toeren zijn ech'ci geen wettelijke dwang middelen noodig. Ook zonder dezen zullen daar, waar het aanbod de vraag overtreft, de overtollige diensten op den duur van zelf verdwijnen en, aangezien het reizend publick bij concurrentie van twee of meer ondernemingen de voorkeur zal geven aan de beste, zullen het de slechten zijn, die het moeten opgeven. 3o. Er is reeds een bond of althans een organisatie van autobus-ondernemers. Dat de invloed van deze nog zeer gering* is, valt bij haar jeugd niet te verwonderen. Gaat de staat deze organisatie nu niet aanstonds door een wet op zijde zetten, doch loot hij haar tijd en vrijheid om zich te ontwikke'en, dan mag men verwachten, dat ze haar invloed zal aanwenden om on geregeldheden en kwade gebruiken tegen te gaan. Niet omdat autobusondernemers 200 bijzonder veel over hebben voor het algemeen belang, doch omdat het voor komen van misbruiken hun eigen belang is. Slechte diensten zouden immers op den duur het reizend publiek van den autobus weer naar de tram en den trein terugbren gen. 4o. Aan de wettelijke regeling van een nieuw scherp concurreerend vervoermiddel door een overheid, die zelf, middellijk of onmiddellijk, exploitant van een vervoer middel is, is een gevaar verbonden, van geheel anderen aard, doch zeker niet min der ernstig dan dat van den hardrijdenden autobus. De geschiedenis leert (zie uit de allerjongste geschiedenis het ontwerp tot naasting van de lijn AlmeloSalzbergen!) dat de wetgever in zulke gevallen er on danks de grootste moeite niet altijd in slaagt, om zijn posities van overheid-wet- gever en concurrent-exploitant zorgvuldig gescheiden te houden en cb>t hij er dan manr al te licht toe komt, om onder de vage en daarom zoo gemakkelijk aan te heffen leus „algemeen belang" dingen te doen, waar voor hij door de wet op de oneerlijke con currentie zwaar zou worden gestraft, in dien met deze wet inderdaad elke vorm van oneerlijke concurrentie kon worden achter haald. 5o. en bovenal! Het autobusverkcer is een nieuw maatschappelijk verschijnsel, dat rog in zijn Sturm-und Drangperiode is. Hoe het zich zal ontwikkelen, of het om nu eens twee uitersten te noemen in het binnenland het tram- en treinverkeer geheel zal overvleugelen of wel no een korte en groote vlucht weer zal ineen schrompelen tot enkele onbeduidendo dienstjes op het verre platteland, vak nu nog niet te voorspellen. Maar daarom juist is nu nog zeker niet het oogenblik gekomen om dit verschijnsel tot voorwerp eener wettelijke regeling te maken. Daarvoor verkeert het nog al te zeer in een toestand van wording, groei, onzekerheid. Om al deze redenen vertrouwen we, dat dc Regeering in haar Memorie van Ant woord tegenover dezen dwanglust der Ka merleden een even verstandig standpunt zal innemen als B. en \V. van Rotterdam in hun Mem. v. Antw. tegenover even dwang- lustige gemeenteraadsleden. B. en >X7. wenschen enkele maatregelen in overweging te nemen, die voor een behoor lijk verkeer in een groote stad misschien onvermijdelijk zijn, doch overigens verkla ren zij in deze aangelegenheid „een eeni- germate afwachtende houding" te willen aannemen. Belangstellend afwachten, dit is dc houding, welke de wijze wetgever aan neemt tegenover elk nieuw maatschappelijk verschijnsel. Niet, omdat het nieuwe enkel reeds door zijn ontstaan en bestaan een onaantastbare waarde zou hebben, doch omdat nan het nieuwe in zijn natuurlijken groei de vrij heid moet worden gelaten, om ééns te too- nen, dat het waarde heeft. Curieus is het motief voor een wette lijke regeling van het autobusverkeer in de eerste zinsnede genoemd, dat anders „de tramwegen niet kunnen blijven bestaan". Maar als op den duur nu eens bleek, dat het reizend publiek den autobus boven de tram prefereert, zou daardoor dan niet zijn aangetoond, dat in de ontwikkeling van het verkeerswezen de tram zijn tijd heeft gehad en verdwijnen moet? En de