"V'Vr' AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" 3 1923 TWEEDE BLAD. EIKER HAifiXlOKKEH MET KWARTIERSLAG FEUILLETON. DE SVULLIGNAiRS BINNENLAND, joh. v&na dsjk De gehuwde ambtenares. Dc Vcrceniging van Staatsburgeressen houdt 12 Nov. a.s. een vergadering, want in het lid der Tweede Kamer Mevr. B. BakkerMort zal spreken over het drei gend ontslag der gehuwde ambtenares. Het standpunt."dat zij in deze kwestie inneemt, vinden we uiteengezet in" een ar tikel in de Vrijzinnig Democraat waaruit wij ons veroorloven het volgende over te nemen. Sedert het begin van deze eeuw wordt er reeds voetbal gespeeld met het lot der gehuwde ambtenares. Toen de beroeps arbeid, en daarmee-de economische onaf hankelijkheid der vrouw toenam, kwam van Rechts daartegen verzet, omdat men de vrouw thuis wilde houden. Dit verzet vond uiting in een daad, n.l. het K. B. van 1904, waarbij werd bepaald, dat alle ambtenaressen bij Post en Tele grafie bij huwelijk ontslagen zouden wor den. Een voorbeeld, dat tal van Gemeen teraden door verordeningen ten opzichte van dc gehuwde onderwijzeres trachtten, te volgen. Daarop kwam een kentering door het onafgebroken ijveren der tegenstanders van dit ontslag. En een minister van Links, trok daarop in 1907 het K. B. van 1904 in, omdat Z.E. „uitsluiting van de gehuwde vrouw van liet ambtenaarschap geen dienstbelang achtte en een grove on billijkheid jegens de vrouw." Dus kon de gehuwde ambtenares weer in betrekking blijven. Rechts legde zich' echter niet neer bij dit besluit, en toen de heer Heemskerk in 1910 minister was, volgde dan ook het reeds genoemde wets ontwerp, met de bedreiging van ontslag bij huwelijk. Z.E. had"klaarblijkelijk er niet op gerekend dat daartegen in 't land zulk een algemeen verzet zou opkomen. Eenige jaren van rust en opademing voor de ambtenares volgden hierop. Ja, in 1914 werd zelfs door de Regcering aan de ge huwde telefonisten, die den dienst had den verlaten gevraagd, weer haar betrek king te willen waarnemen. Een bizonder gunstige regeling voor verlof bij zwan gerschap voor de gehuwde ambtenares bij Post en Telegrafie kwam tot stand. En de gehuwde ambtenares moest zich wel veilig gaan voelen door het antwoord, dat minister Heemskerk in 1920 bij de. Memo rie van Antwoord van het Wetsontwerp tot Regeling van dc Rechtspositie van Ambtenaren heeft gegeven aan dc voor standers van ontslag bij huwelijk van de ambtenares. Z.E. toch was van oordeel, dat hoe wenschclijk ook z.i. een dergelijk ontslag zou zijn, dit thans- onmogelijk was, omdat we hier te doen hebben met een gevestigde praktijk. En deze praktijk- is èn door den wereldoorlog en door de daarop gevolgde algcmecnc malaise, ten zeerste toegenomen. Meer dan ooit is thans dc vrouw genoodzaakt den man te helpen in het dragen der financieele las ten voor het gezin, die voor hem alleen te zwaar zijn. En tal van huwelijken van ambtenaressen zijn alleen mogelijk ge worden, doordat liet huislijk budget mede op haar inkomsten kon worden gebaseerd. En zou dan thans de Rechtsche Regee ring in het besef van haar macht, zich van dc gehuwde ambtenares ontdoen onder het mom van bezuiniging? Het voorwend sel zou al te doorzichtig zijn. Voor de be zuiniging toch is het precies hetzelfde ot bij gelijke salarieermg, een man of een vrouw, een getrouwde of een ongetrouw de ambtenaar wordt ontslagen. Ook zou het allerminst een bezuiniging zijn als geroutineerde, plichtsgetrouwe ambtena ressen door ongeschoolde nieuwelingen worden vervangen; dit zien we duidelijk bij den Giro-chaos. Dikwijls hoort men ontslag van dc ge- Willem Groenhuizen Langesir. 