AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER"**t*rdafl3ojumiszs
BINNENLAND.
DERDE BLAD.
Zie Jaargang
No. 305
Brieven uit Berlijn.
Een sombere gedenkdag.
Rothenau's huis als gedenktee-
ken. Een nieuwe aanval <.p mi
nister Severing. De roebel als
laatste troost. „Wie mun's
macht, macht man's falsch".
Mary Wigman en haar
„dans-drama".
Berlijn, eind Juni.
Het is nu juist een jaar gelden, dat de Duit-
sche rijksminister dr. Rathennu ten offer viel
aan een samenzwering. De herinnering aan de
zen donkeren dag verwekt nu nog in ons een
gevoel van groote ontroering. Of het Duitsch-
land beter vergaan zou zijn, els de voortreffelijke
man, die toen vermoord werd, zijn groote gaven
verder in dienst van het vaderland gebruikt
had, of Rathenaus wijsheid alleen in staat ge
weest zou zijn, den treurigen achteruitgang van
den algemeenen toestand in het afgeloopen jaar
tot stilstand te brengen wie zou het nu kun
nen zeggén Maar het feit blijft bestaan, dat
sinds den dag van de misdaad de Duitsche
staatswegen steeds dieper in het moeras zonk,
dat onmiddellijk, nadat de tijding van den moord
Berlijn en de wereld bereikte, het Duitsche cre-
diet haar vaste basis verloor en de Duitsche
mark in waarde begon te dalen.
Om het aandenken aan Rathenau te eeren,
heeft men hem dezer dagen een schoon en
eigenaardig gedenkteeken opgericht. De familie
van den vermoorden minister heeft n.l. het
woonhuis, dot hij zich in het Grünewald bij Ber
lijn had laten bouwen en in welks nabijheid
hij een jaar geleden door de Jcogels van de
moordenaars doorboord werd, aan de rijksre-
geering ten geschenke gegeven, opdat deze er
een gedenkteeken van zou maken.
Deze villa, die dr. Walter Rathenau in den
gelukkigen tijd vóór den oorlog, toen hij nog
president was van de door zijn vader opgerichte
„Algemeine Elektrizitöts Gesellschaft" met een
verfijnden smaak zelf ontworpen en ingericht
had, is in werkelijkheid een klein museum. Hij
was niet alleen de eigenaar en de bewoner,
maar ook de schepper, de bouwmeester van deze
ideale jonggezellenwoning, waarin hij zich met
uitgelezen weelde, met de schoonste kunstwer
ken omgaf. Jaren lang had hij de kostbaarste
meubels, kasten, vitrines, porseleinen en bronzen
kunstvoorwerpen, schilderijen en etsen verza
meld, waarvoor hij nu in zijn nieuwe huis de
meest passende omgeving schiep. Alles, het
huis zelf,de stoffeeringen versiering der komers,
werd een verwondelijk mooi document van de
beste oud-Berlijnsche kunst en beschaving.
Rathenau wilde daarmee als het ware een voor
beeld stellen en den welgestelden Berlijners
toonen, dat het niet noodzakelijk was bij alle
voikeren en in alle tijden naar een orchitecto-
nischen stijd voor hun ilia's en landhuizen te
zoeken, maar dat ook zij de monumenten van
hun eigen verleden ten voorbeeld konden ne
men.
Rathenau zelf heeft de plaats van iedere klei
nigheid, van iedere versiering, iedere pilaar,
ieder tapijt, iederen stoel in zijn huis aangege
ven. Hij heeft zelfs, als een kunstvriend met een
veelzijdige begaafdheid, verscheidene voorwer
pen zelf gemodelleerd en eigenhandig in zijn
slaapkamer droomerige parklandschappen op
de muren geschilderd.
Maar het heele huis is niet groot, het aantal
kamers is beperkt. Daarom kon men daarvan
eigenlijk niet een museum maken, waartoe mas
sa's bezoekehs bij slecht weer een vrijen toe
gang hebben. Veel beter zou het zich leenen
tot een gebouw, waar de rijksregeering ontvan
gen zou kunnen worden, waar geleerde ge
nootschappen, die geen vaste verblijfplaats
hebben, hun zittingen zouden kunnen houden,
waar een meer beperkte kring van kunstvrien
den zou kunnen studeeren en gebruik makende
van de welvoorziene bibliotheek zou kunnen
werken in de voorname zaal, die Rathenau's
boekenschat bevat. Het was een edele gedachte,
op een dergelijke wijze dit huis, dat een beken
tenis van den kunstenaar in Rathenau, verte
genwoordigt, en van zijn wezen, zijn geest, zijn
beschaving en zijn persoonlijkheid een idee
geeft, als een bezitting der natie in stand te
houden. Het is een schooner gedenkteeken dan
een standbeeld uit marmer of brons, zooals men
gewoonlijk opricht.