leden, hier aan het woord, zouden waarschijnlijk heel boos worden, als men henconservatief noemde! Berichten. VERBETERING VAN KIESSlitbEL. Negen nieuwe systemen ter overweging. De op Initiatief von den heer C. E. v. Koetsveld lö Mei 1922 opgerichte Nederl. Vereen, tot Verbetering v. h. Kiesstelsel staat thans, nét ruim een jaar vnn voorbereidende studie, voor de keuze van het beste stolsel van E. V., waartoe op nadei vest te stellen datum in Dec. de algemeene vergadering zal worden samengeroepen. De keuze werd beperkt tot 9 van de 32 bestudeerde stelsels. Daar hei moge lijk is, dat ook nog in het te kiezen stelsed wijzi ging wenschelijk zal worden geacht, wordt te voren aan de leden der vereeniging nog een tiental vragen voorgelegd over de stelsels, die hieronder volgen Stelsel Callcnbach. Lijsten ~^et onbeperk getal cand., voor eiken cand. geteekend dooi minstens 10 kiezers. Schrapping van wettelijk niet verkiesbare cand. maakt de lijst niet ongeldig. Doolt door schrap ping van onbevoegde onderteekenaars het aantal handteekeningen voor een cand. beneden 10, dun valt die cand. ai. Geen cand. mag op méér dan één lijst staan en geen kiezer méér don één lijst teekenen. Elke lijst geldt voor heel het land. Geen verbinding van lijsten. Toewijzing der ze tels met Gewonen Kiesdeelei De zetels eener lijst komen eon de cand. met de meeste stem men. Bij gelijk cijfer beslist lijstvolgorde. Krijgt een lijst mééT zetels dan zij cand. heeft, dan kan een aanvullingslijst woeden ingediend, ge- leekend door alle nog levende kiezers en cand. die op de eerste lijst stonden, en bovendien dooi nog 10 andere kiezers voor eiken nieuwen cand. Overschotzctels aan de grootste sternoverschot- tcn. Bij gelijk overschot gaat vóór de lijst die nog geen.zetel heeft, en zoo beiden zetels heb ben gaat vóór die er de meeste heeft. Hebben beidel ijstcn geen of evenveel zetels, don gaat vóór de cand., die de meste stemmen heeft. De niet-gekozenen eener lijst, vormen de reserve, in volgorde van stcmcijfer. Bij uitputting der re serve kon een aanvullingslijst worden ingediend. II. Stelsel Cornclisscn. In het tegenwoordig stelsel komen volgende veranderingen Vaste Kiesd., dus vorieerend ge tal Kamerleden. Geen verbinding von lijsten die gesteld zijn in een zelfden Kamerkring. In plaats van halve lijstdeeler zal voor een cand. slechts 20 pCt van den Lijstdeeler vereischt zijn om in aanmerking te komen Aantal Kamerkringen brengen van 18 op 15. III. Stelsel v. Dam. Cand-Tijsten in te dienen door als rechts persoon erkende Kiesvereen. De kiesgerechtigde leden eener Kiesvereen. stellen bij referendum de volgorde der cand. vast. Stemoverschot van een gekozene niet geheel overdragen op direct op hem volgenden cand., maar voor 20 pCt. op dezen en verder op de dan volgenden succes sievelijk 17, 15, T5, 11, 9, 7, 5 en 3 pCt. Zijn geen stemmen over te dragen, dan zijn gekozen die op de lijst de meeste stemmen kregen. Col lege met administratieve rechtspraak in kies rechtzaken beoordeelt eventueele onregelma tigheden. IV. Stelsel v. Dcinsc. Verkiezing splitsen in I. Stemming tot ver- decling der zetels tusschcn de partijen II. Aan wijzing der gekozenen voor elke partij. Op het stembiljet de namen der officieel ingeschreven partijen, zijnde die, welke bij de vorige verkie zing méér dan 15.000 st. kregen, of een leden lijst van minstens 1000 nomen kunnen overleg gen. Percontsgewverdeeling der zetels, na af trek der lijsten die beneden 0.5 pCt. bleven. Op het kiesbiljet in alphabctische volgorde de cand. door de partijen in den Kieskring gesteld. Verkozen zijn de cand., die over heel het land de meeste stemmen kregen Aan de verkiezing mogen slechts deelnemen de kiezers, die ook deelnamen aan de stemming, ten bewijze waar van zij een kiesknnrt ontvingen. V. Stelsel v. Koetsveld. Het land verdeeld in 100 districten. Elk cand. afzonderlijk te stellen door bijv. 20 