AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER"*» Terug in het leven. De Amersfoortsche wachtgeld regeling. FEUILLETON. No. 188 22e Jaargang 'ercfag 9 Febr. 1924 De gemeente Amersfoort is de laatste twaalf jaren nog al toegankelijk geweest voor het nieuwe. Voor dien werd de ge meentelijke huishouding in hoofdzaak be- heerscht door de vraag: Wat kost het Dat dit tot conservatisme in den slechten zin van het woord leidde is duidelijk en veelal werd er dan ook over Amersfoort niet bijster vleiend gesproken. Enkele raadsleden fnoch- ten dan al eens hun best doen meer ge avanceerde gedachten ingang te doen vin den, hun pogingen hadden meestal weinig of geen succes. Geen wonder dan ook dat, het vaardig worden van den nieuwen geest over ons stadsbestuur door velen met vreugde werd begroet en niet onmogelijk is het, dat som tijds maatregelen werden toegejuicht, die bij degelijker onderzoek, wellicht minder aan spraak op algeheele instemming zouden hebben gevonden. Dit is geen aanklacht tegen het doorvoeren van nieuwe denk beelden, maar vindt volledige verklaring als reactie op het weinig Amersfoort vooruit brengende van vroegere bestuurders. Onder den invloed van den oorlog en meer nog onder de inwerking van na-oor- logsche denkbeelden is toen de algeheele ommekeer gekomen.- Zij, die nog met hond en tand vasthielden aan het oude, doorleef den tientallen van jaren in enkele dasen en- juist van dien kant Wam waarschijnlijk het hardste geschreeuw om aanpassing bij wer kelijke of gewaande nieuwe toestanden. De werkelijke democraten behoefden hun hoofd niet te verliezen. Veel van wat toen gevraagd en geëischt werd, hadden zij al zoo lang als noodzakelijk voor een gezonde economische ontwikkeling gezien, dat zij a. h. w. gereed stonden den nieuwen toe stand te beheerschen. Maar de angst-demo craten drongen aan op veel wat zij nog voor kort als hoogst verwerpelijk hadden be- schouwd en juist daardoor zijn menigmaal beslui:en genomen, die achteraf niet al te goed houdbaar zijn gebleken. Wanneer wij zoo de geschiedenis der laatste jaren van Amersfoort bezien, dan is er geen sprake van thans, nu weer rustiger tijden zijn gekomen, ach en wee te gaan roepen over, onder de door ons genoemde invloeden, genomen maatregelen. Het is wel heel gemakkelijk het schandelijk te vinden, dat soms besluiten zijn genomen, die voor een gemeente als Amersfoort funest in hun gevolgen zijn gebleken, maar een eerlijk oordeel gebiedt rekening te houden met de omstandigheden, waaronder een en ander is tot stond gekomen. Zoo wordt thans veel gepraat over de Amersfoortsche wachtgeldregeling. Bij de begrootingsdebatten is deze ter sprake ge komen en het ontslag aan den directeur ven onderwijs heeft diridelijk gedemonstreerd, dat deze regeling inderdaad buitengewoon royaal is. Het bericht, wij meenen dat het oorspronkelijk in „De Nederlander" heeft gestaan, over de enorme sommen, welke deze titularis, na zijn ontslag nog uitgekeerd zal krijgen, heeft ziin weg gevonden en de brave inwoners van' Amersfoort schudden meewarig het hoofd en vragen heel ernstig, of het niet diep treurig is, dat zoo met de belnstingpenningen wordt omgesprongen. Zij herinneren zich niet meer of zij hoogst waarschijnlijk ook tot die angst-democraten behoorden, die aandrongen op spoed met de noodige hervormingen. Neen, thans in hun rustige rust weergekeerd, zien ze al leen de gevolgen van een misschien te haastig genomen besluit, en hun critiek treft nu onmeedoogenloos hen, die, in de meest benarde tijden, geroepen weren, de moei lijke teak te vervullen het maatschappelijk gebeuren te houden binnen de bedding van het bij de wet gewaarborgde recht. Wij