Ook nu is er in Duitschland weer een man,
tegen wien zich de woede van de nationalisten
gekeerd heeft. Dat is de Pruisische minister van
binnenlandsche zaken Severing, die vast beslo
ten is met ijzeren hand de jonge republiek tegen
zijn inwendige vijanden te verdedigen.
Onder de mannen, die deel nemen aan de re
geering is de verschijning van Severing onge
twijfeld de meest interessante en sterkste.
Hij is een hartstochtelijk redenaar en het is een
grootsch schouwspel, te zien, hoe hij in het
parlement aan den storm van zijn tegenstanders
weestand biedt. De leden van geheime genoot
schappen en samenzweerders in Duitschland, die
uit een geheel op het dwaalspoor gebrachte
idealisme de democratie bestrijden en gevaar
lijke plannen smeden, hebben zeer juist inge
zien, dat deze Severing de grootste hinderpaal
voor hun verraderlijk gedoe vormt. En zoo slin
geren zij den laatsten tijd in hun couranten en
bijeenkomsten den Pruisischen minister een
vloed van smaadredenen naar het hoofd.
In den zomer van 1921 weid de vroegere
rijksminister Erzberger vermoord, tegen wien
zich de grootste haat der anti-republikeinen
richtte. In den zomer van 1922 volgde hem Ra
thenau. Nu worden er tegen Severing zulke
fanatidke bedreigingen geuit, dat men bijna
weer voor duistere plannen en aanslagen zou
vreezen. Dezer dagen werd in Berlijn een man
tot een geruimen tijd gevangenisstraf veroor-
g deeld, die in het gewoel van de volksmenigte
voor de deur van een zaal, waarin een bijeen
komst van deze heethoofden zou plaats vinden
uitgeroepen had„Het wordt niet beter, voor
er weer eens zoo'n kerel neergeschoten is Zou
men zoo iets voor mogelijk houden Men ziet
het arme land moet niet alleen naar buiten om
lucht en leven strijden, het wordt ook door
inwendigen strijd en tegenstrijdigheden ver
scheurd.
Om de verwarring nog grooter te maken,
hebben de val van de mark en de prijsstijging
bepaald groteske, waanzinnige vormen aangeno
men. Een jaar geleden wees men in Duitschlan'd
troostend nuar Oostenrijk, dat het toentertijd
nog slechter ging als ons. Pessimisten zeiden
wol„Och, hier zullen ook nog wel eens Oosten-
rijksche toestanden gaan heerschen." De meeste
menschen gliiplachten echter. Neen, zooiets
was in Duitschland toch niet mogelijk. Thans
zijn we voor de Oostenrijkers de arme neven
geworden Jiet staat er met ons financieel slech
ter voor dat het er destijds met Weenen voor
stond, en als troost blijft ons slechts over
de Russische roebel. Ook een troost I Hoe dik
wijls heb ik in mijn Berlijnsche brieven reeds
uitgeroepenZoo verschrikkelijk waren de
toestanden in Duitschland nog nooit I Maar
iederen keer, als ik ging zitten om een nieuw
verslag uit te brengen, waren we weer eenige
vamen dieper in den afgTond van de economi
sche ellende gedaald.
Thans wil niemand meer ,iets van de papieren
mark weten. Bij alle zakencontracten worden de
groothandelsprijzen trouwens niet meer in mar
ken, maar in Hollandsche guldens, in Zwitser
sche franken of in dollars uitgedrukt. Zelfs de
arbeiders, die onder de steeds onbarmhartiger
toenemende duurte het meest lijden, zouden op
het oogenblik de loonen en salarissen het liefst
in dergelijke waarden berekend zien al was
het niet in een buitenlandsche munt, dan ten
minste in gouden marken. Dat klinkt heel aan
nemelijk. Maar men vreest niet ten onrechte, <iot
dan ook de prijzen voor alle levensmiddelen en
alle noodzakelijke levensbehoeften in gouden
marken zouden berekend worden, hetgeen de
duurte nog scherper voelbaar zou maken.
Want het eenige, dat ons thans in het leven
houdt, is immers de spanning, het weldadige
verschil tusschen de binnenlandsche en de bui
tenlandsche waarde van onze armzalige mark.
Hoe men het ook beschouwt, steeds doemen
er van alle kanten moeilijkheden op. Men draait
steeds in een rampzaligen cirkel rond. En de fa
talistische uitspraak van den wijzen man, die
gezegd heeft„Wie man's macht, macht man's
falsch", wordt reeds bewaarheid.