kiezers. Elke candidoatstclling geldig voor heel het land. Elke cendidaat wijst 5 andere condidaten aan, op welken in door hem vost te stellen volgorde worden overgedragen de niet tot uitwerking ge komen biljetten waarop zijn naam het laatst staat. In het stemlokaal ontvangt de kiezer een biljet, ruimte biedend voor bijv. 13 nemen, en de alphsbetische lijst van al de in het land ge stelde candidaten, welke lijst van achteren ge gomd is cn zóó geperforeerd, dat elke naam af zonderlijk kan worden uitgescheirrd. De kiezer stemt op den candidaat dien h«j bovenaan op zijn biljet plakt, en plakt onder dezen nog minstens 4 anderen, in volgorde van zijn voorkeur. Het niet-gebruikte deel der geperforeerde lijst moet in het stemlokaal worden achtergelaten. Het Stembureau sorte, rt de biljetten naar het aantal nnmen en voor elk aantal naar de candidaten aan wie zij zijn toegekend. Het Hoofdstembu reau voegt de biljetten bijeen naor het aantal namen en voor elk aantal naar de candidaten aan wie zij zijn toegekend. Het Centraal Stem bureau berekent den gewonen kiesdeeler cn stelt door loting vast de volgorde der districten waar in de biljetten met 3, dan die met 6, nw*t 7 na men. enz. Zoodra een candidaat den kiesdeeler bereikt, wordt nangeteekend uit welke districten de biljetten waarmede hij gekozen is, afkomstig zijn. Op alle andere biljetten waarop hij nog bovenaan staat, wordt zijn naam doorgehaald en no toekenning aan de op hem volgenden candidaat worden die biljetten opnieuw gesor teerd ne.ar het oantal namen dat zij alsnog be vatten. Blijven na toewijzing alieT biljetten nog zetels onbezet, dan worden telkens overgedra gen de biljetten van den candidaat die in heel het land de minste stemmen kreeg. Bereikt ge durende die behandeling een candidaat den kies deeler, dr.n wordt met zijn nog overige biljetten gehandeld als reod.s is beschreven. Op deze wijze wordt voortgegaan tot óf alle zetels met vollen kiesdeeler zijn bezet óf het aantal nog overige rnndidiiten gelijk is aan dat der nog overige zetels, of op al de nog overige biljetten de lijst van overdracht ten einde is. In het twec-de goval zijn al de nog overige candidaten gekozen, ih het derde zij, die de ineoste stem men hebben. Bik gekozene neemt zitting voor t district waaruit !u'j de meeste stein men kreeg. Bij gelijk cijfer gunt vóór wie in het district woont Wonen zij er beiden of goon van beiden, dan beslist het lot. Komt de gekozene voor 2 of meer districten in aanmerking, dnn zit hij voor het district waar hij woont Woont hij in geen dier districten, dnn zit hii voor dat waur z.ijn stemcijfer het grootst is. Bij gelijk-- cijfers be slist het lot. Bij vacature wordt met de biljetten van het uitgevallen lid diens opvolger aange wezen, door telkens over te dragen de biljetten von wie er de minste heeft. VI. Stelsel v. Leeuwen. Verdeeld in T8 Kieskringen. Lijsten die ver bonden kunnen worden tot groepen, deze weder tot hoofdgroepen. Men stemt door aanduiding of van TO of minder cond;dnten uit het rijk (pn- nacheeren toegestaan) in volgorde van voor keur èn van een lijst uit den Kieskring, of van een lijst zonder meer. Tenzij anders is aangegeven, aanvaardt de lijststem de volg orde. doch kiest de persoonstem door over- i dracht in een lijststem overgegaan de volg-1 orde van de grootte der stemcijfers Groepee ring der biljetten »-erst naar groepen (partijen), dan naar candidaten, de persounstemmen en beide soorten lijststemmen gescheiden houdend. De lijststemmen met Lijstvolgorde worden bij de porsoonstemmen van de nummers één der lijs ten geteld, die met stcincijfervolgorde bij de hoogste steincijfeicondidoten Kiesdeeler Droop. Gekozen die den kiesdeeier bereikten. Over schrijdt het sremrijfer(s; den kiesdeeler niet een overschot(o), dun overdracht der stemmen van den gekozene op door het biljet aangeduide op volgers met verminderde stemwoorde, aangewe zen