den niet door het kana.il terug. Eenige tan
kers, een „tromp", oorlogsschepen en techni
sche voortuigen gelijk baggermachines, slccp-
booten, een dok enz. vulden de Nederlandsche
tonnage aan
De diensten rechtstreeks door de .groote
maatschappijen te Amsterdam en Rotterdam
beheerd, bereikte 219.000 ton meer dan in
1913 Behalve vrachtbooten op Britsch Indië
voeren er eenige op Australië. De beide onder
nemingen bedienen zich daartoe van meer en
grooter schepen dan vóór den oorlog. Voor de
Ned. en Rott Lloyd was het aantal schepen
in 1913 en in 1922 achtereenvolgens 30 en 44;
31 en 39. De gemiddeldo netto tonncmadt was
voor beide onderscheidenlijk in die jaren 4.280
en 4.985 3.869 en 4.595. De eerste had toen
8 eenheden boven 5000 ton, nu 16de andere
3 en 15. De grootste mat toen bij de Ned.
6.721, nu 8 600bij de Rott. Lloyd 5.060 en
7.572. De Oceaan stoat over 1922 voor
75.000 ton ingeschreven, ongeveer gelijk aan
1913. De drie maatschappijen brengen het
echter slechts tot 66 procent van de Neder-
landsche vlag in plaats van de 92 van vóór
den oorlog. Bovendien verschenen in de laatste
jaren twee nieuwe ondernemingen, de Neder
londsche „Trust", die het afgeloopen jaar
563.000 ton bereikte, verdeeld over de lijnen
op Britsch Indië, Australië, het verre Oosten
en Oost-Afrika benevens de Ned.-Amerikaan-
sche, die in 1922 46.000 ton in de kanaal-
vaart bijdroeg door de tochten tusschen de
Unie en Java. De Nederlondsche tankschepen,
haast alle door de Anglo-Saxon Petroleum Co.
bevracht, vonden baat bij de algerrvecne uit
breiding van den handel in minerale oliën ze
stegen van 18.000 tot 101 000 ton en worden
vooral door de raffinaderij van Suez gebruikt
HET NEDERLANDSCHE KAAS MERK.
StTcnge maatregelen.
Hierover schrijft de heer S. Nijholt, technisch
directeur van de Friesche Coöperatieve Zuivcl-
exportvereèniging, o. a. het volgende in het
officieele orgaan van den Algem. Nederl. Zui-
velbond
Was nu slechts de kaascontröle zoodenig ge
weest, dat de onwilligen genoodzaakt waren ge
worden, zich naar de contrólebepalingen te voe
gen, dan zou de tegenstand spoedig gebroken
zijn. Maar dat was niet het gevalvooral de
contróle op den uitvoer was zeer gebrekkig
Oorspronkelijk golden zeer strenge bepalingen,
overal werd gecontroleerd, of alle kaas, die uit
gevoerd werd inderdaad het merk droeg. Nadat
deze maatregel, die onhoudbaar was, ingetrok
ken was, kwam er een zeer slappe controle op
den uitvoer, waarvan langzamerhand niet veel
meer overgebleven schijnt te zijn. Daarnaast
werd de gelegenheid om ontheffing te verkrij
gen op het hebben van duidelijke merken op de
ten uitvoer aangeboden kaas zoo ruim ge
maakt, dat ontheffing niet meer tot de zeld
zaamheden behoorde, maar geregeld gegeven
werd aan iedereen, die er om vroeg. Dit nu zijn
de oorzaken, dat een groot deel der producten
geen moeite doet, de merken behoorlijk op de
kaas te krijgen, en dat een groot deel der kans-
handelaren bij de bewaring van de kaas aan het
me/k geen aandacht schenkt. Een duurzame
verbetering zal eerst intreden, als de controle
beter wordt. Daartoe behoeft niet alle kaas ge
controleerd te worden, doch de exporteur moet
veten, dat overal onderweg contróle kan plaats
vinden en ook af en toe plaats heeft, en dot de
straffen bij werkelijke fraude niet malsch zijn.
Met weinig rompslomp zal men dan evenals bij
de botercontróle een groot nuttig effect berei
ken. Dispensatie van het hebben van merken op
uit te voeren kaas zal daarnaast niet meer ge
geven moeten worden.
Naar de meening van den heer Nijholt is het
kaasmerk thans wel zoo goed. dat dergelijke
strenge maatregelen genomen kunnen worden.
NATUURSCHOON TE VOORST.
De bijl wacht.
Men schrijft aan de N. R. Ct.