Er blijft verder niets over, dan zich, als men
met zijn werk klaar is, ten minste gedurende
eenige korte uren van ontspanning los te rukken
uit dezen chaos. Dat is de oorzaak, waarom het
Berlijnsche publiek zich zelfs meer dan vroeger
bezighoudt met vraagstukken en problemen op
artistiek gebied. Men moet dit niet verwarren
met de jacht naar genot, die velen beheerscht
daar er door enkelingen juist bij een slechte
munststandaard veel verdiend wordt en iedere
prikkel tot sparen ontbreekt. Men mag ook in 't
hartstochtelijke zoeken naar bevrediging op deze
richting geen oppervlakkigheid zien en zeggen
Het is merkwaardig, dat de Duitschers voor een
dergelijke weelde op geestelijk gebied nog zin,
tijd en gedachten hebben. Integendeel, daaruit
spreekt het streven van de betere elementen der
bevolking, om hun leven te vergeestelijken, om
niet ook geestelijk arm te worden.
Het groote succes van de laatste weken in
de Berlijnsche kunstwereld draagt een vrou
wennaam het heet Mary Wigman. Ze bracht de
hoofdstad nieuwe denkbeelden omtrent de uit
drukkingskracht van een kunst, die sinds jaar
en dag in het brandpunt van de algemeenë be
langstelling staat: de danskunst. Het begon
reeds vóór den oorlog. De stóot er toe werd ge
geven gedeeltelijk door de gnstvoorstcllingcn
van het Russische ballet, gedeeltelijk door het
optreden van Jacques Dalcrose in Geneve, die
zich daarna in Duitschland vestigde en hier zijn
theorieën over rhythmische lichoomsvorming «n
over de schoonheid der, bewegingen propa
geerde. Sindsdien zijn ontelbare danskunstena-
ressen opgetreden, die oveial een levendigen
bijval vonden. In alle mogelijke steden in
Duitschland werden scholen en vrije gemeen
schappen opgericht, die steeds op andere wijze
den dans beoefenden en op hun theorieën het
liefst dadelijk stellingen over nieuwe levensbe
schouwingen optrokken. Zij allen hebben aan
hangers gevonden en bijval geoogst. Maar geen
zooals Mary Wigman.
Wat deze jonge Hannoversche als nieuwen
kunstvorm invoert noemt ze het „dansdrama
Hiermede is niet een pantomime bedoeld, maar
werkelijk een ,„gedanst drama dat zijn inhoud
en zijn vorm van expressie uitsluitend aan deze
speciale kunst ontleent. Bc zal een voorbeeld ge
ven. Een van haar origineele dansen heeft tot
thema „Ontbinding en ondergang van de ge
meenschap door t ontbreken van een leider.
Een grondidee dus/ een, in de menschelijke
samenleving zich s teeds weer herhalend gebeuren
tot uitgangspunt neemt, doch die volkomen en
harmonisch door middel van dc danskunst in
een verklarenden vorm wordt gebracht. Vier
scène s volgen op elkaar. Ze heetcn „Omzwer
ving", „Cirkel", „Driehoek", Chaos". Behalve
deze titels wordt verder niets over den „inhoud"
van het drama gezegd. Al het litteraire moet
verre blijven. Wat de toeschouwer ziet, zijn zui
ver plastische bewegingen, waaruit de optische
beteekenis en daardoor de geestelijke inhoud
van het geheel moet blijken. De „Omzwerving
toont het nog het vaste gemeenschapsgevoel
we zien een reeks variaties van plechtig schrij
den, groepen en stoeten voorbijtrekkende vrou
wen, die herinneren aan middeleeuwsche kerk-
schilderingen en aan de schilderijen van den
Zwitscherschen schilder Hodler. Dan volgt de
„Cirkel"de gemeenschap ontbindt zich, in
rondgaande groependanscn strijden verschillen
de krachten tegen elkaar todat .tenslotte,
door een vrij blijvende diagonaal van het too-
neel gescheiden, twee groepen ter aarde zijgen,
terwijl de leider eenzaam, treurend, het hoofd
achterovergebogen, zich hoog boven allen ver
heft In driehoek" aanschouwen we het
worstelen van den leider met de massa, die
tegen hem opstaat. Een rhythmisch op en neer
gaan, wonderbaar goed ingestudeerd en volge
houden. In „Chaos" ontvouwt zich eindelijk het
meest grootsche tooneelschijnbaar ongeorden
de groepen stormen, van alle boeien bevrijd, in
werkelijkheid echter volgens een nauwkeurige
berekening, op elkaar in, storten ineen, richten
zich vertoornd weder op, verzingen in starhe'd.