43. Te!. «sa. PoXr. 75S21 GOOD- ZILVER en DDR WERKEN. VANAF f 33 door v*. FRANKFORT MOORE, Uit het Engclsch door F J. VAN DER MOLEN. „Jawel, ik meende ook al. zoo iets van een pair to zijn: een ler.sehe viscount." „Een titel is een titel! Menschon, die onder oen republiek leven, kunnen tint zoo nauwkeurig niet onderscheiden. Amerikaan- scIjp meisjes doen seen nasporingen!" „Zouden ze niet? Mijn ervaring is niet van dien aard en ik hel» er toch ettelijke ont moet, die in Nebraska en Monte Carlo in de beste kringen verkeerden. Het kwam mij voor. dat ze zelfs al Ic nieuwsgierig waren. Daarom juist had ik zoo weinig kansen Neen. zusje, een Amerikaansch meisje wenscht voor haar geld een artikel te koo- peu met een beteren klank, dan de hcele Iersche adel in staat zou zijn voort tc brengen." „Mag ik je verzoeken, jou familie, die ook huwde ambtenares bepleiten op grond van „dubbele salarissen.' Zelfs al kon dit een reden zijn in deze tijden om van een ambtenaarspaar een van beiden te ontslaan, dit kan nooit een grond zijn alle gehuwde ambtenaressen te ontslaan. Want in vele gezinnen, waarvan de vrouw als ambtenares eigen inkomsten heeft, zijn er volstrekt geen dubbele sala rissen. Vele van haar zijn door ziekte of werkeloosheid van haar man de eenige of althans de hoofdkostwinsters van haar gezin. En als die grond den doorslag gaf, zouden ook alle ambtenaren moeten wor den ontslagen, die naast hun salaris an dere bronnen van inkomsten bezitten, b.v. uit eigen kapitaal of vermogen van de vrouw. Eu nog veel eerder, zouden bij noodzakelijke inkrimping van personeel, al die'ambtenaren moeten worden ontsla gen, die een dubbel inkomen genieten door cummtilatic van salaris en pensioen of van dubbele salarissen. Neen, wanneer inderdaad de gevrees de slag zou vallen, is niet bezuiniging de reden daarachter zit het principe van Rechts, dat de vrouw thuis behoort, in economische afhankelijkheid van den man. In het algemeen zal het zeker gc- wenscht zijn dat in een gezin met kleine kinderen dc moeder thuis is. Maar dit ideaal is niet bereikbaar door dc econo mische verhoudingen, noch kan men dit door wetten afdwingen. Het overgroot deel der vrouwen, die ondanks dat ze een gezin met kinderen hebben, in dienst blij ven, doen dat omdat haar inkomsten niet kunnen worden gemist. Bovendien, door ontslag bij huwelijk kan men de vrouw toch niet dwingen thuis te blijven. Men beneemt haar daardoor alleen dc moge lijkheid om liet brood voor zich cn haar gezin te verdienen met den arbeid, waar voor ze een jarenlange opleiding heeft genoten, in een vak waarvoor de Staat een monopolie bezit. Het gezlnsbelang dat Rechts wil die nen door ontslag der gehuwde ambtena res, zal integendeel ten zeerste daardoor worden geschaad, in verreweg dc meeste gevallen. Terecht is van verschillende zij den erop gewezen dat bij ontslag bij hu welijk der ambtenares, er gevaar bestaat van toename van vrije huwelijken. Nie mand minder dan dc C.