zaak geweest, dat de kunst een ander aan
schijn kreeg. De aangrijpende emoties, die
fijngevoejige, hooggestemde naturen onder
gingen, toen zij teruggesteld werden tot op
plaatsen, waar de gemiddelde mensch ook
verwijlt zijn vertolkt in de positieve waar
den, die de moderne kunst heeft voor het
leven, voor de samenleving.
Wat tót voor korten tijd onmogelijk
scheen: de kunst te beschouwen in haar
verband met het leven, schijnt ons thans
een onafwijsbare noodzakelijkheid. De
kunst van voor 20 jaren 'bijvoorbeeld open
baarde zich bijna zonder levendige uitzon
dering in de gestalte van den kunstenaar,
in diens werk van typische persoonlijkheid.
In de kunst van dezen tijd gaat wel is waar
het persoonlijk element van den kunste
naar niet te loor, maar treedt toch meer
het algemeen kenteeken een er oplevende,
nieuwe cultuur naar voren. De gesneen-
schapskunst bij uitnemendheid: de architec
tuur toont deze eigenschap -in den laalsten
tijd opv.aliend duidelijk. Kunstenaar en sa
menleving worden onweerstaanbaar naar,
elkaar toegedreven; er komt meer geest
drift in het wederzijdsch begrijpen, men
vult elkaar m^r en meer aan.
Bij het publiek (bij het volk) zien wij
thans zeer sterk een onbevredigde behoefte
naar schoonheid te voorschijn treden, welke
behoefte bij sommige personen reeds is
uitgegroeid tot een hevig verlengen. De
kunst en het leven beginnen thans, ieder
uit eigen aandrift elkaar aan te vullen; de
samenleving peilt het zieleleven van den
kunstenaar meer en meer en zij gaat vragen
welke ontroeringen aan het kunstwerk ten
grondslag hebben gelegen; maar zoo ook
omgekeerd. De kunst ontleedt het zieieleven
van de massa, dat' vertroebeld was en ten
deela nog is door de aanstormende harts
tochten, in kraöhtig-levende elementen,
waarvan men de zuiverheid en de aanwezig
heid nooit had vermoed.
Wanneer men ooit heeft getheoretiseerd
over de kunst, wanneer men oo:t het doel
der kunst heeft trachten te omschrijven, dan
schijnt zij thans aangewezen uit het zich
verdiepend geestesleven van het volk, van
de geheele maatschappdj> het zuivere en
edele materiaal te delven, waaruit een nieu
we en een schoortere cultuur ken worden,
opgebouwd.
'Dit is de roeping,-welke de moderne
kunst geestdriftig heeft te vervullen, en zij
zal dit doen arbeidende en levende in en
niet meer buiten de samenleving.
Ik heb hierboven wellicht wat „litte
rair'' (wie heeR tegenwoordig tijd om zich
tot goed lezen en b g r ij p e n te zetten?)
aannemelijk willen maken, dat in een over
zicht van het kunstleven in het algemeen
^n ook te Amersfoort, de persoon van
den kunstenaar op den achtergrond moet
blijven. Wat hij doet, verricht hij niet uit
baatzucht, maar uitsluitend uit liefde voor
de kunst. Hieruit volgt onmiddellijk, dat het
ons hier in de eerste plaats cm de corpo
raties op kunstgebied te doen is, welke hier
ter stede ernstig pogen de kunst te brengen
en te doen begrijpen. Iedere vereenigiing
evenwel, welke het te doen is om een pas
send tijdverdrijf heeft natuurlijk geen cul-
tureel-historische be teekenis en blijft ge
heel buiten' onzen gezichtskring, evenals de
ondernemingen, die uitsluitend uit commer-
cieele overwegingen het kunstleven onzer
stad trachten op te voeren. Ik denk hier
e©n de zoo ve eiste' rangs tooneelgezelschap-
pen en aan de concertbureaux.