achten die critiek dan ook misplaatst, al stemmen we er mede in, dat de wacht geld-regeling zoo spoedig mogelijk moet herzien worden. Voorop stellende, dat de ambtenaar in publieken dienst recht heeft op een behoorlijk wachtgeld bij eventueele opheffing van zijn betrekking, meenen wij toch, dat dit wachtgeld niet zoo moet zijn, dat menigeen er naar verlangen zou op wachtgeld te worden gesteld. En dat is bij de Amersfoortsche regeling het geval. Bovendien, en dat is nog vreemder, wordt de wachtgelder in niet geringe mate be voordeeld boven hen, die in aanmerking ko men voor pensioen. Het adres van den heer de Rijke, in de laatste raadsvergadering be handeld, heeft daarop het licht doen vallen. Maar nog duidelijker wordt het door het vol gende gevalEen onderwijzer heeft bij het herhalingsonderwijs een jaar les gegeven. Hem is onlangs een wachtgeld uitbetaald in totaal van 1460. Een ander, die 20 jaren bij dat onderwijs is geweest, krijgt 98 pensioen. Dat is geen verhouding en toont klaar het absurde der wachtgeldrege ling. Dat deze dan ook veranderd moet worden behoeft feitelijk geen betoog. Alleen, waar om wordt er nog langer gewacht, waarom is er nog geen voorstel tot wijziging? Leer geld is er nu toch genoeg betaald en wij kunnen ons niet voorstellen, dat handhaving der bestaande regeling nog voorstanders zal vinden. Maar laat men dan ook niet te lang wachten, dat kan wel eens niet in het belang der gemeente zijn. Behoorlijke wachtgeldregelingen bestaan er wel, zoodat tijd voor „ernstige studie en degeiijk on derzoek" niet mag aangewend worden als middel om een dringende verbetering tegen te houden. Brieven uit Ber ijn. Het tragische einde van een goed mensch. „Noodkcukcns".' Verloren spaarpenningen. Een neger-drama. Berlijn, einde Januari. Een van de eerbiedwaardige persoonlijkheden van Berlijn is enkele dagen geleden een tragi- schen dood gestorven. Het was Morie von Ol- fers, de schilderes en dichteres, die den fabel- achiigen leeftijd van 97 jaar bereikte. Zij be hoorde als het ware tot do oude inventaris von onze stad, een lief en goedhartig menschenkind, dat nog in haar ouderdom overal waar z© ver scheen, een glans van bekoorlijkheid en- stille vroolijkhcid verbreidde. Haar jeugd viel in den Biedermeiertijd, zij groeide op in een huis, dat onder de door hooge geestelijke belangen ge leide oud-Berlijnschc wereld gold nis een der meest bekende sulons uit de eerste helft van de vorige eeuw. Haar vader was directeur van het Berlijnsche museum en haar moeder de doch ter van den voortreffelijken jurist en staatsman Von Stiigcmann, die nog met Goethe betrekkin gen onderhield en door den dichter van zijn tijd vereerd cn bezongen werd. Deze hooge tradities heeft Marie van Olfers trouw gehandhoufd cn in ecre gehouden. Ze was ongetrouwd gebleven, maar geen spoor van bitterheid of eenzaamheidsgevoel leefde in hnor hart. In haar bescheiden woning, woor vele her inneringen non het schoonste tijdperk van de Berlijnsche kunstgeschiedenis verbonden zijn, ontving de oude dame. met gulle gastvrijheid de beste vertegenwoordigers uit de kunstenaars- en wetenschappelijke wereld. Wat ze schilderde en dichtte, wes" niet van groote waarde. Sinds tientallen van jaren schreef ze het liefst aardige, onschuldige sprookjes in proza en in verzen, die ze met bloemtakken en kleine engclenfiguren illustreerde. Maar niemand zou het gewaagd hebben daarover te lachen; want al deze bladen en boekjes droegen den weerschijn van haar liefderlijk hart en haar edele ziel. In vroegere jaren, toen men in Duitschland nog kon spreken von geërfde vermogens thans spelen deze geen rol meer heeft Marie von Olfers on eindig veel goed