-H. leider, de heer De Savomin Lohman, heeft in 1910 bij bestrijding van liet Wetsontwerp-Heems kerk uitdrukkelijk op dit gevaar gewezen en ook ,,dat wij op dit punt moeten er kennen en eerbiedigen dc rechten in eigen kring, d. w. z. de menschcn, die een hu welijk sluiten, moeten zelf beoordeclen of zij de moeilijkheden waarvoor zij komen tc staan, aandurven of niet en moeten zcl»_ weten -wat in hun omstandigheden het geschiktst is." Het belang van den dienst moet bij ontslag het leidende principe zijn. En het is nog nooit bewezen dat ontslag van alle getrouwde ambtenaressen, ook van de meest plichtsgetrouwen en bekwamen, in het belang van den dienst js. Do Staatscourant van gisteren bevat dc vol gende Kon. besluiten. op aanvrage eervol ontslagen uit den mili tairen dienst wegens lichaamsgcbrol.cn dc kapi tein H. van de- Zee, van het 4c rog. infanterie, en is hem de tiluluire majoorsrong verleend benoemd tot wederopzegging tot rijkskeurmces- ter in bizondcren dienst A. Hij ink, veearts te Lochem; A. Voordtermen, veearts te Goor, cn A. de Ronde, veearts te Vordcn toegekend de bronzen cere-mndaille der Orar.je-Nassou-ordc aan H Wcsselink, letter zetter bij het dngblad.de Tijd, te Amsterdam J. H. Keizer, koetsier bij de familie Scholtr-n te Enschedémej D. Korïcland, meid-huishoud ster bij mej. H. Th. van Wngeningen tc Pn- pcndrechtmej S. Kolkor, dienstbode bij de mijn familie is, niet tc deel in cc ren, Lord Bailysecdy," zei zijn zusU.r niet een opflik kering van familietrots, die een twintig jarigeverbintenis niet het geslacht. Glcu- mirk niet had kunnen uitdcoven. Haar broeder boog nederig zijn hoofd. Zij gevoelde, dat ze hem te streng had be handeld'. Hu had behoefte aan opmontering. Ze ging dus een toon van meer vrodclicveii- ile.il' aard aanslaan. „Mijn.liesic Patricius, bedenk toch cens: wat andere mannen hebben Kunnen berei ken. die er niet lialf zoo goed voor stonden. Daar liad je den jongen Rawdoti, de derde zoon van een baronet begrijp toch eens. de derde zoon' stel jc voor derde; en trouw de hii niet een rijke Aincrikaanschc? „Neen. geen Amerikaanschc; zc kwam van Boston. beweerde Bailysecdy. ..O, ik meende, dat... jawel. Boston maai dat doet ook niets ter zake; in beginsel komt het toch op hetzelfde neer." Lady Glcnmirk was overtuigd, dat ze niet verstandig zou doen, op geografisch terrein tc dobattceren. Ze wist wel, dat de atlas uit haar jonge jaren reeds lang verouderd was. Ze liad een nieuwe wandkaart van Afrika gezien, cn opgemeikt. dat de Maanbergen er niet ineci op voorkwamen. „Je liad mij toch niet graag met Miss Amethyst Vamoose willen laten trouwen'.'" vroeg Lord Bailysecdy. .Ik zie. hcusch niet in. waarom jc haar niet even goed had kunnen krijgen aN Algy Row don. Z was een heel lief meisje." „Lief.' Eniin. ik zal mij maar niet te hard over haar uitlaten.'' „Bovendien was ze van heel goede familie en dat beteckent iets in dezen tijd. Haar vader was in het Anierikaansche leger kolonel of zoo iets.' „Veldmaarschalk was hij „Welnu, begrijp nu toch eens! Ja, hij was buitengewoon goed af." familie Blaupot ten Cate te 's GravenhageS. Schaap, expeditieknecht bij de firma L de Jongh cn Co. te RotterdamW. van Hardeveld, huis knecht bij de familie Roijaards te Utrechtmej. P. M. van Opijnen dienstbode bij mevr. C. M. Boreel van Hogelenden geb. jkvr. van Weede tc Waterland gem. Velsen; E. Zijlstra, voorheen incasseerder bij de expeditie \an het Handels blad te Amsterdam P. A. Schoonebcck, tim merman-winkelknecht bij C. H. van Mierlo te 's Gravenhage. DE STOPZETTING VAN DEN POST