De leider treedt op en tracht ze te binden, te
vereenigen. Maar het gelukt hem niet meer, hij
wordt overweldigd door de hem en elkaar ver
dringende massa's.
In de Philharrnonie, waar Mary Wigman met
haar schitterende troep optrad, was geen plaats
onbezet. Duizenden en duizenden jubelden haar
toe. Het was, alsof de toeschouwers in deze
meesterlijke vertolking van een waarachtig
nieuwen kunstvorm een geestelijk© bevrijding
ondergingen.
DE NEDERLANDSCHE BANK. o
Vergadering van Aandeelhouders-
Tn dc heden te Amsterdam gehouden al-
gemecne vergadering van aandeelhouders
van De Nederiandsche Bank, werd door
den President en door de Commissarissen
verslag uitgebracht.
„Een terugblik in het afgeloopen jaar in
de wereldgeschiedenis" vangt de Presi
dent zijn verslag aan „brengt ons een
weinig opwekkend beeld.voor oogen. Bijna
overal stoot men dan op vermeer,dering van
moeilijkheden en op verscherping van de
crisis, die door en overal 11a den- oorlog is
ontstaan. Slechts enkele lichtpunten zijn ge
lukkig nog aan to wijzen.
Het, verslag, dat don toestand voorname
lijk weergeeft door cijfers, voor zoover 1100-
dig toegelicht, geeft in dc eerste plaats een
overzicht van den stand der wisselkoersen,
uitgedrukt in den Nederlandschen Gulden.
Sprekende over den val van de Duitsche
Rijksmarken, wijst de president erop, dat
dc Mark in de laatste weken in vreemde
valuta een waarde liceft bereikt van bijna
1/25.000 van dc vroegere reëele en wetto-
lijke waarde. Vorderingen, loonen en de vele
andere économisch^ zaken, wier waarde
noodwendig in Marlden moet worden uitge
drukt, zijn dus omgezet in fantastische cij
fers of schimmen van wat voor den oorlog
bestond. E11 aangezien het economische sa
menstel van een land niet gegrond kan zijn
op zulke fantastische cijfers of schimmen,
zoolang die niet tot eenige stabiliteit ge
bracht zijn, is Duitschland tot een staat van
chaos vervallen waarvan men de cmsti&e
beteekenis nu nog niet volkomen kan over
zien. Regeeren onder dergelijke omstandig
heden is bijna onmogelijk»
Dit probleem is niot alleen voor Duitsch
land en zijn vroegere vijanden, thans zijn
grootste crediteuren, maar voor de geheel©
wereld van de grootste beteekenis. Een op
lossing daarvan moet internationaal gevon
den worden; iedere maand verder uitstel
van die oplossing maakt het probleem nog
ingewikkelder cn verhoogt het gevaar, dat
anderen in dien afgrond worden medege-
sleept.
De voor Oostenrijk gevonden oplossing
acht dc President een zeer gelukkige. Bij
dit land is men op den goeden weg. liet
doordringen van dc overtuiging, dat slechts
door internationale samenwerking in econo-
mischen zin een dergelijk resultaat kan
worden bereikt, is één der (grootste licht
zijden in den huidigen toestand.
De President noemt dan als twee andere
lichtzijden de gestadige opkomst van het
Engelsche Pond Sterling als gevolg van do
meesterlijke finantieele politiek in Engeland
en de koersstand. van denAmerikaanschen
Dollar door het tegemoetkomen door Ameri
ka aan Europa.
Het verslag ma$kt, na een overzicht te
hébben gegeven van de circulatiemiddelen
in dc voornaamste landen, een vergelijking
tusschen Zwitserland en Nederland, twee
landen, die nagenoeg in dezelfde omstan-
digeden verkccren. Zoolang de budgetten
van Nederland en Nederlandsch-Indic niet
sluittend zijn gemaakt en zoolang nog zoo
groote bedragen vlottende schuld op onze
markt, drukken, moeten alle krochten wor
den ingespannen om dc positie vari onzen
gulden te handhaven 011 dc politiek van de
Nederiandsche Bank moet. scherp op dit
doel gericht blijven. De gunstige stand
van het oogenblik "wordt toegeschreven aan
het aanwezig zijn van vreemd kapitaal in
ons land hetgeen gezien Zwitserland
niet van blijvcnuen aard behoeft tc zijn.
Noch afgifte van goud, noch verhooging
der bankrente zijn thans voldoende midde
len om de depreciatie der valuta tegen te
gaan. Krasse hulpmiddelen moeten worden
toegepast.
Het verslag bevat vervolgens een overzicht
van de renteaanwijzingen in 1922 en 1923
tot 31 Mei.