We hoeren hier zco vaak de verzuchting:
„in Amersfoort gebeurt er nooit iets" en in
zeker opzicht moeten wij daarmede instem
men. Een feit daarentegen is het, dat goede
tooneelvoorstellingen, goede coi%erten en
bijzondere tentoonstellingen (de lezer ge
lieve alleen in kunst-zaken georienteerd te
blijven) maar zeer weinig publiek trekken.
Ook het verzuchting-slakende deel ven het
uitgaande publiek blijkt niet te komen. On
danks deze paradox zijn ér voldoende rede
nen aan te voeren, die de leege zalen wel
iswaar niet vo-1, maar toch begrijpelijk ma
ken, doch ik zal ze meer niet uitpluizen. Het
staat evenwel voor mij vast, dat de naaste
toekomst hierin verandering zal brengen.
Al z ij n de bioscopen en de caié's vol, ai
zoekt het publiek opvallend veel ver
strooiing bij lectuur zonder inhoud en lage
amusementskunst, op den duur blijft dat
niet zoo. Ieder zal gaan beseffen, d3t daar
de vreugde van het leven niet te vinden is
en dat daar ook zeker niet de vertroosting
geschonken kan worden. De religieuze en
de kunstzinnige verdieping is de eenige
bron van trooft, omdat in deze twee hoofd
momenten van het geestelijk leven de open
baringen van goddelijken oorsprong zijn
neergelegd.
Wij kunnen te meer deze stelling vol
houden, daar de grootere vereenigingen op
kunstgebied hier in Amersfoort bijna alle
in de laatste jaien zijn ontstaan. Eenige
voorbeelden zijn: het tooneel verbod, de ka
rn e rmu zie k v er een ig i ng, de Opera-vereeivi-
ging, de Commissie voor Arbeidersontwik
keling, d_ Amersfoortsche kunstkring, de
Men urnen tencommissre, de Volksuniversi
teit, de Openbare en R-K. Leeszaal en bi
bliotheek en misschien nog meerdere in
stituten. Er is dus een krachtige drang in
Amersfoort naar cultureele bevrediging.
Met vertrouwen kan men een „blik in de
toekomst" werpen, omdat de ontwikkeling
van de feiten uit het verleden dit vertrou
wen alleszins billijken. Ook de overige,
oudere kunstinstellingen geven blijk dat rij
de teekenen des tijds hebben verstaan. Zie
hier een kort overzicht:
De V e r e e n i g i n g tot het houden van
K u n s t b e s c h o u w i n gen organiseert
jaarlijks eenige 'bezienswaardige tentoon
stellingen; de af deeling Toonkunst heeft
in het afgeloopen seizoen een interessante
uitvoering gegeven van een nieuw, vrijwel
onbekend oratorium; dó Volksuniver
siteit hield een expositie over archltec-
tuur en erriohtbe enorm veel goeds op
cultureel gebied; de Openbare en B ij-
zondere Leeszalen bezitten een keur
van boeken over kunst en haar ontwikke
ling; het Tooneel verbond noodigde
de meest vooraanstaande gezelschappen tot
eenige voorstellingen uit; het Amers-
foorts Mannen koo gaf een goede
uitvoering van het te zeldzaam gereprodu
ceerde Requim van Cherubini; de Amers-
foortsche Opera vereeniging gaf
„der Freischütz" van Weber, een werk van
internationale muziekhistorische beteekenis;
de Orkest-vereeniging „A mers-
foort" geeft jaarlijks uitvoeringen, die
door het publiek zeer gewaardeerd worden:
d« K e m erm uzi ek v er eeni ging or
ganiseert a-vonden door en voor dilettanten
met het doel de muziek meer tot hare leden
te doen spreken; de Kunstkring hield
een vrij druk bezochte tentoonstelling vart
het werk van een modern schilder; het De
partement Amersfoort van de Maat
schappij tot Nut van h et Alge
meen neemt de kunstontwikkeling ook uit
gebreid in haar programma's op- Mogelijk
dat er nog meerdere verdienstelijke institu
ten rijn.
