Toen de ge
meente tot aankoop besloot, was de oorlog nog
niet beëindigd en zag het er naar uit, dat de
schaarschte aan materialen nog grooter zou
worden dan zij toentertijd reeds was. Gezien
dien toestand, waren de aankoopprijzen niet
te hoog, althans lager dan in den vrijen, handel
kon worden gekocht bij minder groote hoeveel
heden. Vandaar dan ook, dat de aflevering van
de materialen aanvankelijk kon plaats vindeti
met cenige winst. Die winst is toen in reserve
gebracht en later aangewend tot dekking van
de verliezen. Ook het verlies op hout is daar
uit bestreden geworden.
Hieruit mag evenwel niet de conclusie wor
den getrokken, dat in het geheel geen verlies
zal worden gedekt. Zoodra alle voorraden zul
len zijn geliquideerd, waarmede ernstig wordt
doorgegaan, zal pas de eindrekening worden op
gemaakt. Dat deze een belangrijk Jekort zal
opleveren, staat wel vost.
Dit schrijven kwam 22 Februari 192T in den
Raad, dooh de behandeling werd uitgesteld tot
een volgende vergadering.
In de raadsvergadering van 8 Maart 1921
kwam dit stuk in behandeling.
Na uitvoerige bespreking werd besloten dot
de wethouder de zaak nader beziet in de Com
missie van Fabricage.
Op II Mei 1921 voldoet de wethouder aan
het in den Ruad gedaan verzoek en worden de
punten, die in de raadsvergadering zijn naar
voren gebracht, in behandeling genomen.
Besloten werd de stukken, op dc zaak be
trekking hebbende, nog eens te laten circu-
lceren.
29 Juli 1921, 10 October 1921 en 4 Januari
1922 wordt een en ander uitvoerig in de com
missie besproken, waarvan de notulen voor U
ter inzage werden gelegd.
De commissie deed van hare onderzoekingen
mededeeling in haar schrijven van 10 Januari
1922.
Het resultaat kwam in hoofdzaak hierop neer,
dat gebleken was, dat er vele en belangrijke
fouten waren gemaakt in de omrekening van
het hout, in hoofdzaak in het nadeel der ge
meente.
De magazijnmeester kon niet anders verkla
ren, dan dat hij zich vergist moet hebben in
het rekenen.
De Commissie deelt aan het slot mede:
„Wij zijn van ooi deel, dat alleen het resultaat
van onze onderzoekingen aan uw College moet
worden medegedeeld, daar door u aan den Raad
verder verantwoording zal moeten worden ge
daan, vooral, nu is gebleken, dat de inlichtingen
die werden verstrekt, zoo niet onjuist, dan toch
niet volledig zijn gebleken.
De Commissie acht zich voorts ook niet be
voegd, een uitspraak te doen omtrent hetgeen
ten aanzien van den ambtenaar, die met de
werkzaamheden was belast, moet geschieden."
Op 17 Fcbr. wordt door de Commissie van
O. W. een vergadering gehouden, waarbij ook
tegenwoordig waren de burgemeester cn wethou
ders Hofland en Veis Heijn.
Het rapport wordt daarin besproken en mede
deeling gedaan van verdere onderzoekingen,
hierbij kwam vooral naar voren de vraag of de
C. B. op het maken van fouten had gewezen.
Aan het einde der vergadering werd door B.
en W. gevraagd hoe dc Commissie denkt over
dc vraag of en zoo ja wie gestraft moet wor
den.
Dc notulen vermelden het volgende:
„De Commissie blijkt van oordeel, dat het
hoofd van den dienst zich aan groot plichtsver
zuim heeft schuldig gemaakt door niet voldoen
de controle uit te oefenen. De daden van den
ondergeschikte (Kerkhoff) acht men zoodanig,
dat hij niet is te handhaven;'het zijn geen ver
gissingen of kleinigheden, doch er is moedwillig
iets gebeurd.
De heer Noordman gelooft, dat er bij het
hoofd van Dienst meer van nonchalance sprake
kan zijn.
De heer Hofland vindt dat ook dat niet mag
voorkomen, dat moet een hoofdambtenaar voe
len.
De heer Van Wijngaarden zegt bezwaarlijk
een oordeel te kunnen uitspreken, daar hij niet
alles heeft meegemaakt."
Op 21 Febr. 1922 wordt nader onderzocht of
de C. B. tijdig heeft gewaarschuwd, dat er ver
schillen voorkwamen teneinde een oordéel te
kunnen vellen over de meening van de Com
missie van O. W.