Dc totale Nederiandsche schuuld bedroeg
Mei 1923 3.419 millioen gulden waarvan
092 vlottende schuld; de totaio Ncderlandsch
Indische schuld: 1.236 millioen, waarvan
358 millioen vlottende schuld, zonder de
muntbiljetten.
De President zegt verder in zijn verslag
dat het Moederland ten opzichte van Nedcr-
landsch-Indië wel wat te gewillig «was met
het verstrekken van crediet. Dc Nederiand
sche Bank heeft eenmaal aan den Minister
van Koloniën moeten medcdeelen, dat zij
niet bereid zou zijn, achter een nieuwe
Indische leening te staan, indien niet eerst
een poging was gewaagd om de vlottende
schuld in Indië in de open markt te plaat
sen, welke poging gelukte.
De Nederiandsche Bank kon zich te dien
aanzien niet verccnigen met de politiek
van de Javasche Bank. De President meent
dat tengevolge van de door deze Bank ge
volgde politiek de waarde van de pariteit
der Indische wisselkoersen door de Javasche
Bank gepubliceerd, voor wissels op Neder
land, niet dan onder groote reserve kan
worden aanvaard. In verband met den ernst
van dezen toestand is een der Directeuren
van de Nederiandsche Bank naar Indie ver
trokken om do kwestie te bespreken. Voort
zetting der remises, die sedert 20 April
weer zijn aangevangen, met 40 millioen,
minstens in gelijken omvang, is een gebie
dende noodzakelijkheid.
Het verslag behandelt vervolgens de geste
der Javasche Bank, die trachtte groote, win
sten uit te koeren door verkoop van goud
omgezet in dollars, welk goud daar door de
Nederiandsche Bank was afgestaan tegen
voor-oorlogsche prijzen tot versterking van
hare encaise métalliquc.
Ter versterking van de speciale reserve
wordt uit de gezamenlijke winsten van dit
jaar een bedrag van 7.324.418,67 aan die
bijzondere reserve toegevoegd, welke daar
mede op rond 9000.000— gekocht zal zijn.
De President wil niet verhelen, dat „wij
de toekomst nog altijd wel met zorg tege
moet zien. De toestanden toch in de ons
omringende landen zijn sedert het vorige
jaar in het algemeen nog ernstig achteruit
gegaan en helaas is het einde van die moei
lijkheden nog niet te overzien. Natuurlijk
moet dit zijn terugslag hebben op onze eco
nomische positie. Maar ook in ons land zijn
bepaalde feiten, die wij met zorg gade
slaan."
De buitengewoon sterke ontwikkeling van
de saldi-tegoed bij den Postchèque- en Giro
dienst kunnen wij niet in het belang van
het land achten, en de President is van
oordeel, dat deze instelling haar doel te
buiten gaat. In dit verband wordt gewezen
op de bedenkingen tegen de ontwikkeling
van de gemeentelijke Giro-instelling te Am
sterdam. Navolging van dit voorbeeld door
andere gemeenten wordt een ernstig gevaar
geacht. Een ander -gevaar is het vormen van
groote kapitalen ter uitvoering van de ver
schillende Rijksverzckcringswetten. Een ge
lukkig teeken is intusschen een hoogere
koersstand van den Nederlandschen Gul
den. Hoewel de begrootingscijfers verbeterd
zijn, toont de togrooting nog een slecht
figuur tegenover de cijfers 19231924.
Ernstig moet worden voortgegaan met ver
laging der tekorten.
De hecrschendc mailais in den hantel uitte
zich ook in de omzetcijfers van het Giro-
verkeer. Dezo bedroeg in 1921/22
24.316.371.159 en in 1922/23 19.705.511.843.
Het aantal opdrachten nam evenwel too van
533.523 tot 620.122. Het aantal correspondent
schappen bedraagt thans 84. Do discontee
ringen bedroegen in het afgeloopen jaar
1317.132.014 tegen 2062.910.026 iu het vo-
rigo jaar
De gemiddelde looptijd van het papier
was 54 dagen, 9 daigen meer. dan het vorig
jaar.
De metaalvoorraad verminderde met
23.114.558 tot 5S8.714.G12. Dc samenstelling
van dien voorraad wijzigde zich ten nadcelc
van het goud; zij was op ultimo Maart
98.86 goud tegen 1.14 zilver, het vorig
jaar resp. 99.07 en 0.93
Het gemiddeld bedrag der bankbiljetten
in omloop was in het afgeloopen jaar
40.794.479 lager dan dat van het vorigo
jaar; toen: 1.021.013.541, thans: 980.219,0G2
Het winstsaldo bedraagt S13.5S1.72. Bo
ven de reeds verst rekte 3;V& wordt nog een
dividend uitigekecrd van 37, zoodat in
totaal het dividend 72 por aandeel be-
draagl-
Dc balans sluit met een bedrag vmi
1.047.011.908.74,
Jubileumnummer von het Technisch Weekblad
„Vraag en Aanbod".