In den gem ent e raad van Voorst is Donderdag
ter spreke gekomen het plan van den eigenaar
van het kasteel „de Lathmer" onder Wilp, den
heer Crommelin te 's-Gravenhage, de prachtige
beuken- en eikenlanen, die tot dit uitgestrekte
landgoed behooren, te doen vellen. Eenige jaren
geleden is eenzelfde gevaar nog tijdig voorko
men, en later is met behulp van de Noodbosch-
wet een kapverbod op deze natuurmonumen
ten gelegd. Thans richtte de heer Denekamp ter
zake vragen tot B. en W.
De burgemeester, Mr. A. C. baron van der
Feltz, verklaarde, dat ook hem de geruchten
omtrent het ophanden zijnde kappen van de
lanen ter oore waren gekomen en dat hij als
nog pogingen in het werk zou stellen, om dit
zoo mogelijk te verhinderen.
Baron Van Hövell gaf als zijn meening te ken
nen, dat de eigenaar van het landgoed ook
moet leven.
Het is intusschen te hopen, dat alsnog een
weg zal worden gevonden, om het voor deze
omgeving dreigende onheil of te wenden, daar
de lonen van Voorst tot de mooiste in den lan
de gerekend worden.
DE POSTCHEQUE- EN GIROMISèRE.
Een nieuw idée.
Men schrijft ons
Nu de sluiting van dezen dienst reeds meer
dan twee weken achter ons ligt is de tijd van
bezinning, na hti fel rumoer der klechtcn-octie,
meer dan ooit gekomen Belangrijker dan de
juridische haarkloverijen omtrent de formeele
juistheid van deze sluiting is het vraagstuk van
de gevolgen van haar mogelijken langen duur
en de uitzichten op eene spoedige heropening
van een gezuiverden dienst. Want hoe terecht
en te onrecht de publieke verontwaardiging in
deze noodlottige verwarring haar stem heeft
doen hooren, te zeer heeft tot nu toe ontbroken
een helder f>ogen tot opbouw, een voor uitvoe
ring vatbare gedachte tot voortzetting van een
zoo machtig in het economische cn sociale le-
%*en ingrijpende instelling.
Een goed geregeld en op neutralen, betrouw
baren basis gefundeerd giro-verkeer is tc zeer
geworden een factor van belang in het geld
verkeer van een land, dan dat deze zou kunnen
worden uitgeschakeld.
Dat zulks niet eene fictie is wordt reeds dui
delijk, wanneer men de nu reeds zich ontwik
kelende actie van het bankwezen waarneemt,
dat de ongemakken, uit de stopzetting voort
vloeiende, poogt fegemoet te komen en een
op particulieren leest geschoeid giroverkeer
nieuw leven tracht in te blazen.
Waar de voordeelen van staatsexploitatie van
een girodienst in ruwe trekken zijn te zoeken
in de grootst mogelijke kans voor een aanzien
lijk aantal rekeninghouders en in de zekerheid
der beleggingen, daar springen de ncdeelen van
eene particulierc-exploitotie, waarbij groote fi-
nancieele en economische belangen in handen
van particuliere banken komen, onmiddellijk in
het oog. De ervaringen der laatste jaren mc:
veler financieel beleid zijn mede eene geduchte
waarschuwing in deze.
De omslachtigheid, ongemakkelijkheid en
duurte van eene herleving van een naar den
achtergrond geweken postwissel-, kwitantie- en
aongcteckendo-stukken-dienst, zol zeker door
niemand gewenscht worden. Waar het gemis
van den postgirodienst door vele rekeninghou
ders blijkbaar steik gevoeld wordt, is eene be
zinning omtrent de mogelijkheden van hare
hervatting dus dringend gebeden, te meer waar
ieder uitzicht daarop den rekeninghouders nog
maar steeds wordt onthouden en blijkbaar niet
genoeg doordringt het inzicht, dat iederen dag
langer sluiting feitelijk een niet langer meer te
verantwoorden daad is geworden.
Het is opbegrijpelijk dit de met den opbouw
zich belast ziende personen, bij alle gecompli
ceerdheid en tijdroovendheid der te nemen
maatregelen, de urgentie van zeer grooten
spoed in deze niet schijnen te gevoelen. Ruim
veertien degen na sluiting is zelfs een perspec
tief op hervatting niet geopend.