Dit onderzoek werd voortgezet 17 Maart, 31
Maart, 18 April, 28 April, 8 Mei en II Mei,
doch gaf geen positief resultaat.
Tijdens dit nadere onderzoek rapporteerde de
directeur van O. W. op 9 Maart '22 weder
enkele verliezen. Bij nader rapport dd. 15 Mei
'22 werden deze verliezen voor een gedeelte ver
klaard.
Op 27 Mei '22 stelden wij deze rapporten in
honden van den commissaris van politie, waarop
wij eerst 18 Dec. 1922 een politierapport ont
vingen, gevolgd op 29 Dec. 1922 door een na
der rapport. Hangende dit politieonderzoek kon
den door ons geen maatregelen worden geno
men.
Dat het rapport over de vermissingen gecon
stateerd in Maart '22 zoozeer werd vertraagd
vond zijn oorzaak hierin, dat zich iets nieuws
voordeed, dat uitvoerig onderzoek eischte n.l.
een vermoeden, dat provisie was gegeven.
Het uitvoerige rapport dd. 2 Nov. 1922 daar
over met bijlagen is u bekend.
Ook deze rapporten gaven echter o. i. geen
voldoende aanleiding om een straf uit te spre
ken.
Op 9 Jan. 1923 schreven wij daarop den
brief in het begin van dit stuk vermeld met het
bekende gevolg.
Juist vóór dit schrijven in uwe vergadering
werd behandeld, n.l. op 26 Jan. 1923, gelukte
het den directeur van O. W. om Kerkhoff tot
bekentenis te brengen van een verduistering van
31.000 steenen (waarde 650).
Op de zaak hierbedoeld was de aandacht ge
vestigd, doordat dc C. B. opmerking maakte
over den verkoop van steen tegen een niet juis-
ten prijs, Kerkhoff had dit, zooals bleek, eigen
machtig gedaan. Bij onderzoek door den direc
teur en later wethouder Ruitenberg bleek, dat de
kooper steen van dezelfde soort had gekocht
van Stikvoort.
Laatstgenoemde had echter nooit van de ge
meente gekocht (kwam niet in de boeken voor),
hij had van Kerkhoff gekocht en legde daarvan
kwitantie over.
Het verhoor van Kerkhoff ligt ter inzage.
(Wordt vervolgd).
Gem. Arbeidsbeurs.
Aanvragen van werkgevers op 28 Juni '23.
I dagmeisje, 2 dienstboden, 1 kellnersleerling,
1 magazijnjongen, 1 leerling-buffetjuffrouw.
Aanbiedingen van werkzoekenden op 28 Juni
1923.
1 betonwerker, 1 leerling-metselaar, 1 leer-
ling-slucadoor, 1 emballeur-pakkistenmaker, 2
borstelmakers, 1 mach. schoenmoker, 2 schoen
snijders, 1 vuurwerker, 2 metaolslijpers, 1 ban
ket- en broodbakker, 2 banketbakkers, 9 bank
werkers, 1 behanger-stoffeerder, I bierbotte-
laar, 5 boekbinders, 13 boekdrukkers, 2 boek
houders, I broodbakker, 1 dagmeisje, 9 elec-
triciens, 82 grondwerkers, 2 schippers, I chauf
feur, 1 huisknecht, 8 mann. kantoorbedienden,
1 vrouw, kantoorbediende, 7 kontoorwerksters,
5 kellners, 1 kok, 10 letterzetters, 5 loodgieters,
2 loopknechts, 118 losse arbeiders, 2 machi-
nale-houtbewerkers, 3 machine-bankwerkers, I
correspondent, 1 papierbewerkster, 7 magazijn
knechts, 2 metaaldraaiers, 8 metselaars, 11
meubelmakers, 2 naaisters, 42 opperlieden, 2
rijwielherstellers, 4 schilders, 3 schoenmakers,
16 sigarenmakers, 1 sigarensorteerder, 3 slagers,
1 stoker, 2 straatmakers, 1 steno-typiste, 1 leid
ster fabriek, 7 stucadoors, 1 suikerwerker, 16
timmerlieden, 2 voerlieden, 2 wagenmakers, 17
werkvrouwen, 4 winkeljuffrouwen, I zw:kker
(schoen), 1 voorslaander, 1 crasseur, 3 wevers,
I incasseerder, 1 botermaker, 1 flakker, 1 han
delsreiziger, 3 reizgers, I magazijnmeester.