Toen het 25-jarig jubileum von het technisch
weekblad „Vraag en Aanbod" aanstaande was,
stelde de uitgever A. E. Kluwer zich de vraagt:
hoe dit feit op de beste wijze te gedenken? „Het
meest voor de hand liggende zou geweest zijn
zegt hij om een gedenkboek samen te stel
len, waarin dc geschiedenis van „Vraag en Aan
bod" of ruimer: de ontwikkeling van dc techniek
in de laatste 25-joren, beschreven werd. Het
eerste zou echter slechts een betrekkelijk klei
nen kring van belangstellenden interesseeren, het
laatste zou een cenigszins overbodig werk zijn,
gezien dc talrijke dit jaar verschijnende gedenk
boeken, waarin hetzelfde onderwerp behandeld
wordt.
In stede van echter te jubelen over de voor
bijgegane kwart eeuw, zijn het vooral de noo-
den van onzen tijd, die onze aandacht hebben
en zoo kwamen we op de gedachte onze blikken
niet achterwaarts, maar vooruit te richten en ten
boek samen tc stellen, dat geheel gewijd is ann
den opbouw van onze verscheurde maatschap
pij." De heer Kluwer voornoemd heeft een aan
tal vooraanstaande personen in den lande aange.
zocht hiertoe mede te werken en ons thans het
lijvige jubileumnummer gezonden. Iedere schrij
ver geeft op zijn gebied na een korte be
schouwing van de veranderingen, die sedert
T914 hebben plaats gegrepen aan, op welke
wijze de huidige samenleving zich ontwikkelt,
en welke maatregelen deze ontwikkeling ten
goede kunnen beïnvloeden.
De volgende onderwerpen worden behandeld:
„Welvaartspolitick", door Prof. I. P. de Vooys,
buitengew. hoogleeroor aan dè Techn. Hooge-
school te Delft; „Het Internationaal Handels
verkeer", door Dr. M. D. Hage, directeur van on
dernemers-organisaties te 's-Gravcnhogc.
„Land en Tuinbouw", door J. Smid, voormalig
referendaris non de Directie voor den Landbouw
te Voorburg; „Mijnwezen", door Ir. C. Blanke
voort, hoofdingenieur der Mijnen te Maastricht;
„Nijverheid" door Ir. H. Steketee, nijverheids-
consulent voor het N. cn O. des lands te Dcven^
ter; „Verkeerswezen" door Ir. H. TL de Jong,
districts-inspecteur der spoorwegdiensten te
Groningen; „Koloniën" door Dr. E. C. Jul.
Mohr, afdeelingschef aan het Koloniaal Insti
tuut te Amsterdam; JLandontginning in de laat
ste 25 jaren" door Prof. J. Elema, landbouw-
consulcnt voor Drenthe te Assen; „Ne
deriandsche Handelsvoorlichting" door W.
Grandt v. Roggen, secretaris-generaal van
de Nederl. Jaarbeurs te Utrecht; „Natuurweten
schap cn Maatschappelijke vooruitgang" door
Prof. Dr. C. J. v. Nieuwenburg, hoogleeroor onn
de Technische Hoogeschool te Delft; „Verede
ling van de Techniek" door Ir. S. v. Hoogstraten,
lid van den Octrooiraad te 's-Gravenhoge; „De
ontwikkeling der Rationeele Wetenschappelijke
Bedrijfsleiding in het laatste Decennium" door
Prof. J. G. Ch. Volmer, hoogleeraar aan de
Tech. Hoogeschool te Delft; „Moderne Arbeids-
inethoden" door Prof. Ir. D. Dresden hoogüéernar
aan de Techn. Hoogeschool te Delft; „Normali
satie" door Dr. Ir. J. Goudriaan Jr. directeur van
het Centr. Normalisatie Bureau te Delft; „De Psy
chologie en haar toepassing in het Bedrijfsle
ven" door Prof. Dr. F. Rocls, buitengewoon
hoog leeraar aan de Rijks-Universiteit te
Utrecht; „Tucht en Opvoeding" door Mr. C. Fr.
Katz, lid van de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal te Amsterdam; „Volkshuisvesting" door Ir.
P. Bakker Schut, directeur van den Dienst der
Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting te 's-Gra
venhoge; „Arbeid, Kapitaal en Gemeenschap"
door Dr. Ir. Th. v. d. Woerden, lid von de Twee
de Kamer der Staten-Gencraal te Amsterdam;
Overheidsbemoeiing" door Prof. Dr. D. v. Emb-
den, hoogleeraar aan de Gem. Universiteit te
Amsterdam; „Statistiek" door Prof. Dr. H. W.