gedaan; ontelbaar is het aantal van ken, .die ze toentertijd ondersteunde, voor ellende bewaarde. Dat was nu weliswaar na den oorlog niet meer mogelijk; want ze gerankte zelf in nood, ook zij werd een offer von dm verschrikkclijken, nieuwen tijd en haar intiemste vrienden moesten zorgen, dat ze voor de groot ste ontberingen bewaard bleef. Zoo vertoefde zij onder ons als een levend ge- denktecken aan lang vervlogen jaren door een ieder geliefd cn met onderscheiding ontvan gen totdat ze door een noodlottig ongeval het leven verloor. Toen ze nJ. kolen in de kleine kachel, die haar behagelijkc werkkamer ver warmde, wilde scheppen, viel een stuk vuur op haar japon, die in brand vloog cn voor hulp ter plaatse kon zijn, was de oude vrouw 'n ver- schrikkelijken vuurdood ten offer gevallen. Ge heel Berlijn heeft Marie von Olfers betreurd. De bijna honderdjarige was zoo zeer een be standdeel van het Berlijnsche gezelschapsleven geworden, dat men haar gemis sterk voelt. Vooral de verecniging van kunstenaressen, die Marie von Olfers als eerc-presidcnte vereerde, lijdt een zwaar verlies. Maar ook wij anderen voelen, dat met haar een van de beste burge ressen van het Berlijn uit gelukkige tijden in het graf gezonken is. De weldadigheid die Morie von Olfers met zooveel toewijding beoefende, heeft thans ge heel andere en vrij wat moeilijker problemen op te lossen don vroeger. Ik heb in mijn brieven herhaaldelijk op de pogingen gewezen om den gruwelijken nood onder den beschaafden mid denstand, die sinds den oorlog de zwaarste crisis doormaakt, te verzachten. In alle hoeken van de stad worden nu dagelijks groote, nieuwe „keukens" ingericht, waar zij, die tot deze zwaar bezochte kringen behooren, gespijsd worden. Enkele dagen geleden is een artsenclub in het leven geroepen maar de naam is slechts een bedekte aanduiding van een onderneming, die de bittere armoede bestrijden wil, die dezen ge- zienen stand teistert. Het behoort mede tot de tragedie van Duitschland, dat ontelbore man nen, wiens beroeD het is anderen te helpen, hulp noodig hebben. Daarom heeft men dan ook in West-Berlijn, in het gebouw van de „Brüderverein", deze club opgericht, waar in drie groote en twee kleinere zolen in de mid daguren bijna tweeduizend personen heel goed koop of gratis een middagmaal bekomen kun nen. De organisaties von artsenvereenigingen ver- deelen in stilte de gratis kaorten, terwijl on deren, die nog huiverig zijn om te vragen om ondersteuning, voor vijftig pfennig een ectkoart koopen kunnen In 'n aangrenzende kamer vin den de doktoren, die hier binnentreden, ook geneeskundige tijdschriften uit alle landen, die een particulier reeds long niet meer betalen kan. Tegelijkertijd heeft de „centrale van de Ber lijnsche huisvrouwen-vereeniging" op verschil lende plaatsen „noodkdukens" geopend. In het raadhuis van de met Berlijn vergroeide zuster stad Schöneberg wordt dezer dogen een keu ken voor kunstenaars, in het vroegere palcis van een Hohenzol'ernprins, dat thans leegstaat, een keuken vooi schrijvers ingericht. Bijna ziin we zoo ver als in het oude Sporta, waar de burgers von de gansche stad bij de gemeen schappelijke maaltijden samenkwamen be halve dat, andeis als in het oude Sparta het geval was, daarnaast een kleine kring von men- schen, die juist in de ongeluksjaren rijkdommen opgestapeld hebben, een gewetenlooze weelde ten toon spreidt, die een olgemeene afschuw heeft opgeweki Het is ongelooflijk, hoe sterk de midden stand verarmd is. Terwijl men vroeger dat, wat men bezat of wat men door een soli&de en bescheidcne le venswijze bespaard had ttachtte te bewaren, zijn thans bezit en sDnnrpenningen verloren, waardeloos