Financiëel Overzicht.
Senatu deliberante, pereat Saguntum.
Er is werkelijk slechts een geringe wijziging
van dit overbekende Latijnsche spreekwoord
noodig, om den zin te wijzigen in „terwijl de
Geallieerden beraadslagen, gaat Duitschland
verloren." Zelfs kan de vrees niet worden on
derdrukt, dat men in plaats van Duitschland,
een geographisch begrip van heel wat wijder
omvang zal moeten stellen. Er is geen merk
baar teeken, dat de zoo uiteenloopende opvat
tingen van Londen en Parijs omtrent de jong
ste Duitsche voorstellen in de afgeloopen week
ook maar eenigszins dichter bij elkander zijn
gekomen. De Belgische Minister-crisis vormt
een welkom voorwendsel, om de zaak slepende
te huoden. Maar terwijl het Engelsche en het
Fransche Kabinet van gedachten wisselen over
de vraag, op welke wijze Duitschland er het
beste toe kan worden gebracht, om zooveel
mogelijk te betalen, spelen zich in het laatst
genoemd land zelf gebeurtenissen af, die meer
en meer de vraag doen opkomen, of er van
die betalingen, in welken vorm dan ook ten
slotte nog wel iets terecht komen zal.
Het is nog slechts enkele weken geleden, dat
de daling der Mark een zoo onrustbarend aan
zien begon te krijgen, dat Marken nog slechts
het dubbele waard waren van den Oostenrijk-
schen Kroon, die na den Russischen Roebel wel
als het meest klassieke voorbeeld van een tot
schier volkomen waardeloosheid gebracht ruil
middel was te beschouwen. Thans zijn de bord
jes geheel verhangen. Het is nu niet meer de
Mark, die het dubbele waard is van den Oos-
tenrijkschen Kroon, maar deze Kroon :s thans
veel meer dan het dubbele waard van de Duit
sche Mark. En nog altijd gaat het depreciatie
proces ongestoord verder, trots alle maatregelen
van Duitsche zijde tot verhindering eener vol
ledige débacle. De Rijksbank probeert het, door
opnieuw goud af te geven. De Duitsche regee
ring steunt door het instellen van een nieuwe
wisselverordening, waardoor de booze specula-;
tie, aan wie natuurlijk voor een groot deel de
schuld der nieuwe ineenstorting wordt gege
ven, bijna geheel wordt uitgeschakeld. Maar
niettemin blijft de waardevermindering van de
Mark in een razend snel tem, voortgang
maken.
Voor een deel is dit het gevolg van het wan
trouwen in een uiteindelijke regeling van het
schadevergoedingsprobleem en van de vrees,
dat Duitschland hierdoor geheel in den af
grond zal worden gestort, en voor een ander
deel is de verdere depreciatie van de Mark een
natuurlijke terugslag op het aldoor meer aan
zwellen van den biijettenvloed. Er is in dit op
zicht geen houden meer aan. Het tekort op de
begrooting, het steunen van het verzet aan den
Roer, enz., leggen beslag op bedragen, die op
zich zelf misschien niet grooter zijn dan eenigen
tijd geleden, maar waarvoor een steeds grooter
aantal papiermarken worden vereischt, naarmate
deze steun langer moet worden verleend, en
de intrinsieke waarde van het ruilmiddel ten
gevolge de verdere vergrooting der circulatie
steeds verder slinkt. Nu zou dit nog niet zoo
erg zijn, wanneer men alleen te doen had met
een wijziging in het aantal „rekenpenningen,"
waaraan echter voor het overige loonen, prij
zen, enz., zich automatisch aanpasten. Het doet
er ten slotte niet veel toe, of men een prijs in
Marken of in MHmarken berekent, indien voor
de rest alles hetzelfde blijft. Juist dit laatste
is echter niet het geval. Het steunen van het
Roer-verzet b.v. beteekent, dat de productie al
daar blijft stilstaan, maar dat niettemin de be
volking in staat wordt gesteld, het hare mee
te genieten van de schaarsche voorraden in
Duitschland. Uit een nationaal oogpunt be
schouwd, is dit natuurlijk alleszins te verdedi
gen. Een gevolg hiervan is echter, dat de be
staande voorraden hoe langer hoe kleiner wor
den en dat dus in verband met de duurte ook
de schaarste steeds erger wordt.