Derhalve dient, instêe van durend en goed
koop afbreken, zonder eenigen achtergrond van
gefundeerde adviezen tot opbouv?, zeer zeker,
de pers in deze voor te gaon, ten minste een
begin tc maken en met nadruk te stellen de
dwingende noodzaak van een niet langer ont
houden der zekerheid, betrouwbaarheid en ge
makken van het giroverkeer.
Men zal wellicht verwijzen naar de moeilijk
heden, opgeworpen door het omvangrijk aantal
fouten. Doch hoezeer wij, als buitenstoanden,
afgaande op de naar buiten gebleken onbegrij
pelijke vergissingen, doordrongen zijn van de
inwendige administratieve cn technische moei
lijkheden van deze fouten-nfdeelng, toch dunkt
het nochtans niet onmogelijk en zelfs een een-
voudigen weg tenminste den dienst te hervatten
en zoo alle rekeninghouders opnieuw de voor
deelen te bieden van een hersteld cn gezuiverd
giroverkeer.
Hiertegen zal worden aangevoerdwij kun
nen niet beginnen aleer de „zieke" rekeningen
„gezond" zijn verklaard.
Doch hiertegenover stellen wij
Waarom geeft men niet de gelegenheid aan
de rekeninghouders, in afwachting van het
onderzoek ter oplossing der fouten, weder op
hunne rekening te doen storten of gireeren
Het saldo op den datum der sluiting kan buiten
beschouwing worden gelaten. Komt dit mid
delerwijl in orde, den ware het aan de in
middels weer functioneercnde rekening toe te
voegen.
Op deze manier zouden geleidelijk de her
stelde saldi op normale, gezonde wijze ter be
schikking komen von de rekeninghouders, die
de nadeden der zoo noodlottig ingezette cen
tralisatie don in veel geringer mate zullen ge
voelen.
Het komt ons voor dat deze voortgezette
sluiting nadeden veroorzaakt, die niet noodza-
kdijk zijn, wanneer men slechts wil inzien dnt
een lijdelijk builen beschouwing gesteld ge
heel van tot op 3 October JJ. verrichte hande
lingen geenszins behoeft uit te sluiten een her
nieuwd postcheque- en giroverkeer, voorloopig
beginnende met een blanco saldo.
Met nadruk ware hierop aan te dringen in het
belang der rekeninghouders, die zich door de
ze, naar ons inzicht niet langer te verantwoor
den sluiting, van voordeden verstoken zien, dip
zij op eenvoudige wijze te hunner beschikking
zouden kunnen zien.
HET TEKORT BIJ DE SPOORWEGEN.
Beperking der abonnemen
ten
In het verslag der Algemccne Rekenkomer
over 1922 lezen we o.a.
Bij art. 8 der overeenkomsten, goedgekeurd
bij dc wet van 28 Juli 1921 heeft de Staat zich
verbonden aan de Maatschappij tot Exploi-
totie van Staatsspoorwegen en de Hollandsche
IJzeren Spoorwegmaatschappij tc betalen het
geen in eenig jaar blijkens de winst- en ver
liesrekening vereischt mocht zijn om tot een
wmstsaldo van respectievelijk 5026158 en
5 pCt van het op de aandeden aan toonder
gestorte niet terugbetaald maatschappelijk ka
pitaal tc komen. Een gevolg van deze overeen
komsten zal zijn, dat de Staat, althans voors
hands, jaarlijks groote sommen aan de maat
schappijen zal moeten uitLceren en er dus een
overwegend belang bij zal hebben, dat dc ex
ploitatie op de meest economische v.ijze wordt
gevoerd.
Het groote tekort bij de spoorwegen, noopte
dc Algemecne Rekenkamer den minister van
Waterstaat te vragen of wel moest worden
voortgegaan met het verstrekken op ruime
schaal van bewijzen van vrij vervoer op de
Nederlandsche spoorwegen.
De Kamer gaf den minister in overweging maat
regelen te nemen om het verstrekken van vrij
vervoer te doen ophouden of althans zooveel
mogelijk te beperken.
Uit het antwoord van den minister bleek, dat
deze maatregelen tot beperking inmiddels wa
ren getroffen.
Bij de Kamer is voorts de vraag gerezen of
het geen aanbeveling verdiende voorloopig geen
abonnementen op de spoorwegen meer tc ver
strekken.
Werden geen abonnementen meer verstrekt,
dan zou, ingeval de ten laste van het Rijk ko
mende uitgaven wegens reiskosten stegen, an
derzijds minder aan de spoorwegmoatschappij-
en te betalen zijn ter voldoening aan de ver
plichting, welke de Staat op zich had geno
men bij genoemd artikel 8.