Dot de gemeenschap rich (noodgedron
gen weliswaar) gaat interesseeren voor het
woningbouwvraegstuk getuigen de verschil
lende bouw ver eeni ginge nIk wil met dit
memoreeren niet zeggen, dat de architec
tuur, en speciaal moderne architectuur in
Amersfoort, tot uitdrukking is gekomen,
geenszins. Went vari het aantal woonhuizen,
villa's en openbare gebouwen, welke in de
laatste decennia zijn gebouwd, bezitten de
meeste geen architectuur of stijl, maar het
geestlooze. verschrompelde uiterlijk van den
stuggen, eenvormigen bouwtrant der tach
tiger jaren.
Het stadsbeeld zal 'zich ook in de architec-,
tuur, deze groote gemeenschapskunst wel
licht verfraaien; de aanwezigheid van vak
kundige, kunstgevoelige architecten in
Amersfoort biedt ons hiervooT vrijwel dó
zekerheid.
Hetgeen ik in het hoofd van dit artikel
over de verhouding tusschen publiek en kun
stenaar eenigszins uitvoerig heb uiteenge
zet, zien wij dus in Amersfoort in veel klei
ner verhoudingen geprojecteerd-
Slechts door het wederzijdsch begrijpen
van kunstenasT en maatschappij kan een
nieuwe cultuur voortkomen. En wij kunruen
ook hier met bEjmoedigheid de schreden op
het nieuwe pad plaatsen, omdat het beste
deel der mensoh'heid ontvankelijk is voor de
beste uitingen der nieuwe kunst.
Litteratuur
John Ruskin: Mensch en Maatschap
pij; Oscar Wilde: Kunst en Samenle
ving; H. P. Be r lage: Schoonheid en Sa
menleving; Just Ha vel aar: H-et Leven
en de Kunst; Feuerherd: Die Kunst
nech der politischen Economie.
De tuinbouw in Amersfoort
en omgeving.
In dit speciale nummer, dat dient om een
overzicht te geven van hetgeen Amersfoort
presteert op verschillend gebied, mag een
«klein artikeltje „tuinbouw" niet ontbreken.
Het is zeker niet van belang ontbloot
•eens even na te geen, hoe wij ook in dit
vak te dezer stede de laatste jet en, rijn voor
uitgegaan.
In vroeger tijden, toen de steden kleiner
en ruimer waren gebouwd en de meeste
Hollander's nog land- of dorpsbewoners w&-
ren, beschikte bijna ieder over een stukje
grond, dicht bij huis, waarin hij rijn eigen
groente kweekte voor zomer- en winterge
bruik.
Van huis uit was ieder tuinbouwer be
kend met zaaien, pi-anten en verplanten,
oogsten en bewaren van wat de moestuin
voortbracht.
Daarna kwam de „trek" naar de groote
steden, de opeenhoopi-ng ven menschen in.
groote huizenmassa's. Hierdoor verdwenen
meestal de vrije woningen met hun aardige
•tuintjes en de stadsbewoners weiden aange
wezen cp de „groenboeren" en de groen-
tenhandelaren. Later ontstonden de mark
ten en veiling-en, waar d-e groentehandela
ren dagelijks hunne v-ersche groenten en
fruit kochten, om ze uit te venten aan hunne
vaste klanten.
Door de steeds duurder wordende grond
prijzen in de stad voor hirizenl>ouw en den*
gelijken, ontstonden op vrij gTOote afstan
den van de steden een aantal handelscul
turen, die zich later bij de uitbreiding van
het verkeer ook konden bezig houden met
de teelt van fruit en groenten voor het bui
tenland en ook voor die steden in het bin
nenland die niet genoeg culturen in 'hunne
omiddeMijke omgeving bezetten.