door de breuk o/s. Als bij den oanvung of later geen candidaat den kiesdeeler bereikt, volt steeds de candidaat met het Jaogste stemcij fer uit, waarna de biljetten met dezelfde stern- waarde worden overgedragen op wie noch ge kozen noch uitgevallen zijn. Echter valt de ecnig overgebleven cand. van een lijst (respectievelijk groep) niet uit, zoo lang een hiermede verbonden lijst of groep 1 nog méér don één cand. heeft overgehouden. Alsdan worden de stemmen overgedragen naar den cand. der z.elfde groep. (resp. hoofdgroep) met het hoogste stemcijfer. Als ten slotte bij elke hoofdgroep en zelfstandige groep of lijst slechts één cand. is overgebleven, vallen achter eenvolgens uit de cand. met een stemcijfer e. van minder dan 50 pCt., b. van 5075 pCt., c. van minstens 75 pCt. van den Kiesd., bij elk dezer groepen het eerst zij, die bchooren cot de hoofdgroepen enz., waarvan het kleinste getal cand. gekozen zijn, en daaronder zij die het niagste stemcijfer hebben. Zoo voortgaan tot het aantal gekozenen alleen of met dat der cand. 100 bedraagt. Afgevaardigden von een Kieskring worden, die er de meeste stemmen kregen. In geval van dubbel keuze opteert de gekozene voor oen kring. Plaatsvervangers aan te wijzen met de biljetten, diea. oon de verkiezing van den te vervangen persoon hebben medegewerkt (gezamenlijke stemwaorde gelijk aan den Kiesd.), b. geheel of gedeeltelijk zonder uitwerking ble ven (stemwaorde zooals die laatstelijk was). VII. Stelsel Oldenhtris. Eerste stemming slechts op partijen. Tweede stemming ter aanwijzing der personen. Het land verdeeld in 100 districten. Elke partij, die in een district in aanmerking wil komen, vraagt plaat sing op de partijenlijst, met aanwijzing van min stens 6 andere partijen, waarmede in Te, 2e en volgende instanties een combinatie von over schotten kan plaats hebben. Van die partijen moeten verklaringen worden overgelegd, dat zij met die combinaties genoegen nemen. De kie zer heeft één stem uit te brengen op een partij. Kiesd. vast te stellen op de gewone wijze, doch afgerond op TOO, en wel naar boven zoo de beide laatste cijfers boven de 50, naar beneden zoo zij daar onder zijn. In het eerste geval wor den el de totaalcijfers der partijen naar boven, in het tweede naar onder afgerond op TOO. Bij toekenning van zetels voor overschotten komt telkens het grootste overschot het eerst in aan merking. Bij toekenning van zetels op combi natie van overschotten geldt als regel, dat voor eiken zetel de volle Kiesd. wordt vereischt. Wor den de overschotten van 2 partijen gecombi neerd, dan komt de zetel aan de partij, die het grootste overschot inbracht. Aan de andere partij blijft het stemcijfer waarmede de combi natie den Kiesd. overschreed. Voor de zetels, door een partij verworven, worden haar toege wezen de districten, waar rij Het sterkst is- In elk har er districten maakt de partij een voor dracht van 3 cand. Al de kiezers in het district wijzen bij meerderheid van stemmen nan, wie van dezen gekozen is. Bij vacature hoeft op dezelfde wijze in het district een nieuwe stem ming plaats. VIII. Stelsel Ramoer. Uit ons tegenwoordig stolsel laten vervallen de bepaling, dat een lijst of persoon een zeker deel van den Kiesd. moet bereikt hebben. Volg orde der cand. op de lijst bij loting vaststellen. Voor elke lijst gekozen de cand., die de meeste stemmen kregen. Behalve voor eiken cand., óók een stemblokje boven elke lijst, ten behoeve van kiezers, die op heel de lijst willen stemmen, zonder bepaalde voorkeur voor éénig cand. IX. Stelsel Dr. Wynoendts Francken. Op het stembiljet staan aan den buitenkant dc nomen der partijen met stemblokjes er achter, aan den binnenkant al de cand. in alphabetische volgorde, achter elk dc naam der partij waartoe hij behoort en een stemblokje. Elke kiezer heeft méér dan één stem, tot een maximum aantal door de wet bepaald. De kiezer behoeft niet