De afschaffing der abonnementen zou vol
gens de Kamer bovendien eenige toeneming van
de ontvangsten der spoorwegen ten gevolge
hebben, doordat de vroegere houders der abon
nementskaarten zich bij het doen van hun par
ticuliere reizen thans voor eigen rekening van
een vervoerbiljet zouden moeten voorzien.
Uit het antwoord van den minister van Fi
nanciën bleek, dat ook hij beperking in de ver
strekking van spoorwegabonnementen wensche-
lijk achtte. Het gevaar voor opdrijving vnn
reiskosten ter verkrijging van een dergelijk
abonnement, kwam hem echter niet denkbeel
dig voor. Z. L diende in gevallen, waarin het
zeker was, dan het in rekening brengen van de
werkelijk ïitgegcvcn reiskosten een hooger be
drag zou eischen dan de kesten van een abon
nement, aan dit laatste de voorkeur te worden
gegeven.
EEN MELKBUSSEN KWESTIE.
Een IceJijkc schadepost
vcor de schatkist.
In het verslag van de Alg. Rekenkamer over
1922 waaraan we reeds het een en ander ont
leenden komt nog het volgende voor
Ten behoeve van de melkvoorzicning waren
op het einde 1917 en in de jaren 1918 en 1919
ruim 65.000 melkbussen en 7594 vaten aange
kocht, waarvoor pl.m. 1.550.000 was uitge
geven. i
Het trok de aandacht van de Rekenkamer,
dat van de melkbussen 25.000 stuks eerst wa
ren aangekocht na 1 Mei T9I9, op welken da
tum de Rcgeeringsbemoeiing met de melk-
voorziening was gestaakt.
De minister van Landbouw, Nijverheid cn
Handel deelde mede, dat dit was geschied,
omdat in den winter 1918/1919 de in vaten
geleverde melk herhaaldelijk in bedorven
toestand door de gemeenten was ontvangen,
cn in den oavang van 1919 nog werd onder
steld, dat in den komenden winter bijlevering
van melk van regeeringswege, zij het op ge
ringe schaal, onvermijdelijk zou blijken. Ware
bijlevering op denzclfdcn voet als in 1918/
I9T9 noodig geweest, dan zou het-aantal nieu
we bussen 1C0.C00 hebben moeten bedragen.
Een gedeelte der leveling was onderhands ge
gund aan eene firma te Amsterdam (t.w. 15.012
stuks); voor 10.000 stuks was de levering aan
besteed.
De Rekenkamer had zich niet kunnen ont
trekken aah den indruk, dat er voor hei voor
stel tot aankoop van voormelde melkbussen
feitelijk geen andere aanleiding was geweest
dan hetgeen daarvcor in de vergadering der
commissie van advies voor zuivelaangelegen-
heden van 8 Mei 1919 door een der leden als
tweede motief was aangevoerd, nl. dat de te
Amsterdam gevestigde firma steun moest ont-
Vangerv moest worden afgeholpen van duur
materiaal voor 10.000 a 12.000 bussen en bo
vendien in de gelegenheid moest worden ge
steld tegen matigen prijs nog 3000 a 4000
bussen bij te leveren.
Alleen indien men dit aannam, kon worden
verklaard, dat de levering van de bevoorrech
te firma met uitzondering van de 4000 bus
sen, welke boven de 15.012 ondershands ge
gunde, ingevolge aanbesteding waren gele
verd niet naar behooren waren gecontro
leerd: dat zelfs niet was negegaan of wel nieuw
moteriaal was geleverd; dat geen prijsbepaling
wos gemaakt en dat 7646 bussen waren geac
cepteerd van 20, 30 cn 50 liter, d.i. van incou
rante meat, die voor de melkvoorziening niet
bruikbaar waren en later bij verkoop minder
zouden opbrengen. Dit alles had klaarblijkelijk
niet ter zake gedaan. Het was er slechts om
gegaan de bevoorrechte firma te steunen door
hear van haar duren voorraad af te helpen.
Het nadeel, dat het Rijk hierdoor had gele
den, .was in een aan den minister uitgebracht
ïapport berekend op ten minste 350.CO0.
Het ingestelde onderzoek had niet volkomen
duidelijk aan het licht gebracht, wie verant
woordelijk moesten worden gehouden voor het
geen in deze was geschied.