Een ander gevolg van dezen toestand is, dat
het verband tusschen de inkomsten en hetgeen
voor levensonderhoud benoodigd is, totaal ver
loren gaat. De loonen kunnen den wedstrijd met
de prijzen niet langer bijhouden. In steeds bree
der kringen der bevolking ontstaat hierdoor
gebrek en ontevredenheid, nog afgezien van het
feit, dat sommige deelen der bevolking, voor
namelijk die, welke geheel of gedeeltelijk van
rente en andere vaste inkomsten moeten leven,
feitelijk meer en meer worden onteigend, ten
gunste van de grootindustrie, die ook thans
nog de kunst verstaat, om belangrijke winsten
te maken, dank zij het feit, dat zij een belangrijk
deel van hun activa in buitenlandsche wissels
etc. heeft belegd.
De gisting in Duitschland neemt tengevolge
van deze omstandigheden hoe langer hoe meer
toe. en de vrees is niet denkbeeldig, dat dit te
eeniger tijd in Putschpogingen van rechts of
van links tot uiting zal komen. Deze toestand
wordt elders uit den aard der zaak niet zonder
zorg gadegeslagen. Het is dan ook mede hier
aan te wijten, dat de groote beurzen in den
laatste» tijd zulk een loom aanzien hebben. Wat
ons eigen land betreft, komt hier nog bij, dat
men niet alleen rekening moet houden met
eventueele politieke wijzigingen in Duitschland,
maar dat ook de economische ontwrichting op
zich zelve zich over onze grenzen sterk doet
gevoelen.
Het betreft hierbij niet alleen de beruchte
valuta-concurrentie, die trouwens niet meer zoo
scherp is, nu in vele takken van nijverheid in
Duitschland de voorraden zoedanig slinken, dat
nog slechts op beperkte schaal aandacht aan
den export kan worden besteed. Er zijn echter
ook allerlei andere, vaak aan de oppervlakte
nauwelijks zichtbare invloeden aan het werk,
welke den invloed der Markencatastrophe op
ons land overplanten. Om zich hiervan te over
tuigen, behoeft men slechts de cijfers van de
scheepvaartbeweging in onze groote havens te
raadplegen. In de eerste vijf .maanden van het
vorig jaar bedroeg de tonnage, in Rotterdam
4.660.000 ton tegen 4.916.000 ton in Hamburg en
4.967.000 ton in Antwerpen. De havenbeweging
van Rotterdam was dus slechts weinig kleiner
dan die van zijn beide groote concurrenten, En
zelfs overtrof het deze beiden niet onbelangrijk,
wanneer men ook de tonnage van de andere
havens aan den Nieuwen Waterweg, die econo
misch feitelijk één geheel met Rotterdam vor
men, in aanmerking neemt. Dan immers be
droeg de geheele tonnenmaat niet minder dan
5.10 millioen.
Wanneer wij nu hiermede de cijfers over het
loopende jaar vergelijken, dan bestaat er alles
zins reden, om met zorg te zijn vervuld over
den gang der economische ontwikkeling in ons
land. In Antwerpen is de tonnejimaat der groo
te scheepvaart van 4.96 millioen tot 5.90 milli
oen gestegen, in Hamburg van 4.92 millioen op
6.20 millioen. Daarentegen is de scheepvaartbe
weging in Rotterdam, resp. in den Nieuwen Wa
terweg, van 4.66 en 5.10 millioen ton terugge
gaan op 4.54 en 5.01 millioen. In Rotterdam
derhalve een teruggang met 131.000 ton, tegen
een vermeerdering in Hamburg met 949.000 en
in Antwerpen zelfs met 1.288.000 ton.
Dit is voor een zeer groot deel een gevolg
van de gebeurtenissen in het Roergebied.