gewonden. Menigeen had staatspa pieren, die voor dm burgerstand als de veilig ste belegging goldendeze popieren beteekc- nen nu niets meer men kan er dc muren mee behangen. Andere gaven hypotheken op hui zen of grond en hoe stoat het thans met dit geld De waarde ervan wordt berekend in den muntstondoard. waarin het lang voor den oor log uitgeleend was, d. w. z. in „Reichsmork", v/at hetzelfde als papieren marken, dus in waar» de gelijk nul is. Evenzoo gaat het hen, die eens hun familie door een levensverzekering te beve'iigen dach ten. Zij bctaolden ieder jaar broaf cn ordent?- liik hun bijdrage en ervaren nu. dat ook dit, dikwijls met moeite en insponning besnaarde geld in paaien ieren marken berekend wordt en daarmee volstrekt woordeloos is. Zoo moet ieder nogmaals van voren of beg'nnen, als hij niet in zijn ouderdom hulne'.oos wil blijven staan of bij een vroegen docd vrouw en kinderen onbemiddeld achterlaten wil Wie daartoe niet meer de krocht voelt, wie niet nog eenmaal van voren af beg'nnen kon, is een verloren mensch, wordt uitgestooten naar dc proletaries en komt onder de roderen, als medelijdende honden hem niet rédden. Dal het handwerk von den Schieber. dol cp het oogenblik in Duitschland door zoovelen be oefend wo_dl. ook elders,-en niet alken in Eu ropa, maar ook in verte were'ddeelen bloeit, bewees het drama van een Amerikaansch dich ter, dnt een buitengewoon succes' gehad heeft, De schrijve: is Eugëno O'Neill, die op hot oogenblik als de leidende persoonlijkheid van do Amerikoansche litteratuur beschouwd wordt on zijn stuk is iets bijzonder merkwoordigs een negerdroma met den titel„Kuiser Jones." Ook de held van dit eigenaardige tooneelstuk, dat op een klein Wcstindisch eiland speelt, is een berucht Schieber. De neger Brutus Jones heeft van het z.g. hooger ontwikkelde blanke ras geleerd, hoe men dnt klaarspeelt Hij heeft in de Vereenigdo Sta ten rondgezworven, een ruwe kerel, die bij hot dobbelspel een kameraad neersloeg, veroor deeld werd tot de galeien, den opzichter de schedel verbrijzelde, uit het tuchthuis ontvlucht te en zich baan brok naar dit verwijderde eiland. Hier heeft hij zich bij de bosschmcnschcn door zijn sluwheid een positie veischaft, is zelfs tot keizer van den stam uitgeroepen. Door tijn ge zond veistond bcheerscht hii als ccn zwarte Na poleon het primitieve volk, zorgt dnarnoast echter voor een flink batig saldo op de bank Dc eerste acte, waarin dc met vreemde ver- sierse'en behangen jonge kerel in een drama- tisch bewogen gesprek met een Engelschcn handelsagent zijn schoone ziel cn zijn duiste1 lot onthult? is een comediestuk van een grotes ke schoonheid. Do gedurfde en origineel© schil dering pakt den toeschouwer onmiddellijk. Maar dan slaat do stemming om. Jones heeft zich door zijn despotisme te ver laten voeren. Een paleisrevolutie heeft plaats, hij wordt onttroond en moet zoo snel mogelijk zien. dot hij weg komt. Hij vlucht in het woud met het doel den volgenden morgen de kust te bereiken, een stoomboot te vinden, en zich met zijn bonk- conto uit de vccten te mnken. Maor het oer woud houdt hem vast. Het b~lemmerl den vluch teling in zijn bewegingen. Boomen en hakhout grijnzen hem spookochtig tegen. Uit den tropi- «chen grond stijgen geesten, die hem kwellen. De geesten van de monncn, die hij vermoord heeft, spookochtlge herinneringen nnn een slo- vennuctie, waa* hij eens n!s een stuk vee ver kocht werd, glijden langs hem heen. Hij, die zelf bij zijn negers voor een machtig toovenoor doorging, wordt door verschijningen achter volgd In den angst die den naievcn mensch kenmerkt, schiet hij met zijn revolver op d spoken cn vestigt daardoor de aondocht