Van de totale som ad pl. m. 1.550.000,
welke voor de melkbussen cn melkvaten was
uitgegeven, was wegens waardevermindering
een bedrag van 805.505.27 afgeschreven ten
loste van artikel 173a ven het Xde hoofdstuk
der Staotsbegrooting voor 1918. De verkoop
waarde was dus naar het scheen geschat cp
pl.m. 750.000.
Op 1 November 1922 waren 43.339 bussen
verkocht met een netto-opbrengst van slechts
174.579.43, terwijl nog 22.229 bussen waren
opgeslagen. De veten hadden 15.359.85 op
gebracht. De geringe opbrengst was, naar de
mccning van den minister ven Landbouw, Nij
verheid en Handel, toe te schrijven aan het
sterk terugloopen van de prijzen, teen de melk
bussen voor dc distributie niet meer noodig
v/aren en tot verkoop wos overgegoon. Ook
was hierop van invloed geweest de omstandig
heid, dnt Duitschland weer ging leveren en door
zijn lagen markenkoers de prijzen voortdurend
drukte.
VEREENIG1NG VAN NEDERLANDSCHE
WERKGEVERS.
De werktijd voor steenbakkerijen
en kalkzandsteenfabrieken.
Ondanks het feit, dat de Minister van Arbeid,
Handel cn Nijverheid bij beschikking van 8 Oct.
jl. aan steenbakkerijen en kalkzandsteenfabrieken
een overwerkvergunning resp. van 1 April 1924
tot 30 September 1924 cn van 24 October 1923
tot 30 September 1924 heeft verleend, heeft
het Bestuur der Vereeniging van Nederlandsche
Werkgevers gemeend alsnog den onderstaanden
brief tot den Minister voornoemd te moeten
richten. De omstandigheid immers, dat aan ge
noemde bedrijven een overwerkvergunning is
verleend, doet aan het betoog van onderstaan
den brief niets af. Dit blijkt te meer, wanneer
men in aanmerking neemt, dat de sterkcrijen,
die tot nu toe krachtens het overgangsbcsluit
van een werktijd van 10 uren per dag en 55
uien per week gebruik mochten maken, thans
in onzekerheid verkeeren of zij op dezen werk
tijd zullen mogen blijven rekenen.
De brief, in het voorgaande bedoeld, luidt als
volgt:
„Het Bestuur der Vcrecniging van Neder
landsche Werkgevers heeft met leedwezen ken
nis genomen van Uw schrijven van den 24en
September j.l., No. 3684, Afd. A, betreffende
wijziging van het Ovcrgangsbesluit 1922. Uit
dot schrijven immers ziet het Bestuur, dat Uwe
Excellentie niet het voornemen heeft door mid
del van het Ovcrgangsbesluit de mogelijkheid
te laten bestaan den werktijd voor de sterke-
rijen, de steenbakkerijen en misschien ook voor
dc kalkzandsteenfabrieken op de tegenwoordige
wijze te verlengen.
Het Bestuur meent tegen dit voornemen ven
Uwe Excellentie te moeten waarschuwen. De
tijden zijn er niet naar, det dc Overheid den
werktijd zou mogen bekorten. Integendeel, de
malaise, welke het bedrijfsleven teistert en waar
van ook de Staatsfinanciën de nadceligc gevol
gen ondervinden, heeft een zoodonigen omvang
aangenomen, dat het noodzakelijk is, dat de
Overheid alle beletselen voor een langercn
werkdag, waar die nog mogelijk is, wegneme.
Het Bestuur meent ten deze Uwe Excellentie
nog wel te mogen herinneren aan het adres der
Vereeniging aan de Tweede Kamer der Staten-
Generoal \'an den Isten Mei 1922. Reeds toen
achtten de leiders der grootste industriecle on
dernemingen van Nederland dc oeconomische
omstandigheden von dien aard, dat naar hun
oordeel voor een overgangstijdperk van b.v. drie
jaren voor alle bedrijven afwijking van de be
palingen omtrent den werktijd behoorde te wor
den toegestaan en wel voor arbeiders van zes
tien jaar of ouder tot een maximum van 56 uur
per week.
Sedert den lsten Mei 1922 zijn de toestan
den voor onze Nijverheid en voor ons land aan
zienlijk verslechterd. Wat dan ook voor het tijd
perk van den lsten Mei 1922 gold, geldt thans
in nog veel sterker mate. En evenmin als toen
werd het bestuur thans geleid door gevoelens
van verkeerde reactie. Het is uitsluitend de hor
de noodzaak, welke het Bestuur de meening doet
voorstaan, dat de mogelijkheid tot langer wer
ken ook zonder bijzondere voorafgaande Over-
heidsvergunning nu niet langer der industrie
moet worden onthouden. Hierin wordt dooi
ovenverkvergunningen niet op dezelfde wijze
voorzien als door het overgangsbcsluit.