CHEQUE- EN GIRODIENST. Antwoord op dc vragen van het Kamerlid Von Vinrren. Op vragen van het lid der Tweede Kamer, den heer Van Vuuren, in zake tijdelijke sluiting van den postcheque- en girodienst T. Krachtens welk recht of bevoegdheid heeft dc directeur von den postcheque- cn girodienst besloten dien dienst tijdelijk te sluiten 2. Kun dc minister mededcelen hoe long ver moedelijk de postcheque- cn girodienst zal zijn gesloten 5. Is hij bereid te bevorderen, dat de staat der Nederlanden niet overgaat tot invordering van belastingen of opeisching van andere schul den gedurende den tijd, dot dc postcheque- en girodienst gesloten is, wanneer dc betrokken debiteur von den Staat door overlegging ven saldobiljctten of op andere wijze aannemelijk maakt, dat zijn saldo tegoed bij don postchcque- cn girodienst gelijk of grooter is dan het be drog, door hem aan den Staat der Nederlanden verschuldigd 4. Zoo jo, is hij dan genegen te bevorderen, dat de regcering haar invloed aanwendt bij an dere overheidsorganen cn overheidsinstellingen, om op gelijke wijze tegenover hun debiteuren te handelen 5. Kunnen de rekeninghouders bij den post- chèque- en girodienst, die in ernstige moeilijk heden komen ten gevolge van de beslissing, dat voorloopig óver het tegoed bij dien dienst n:et kan worden beschikt, verzekerd zijn, dat op een verzoek om uitkeering von hun saldo of van een gedeelte van het saldo onmiddellijk zal worden beslist, zondor dat een onderzoek van het al of niet bestaan der moeilijkheden of v an den ernst er van worde ingesteld 6. Indien dc minister geen vrijheid kan vin den de vijfde vraag bevestigend tc beantwoor den, is hij don bereid met zijn ambtgenoot van Justitie in overleg te treden of het mogelijk is maatregelen te treffen, dat geenfaillietverkla ringen kunnen plaats hebben op erend van een onmacht tot betaling, die in de sluiting van da cheque- en girodienst haar oorzaak vindt heeft do minister van waterstaat geantwoord: T. Te dezen aanzien ii geen andere maatregel getroffen dan die, welke bedoeld is in art. 29, 2de lid, van het Girobcsluit 1923 (Stbl. no. 139). 2. Neen. Getracht wordt dc tijd van sluiting zoo kort mogelijk te doen zijn. De ondergeteekende betreurt het in hooge mate, dot dc loop der centralisatie dwong tot sluiting over te gaan, met als gevolg al het on gerief, dot hieruit voor de rekeninghouders is voortgekomen, en dc weerslag daarvan in dc publieke opinie. Ondergeteekende heefWdc noodigc maat» c- geicn getroffen, opdat .Vet''fierste! zoo spoedig mogelijk zal kunnen intreden cn dc dienst kon worden hervat. Ofschoon met dc meeste voort varendheid wordt voortgc werkt, kan echter voor het oogenblik nog niet met zekerheid een termijn voor de sluitingsperiodc worden ge steld. 3. De regeling, welke inmiddels voor de uit betaling van gelden op postrekeningen is vast gesteld, maakt liet overbodig dat maatregelen, als in deze vraag bedoeld, worden getroffen. 4. Mocht ondanks de regelen, bedoeld in het vorige antwoord, daartoe onverhoopt nog aan leiding blijken te bestaan, dan zal er, naar on dergeteekende meent, geen bezwaar tegen be staan, dat de regeering haar invloed in den aangegeven zin zal aanwenden. 