Methorst, directeur van het Centraal Bureau
voor de Statistiek te 's-Gravenhage; „Heivor
mingen in 't Handelsrecht" door Mr. Dr. M. Po
lak, raadsheer in het Gerechtshof te s-Gravcn-
hage; „De ontwikkeling der Volkengemecnschap'*
door Prof. Mr. Dr. J. P. A. Francois, buitenge
woon hoogleeraar aan de Ned. Handels-Hoogc-
scnool te Rotterdam; „Een nieuwe Samenleving"
door Ir. J. A. Blok, docent aan de Intern. School
voor Wijsbegeerte te Amersfoort.
DE GEVANGENPOORT TE
's GRAVEN HAGE.
Met het oog op de behandeling van het vraag
stuk ven den verkeersweg langs de Gevangen
poort in de raadsvergadering van Maandag 2
Juli a.s., zond men ons een overzicht van de
voornaamste ontwerpen.
Ontwerp-Berlage 1915. Aanvaard door den
Raad op 3 Jan. 191G. Volgens dit ontwerp zal
de poort met haar N.O. zijd e vrij blijven
staan gescheiden door een pl.m. 5.50 M. breede
plantsoenstTOok van den verkeersweg. Naast de
plantsoenstrook is de rijweg ontworpen, breed
TT15 M., terwijl het voetgangersverkeer ge
leid wordt door de poort en over een 6 M.
breed trottoir langs den Hofvijver- Van dien
vijver zou een strook van 6 M. breedte moeten
worden gedempt
Ontwerp-Stadsontwikkeling 1920. Overgeno
men door B. en W. en in 1922 voorgesteld
aan den Raad. Volgens dat plan is een gebouw
ontworpen tegen do Gevangenpoort, long
66,50 M. aan de eenc zijde in het verlengde
der N.W. rooilijn van het Buitenhof, aan den
anderen kant vooruitspringend ten opzichte van
de Z.O. rooilijn der Plaats en breed 13—16
M., terwijl de hoogte in overeenstemming Is
gedacht met de omringende monumentale ge
bouwen. Dc verkeersweg is ten N.O. daarvan
ontworpende rijweg zou een breedte krijgen
van 12,50 M., terwijl voor het voetgangersver
keer zouden dienen het ten Z.W. van hot ge-
bouw gevormde straatje en dc poort, een 4,50
M. breed trottoir aan den N.O. kant van het
gebouw cn een 5 M breed trottoir langs den
vijver. Gedempt zou moeten worden een pl. m.
22 M. breede vijverstrook. Ter verbinding van
gemeld straatje en eerstgenoemd trottoir is in
het midden von het gebouw een passage ge
dacht
Ontwcrp-Cuypers. Ook hierin is een gebouw
tegen do poort aangedacht Dit is echter von
kleinere afmetingennon de zijde der Plaats
blijft het nog iets terug bij de poort, onn do
andere zijde belangrijk ten opzichte van de
rooilijn von het Buitenhof. De lengte wordt
zoodoende 39 M„ als bTeedtè Is gedocht 6,50
8,20 M., terwijl de hoogte zoodanig is, dat
de trapgevel der poort er bövcn zichtbaar blijft.
Langs het gebouw, waarvan een groot deel der
parterre-verdieping open gaanderij is, ligt een
trottoir van 3—4 M.de rijweg is 15 M. breed,
het andere trottoir 5 M. De te dempen strook
heeft een breedte van 15 M.
Ontwerp Burgemeester en Wethouders 1923
in hun jongste voorstel oon den Raad aanbe
volen.
Ook hier oen gebouw tegen do Gevangen
poort non, van ongeveer gelijke lengte en hoog
te als volgens het ontwerp-Cuypers, terwijl dc
breedte genomen is op 8 M. en de parterre-
verdieping voor het gTootste gedeelte gemaakt
wordt tot open gaanderij, dienende als Z.W.
trottoir van den verkeersweg. Dc rijweg grenst
daar Onmiddellijk aan, ter breedte van 10 M.,
terwijl het N.O. trottoir 5 M. breed is. De te
dempen strook wordt zoodoende beperkt tot
7,50 M. De bedoeling is thans alleen de breedte
dezer strook vast te stellen cn het juiste pro
fiel van den wbg nader te overwogen en lengte
en hoogte van het gebouw definitief in overleg
met den architect, wien het ontwerpen daarvan
zal worden opgedragen, te bepalen.
Ervaringen von een reiziger in Duitschland.