Amersfoort behoort nog tot een van deze
laatste steden. Ook hiter vinden we in de
stad nog moer weinig menschen, die in de
•behoefte van hun eigen groenten kunnen
voorzien.
Menig stedeling kan echter tegenwoordig
•ve«el goedkooper rijn dagelijksche groenten
koopen, dan ze zelf kwee-ken.
Vooral - met het moderne verkeer der
1 «etste jaren is het mogelijk degelijks de
steden van versch-e groenten te voorzien.
Verder leveren de tuinbouwers ter plaatse
en onmiddellijke omgeving- niet onbelang
rijke hoeveelheden op de markten en veiTfov*
gen'.
'Naast de „groenboeren", die alles wat zij
kweeken rechtstreeks aan de consumenten
verkoopen, hebben we verschillende kwee
kers in deze omgeving gekregen, die alleen
voor de veiling kweek én.
Tot voor T912 waren dergelijke kweekers
hier onbekend. Toen in 1911, in verband
met de toen heerschende droogte, de groen
te voor de meeste beurzen niet meer be
taalbaar werd, hielden verschillende lief
hebbers alhier eenige besprekingen om te
komen tot een uitbreiding der culturen in
deze plaats.'Dank rij het initiatief van deze
heeren is ontstaan in 1912 „de Tuinbouw-
vereeniging Amersfoort".
Het zal ieder stedeling wel bekend zijn
wat deze vereeniging voor de ontwikkeling
van den tuinbouw in deze omgeving heeft
gedaan.
Haar devies is: „de verbetering en uit
breiding van den tuinbouw in de gemeente
Amersfoort en omliggende gemeenten".
Dat zij daarin volkomen is geslaagd, kun
nen wij met verschillende gegevens bewij
zen.
De door deze vereeniging in het leven
geroepen veiling in 1913, bereikte in 1921
een omzet van ruim 120,000.
Troffen we voorheen geen kassen en bak
ken aan, tegenwoordig beschikken verschil
lende kweekers over deze hulpmiddelen.
De gronden ten Noorden van de stad,
waar vroeger de tabaksbouw werd uitge
oefend, leenen zich zeer goed voor den tuin
bouw.
Wat daar bereikt kan worden weet een
ieder, die wel eens een bezoek heeft ge
bracht aan den Proeftuin van de Tuinbomvr
vereeniging „Amersfoort".
Moesten vroeger kropsla, bloemkool,
aardbeien, komkommers, tomaten, meloe
nen, druiven, enz. uitsluitend van elders
worden ingevoerd, tegenwoordig worden niet
onbelangrijke hoeveelheden door de kwee
kers ter veiling aangeboden.
Hieruit blijkt dus, dat hier culturen wor
den beoefend zoowel in den vollen grond,
als onder glas. Het zijn vooral de glasoul*
turen v^peraan hier nog groote behoefte be
staat.
De fruitteelt breidt zich i-n 't bijzonder in
de omliggende dorpen snel uit. Boomgaar
den, beplant met appels en peren, komen
vooral in Woudenberg, Scherperzeel, Ach
terveld, enz. veelvuldig voor.
De cnderteelt bestaat veel uit klein fruit,
als bessen, frambozen en aardbeien,
In het afgeloopen seizoen werden door de
leden der veiling vereeniging alhier ruim
8000 K.G. zwarte bessen geplukt, welke
naar het buitenland werden uitgevoerd.
Ten slotte moet mij nog een kleine op
merking uit de pen.
De tuinbouw gaat in deze plaats betrek
kelijk langzaam vooruit. De tijden voor -land
en tuinbouw zijn na de oorlogsjaren zeer on
gunstig geweest. De valutakwestie speelt in
dit vak een zeer groote rök
Toch ontmoeten wij nog dikwijls onder
nemende. jonge menschen, die zich in deze
omgeving willen ves'igen als tuinbouwer.