De Duitschers leiden hun schepen thans
zooveel mogelijk naar Hamburg en Bremen, ten
einde te ontkomen aan de rechten, die de Fran-
schen in het bezette gebied heffen, ook wan
neer zij voor het overige deel van Duitschland
bestemd zijn. Antwerpen heeft hiervoor compen
satie gevonden in grooterc kolentransporten
voor Fransche rekening in plaats van de ont
brekende Roerkolen. In Rotterdam kan men zich
echter een dergelijke compensatie niet ver
schaffen, zoodat de achteruitgang in het ach
terland zich hier maal al te duidelijk in dc
cijfers weerspiegelt. Ditzelfde is natuurlijk ook
het geval met dc binnenvaart, bij welke trou
wens enkele onzer groote scheepvaartmaat
schappijen, zooals de Koninkl. Nederlandsche
Stoomboot Mij. direct belang hebben. Een en
ander verklaart dan ook mede de flauwe hou
ding, die thans ter beurze voor scheepvaart
waarden heersche. In de afgeloopen week zijn
Koninklijke Boot tot 52, en Holland-Amerika
lijn tot 82 teruggegaan. Daarentegen be
stond goede vraag voor Indische lijnen, speci
aal voor Koninklijke Paketvaart, die den paket-,
vracht- en passagiersdienst in den Ned.-Indi-
schen Archipel onderhoudt, een lijn tusschen
Ned.-Indië en Australië exploiteert, etc., en dus
geen directen invloed van de gebeurtenissen in
het oergebied ondervindt. De Koninklijke Paket
vaart heeft over het afgeloopen ;aar een divi
dend van 7 kunnen uitkeeren, tegen slechts
2y2 over 1921. De Ned. Scheepvaart Unie,
de holding-company van aandeelen Stoom
vaart Mij. „Nederland,", Rotterdamsclie Lloyd
en Koninklijke Paketvaart heeft een dividend
van 8 aangekondigd, tegen 7 over het
vorige jaar.
Vele h^"'!°rs van anndeelen Holland-Amerika
Lijn, Koninklijke Boot etc. gaan thans, met het
oog op het betere 'rendement en de onder de
tegenwoordige omstandigheden betere vooruit
zichten, tot omwisseling van deze fondsen te
gen aandeelen in de Indische lijnen over. Hier
aan is mede de teruggang in Holland-Amerika
Lijn etc. en de koerswinst der Indische maat
schappijen toe te schrijven.
Voor het overige heeft de beurs ook in de
afgeloopen week weder een uiterst ongeani
meerd aanzien. Ook thans weder trokken aan
deelen en obligatiën Furness-Stokvis de aan
dacht. Ondanks de publicatie wan het jaarver
slag, dat geheel in overeenstemming was met
de optimistische uitingen van de zijde der emit-
tenten, kon het in de vorige week geleden
koersverlies slechts voor een onbeteekenend ge
deelte worden ingehaald. Tusschen de notee
ring der aandeelen ter beurze en de in het jaar
verslag verstrekte gegevens betreffende den
gang van het bedrijf van dit groote concern be
staat oogenschijnlijk thans wel een merkwaar
dige wanverhouding. Blijkens 'het verslag toch
heeft het bedrijfsverlies dit jaar ruim drie ton
bedragen, wat bij een aandeelenkapitaal van
ƒ40 millioen en een obligatie-leening van ƒ19
millioen vrijwel onbeteekend is. Bovendien ech
ter kan het verlies in mindering worden ge
bracht van het nog onverdeelde saldo over vo
rige jaren ad 1.634.873, zoodat hiervan nog
1.300.475 overblijft.
Ook over de toekomst uit het verslag zich
vrij optimistisch. Van diverse ondermaatschap
pijen wordt medegedeeld, dat de resultaten in
het tot dusverre verstreken gedeelte van het
nieuwe boekjaar gunstig zijn geweest öat niet
temin de aandeelen ter beurze slechts 30
noteeren, moet dan ook vermoedelijk worden
toegeschreven aan de ongunstige kaspositie der
maatschappij. Per 31 December 1922 was
slechts ƒ4599 in kas.. Wel heeft de maatschap
pij aan haar dochterondernemingen 19 mil
lioen voorgeschoten, doch dit is een vordering,
die niet gemakkelijk te innen zal zijn. Daarte
genover heeft de maatschappij zelf van haar
dochterondernemingen ca. 5/2 millioen opge
nomen. Bovendien hebben er bankiers en an
dere crediteuren ruim ƒ8 millioen van het Fur-
ness-Stokvis-concern te vorderen.
Toch zou onder andere omsfandigheden de
publicatie van een jaarverslag als het bovenbe
doelde stellig wel niet haar invloed op de stem
ming voor het fonds ter beurze gemist hebben.
De gebeurtenissen der laatste jaren, het volko
men waardeloos worden van tal van fondsen
van maatschappijen, wier positie onschokbaar
leek, hebben het publiek echter wantrouwend
gemaakt en onder deze omstandigheden kan
een eenmaal geleden koersverlies slechts uiterst
moeilijk worden ingehaald.