vnn zijn vefvolgers, die hem met dof krijgrgetrorn mei zoeker^ cp zich. To:dnt zij hem omringden, en neerschieten ,Dni is de handeling Een eroti-che phontosio *rn een beheksende kracht. De Ameikoon, dit d* zwarte b:ocders kent, legt de bijzondern eigenschappen van cit ros in ren cnkdc, sterk individuele gestalte. Deze Europee^ch-expres- sionH rche methode neemt hier een absoluut eigen kn-akter aan. Dc moderne schilderkunst heeft ons sinds jaren nader gebracht to* deze stof, hier spreekt echter een dichter, die de ge heimen der kleurlingen kent, doordat hij met ze in aanraking is geweest. Hier openbaart zich dr oermcnsch, gevernist met de potsierlijke cn nfstcotende kenmerken van een uiterlijke be schaving Voor deze hoofdfiguur van het drama d>e buno den gehcelcn avond alleen aan htet woord is, heeft men een uitstekenden vertolker gevonden, den jongen tooneelsoe'cr Oskar Ho molko, die uit Müncben nnor Berlijn gekomen is cn doozijn -chittercnde uitbeelding van deze rol onmiddcl'iik op den voorgrond trad. Het is in werkelijkheid een lange blonde jonge man, maar het publiek geloofde eerst, dat het een rrs.'-chte neger wn-, die daar op het tooneel stond. Met een verheffende natuurlijkheid geeft Homolka het dom-sluwe lochen cn het dier lijke in het karakter van den zwarten Schieber, geeft hij den opgejaagd^, die als een gorilla door den nacht kruipt, of als de brc-nsfiguur van een beeldhouwer, die in het maanlicht hoor donkere huid lont g'anren, weer. Een oermcnsch die de beschaafde wereld ontvlucht was, be landt weer in zijn sfeer, wordt door een tien- vou 'ige schuld van een belochel;:kc hoogte fn- grich in c'en afgrond geslingerd. En in het sp:e- clbecld von ccn geschiedenis irit het verre Weten, uit dc zone ven den equotcc herkennen we d** afschuwelijke grimas van onze eigen we reld. Het vo'trcl ken ven het strafgericht nan den schurk, die door zijn bedriegerijen ren "ijk man is geworden, zou, al v.as dc gestrafte dan ook een neger, in Berlijn moeilijk anders dan mot een levendigen bijval brg-oet worden. Dr. MAX OSBORN. Parljsche Brieven. ccxcv. Een .„Cabaret littéraire". Alexandre Mcrccreau en zijn Caméléon. Een cau serie over Nedcrlandschc A1odcr..cn. Parijs. 29 Januari 1924. Verleden jaar heb ik, telkens op gevaar af m'n „laatsten metro" te missen, een paar malen den verren tocht ondernomen van mijn woning in het Noorden van Parys naar een toen spiksplintcrij/euw cabaret littéraire in het Zuiden der stad, waar drie of vier avon den in de week een zonderling gemengd gezel schap van dichters, bohèmes, snobbelles madames" en lettervrienden van aller. leeftijd en van diverse pluimage bijeenkwam en waar onder trouw enkele burgertjes uit dc buurt een nieuwsgierig kijkje kwamen nemen. De bezoe kers zaten daar prettig, gezellig, ongegeneerd bijeen, in een atmosfeer van jovialiteit en tabaksrook, op manke stoelen en houten ban ken om tafeltjes uit even geschaafde planken saamgespijkerd, dronken slappe koffie of dure champagne, vanaf den zinken toonbank in een hoek bediend, cn genoten van causerieën over allerlei onderwerpen, opgeluisterd door het voor lezen van verzen, van proza-stukken, het zin gen van een liedje, of het spelen van 't een of ander toepasselijk muzieknommer. Dat, om zoo te zeggen rustieke krocgzaaltje herinnerde mij aan de oorspronkelijke „cabarets artistiques" uit den tijd der „Hydropathes" van het Quartier Latin, aan den „Chat Noir" in z'n eersten vorm, toen het op den Boulevard Rochcchouart, nog onbesuisd en jeugdig jolig toeging, aan „Bruant" toen deze daar de plaats van Salis cn zijne kameraden, bij hun verhui zing naar dc Rue de Laval, kwant iniïemen. „Le Camélcon", zooals