Meestal lukt hier zulks echter niet en
trekken 2ij naar elders. Waarom? Omdat het
bijna niet "mogelijk is een geschikt stuk
grond te huren of le koopen. In 'i algemeen
ondervinden we weinig of geen medewer
king van de grondeigenaren.
Zelfs de gemeente Amersfoort, welke
over vele gronden beschikt die voor tuin-
bomvdoeieinden geschikt rijn, nam voor ja
ren nog trouw in hare'verhirurconditiën de
clausule op, dat de gronden niet- gescheurd
mochten worden, d. w. z. dat er dus alleen
gras op mag groeien.
Zoolang er hier zulke toestanden 'bestaan,
zal er van een Linke ontwikkeling van den
tuinbouw geen spreke kunnen zijn.
P. v. STRAALEN Jr.
Sport.
In Amersfoort wordt de sport druk be
oefend, de sport in den meest uitgebreiden
zin des woords. En al slaakt menig oud
voetballer wel c-ens de verzuchting, dat 'het
tegenwoordig toch heel anders is, clan in de
degen toen Quick triomfen vierde op het
Leusd-erveld, het is o. i. een onweerlegbaar
feit, dat de laatste kwarteeuw de sportbe
oefening in Amersfoort met reuzenschreden
is vooruitgegaan. Wel is waar'heeft Quick
rijn plaats m de eerste klasse moeten ei
st aan en is zelfs afdaling naar de derde
klasse niet voorkomen, maar men verg et e
niet, dat ook op voetbal-gebied een 25 jaar
geleden de belangstelling nog niet bijster
groot was. Wat is dat niet veranderd? Naast
Quick is H. V. C. gekomen, dat vooral op
bet terrein tusschen Koninginrielaan en Pr.
Frederikleren heel wat propaganda voor de
voetbalsport heeft gemaakt. Ook hebben we
nog een tijdje een vo-e Bh av er ee n igi ng van
,/t Vijfde" gehad, die echter onder de mili
tairen geen vasten voet heeft kunnen krij
gen.
En hoeveel kleinere clubs hebben we te
genwoordig! „Amersfoort"; „de Amersf.
■Boys", „Paars Wit", om maar enkele namen,
te noemen, zijn daar om te 'bewijzen, dat het
voetballen hier heel wat drukker beoefend
wordt dón een kwart eeuw geleden.
Maar het is niet al'.een meer de voetbal
sport, wolke d«e aandacht vraagt. Wat is de
zwemsport hier niet met reuzenschreden
vooruitgegaan. Vroeger hadden we de zwem
school bij de hooibergen aan de Conirvcks-
straat, waar men de beek over kon zwem
men. Toen heeft wijlen de heer P. van
Achterbergh d'e tegenwoordige zweminrich
ting laten bouwen en met de komst van
badmeester Peri-e is de glorie vóór de
Amersfocrtsche zwemmers gekomen. Het
polospel werd spoedig beoefend en vooral
in de dagen van 'Kees Beem, den. befaam
de n schutter, was de A. Z. en P. C. een
gevreesd tegenstander.
En ook bij verschillende zwemwedstrijden
waren het Amersfoorters, die vaak beslag
legden op de prijzen.
Wat al zwemmers werden naar Amers
foort getrokken om deel te nemen aan den
2 K.M. wedstrijd, een attractie voor vele
uitstekende zwemmers en zwemsters.
Denken we verder eens aa-n de gymnas
tiek, wat een opbloei is er op dat gebied
niet gekomen sinds Excelsior onvermoeid
de propaganda er voor voert. Verschillende
vereenigingen o-a van de Christ. Jonge-
mannenvereeniging en van het R. K. Pa
tronaat beoefenen het toestekrurnen, terwijl
ook het openluchtspel een voorname plaats
heeft ingenomen.
Da-n hebben we ook nog de korfbalver-
eenigingen, waaronder vooral de korfbalver.