Immers al treft dc door Uwe Excellentie be
doelde intrekking van het Overgangsbesluit
slechts het welzijn van een paar bedrijven, de
toegenomen onzekerheid, of men op meer duur
zame werktijdvcrlenging zal kunnen rekenen, of
kunnen blijven rekenen, drukt op vrijwel het
gcheele Nederlandsche bedrijfsleven. Wanneer
in de huidige tijden de bedrijfsleiders ol hunne
krachten inspannen, om hunne zoek op gang te
houden, om voor hunne producten nieuwe af
zetgebieden tc winnen, om hunne producten zoo
goedkoop mogelijk van de hond te zetten, mee-
nen zij daarbij op steun te mogen rekenen \'an
de Regcering en wel speciaal van den Minister
van Nijverheid.
Het Bestuur wenscht dan ook nogmaals te
herhalen, dat het met ernstig leedwezen kennis
heeft genomen van het schrijven van Uwe Ex
cellentie van den 24sten September j.l. Het
dringt er bij Uwe Excellentie op aan, dat hij
zen zijn bovenvermeld voornemen geen gevolg
geve, maar dat hij integendeel zijne medewer
king verleene om het mogelijk te maken des-
gewenscht tot tijdelijke verlenging van den ar
beidsduur over de geheele linie te komen. Die
verlonging zou dan moeten zijn in den geest
ven het adres van de Vereeniging van Neder
landsche Werkgevers van den lsten Mei 1922."
ANNIE PASCAL
Voor de Amsterdamsche rechtbank.
Gisteren heeft rich voor dc vierde kamer der
Amsterdamsche rechtbank te verantwoorden ge
had de 49-jarige G. H., echtgenoote van Th. A.
J. v. d. M., alios Annie Pascal.
Beklaagde had zich, volgens de dagvaarding,
in Mei 1.1. gekleed in verpleegsterscostuum en
zich noemende zuster Vermeer, gewend tot dc
schilderes John. Pieneman. Zij deelde mede, dat
zij geld inzamelde voor het gezin von een chauf
feur, bestaande uit man, vrouw en vijf kinderen,
dat de man weinig verdienste had en dat de
vrouw en de kinderen zwak waren, zoodat ze
voor eenigen tijd naar buiten moesten. Mej.
Pieneman, door het verpleegsterscostuum om
den tuin geleid, gaf aan de beklaagde een olie
verfstuk, voorstellende den polder te Duiven-
drecht, en twee teekeningen, om die te verkoo-
pen en de opbrengst ten bote van het gezin tc
besteden.
Beklaagde zeide als verpleegster te zijn op
geleid en het beroep van verpleegster uit te
oefenen. Zij ontkende van een gezin als in de
dagvaarding stoot te hebben gesproken, maar
beweerde, dat dc schilderij en de teekeningen
haar waren gegeven om te verkoopen ten bate
van een gezin, dat naai- haar oordeel geholpen
moest worden. Het gezin dat zij had willen hel
pen weigerde zij nader aan te duiden.
Mej., Pieneman verklaarde, dat bekl. wel dege
lijk gesproken heeft van het gezin van een
chauffeur, enz. Naar bekl. had zij niet geïnfor
meerd; het verpleegsterscostuum dot bekl. droeg
had zoo'n indruk .op haar gemaakt, dat zij de
stukken afgaf. Later heeft bekl. zich voorge-
dcan als iemand, die veel kennissen had die
schilderijen konden koopen en dat zij Kees van
Dongen te Parijs kende cn dat zij mej. Piene
man met dezen in kennis zou brengen. Dit al
les bewoog mej. Pieneman om aan bekl. nog
een aantal andere schilderijen ten verkoop in
commissie te geven. Terwijl op bekl.'s raad mej.
Pieneman, om rustig te kunnen werken, op kas
teel Connenburgh was gaan logeeren, maakte
bekl. de schilderijen te gelde. Het toegebrachte
nadeel schat mej. Pieneman op een 300
400
Deze laatste oplichterij was echter niet ten
loste gelegd.