5 De regeling, bedoeld in het antwoord op vraag 5, behelst wel is waar de vraag van de noodzakelijkheid der betalingen, ten behoeve waarvan de terugbetaling van een deel van het tegoed wordt gevraagd, doch dit heeft enkel ten doel, on\ bij een grooten toevloed van aan vragen tc verzekeren, dat zij, die in ernstige moeilijkheden verkeeren, de afwikkeling hunner aanvrage niet zouden zien vertraagd. Voor het oogenblik kunnen op dit punt de aanvragen met tegemoetkoming worden afge wikkeld. 6. Het antwoord op deze vraag is in het ant- wooid op vraag 5 begrepen. in jb ji „Juist m'n idee hoe verder af, hoe be ter." „Patricius, je irriteert me. Je weet, dat Óen huwelijk ic cqnig redmiddel is. en toch slenter je maar zorgeloos rond met oen si- gaai in jc mond en dc handen in ie zak ken." „Beter in mijn e'gen dan een-anders zak ken. En dal zie jc hier velen doen: grabbe len in dc zakken van ouderen. Mijn lieve Patricia, ik hen nog niet zoo ver gekomen, een huwelijk tc beschouwen als do eenige toevluchtshaven voor een geruïneerd tuensch. Ik heb hel tol dusver tamelijk goed- uit kunnen houden zond te trouwen: maar als ik eenmaal een or.wverstaanbare neiging in die richting krijg, dan zal ik een meisje TKK OT DAnESNJLOitflt. OUS*5A Extra lang tot lieren «Sc linie voor Motor ei» Fiets. MODE KLEUREN. CÏH I.ANGESTKAAT 116 SSSI nemen, dat mij hebben wil, onverschillig of ze een inillioen dollars of geen cent ter we reld bezit. Nog liever waag ik een eerlijken kans aan dc speeltafel, om mijn fortuin te restauroeren; en juist nu gevoel ik. dat ik dc bank zal laten springen, wanneer len minste de bank mij eerst laat springen." Lady Glcnmirk zag haur broer aan met een zweem van minachting in haar blik. Ze wendde zich een oogenblik van hem af doch. enkel voor een oogenblik. Toen zag zc hem aan en zei ..Patricius, ik geloof, dat ik je eens van gebrek zal zien omkomen.'' „Waarom eens?" vroeg hij. „Je ziet mij De mecning van Prof. Druckcr. Tn „Economisch-Statistische Berichten" wijdt Prot. Drucker, hoogleeraar aan de Handels- hoogeschool te Rotterdam, een beschouwing aan den verwarden toestand bij den Postcheque- en Girodienst. In dit artikel maakt de schrijver de opmerking, dat het geschrevene niet beschouwd moet wor den als oen opwekking zooveel mogelijk vorde ringen in te stellen tegen den girodienst. Prof. Drucker stelt zich tegenover den minis ter van Waterstaat, meer in het bijzonder tegen over diens entwoorden op schriftelijke vragen van enkele leden der Tweede Kamer. „Mond houden, niets in te brengen, alles is in orde", aldus ongeveer het thema ven den minis ter bij de beontwoording van de bescheiden vraag, of de Staat toch eigenlijk ru'et schulde naar is ten aanzien van de bij den girodienst gestorte gelden en zich als schuldenaar eerrigs- zins wonderlijk gedraagt, zoo schrijft de Rotter- damsche hooglecranr. Het lijkt er niets naar, zoo vervolgt 'hij, dat alles in orde is." Waaraan ontleent de dienst de bevoegdheden, welke hij zich aanmatigt vraagt Prof. Druc ker. „De gedeponeerde gelden vormen voor den Staat een gewone schuld, waarover binnen zekere grenzen elk oogenblik door middel van cheque- of girodienst kan worden beschikt. Dc schuldenaar zelf kan hier noch duurzaam, noch tijdelijk verandering in brengen." Welke wet geeft nu op het oogenblik den girodienst iritstrtl Hierop geeft Prof. Drucker het volgende ant woord „De minister verwijst daar een wet ont breekt naar art. 292 van het nieuwe Giro- besluit. Hij verzuimt daarbij wijselijk den tekst aan te holen. Deze luidt, voor zoover van be lang, aldus „De directeur is bevoegd bij het in werking treden van dit besluit het girokantoor één of meer dagen".,te sluiten." Het be roep op deze, blijkbaar met geheel andere be doeling geschreven bepaling, is te dwaas. Daar over is geen woord meer noodig. Dat de directeur uit eigen macht niet een maatregel met wettelijke kracht kan treffen, waarbij de betalingen worden opgeschort, volgt voldoende uit het voorafgaande. Dat de maat regel niet kan worden beschouwd als „voor waarde" ran de contractueel? verhouding ligt in het voorgnar.de evenzeer besloten De gelden blijven dus opeischbaar. Maar de cheques zijn betaalbaar alleen als het plaatse lijk kantoor advies heeft ontvangen van het cen trale kantoor (art. 10 Girobesluit) en het cen trale kantoor zendt geen adviezen door, zoodat volgens de „wettelijke" regeling betaling niet behoeft plaats te hebben. Ook door deze tactiek kan de dienst niet worden geholpen. Overeen komsten moeten te goeder trouw worden uit gevoerd. Wc kunnen dus ons geld opvorderen, ver meerderd met rente, binnen de zeer enge gren zen, die het Burgerlijk Wetboek daarvoor trekt. Vele rekeninghouders !ed?n schade, welke door deze rentevergoeding niet wordt gedekt. Hoe staat het daarmede „Het Rijk is niet geldelijk" (sicandere ver antwoordelijkheid wordt ten volle aanvaard, ook door den minister I) „aansprakelijk voor de ge volgen van".„storingen in het bedrijf." De bepaling wordt gevonden in art. 25 Girobesluit. De bepaling is in zoover als hieT aangehaald nieuw (zij werd met vooruitzienden blik inge voegd tegelijk met de regeling van den gecen- tralisccrden dienst). Wij zullen haar aJs geldend rechthebben te aanvaarden." De hoogleeraar eindigt zijn beschouwingen aldus „De Minister poogt den rekeninghouder wijs te maken, dat alles in orde is en zijn rechten in het minst niet zijn gekrenkt. Met dergelijke argumenten zou misschien morgen beweerd kun nen worden, dot de dienst gerechtigd is op alle saldo's 10 te korten tot dekking van geleden verliezen. Dat is nog veel minder de juiste manier om het belang van den dienst tc bevor deren." PEXSÏOENVERHOOGING. Een adres van den Alg. Mili tairen Pensïoenbond. Het hoofdbestuur van den Algemecnen Mili tairen Pcnsioenbond voor landmocht, zeemacht en koloniën, heeft zich met een adres tot de Tweede Kamer gewend, in zake het wetsont werp tot verhooging van de uitkeering van het weduwen- cn verzenfonds van militairen bene den den rang van officier bij de koloniale troe pen. Het verzoekt de in artikel 1 genoemde bedragen nu al versmachten. Zei jc niet, dat jc tegen vieren de thee gebruikte? 't Is nu half vier. Sinds van ochtend heb ik nog niets over mijn lippen gehad.' „De thee kan direct klaar zijn. als ik maar even bel. Maar Valencia Mertoun heeft ge zegd. dal /.e wou komen. Ik. wilde graag, dat je een beetje aardig tegenover Valencia w'.'isPatricius. Zc krijgt mettertijd heel wat geld dat wil zeggen voor een Engelseh meisje natuurlijk." „En ze is elke penning ervan waard," zei Patricius, met warme overtuiging. „Jij en zij waren altijd goede vrienden, niet waar. Patricius." „Ongetwijfeld, en ik hoop, dat we t zul len blijven." Lady Glenmirk schpdde het hoofd. ..Dat bedoel ik niet" „Neen; jij bedoelt juist het tegenoverge stelde: dat we op elkaar zouden verheven. Mijn dierbare zus, wij denken er niet aan, vrienden af te worden, ten einde tc meta- morfosccren