„Amersfoort" een belangrijke plaats in
neemt. Talrijke ontmoetingen op Birkhoven
hebben getoond, dat deze sport in Amers
foort eveneens met ernst beoefend wordt.
Ook tennis en hookey hebben hier steeds
trouwe beoefenaars gevonden; vooral tennis
sohdjnt zich de laatste jaren in een groo
tere belangstelling t-e verheugen, getuige
wel de verschillende velden daarvoor, welke
wé in en om onze stad aantreffen.
Ten einde de lichamelijke oefening in 't
•algemeen te bevorderen en een centraal or
gaan te scheppen voor de propaganda daar
voor, werd op initiatief van wijlen mr. Ver
hoef en ondergeteekende de Amersf. Bond
voor Lic'h. Opvoeding gesticht, die de laatste
jaren veel nuttig werk 'heeft verricht. Nu de
gemeente weder de beschikking heeft ge
kregen over het sportterrein Birkhoven is
den Bond verzocht een exploitatieplan te
ontwerpen. Bereids is een commissie daar
voor ingesteld, die haar werkzaamheden
heeft geregeld, mam- tot nog toe schijnt de
mogelijkheid niet geopend tot eenig daad
werkelijk optreden.
Schaatsenrijden is voor de Amersföorteis
ook niet vieemd. Na het ter ziele gaan van
de oude „IJsclub" hebben we ons lang inoe
fen behelpen met de Maat, onder Hoogland.
Het was ver, maar er was niets anders, want
de beken gaven maar weirug winters ge
legenheid tot rijden, terwijl ook de Eem
niet vaak goed berijdbaar is. Er is indertijd
een poging gedaan bij de zweminrichting
een ijsbaan te expiciteeren. Waar nu van
Mechelenslraat en Burnuhusstrsat zijn had
wijlen de heer P. van Achterberg h een baan
in orde gemaakt. Het was een klein 'maar
gezellig baantje en menigeen betreurde het,
dar de exploitatie werd opgegeven. Nu de-
laatste jaren zijn we zoo gelukkig weer een
ijsbaan dichtbij te hebben aan den Bis-
schopsweg.
En laten we nu vooral de kegelsport niet
vergeten. In Aonicitra en in het Volkje wordt
deze bij uitstek Hollandsche sport druk be
oefend. Dit is niet iets van den laats ten tijd.
Gok vroeger hebben we in het Vafkje
groote concoursen gehad, in de dagen toen
Beckering „alle negen" wist neer te maaien.
Na eenige inzinking op dit gebied heeft de
Amersf. Kegelbond de propaganda er voor
ter hand genomen en we mogen wei zeggen
met succes.
Dat ten slotte ook de wielersport in
Amersfoort veel aanhangers vindt, spreekt
van zelf. Een plaats gelegen te midden van
zooveel natuurschoon met zooveel uitste
kende wegen lokt daartoe u:t. Is het
nog noodig in dit verband een eeresaluut te
brengen aan de U. M. O., die ons in de
laatste jaren zooveel prachtige fietspaden
schonk?
Maar één sport is in Amersfoort te lang
en te veel verwaarloosd, n.I. het wandelen.
Als ,je een wandeling over Soes torberg
maakt or over de Treek, dan kijken d'e men
schen je min of meer vreemd aan. En toch
is de wandelsport voor ons Amersfoorters
niet alleen uit een (gezondheidsoogpunt aan
te bevelen. Want, beter dan op welke andere
manier ook leer en we daardoor onze mooie
omstreken kennen. Het is de moeite waard
onze omstreken te voet te doorkruisen, men
is betrekkelijk spoedig getraind en vindt
dan telkens belooning in de vele pracht
panorama's, die zich voor ons oog ont
rollen.
\V. C. OQSTERMAN.
Het Wilhelmns.
(Muzikaal).