al zijn stemmen uit te brengen. Panacheeren is geoor loofd, doch cumulatie verboden. Bovendien mag de kiezer, zoo hij dat wil, ook nog uitbrengen een „algemeene stem", door te stemmen op een der op de hiritenzijde van zijn biljet vermeldde partijen. De zetels worden over de partijen ver deeld naar evenredigheid van de „algemeene stemmen." De ovcrsohotzetels komen aan de pertijen met de grootste stemoverschotten. Voor elke partij worden verkozen verklaard de cand., die de meeste stemmen kregen. Bij tusschen- tijdsche vacatures valt in wie onder de niet-ge~ kozen cand., eener partij de meeste stemmen had. Hoewel een de stemming over de 9 stelsels slechts do leden dor Vereeniging kunnen deel nemen, zal de hoer Van Koetsveld („Molenrein", Vught) het toch zeer op prijs stellen ook van. niet-leden beschouwingen over die stelsels te mogen ontvangen. De vereeniging zal daar mede zooveel mogelijk in kennis worden ge steld, en het zal w :*1 licht van invloed zijn op haar boslbrsinp*. REGELING VAN DE INRICHTING DER STAATSBEGROOTING EN STAATSREKENING. Voor loopig Verslag. Blijkens het Vooïloopig Verslag in zake het wetsontwerp tot regeling van de inrichting der Slnatsbegrcoting en Staatsrekening (du- l terende uit 1916) zijn verscheiden leden niet overtuigd van de wenschelijVheid van het voor gedragen stelsel. Zij erkennen volkomen, dat vroeger herhaaldelijk gpkleagd is over gebrek non elasticiteit vnn het wyoavoordlge begroo- tingsstelsel, maar uit het historisch overzicht blijkt tevens, dat c-r toch wel middelen waren te vinden om nnn dot gebrek tegemoet te ko men. Men dacht hierbij non de methode vun uilgaven, welke strikt genomen niet productief zijn of den buitengewonen dienst te brengén cn als correctief doornevens den gewonen dienst te brengen en nis correctief daarnevens den gewonen dienst te belasten met een annuï teit tot delging van dc gewone uitgaven bmncr. weinige jaren. De opmerking dot Het noodza kelijk is om zich veel nouwkeuriger dan zulks met de tegenwoordige begrootingen en rekenin gen mogelijk is, rekenschap te geven van de toeneming of afneming van het Staatsvermogen in zijn geheel, juichten zij ten zeerste toe, doch zij zouden er de voorkeur aan geven, dit doel te bereiken door het voorschrijven van versla gen ol rekeningen buiten dc begrooting om, zonder in het stelsel van inrichting van de Staatsbegrootmg verandering te brengen. Uit een verplichte rekening zal kunnen blijken, of de Staat aan het einde van elk jaar inderdaad een even gTOOt zermogen heelt als aan het be gin van het jaar. Dat te willen waarborgen door daartoe strekkende voorschriften omtrent de inrichting van de begrooting kan slechts tot teleurstelling 'eiden. Tegenover het beginsel, dat elk jaar zijn eigen lasten moet dragen, stellen deze leden uitdrukkelijk de historische solidariteit der op-1 volgende geslachten, waarvan echter bij een wijs beleid slechts uiterst spaarzaam gebruik zal mogen worden gemaakt om lasten naar de toekomst te verschuiven. Andere leden kunnen zich met het wetsont werp zeer goed vereenigen en juichen het zeer toe, dot een emstigc poging wordt gedaan om tc voorkomen, dat het nageslacht wordt belast met uitgaven, die ten bate vun het thans le vende geslacht strekken. Verscheidene leden merken echter op, dat door het onderhavige wetsontwerp 't overzicht van de staatsfinanciën we! verre van te worden verduidelijkt, veel ingewikkelder zal worden. Zij achten dit juist een groot bezwaar tegen de voorgestelde regeling. Op grond hiervan meen den dc hier aan het woord zijnde leden er ern stig legen te moeten waarschuwen om de ge- hcele Slonlsbcgrooting op een wijze, als in het wetsontwerp voorgesteld, in te richten. De Re geering stelle 7.ich ten doel de medewerking dut Staten-Generaal bij de vaststelling van de uitgaven zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Zij hondhove dus de begrooting in haar