in de meest apatische gelief den." „Wil jc daarmee misschien zeggen, dat jc niet goed genoeg voor haar bent?" '„Zonder eenige aarzeling zou ik dat ge- i-ust durven beweren." „Je ziet je zelf dus niet meer voor een der braafsten aan. Patricius?' „Daar hebben wc Angela weer terug: on getwijfeld wil zij ons daaromtrent gaarne met haar .kennis verlichten." En hij wendde zich tot het meisje, dat juist met haar wan deling door den tuin gereed was gekomen en nu voor het raam stond tc wiegelen, den oenen arm tegen het vensterkozijn geleund en nieuwsgierig naar binnen kijkend. „Vertel ons eens, engel van een nicht, zie jij jo oom voor een verstandig man aan"" „0, zeker; zonder twijfel fk denk altijd gaarne het beste van mijn medemenschcn. dus ben ik overtuigd, dat mijn oom een teer verstandig man is," antwoordde Angela. zoodanig te verhoogen, dat dc pensioenen in overeenstemming kunnen worden gebracht met die door andere weduwen en wcezen van lands dienaren worden genoten; voorts zoodanige wij zigingen aan tc brengen dat de weduwen cn wce zen van hen, die vóór 1909 het leger verlieten, alsnog declgcrcchtigd worden en dat worden toe gelaten als deelgenoot zij, die tijdens hun actieven dienst deelgcrechtigd waren. DE AANSTELLING TOT DIENSTPLICHTIG ONDER-OFFICIER. Men meldt ons uit den Haag In verband met de opmerkingen, welke zoo wel in de pers als anderzijds zijn gemaakt tot betrekking tot het nog niet aanstellen tot sergeant van de voor dien rang in opleiding zijnde dienstplichtigen, in afwijking van den tot dusver gebruikelijken datum van zoodanige aanstelling, deelt men ons op onze navraag van de meest bevoegde zijde het volgende mede Volgens de bestaande bepalingen dient de zomerploeg oaneengesloten maand en de 2e ploeg des winters vier maanden cn daarna voor dc vervolgoefeningen, tegelijk met de vervolgoefeningen van de zomerploeg cn van dc voor-geoefenden nog l'A maand. De dienstplichtige aanstaande onder-offi cieren werden in dit stelsel eerst 7J4 maand opgeleid, dan aan het einde van die 7 maand (51 October) aangesteld tot dienstplichtig sergeant, met verlof gezonden om daarna het volgend jaar nog l'A maand als onder-officier terug te komen en gedurende de bovenbedoel de vervolg-oefeningen 114 maand bij grootero troepensterkte practisch dienst te doen als sergeant, totaal dus 9 maanden oefentijd. Waar in het bijzonder op grond van de sociale bezwaren, verbonden aan een gesplit ste eerstc-ocfcning voor de dienstplichtigen van de winterploeg thans besloten is, om ook voor die ploeg tot het stelsel van onafge broken dienen gedurende 5)4 maand over te gaan, is eveneens in beginsel besloten tot de onafgebroken opleiding van de onder-officie ren, Ten einde nu ook voor de dienstplichtigen, die van de lichting T923 thans in opleiding zijn, voor onder-officier, de gelegenheid te ope nen, desgewcnscht den verplichten dienst onaf gebroken te vervullen, werd hun door den mi nister van oorlog toegestaan in stede van op T November met verlof te vertrekken en voor de vervolgoefeningen in het volgende jaar te rug te komen, op eerstgenoemden datum te blijven en dus half December met groot ver lof te vertrekken. Van deze gunst hebhen velen gebruik wil len maken, waartegenover stond dat het aan het legerbestuur niet mogelijk was om hen als gebruikelijk reeds op 31 October tot ser geant te doen aanstellen, aangezien toch het