Er is een tijd geweest, enkele tientallen
jaren geleden, v.aarin men In de verschil
lende periodieken de 'publieke belangstel
ling gespannen kon houden met de vraag:
„Is er nieuws over het Wilhelmus?"
Want na de geruchtmakende publicatie
van Prof. A. D. Loman over het Wilhelmus
in 1871 werd men tot de conclusie gebracht,
dat hetgeen men als „Wilhelmus" zong en
als zeer-oud lied vereerde met de twee hon
derd jaar oudere, de echte Wilheltnusme-
lodle niets te maken hed^
Musicologen va-n allerlei slag rijn hierna
gaan onderzoeken en kwamen tot de con
clusie, dat er veel kon worden opgehelderd
door de oude liederenbundels, welke in
groote hoeveelheid voorhanden bleken.
Men had deze tot nog toe weinig bestu
deerd. Dit was echter nog zoo eenvoudig
niet als men moge denken. Een groot per
centage dezer musicologen moest geduren
de den loop van het interessante onder-
zoek als serieuze muziekkenners worden
•uitgeschakeld, daar velen bleken te zijn di<~
'Iettant-sTudfelaars, wien een volledig be
grip der muzrek-historische cultuur en van
de ingewikkelde taibulaturen der Hedefen-
bund'éls ten een en male ontbrak. De zaak
werd somwijlen hierdoor wat troebel en er
ontstond zelfs eenige strijd over de ge
schiedenis van het Wilhelmus. Deze is in
middels geslecht door de onderzoekingen
van den Amsterdamschen muziekhistoricus
J. W. Enschedé en door die van den
Antweipscben grooten kenner ven het Ne-
derlandsche lied F 1 o r i m o n d van
D u y s e. Dóór hunne mededeelingen en
bovenal door hun deskundige leiding is men
er sedert korten tijd in geslaagd de oudste
en waarschijnlijk oorspronkelijke melodie
vast te stellen. De laatste mededeeling hier
omtrent werd gepubliceerd op 31 Augustus
1921 door den heer Kossman, die een Wil-
helmus-melodie heeft gevonden in een lie
derenbundel van 1574. Er waren wel fou
ten in diens publicatie geslopen (de rhyt-h-
mi'Sche en harmonische interpretatie) doch
de hoofdzaak: 'de oude melodie, was juist.
Het lezen dezer „liedtboecken" gaat met
groote moeilijkheden gepaard, daar de
sohrijfwijze (ttótótfe) der melodiën nog ge
heel onder invloed staat van de ingewik
kelde luit-tffbülatuur. Men zong bovendien
vele liederen op dezelfde wijs, zoodat de
zanger al naar het 'uitkwam met de tekst
het oorspronkelijke -liedje moest besnoeien
of er bij moest famtaseeren. Het T6e liedje
uit „Ben dëuoot etide profitelijck b'oecxken"
een liederenbundel uit 1539 heeft bijvoor
beeld tot opschrift „Dit is de wise: Het viel
eenen coelen döuwe, ende gaet óock op die
wise vffn Paep heer aert, oft op die wise
van den lodderliken pape."
Be halve dat de'zanger zich'eefiige dich
terlijke vrijheden moest toëme'tên behield
natuurlijk ook de samensteHér van het
Hedtboeok zich dit recht <oor. Want het
ging toen ter tijd minder om de muziek
en meer Om hét gedwóngen huwelijk tus
schen tekst en muziek. De muziek als zelf
standig uitdrukkingsmiddel is pas tot bloei
gekomen rond 1725 en wat wij (han-s zoo
vaardeer-en in de oude volksliederen, de
melodie zond eh meer, bestond in de I7e
eeuw vrijwel niét. De liedboekenitvakers be
ijverden zich dus ten zeerste onderling uit
te blinken door het leveren van nieuwe tek
sten ,,'nae de wise van", zoodat het niet
vreemd zal blijken vele gedichten op de
oude WWheknusmelodie bij voorbeeld te
ontmoeten.