tegen- woordigen vorm en keere voor de zoogenaamde Staatsbedrijven zooveel mogelijk tot die vorm terug. Het onderhavige naar volmaaktheid stre vende ontwerp zou, indien het tot wet werd verheven, de effectieve deelneming van de Staicn-Genernal aan het tot stand brengen van de begrooting maar ol te licht vervangen door een schijnccntröle, omdat de boekhoud kundig juiste, maar voor den leek weinig over zichtelijke begrootings-hoofdstukken, die cr uit zouden voortvloeien, maar door weinigen ge waardeerd zouden worden en vermoedelijk door vélen onbestudeerd zouden moeten wor den gelaten. De bijkomstige voordeelen van het nieuwe stelsel gaven oveneens tot verschillende opmer kingen aanleiding. Verscheidene leden komen op tegen het betoog in de Memorie van Toe lichting als zou hel nieuwe stelsel meer afdoende medezeggenschap van de Statert-Generaal in de financieele politiek medebrengen. Ze mei-ken op, dat in de Memorie van Toe lichting als voordeel vnn het nieuwe stelsel wordt vermeld, dat gelijksoortige uitgaven bij elkaar worden gegroepeerd, waardoor een juist inzicht in en een goed overzicht van de begrotings uitgaven wordt verkregen, zoodat schijnzurinig- heio niet langer publiek, Volksvertegenwoordi ging en Minister van Financiën op een dwoal- spóoi kunnen brengen. Z>j meenen dat vooral door dit laatste doel en oorsprong van het ont werp worden verklaard. Intósschcn vestigen ze er de aandacht op, dat dit doel evenzeer door de meermalen genoemde wettelijke hegrootings- rekening els door een veranderde inrichting van de begrooting zelve kan worden verkregen. Hetgeen de Memorie van Toelichting omtrent het derde bijkomstige voordeel van Het nieuwe stelsel vermeldt, gaf in de eerste plaats aanlei ding tot de opmerking, dat wij reeds nu door de ver doorgevoerde specialiseeiing van dc be grootingen voor bedrijven en diensttakken op den verkeerden weg zijn. Het derde voordcel, n.l. vrijheid in zake amor tisatie, komt verscheidene leden denkbeeldig voor. Het vijfde bijkomstige voordeel, n.l. dat een beter inzicht in de kosten van onderdeelon van den Staatsdienst zal worden verkregen, en wel door verdere specioliseering van de boek houding, verwierf evenmin instemming. Gevraagd werd, welke toepassing het nieuwe stelsel zal vinden in zake voorschotten voor woningbouw. Kunnen deze geacht worden het gezamenlijke actief in het vermogen van den Staat te vermindei en, te vermeerderen of in stand te houden 'i Hoe komen uitgaven, die in theorie later zul len worden terugbetaald of een fonds vormen, op de lijst van bezittingen en schulden voor Hoe zal het kapitaal, door den Staat in de Stoatsmijnen belegd, dat volgens het jaarverslag 1922 78,000,000 bedraagt, in de lijst der be zittingen van den Staat worden opgenomen en hoe zal moeten worden gehandeld met het geld, dat er telken jore weer ingetrokken wordt, aks- mede met den post von achterstallige rente, welke op 31 D >c. 1922 t 7,209,142.68 be droeg Ten slotte is instemming betuigd met de erkende moeilijkheid om waarde en waardever mindering van de bezittingen v in den Staat vast te stellen, omdat vele zijner bezittingen geen waarde in het verkeer hebben. Dat dié moeilijk heden niet veel afwijken van die ven particuliere lichamen, kon men niet toegeven. Verscheiden leden vragen of de vermoedelijke nuttighcidsduur voor de gebouwen wel op 50 jaar kan worden bepaald. H. i. zou die termijn langer kunnen worden gesteld, omdnt een groot deel, wellicht het overgroote deel der Rijksge bouwen reeds vee! langer dun 50 jaar dienst doel. Sommigen zijn zelfs sinds een niet meer na tc speuren tijdstij) in het bezit van het Rijk cn hebben toch nog een goede gebruikswaarde. Verscheiden leden merken op, dat indien het stelsel van het wetsontwerp ten aanzien van de pensioenen wordt aanvaard, dit onvermijdelijk zal inoet n leider, tot een wij 'iging von de Pen sioenwet. DE INLIJVING VAN