Bekl. heeft geruimen tijd in krankzinnigenge
stichten doorgebracht, als lijdende aan pseudo-
logia phantastico. Dr. H. J. Overbeek was een
dergenen, die haar psychiatrisch hebben onder
zocht en haar meermalen hebben waargenomen,
ook in den laatsten tijd. Hij werd thons als des
kundige gehoord, buiten tegenwoordigheid van
beklaegde evenwel. Volgens hem is beklaagde
psychopaoth en lijdende oan een ziekelijke sto
ring van de geestvermogens, doch niet zoo, dat
zij niet verantwoordelijk voor haar daden zou
zijn. Nog steeds is zij lijdende oan pseudologia
phantastico, maar schetste deskundige haar
vroeger als een krankzinnige met ongebreidelde
phantasic, thans moet hij getuigen, dat haar
phantasie door den leeftijd afgestompt, in ieder
geval niet meer zoo sterk als vroeger is. Als
een krankzinnige kan zij thans absoluut niet
meer beschouwd worden: zij is vatbaar voor te-
gcnvoorstellingen en den invloed van straf zal
zij ondervinden. Over het geheel genomen, be
schouwt dr. Overbeek dit geval thans als een
grensgeval. Een absoluut ziekelijke storing
neemt deskundige niet meer oan, wel vermin
derde toerekenbaarheid.
Het O. M., waargenomen door mr. Massink,
cischto wegens oplichting 1 jaar gevangenis
straf.
Mr. Th. Muller Mossis pleitte vrijspraak, sub
sidiair on'.slag van rechtsvervolging. Bekl. is
verpleegster en nam dus geen valsche hoedanig
heid aan toen zij zich als verpleegster bij mej.
Pieneman vervoegde. En don nam zij hear toe
vlucht niet tot een samenweefsel van verdicht
selen, toen zij oan mej. Pieneman het leugen
achtige verhaal van het chauffeursgezin deed.
Subs, pleitte mr. Muller Massis voor een voor-
woardelijke of anders een lichte straf.
De rechtbank zal op 1 November uitspraak
doen.
DE BRUSSELSCHE BANK,
Twee andere directeuren gear
resteerd.
Naar do Tel. verneemt schat de justitie de
gezamenlijke bedragen, waarvoor bij de Brus-
selsche Bank alhier werd opgelicht op ongeveer 5
a zes millioen. Do kans is niet uitgesloten dat
het nog meer is.
Het personeel vnn de bank heeft gistermid
dag na het vertrek van de justitie de zaak
maar gesleten.
Gebleken is, dat de Brusselsche Bank niet
geheel vrij staat van de Haagsche Crediet- en
Commissiebank, die op het Plein in Den Haag
is, of liever was gevestigd. Uit de nasjsorin-
gen is gebleken, dat beide zaken heel dik
wijls parallel loopen en zich in elkaar ver-
warren. Dc directeuren van de Haagsche
Bank zijn zekero Bijmolt en Vosselman, lie
den van hetzelfde slag als Bridée en De Jong.
Bijmolt voerde den titel van directeur, of
schoon Vosselman vanwege zijn vele aandee-
len het meest in dc melk te brokken had.
Zij begonen van het Haagsche hoofdkan
toor een bijkantoor te maken. Er werden twee
fatsoenlijke lieden, wien van de kwade trouw
niets bekend was, aangenomen, terwijl do
boekhouding naar Amsterdam werd overge
bracht en vervangen werd door een geheel
nieuwe. Na eenigen tijd verdwenen Bijmolt en
Vosselman, maar werden te Amsterdam op last
van de justitie gearresteerd en naar het Huis
van Bewaring overgebracht.
Een derde, zekere Knrssemeyer, die een
zelfde rol speelde ols Wittovccn bij de Brus
selsche Bank (en later ook diens opvolger
werd) wordt op het oogenblik nog gezocht.
Er zijn oanwijzingen, dat hij de wijk naar
Duitschland heeft genomen.
Van dezen Knrssemeyer is bekend, dat hij
vroeger remisier en de rechterhand van Bridée
Was.
De truc, die de Haagsche combinatie er op
nahield, was een copie van de „heeren" die
bij do Brusselsche Bank het heft in handen
hielden. Karssemcyer bijvoorbeeld heeft aan
do overzijde van het IJ gewerkt en er o.a.
twee lieden laten inloopen. Hij wist hun
2500 en 3000 Leening Staatsspoorwegen
afhandig te maken en specido hun hiervoor
woardelooze Danuba Oil Company aandeden
voor in handen.
Het is de politie en justitie bekend, dot nog
meer van zulke combinaties van misdadigers
in Amsterdam werken. Te hopen is echter, dat
de justitie zal weten te voorkomen dat de da
ders zich ait de voeten maken, zooals het
geval is geweest met Bridie cn De Jong, van
wie nog geen spoor te vinden is.