Er was niet 'het minste natuurlijk-con
tact tOSsChèn wóórd en toon; de meest uit-
eénloöpénde verten van zelfs tegenstrijdige
■inhoud zong men op dezelfde melodie. De
geschiedenis van het protestantsch kerke
lijk lied levert van deze gewoonte typische
voorbeelden, die ik m dit verhand gaarne
wil vermelden.
Om de gemeente, die vroeger in de Ka
tholieke kerk nimmer had gezongen, de
psalmen "te leeren maakten de berijmers ge
bruik van reeds bekende en geliefde volks
liedjes. Het waren echte menschenkenners
evenals de uit onze tijd bekende Ameri
kaanse he apostelen „Moody and Sankey".
Zoo liet men op het volksliedje „Sur le pont
d'Avignon" psalm 81 „ringt nu blij te moe"
zingen. Psalm 79' „Getrouwe God! de heide
nen zijn gekomen" stemt van het oud-
fransche minneliedje:
Secourez moi, madama, por am.our,
ou autrement la mort me vient querir;
autre que vous ne peut donner secours
a mon coeur las, lequel pour vous
s en va mourir.
enz.
De souterliedekens, die bij de Hollandsche
calvinisten ven 1600 ze ér geliefd waren
zijn gegroeid uit Nederlandsche volkslied
jes De teksten waren van een uitgesproken
w-éreldsch karakter, want het volk hield van
pretnvaken (zie: de Breughels!) het is dan
ook geen wonder dat de so ut er-liedjes in
de kerk, zoals Lucas de Heere deze later
omschreef „seer onstichteliok en God be
tert' seer ghemeen sijn". Nu, de onderwer
pen wezen dit róeds uit: „Een ridder en een
meysken cöftk op een rivierken", „lek weet
een vrouwken amoureus, si heeft mijn her-
te bevaen". Of de melodie nu wat al te
vroolijk was, wat deed dat er toe? Men zong
ze wat langzamer, het volk kwam in de kerk,
amuseerde zich en werd er zeker niet min
der door gesticht. Luther ging nog verder,
berijmde onder andere de beroemde katho
lieke hymnen opnieuw en wijzigde melodie
en metrum. De hymne van Ambrosius
(350): „Veni redemptor gentium' werd bij
Luther „Nim konun' der hélden Heiland;
•het „M'edfo vit'o in Tttörfè sufrfus" Van Not-
ker de èt'éïtiê!ëh"r Wórdt „Maften ïm Leben
sind wir von dem Tod Umfèngrië". Doch
ook deze groote volkskenher góbruikte de
volksliederen. Het wannderbui'schen lied
van Heinrich Isaac: „InnsptUck, fch muss
dich lassen" werd „O Welt, ich "muss dich
lassen" (Ev. gez. 187; prot. bundel 68) en
het beroemde koraal „Soll ich mcinem Gott
nicht singerx (Ev. gez. 38; pr. Mriidel 69)
kwam van „Ich ging einmal s^az eren".
Ik Wil hiërmede sléchts aantoonen, dat de
invoering van eën of ander bed felle en of-
hing van de kwóliteitén van het volkslied.
Werd dat geliefd door het vólk, dart was
het, met ingrijpende of geringe wijziging
uitnemend geschikt vodr de propaganda
eener godsdienstige of pölltiëke beweging.
Zoo kon het ook mogelijk zlj-n, dat het
atltie spotlied der Franschë Katholieken op
den vergeefschen aanslag Van de Hugeno
ten onder den Prins van Con dó op Chsr-
tres (1568) door Marnix van St. Aidegonde
gebruikt werd voor diens thbns zöo bekend
gedicht Wilhelmus van XassouWe. In het
Geusen Li-éden Boecxken van 1581 komt
namelijk de aanduiding voor:
(Veivölg in het Tweede Biad)