zeer belangrijke bedrag, noodig om hen in dien rang 1 \4 maand dit jaar te doen dienen, niet op de hegrooting 1923 was uitgetrokken. Het moet wel tr.effend worden genoemd, dat klachten hierover zijn ingekomen, aange zien er hier sprake is van een gunst om on afgebroken tc mogen blijven doordienen, zoo dat het den belanghebbenden geheel vrij stond niet te hl ij ven en in T924 gedurende tj4 maand en, dan als onder-officier, op d« vroeger ge bruikelijke wijze, temg _le keeren. Van een onbillijkheid is hier dan ook in geen enkel opzicht sprake. Jhr. Mr J. J. GOCKINGA De staatscourant vermeldde het bericht van het aftreden van jhr mr. J J. Gockinga, als president van het Gerechtshof te Arnhem. Hier bij teekent de Amhemsche Courant aan: De heer Gookinga werd in 1853 geboren, hij promoveerde aan de universiteit in zijn vader stad op 28 Juni 1877 tot doctor in de beide rechten. In 1878 begon hij zijn loopbaan als fidjtmetcommies aan het departement van finan ciën: in T884 werd hij bevorderd tot commies; ■dn 1888 volgde zijn benoeming tot reohter- plnatsvervanger te 's-Giavcnhoge. In 1890 ging mr. Gockinga definitief deel uit maken van de magistratuur, waarvan hij gedu rende een lange reeks van jaren een sieraad is geweest. In genoemd jaar werd hij benoemd tot rechter van de arrondissements-rcchtbank te Leeuwarden, tien jear later tot vice-president van dot college en in 1904 t it president. Deze functie bekleedde hij tot T8 December 1908, toen hij benoemd werd tot vice-president van het Gerechtshof te Arnhem, waar hij zich als een scherpzinnig jurist en voortreffelijk leider van de zittingen der strafkamer deed kennen. Zijn talent tot leiding van een groot strafgeding kwam o a. in het bijzonder uit bij de behandeling von de HOOFDSTUK II. Verschil van meening kon er niet over bestaan. Wie maar een greintje oordeel be zat over een doodgewone sociale kwestie, beweerde, dat twijfel geheel buitengesloten was: de eenige hoop voor Lord Bnilyseedy kon alleen liggen in een goed huwelijk. Men had indertijd precies hetzelfde be weerd van zijn vader, en deze was zoo on- noozel geweest, tc bewijzen, dat de men- schen gelijk hadden, door.. de verkeerde vrouw te trouwen. Terwijl allen hadden gezegd, dat hij een vrouw met veel geld moest nemen, had hij er een genomen zon der een enkele penny, en was, toen liij na de wittebroodsweken op Ballvseedy Castle aankwam, enthousiastisch verwelkomd door alle pachters op zijn landgoed. Reeds in die dagen waren de pachters op Ballvseedy tien tot zestig jaren ten achteren met liun huur. en toen de eigenaar overleed, liet hij zijn zoon Patricius weinig meer na dan een aan zienlijken stapel onbetaalde pachtbriefjos, die de boeren hem schuldig waren gebleven. Toen de jonge Lord Bailysecdy zijn erfe nis aanvaardde, juichten de pachters: „Lang leve onze Lord!" en haastten zich vervolgens tot het bijwonen van oen meeting, om zich door een varkenskooper uit Ulster te laten overtuigen dat ze „Weg met de grond bezitters!" moesten roepen. En zc riepen het, tot ze zich hccsch hadden geschreeuwd. Daarna brak dat merkwaardige tijdvak uit de Ter?i lie geschiedenis aan. waarin dc pachters, die hun huur betaalden, doodge schoten werden door hen. die hei niet deden. Van de pachters van lord 13all>seed> werd niemand doodgeschoten. (Wo:dt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1923 | | pagina 5