Stroppen van te zamen
ongeveer 5 ton.
Omtrent het gebeurde bij de Brusselsche
Bank wordt ons van bevoegde zijde medege
deeld, dat bij de justitie een tiental klachten
uit den Zevenborgschen hoek in Brabant zijn
binnengekomen.
Er zijn daarbij drie feiten, door do directie
ven de Brusselsche Bank gepleegd, aan het
licht gekomen.
In hoeverre de strafrechter daartegen zal kun
nen optreden, wordt nader bekeken.
Als eerste feit kan worden aangemerkt, dat
genoemde directie eenige Zevenbcrgsche boe
ren heeft bewogen effecten van zekere waarde
af te staan tegen aandeelen van de „Brussel
sche Bank" en de stoomwasscherij „Spreng",
te Apeldoorn, hun voorspiegelende, dat deze
aandeelen een groote waarde vertegenwoordig
den cn een hooge rente opleverden.
In werkelijkheid hadden deze ar.ndeelen, die
dc Brusselsche Bank voor 140 noteerde, na
genoeg geen waarde.
In dit verband is 't merkwaardig te vermelden,
dat de directeur van de stoomwasscherij
„Spreng" te Apeldoorn, op het oogenblik in het
huis ven bewaring opgesloten zit, verdacht van
oplichting en dnt tegen de directeuren van de
Brusselsche Bank, de heeren Bridec te Schoten
en De Jong te Amsterdam, die zich vermoe
delijk te Brussel ophouden, een bevel tot in
hechtenisneming is uitgevaardigd. Onder de
tien boeren, die klachten hebben ingediend, zijn
er bij, die er voor f 40,000 inzitten.
Aangenomen kan worden, dat zij tezamen on
geveer drie ton zijn tekort gekoihen.
De boeren hebben eenige weken geleden hun
zaak in henden van een Amsterdamschen ad
vocaat gegeven, die bij de Brusselsche bank be
slag heeft laten leggen.
De rechtskundige van de Bank wist evenwel
gedaan te krijgen, dat het beslag werd opge
heven.
Het tweede feit, waaromtrent een onderzoek
wordt ingesteld, is het r.i:t nakomen van de
contracten, in enkele waarvan bepaald was,
dat de Bank voor een bedrag von 10,000 aan
fondsen mocht koopen. In weerwil van deze
bepaling kocht de Bank in geen geval voor
75,000. En tenslotte mag als derde feit,
waarmede de Bank „goede zaken" gemaakt
heeft, aangemerkt worden het geknoei met plak-
zegels.
De Bank heeft n.l. de op effectenrekeningen
voorkomende plakzegels, resp. van f 10, 15
en f 25 nimmer van datum voorzien.
Als de rekeningen eenigen tijd in het bezit
der boeren waren, vroeg de Bank de pla'kze-
gels terug, voorgevende, dat do kinderen van
do directeuren deze zegels verzamelden.
In werkelijkheid werden de zegels weer vóór
andere rekeningen gebruikt.
In Amsterdam zijn eveneens een tweetal per
sonen, wonende aan den overkant van het IJ,
door de manioulaties van de Brusselsche Bank
benadeeld.
VERDUISTERING VAN WAGONS KOLEN.
Ten nadeele van de Ncd.
Spoorwegen.
De Roermondsche politie heeft een belang
rijke verduistering ontdekt ten nadeele van do
Nederlandsche Spoorwegen. Een zekere E., in
dienst van de Nederlandsche Spoorwegen, is
gearresteerd als verdacht van het verduisteren
van kolen, die bestemd waren voor het spoor-
wtgdepöt te Roermond. De verduisterde hoe
veelheid moet zeer omvangrijk zijn. Bij deze
verduistering is verder betrokken een kolenhan-
delaor tc Roermond, terwijl nog andere perso
nen verdacht worden van medeplichtigheid.
Nader meldt men ons uit Roermond: Om-
tient de verduistering ten nadeele van de Ne
derlandsche Spoorwegen van kolen vernemen
wij nog, det ook de stccnkolenhandclaer, een
zekere A., wegens heling is gearresteerd. De
verduistering, had op zeer brutale wijze plaats.
Op klaarlichten dag werden de kolen uit de
wagons geladen cn weggevoerd. Voor zoover
tot nu toe kon worden vastgesteld, zijn vijf
wegons verduisterd.
Het onderzoek, dot fn handen der maréchaus*
séc berust, duurt voort