Ook verschillende andere Industriëele waar
den hebben den laatsten tijd weder een flauw
verloop. Zoo o.a. Jurgens, van welke de gewo
ne aandeelen, die zich reeds tot 70 hadden
hersteld, thans slechts ca. 54 noteeren. De
oorzaak hiervan is natuurlijk in de eerste plaats
te zoeken in de verdere daling van de Mark.
Wel wordt bij de prijsberekening in de Duit
sche margarineindustrie een systeem gevolgd,
waardoor de margarine-prijzen zich onmiddellijk
bij elke wijziging der grondstofprijzen aanpas
sen, zoodat, wanneer voor de uit het buiten
land ingevoerde oliën en vetten etc. hoogere
prijzen in papiermarken moeten worden betaald,
ook de margarine-prijzen in Duitschland over
eenkomstig stijgen. Het spreekt echter van
zelf, dat een dergelijke voortdurende sterke
prijsverhooging, waardoor en enkel pond van
de goedkoopste soort margarine thans reeds
20.000 Mark kost, het verbruik aanzienlijk moet
beperken.
Een nieuwe reactie in den prijs van Cuba-
suiker te New-Sork, alsmede het uitblijven van
verdere afdoeningen door de V. I. S. P., heeft
een ongunstige» invloed op de stemming voor
cultuurwaarden uitgeoefend. Ook Indische ban
ken waren lusteloos, hoewel het jaarverslag der
Ned. Indische Handelsbank geenszins bij de ver
wachtingen ten achter bleef. Terwijl het vorige
jaar een, uit de reserves gedekt, verlies van
ruim ƒ20 millioen was geleden, is in 1922 we
der een winst van bijna 3!4 millioen gemaakt,
waaruit, zooals bekend, een dividend van 6
kan worden uitgekeerd.
Voor het loopende jaar zijn de vooruitzichten
natuurlijk nog beter, in verband met de gun
stige wijziging, die op de suikermarkt is inge
treden. Vrees, dat de oude verliezen de bedrijfs
resultaten in de komende jaren ongunstig zul
len beïnvloeden, behoeft niet te bestaan, daar,
naar de directie mededeelt, de gemaakte voor
zieningen voor deze oude dubieuse vorderin
gen inderdaad alle eventueel hieruit te lijden
verliezen zullen kunnen dekken. Ter versterking
der positie van de bank is opnieuw een reserve
voor bijzondere belangen ingesteld, waaraan uit
de in 1922 gemaakte winst reeds ƒ600.000 is
gedoteerd. Het slot was voor de cultuurafdee-
ling in het algemeen beter.
Voor olie-waarden was de stemming even
eens aanvankelijk ongeanimeerd, blijkbaar in
verband met de publicatie van een zeer ongun
stig jaarverslag van de Mexican Eagle, waaruit
blijkt, dat inderdaad de productie tengevolge
van het binnendringen van zout water ir. ver
schillende bronnen aanzienlijk verminderd is. Er
werden slechts 12'/? millioen vaten geprodu
ceerd, tegen 38 millioen in 1921. In een vorig
overzicht wezen wij er echter reeds op, dat
blijkens de balanscijfers der Koninklijke het be
lang van laatstgenoemde bij de Mexican Eagle
aanmerkelijk verminderd moet zijn. Dit is nog
bevestigd door eenige meifcdeelingen van de
directie der zusteronderneming der Koninklijke,
de Shell Transport Trading Company, in de
jaarvergadering van laatstgenoemde maatschap
pij. De positie met betrekking tot de Mexican
Eagle besprekend, wees de voorzitter der Shell
er op, dat de Koninklijke-Shellgroep niet de
contróle over deze maatschapvij heeft. Haar be
zit aan aandeelen Mexican Eagle vertegenwoor
digt slechts een klein percentage van de totale
activa en de verminderde winst uit dien hoofde
heeft het dividend nog niet met 1 beïnvloed.
Erkend wordt, dat Mexico teleurstellend is. De
Koninklijke-Shellgroep heeft echter groote be
langen verworven in Venezuela, welkland, naar
verwacht wordt, de positie van Mexico als
olie-producent zal kunnen gaan innemen.
De bovenbedoelde uiting van de directie der
Shell heeft de stemming voor Koninklijke gun
stig geïnfluenceerd, en het slot was dan ook
in herstel. Deze betere stemming voor het
hoofdfonds heert or>v <-*,;nstig
beïnvloed.