BUITENGEWONE DIENSTPLICHTIGEN. Een circulaire van den Minister vun Oorlog aan dc burgemeesters. Door den Minister van Oorlog is dc volgen de circulaire betreffende de inlijving van bui tengewone dienstplichtigen tot de burgemees ters gericht. Oischoon buitengewone dienstplichtigen in gevolge art. 31, tweede lid der Dienstplicht wet, behoudens uitzonderingen, alleen in ge val van buitengewone omstandigheden vei- plicht zijn tot het vervullen van werkelijken dien", moeten zij, die tot buiten-ewoon dienst plichtige bestemd zijn, niettemin ook zonder dat buitengewone omstandigheden aanwezig zijn, worden ingelijfd bij de land- of zeemacht (zie art. 26 der Dienstplichtwet). Hun inlijving geschiedt eenvoudig door het stellen van een desbetreffende anntcekening in het bij den burgemeester berustende exem plaar zen het aiphobetisch register en wel met Ingang van den door den Minister te be palen dag (art. 61, derde lid, van het Dienst plichtbesluit). In overleg met den Minister van Marine wijs ik als dag van inlijving voor de hierbe- doelde personen aan den eersten werkdag in het jaar der lichting. In den regej zal deze inlijving dus plaats hebben op 2 Januari. In verband hiermede verzoek ik u jaarlijks op 2 Januari of, als dit een Zondag is, op 3 Ja nuari (n het desbetreffend alphabetisch regis ter achter de namen van degenen, die tot bui tengewoon dienstplichtige bestemd zijn, te vermelden in kolom 15 onder 1 „Landmacht" of „Zeemacht" cn onder 4 den bedoelden da tum. Op grond van art. 61, vierde lid, van het Dienstplichtbesluit gelieve u van deze per sonen hen, die een vrijwillige verbintenis bij de zeemacht hebben aangegaan, bij de zee- mocht en al de overigen bij de landmacht in te lijven Zooals voor de hand ligt, behoort deze ver richting achterwege te blijven niet alleen, ten aanzien van personen, die inmiddels z<m ^-ver- leden maar ook ten aanzien van hen, die reeds voorgoed ongeschikt verklaard of uitgesloten zijn of om een andere reden weer ontslagen zouden moeten worden indien ze reeds inge lijfd waren (zie art. 44 der Dienstplichtwet). Voor de lichting 1923 moet de bedoelde verrichting nog plaats hebben en ten deele ook voor de lichting 1922. Voor deze beide lichtingen behoort als da tum van inlijving te worden vermeld2 Jan. 1923. Daar het alphabetisch register van de lich ting 1923 nog van het oude model is en geen Kolom bevat, overeenkomende met Kolom 15 van het nieuwe model, zal voor deze lichting de aanteekening omtrent de inlijving het best gesteld kunnen worden in de kolom „Opmer kingen" onder de bewoordingen„2 Januari 1923 ingelijfd bij de landmarkt (of zee macht)". De bestemming tot B. D zal voor ingeschrevenen van deze lichting reeds in ko lom 14 vermeld zijn, over-rnVomstig het 7do lid van mijn rondschrijven v-n Augustus 1922, Afd. Dienstplicht, No 1 H. Voor de lichting 192? zullen df aanteeke- ningen omtrent de inlijving van de tot buiten gewoon dienstplichtige bestemde personen, evenals is geschied ter aanzien van de ge wone dienstplichtigen, op den. ouden voet be~ hooren te worden geste id jn het lotingsregis- ter. Ten aanzien van de lichting 1922 ver dient het aandacht, do* bul*en dezen maatre gel vallen zij, die niet ter inlijving bestemd werden en in het algemeen ook zij, die vóór 28 Februari 1922 ven rtan dienst zijn vrijge steld. Dezen toch zijn nog landstormplichtig geworden en als zoodanig worden zij reeds in gevolge art. 54, derde lid, der Dienstplichtwet als buitengewone dienstplichtigen in den zin van deze wet beschouwd, wot in verband mot art. 1, eerste lid, i. wi] zeggen, dat zij reeds geiekend worden tot de land- of zeemacht te behooren. Hun inlijving behoeft dus niet meer plaats te hebben. Degenen, die van de lich ting 1922 nog wel nis buitengewoon dienst plichtige moeten worden ingelijfd, zijn de per sonen, die aanvankelijk ter inlijving bij de mi litie bestemd werden, maar die na het