In het laatste nummer van „Dc Hotelhou
der" publiceert een der leden van den Ned.
Bond van werkgevers in hotel-, restaurant-, ce-
fé en aanverwante bedrijven een artikel, waarin
hij von zijn ervaringen tijdens een reis in
Duitschland opgedaan, vertelt Aan dit artikel is
'het volgende ontleend
„Wanneer men in een modern hotel afstopt,
wordt men direct getaxeerd nnar welken maat
staf gij zult worden uitgeperst n.l. of wel uw
toeslag „Frcmdemsteucr", op de kamerhuur
deze mooi 60 don wel 30 zal bedrogen,
bovendien 10 Bcdienungszuschlog en 5
Bewirtschaftungszuschlag en voor een vreemde
ling is het nu wel heel lastig en onprettig als
men niet weet, waor men aan toe is en dat op
de overeengekomen som voor kamerhuur niet
volt te rekenen, kortom dat men het niet zoo
nauw met u neemt. Dat het personeel ook in 't
zelfde vaarwater meegaat met den patroon om
te nemen wat er te nemen valt, blijkt uit 't vol
gende.
Meermolen komt het voor, dot de bedragen
hooger genoteerd worden dan op de prijscou
rant voorkomt, dat behalve de 10 fooi op de
maaltijden en consumptie, ook dc betrekkelijk
hooge Steuer er eerst nog wordt bijgeteld en
don von de som de 10 of 15 wordt berekend
zelfs von het op mijn rekening voorkomende
woschgeld.
Dot de prijzen dagelijks aan verandering on
derhevig zijn, behoef ik niet te vermelden de
boeren leveren hunne waren niet af voordot
zij den stand van den dollar hebben vernomen
en dc prijzen der af te leveren waren daarmede
in overeenstemming hebben geboekt
Wat de fooi aangaat, zal het een buitenlander
opvollen, dat niettegenstaande op de nota dit
drag is vermeld, ieder van het personeel,
waarmede de reiziger in aanraking komt van
den liftjongon tot den ober er op rekent nog
iets bovendien te zullen ontvangen en men kan
het vooral in een restaurant zeer goed bemei-
ken aan de bediening, wanneer men daar bekend
staat als dubbele drinkgeldgever.
Niet onvermeld wil ik laten de onhebbelijk©
behandeling waaraan men blootstaat, wanneer
men zijn rechten laat gelden. Een voorbeeld.
Van plan zijnde in Hotel „der Achtermenn'*
tc Goslar of te stappen, bleek dit geheel bezet
te zijn cn bracht de commissionnair mij naor het
daartegenover gelegen hotel, door dcnzelfden
eigenaar, den heer Pieper, geëxploiteerd, het
„Niedersachsischer Hof", waar ik werd ontvan
gen door een jonge dame, die mij de kamer
aanwees en den prijs daarvan met mij overeen
kwam.
Den volgenden morgen, na het ontbijt, vroeg
ik de nota en deze bleek meer dan 100 hoo
ger te zijn dan wij waren overeengekomen;
hierover mijne verwondering te kennen gevende,
werd mij gezegd, dat elke overeenkomst met
een ander dan met hem (dit was de chef van öe
zaak) geen waarde had ik moest betalen f
Ik antwoordde, dot ik nog eerst eens met
me zelf overleggen zou, waarop ik de meer dan
vriendelijke uitdrukking in ontvangst mocht ne
men van
„Sie dreckiger Auslander, wat wollen Sie
Hierop heb ik dezen chef te verstaan gegeven
dat ik mijn recht zoude zoeken bij den heer
Pieper, zijn patroon.
Daarna bezocht ik den heer Pieper in het Ho
tel „der Achtermonn". Deze beloofde mij de
zaak te zullen onderzoeken en om half twaalf
zou hij mij in Hotel „Niedersachsischer Hof'
ontmoeten en het resultaat medcdeelen. Toen
ik op het afgesproken uur daar was, kwam die
z.g.n. chef mij eerbiedig den sleutel van mijn
kamer te brengen, welken hij van de ontbijttafel
had afgenomen om mijn bagage in beslag to
nemen.
Ik aanvaardde den sleutel niet, maar zeide
„Zorgt u voor mijne bagage, ik heb dien sleu
tel niet noodig", waarna ik weer om dc reke
ning vroeg. Ik kreeg dezelfde nola voorgelegd.
Wel maakte de chef zijn excuses, maor de nota
bleef onveranderd. De heer Pieper vond het zelf
niet noodig zijn afspraak na te komen cn de
schandelijk beleedigde Hollander vertrok met
de gedachte
„Is dat nu de manier om Duitschland populair
te makenheeft een oroot hotelbezitter zeen
betere manieren