in wer king treden van de Dienstplichtwet tengevolge van dc vermindering vnn het contingent na der werden bestemd tot buitengewoon dienst plichtige (zie K. B van 29 Maart 1022, Sthld. No 138). !n Mei 1922 zult u van den Commissori» der Koningin een opgaaf hebben ontvangpn van de personen, wie het hier geldt, aan de zen moest toen een kennisgeving omt«ent hun nadere bestemming worden gezonden. Mocht hun nadere bestemming tot B. D. indertijd niet in het Lotingsregister zijn vermeld, dan worda dit nog gedaan vóór de vermelding van de inlijving. Aan ieder, te wiens aanzien u dc hiervoor bedoelde aanteekening omtrent de inlijving stelt, gelieve u schriftelijk mede te deelen, dat hij in verband met zijn bestemming tot bui tengewoon dienstplichtige is ingelijfd bij d» iand- (of de zee-)macht en voorts a. dat hij behoudens bijzondere gevallen alleen verplicht is tot het vervullen von werkelijken dienst, indien hij in geval van oor log, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden daartoe wordt opgeroepen b. dat hij onder de militaire strafwetten staat en dientengevolge bij niet voldoen aan een oproeping voor den werkelijken dienst zich blootstelt aan dc gevolgen, welke daxs wetten doarann verbinden. Ook worde het 3de lid van art. 26 der Dienstplichtwet in de kennisgeving weergege ven. "len aanzien van personen, die in vrij willi gen dienst zijn, worde de kennisgeving ge zonden aan den hoofdcommnndant, den Minis ter van Marine of den Minister van Koloniën. Voor alle zekerheid breng ik nog onder uw aundocht, dot het voorafgaande betrekking heeft uitsluitend op personen, die bestemd zijn tot buitengewoon dienstplichtige, en niet op hen, die tengevolge van verleende vrijstelling met een buitengewoon dienstplichtige, cn niet op hen. die tengevolge van verleende vrijstel ling met ren buitengewoon dienstplichtige zijn gelijkgesteld (nrt 28. 4de lid. Dienstplichtwet). Voor de tot gewoon dienstplichtige bestemd* personen, die vóór de inlijving zijn of worden vrijgesteld, blijft de gewone inlijvingsdatum golden Ook worden z.ij, voorzoover zij tijde lijk vrijstelling genieten, ingelijfd bij 't korps, waaraan zij zijn toegewezen. Alleen de voor- gord vrijgestelden zullen voortaan eenvoudig worden ingelijfd bij de land- of bij d« zee macht, zonder verdere aanduiding. Ten *>an- rien van laatstbedoelde personen behoeven in het vervolg geen inüjt ingsstnten te worden ongemaakt wel behooren hun nnmen in de inlijvmgslijst (oud model F) tc worden ver* meld. Voor het overige staan de vóór de in lijving vrijgestelde personen, bestemd tot ge woon dienstplichtige, in zoover gelijk met d* tot buitengewoon dienstplichtige bestemden, dat zij allen worden ingelijfd buiten hun tegen woordigheid (art. 61, 2e lid, b. Dienstplicht besluit). EERSTE NEDERLANDSCHE HONIGVETLING. Tc Amsterdam. Donderdn«>rrnid. is, in hef oude gebouw van d« Vischmarkt ann do Nieuwmorkt te Amsterdam, geopend de eerste Nederlnndsche honig veiling.' Dc wethouder voor de levensmiddelen, de heer De Miranda, sprak het officieele openingswoord uit. Namens het gemeentebestuur betirigdo hij zijne volle instemming met het instellen van deze veiling, die von groote beteekenis kon wor den voor de Nederlandsche bijenteelt. Daarna wees de wethouder er op, welk een uitstekend voedingsmiddel honig is, en hoe jammer het is dot door het schenken van voorkeur door ons publiek aan buitenlondsch prduct, de bijenteelt hier te lande in den loop der jaren is achteruit gegaan. Spr. Desloot met de beste wenschen voor de veiling. Daarna bracht de heer C. H. Gaossen, direc teur van het marktwezen, dank aan den heer Giersbergcn, rijks-bijenteeltconsulent, en mevr. Franco Mendes, van het Bureou voor maatschap pelijk en huishoudelijk werk, zoor hetgeen bei den voor het totstandkomen var. do velling heb ben gedaan. j

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1923 | | pagina 6