het nieuwe cabaret op den Boulevard Montparnasse heette, leek wel, zelfs veel, op die verre voorgangers; maar het droeg een modern, hedcndaagsch cachet... wat al niet anders kon, want Alexandre Mcr ccreau was de stichter-animateur-directeur er van. Deze dichter-philosoof is vóór alles man van zijn tijd, voor wien de gedachte eeuwig, universeel is, maar die met de vormen evolu eert, dc kunst-intellectueel die veel weet, maar altijd meer verlangt te kennen en belust is op het niededeelen van zijn kennis aan anderen. Ik denk dat dit ensemble van kostbare eigen schappen, getooid met den zin voor het origi- ncele, het pittoreske. Mercereau er toe bracht die rustieke kroeg, verscholen tusschen de hooge huizen der moderne omgeving, uit te kiezen voor zijn litteraire akademie, en dat hij tegen het onaanzienlijk lage geveltje een klauterende kameleon liet schilderen als hel embleem van de variaties der dingen die er achter moesten gebeuren. Er moest immers in die atmosfeer van jovialiteit cn tabaksrook gc- causeerd, gedeclameerd, gemusiceerd, zeltè ge discussieerd worden over onderwerpen v."M -'Ier- lei aard cn allerlei herkomst. En dit werd er. Het werd er met zooveel verscheidenheid, zooveel entrain en zooveel suc ces gbdaan, dat het den „Camclëon" ging zoo als het vroeger zoowat alle Montmartcrscl c gn andere cabarets artistiques gegaan is, het civiliseerde cn het emancipeerde zich. Dit wil zeggen dat het primitieve, joviale, onge geneerde karakter ervan werd afgenomen, dat het „netjes" werd gemaakt zou men in Holland zeggen. Natuurlijk kon zoo het kroegzaaltje vat. den Boulevard Montparnasse niet meer dienen, maar werd de stichting van Alexandre Mercereau naar den Boulevard Raspail overgebracht, waar zij nu den naam „Université du Caméléon" draagt. Het princiep en het pr gramma zijn hetzelfde gebleven; er is alle avonden wat te doen: causerieën over vreemde litteratuur, ovi. poëzie, over de verschillende streken v. t het Fransche land, over moderne muziek, over proza of wetenschap, over het theater of de periodieke litteratuur, over de humoristen en de chanson niers, alles zoo gevariëerd mogelijk opgeluis terd. Wat, vraag ik, kan men meer verlangen van een instelling, die door den directeur ervan wordt aangeduid als „een nagenoeg completen spiegel van de ziel der geheele wereld"? Nu, dat lijkt mij niet eens pretencieus, al. ik in het oog houd al wat er voor iedcrcn dag der week, en dit twee-en-vijftig malen in het jaar, beloofd wordt. Zoo dan ook maar de beloften gehouden worden; en ik dacht, gisteravond, toen ik tijdig en ondergrondsch heenreisde naar die verafge legen „universiteit", dat ik op Alexandre Mer cereau kon rekenen voor het houden zijner be loften, die op een uitnoodigingskaart te lezen stonden. Welke verwachtingen waren bij mij al door die kaart verwekt: Een causerie over „La T Niets is voor het oog zoo schoon als de waarheid der ziel. Naai het Engelsch van WILLIAM J. LOCKE. Voot Nederland bewerkt door W. J. A. BOLDANUS Jr. 16 „Ik geloof," zeide hij in het Chincesch „in je betuiging van kinderliefde en daarom r.eent ik je als zoon aan. Na een jaar of zoo zullen onze lévens materieel gescheiden worden, maar geestelijk zullen zii denzclf- den koers volgen." „Dit is de gelukkigste en mooiste dag van mijn leven zeide Quong IIo. „Zonder die superlatieven," zeide Balta- zar in het Engelsch, .ben ik het met je eens." Zij praatfen door en ontwikkelden verder het denkbeeld van het huwelijk tusschen het materioele cn geestelijke deel. waarbij zij dikwijls afdwaalden op zijpaden die hen onder andere ook brachten bij de eremieten van Thebe. „Hun levensbeschouwing," zeide Baltazar, „was uitsluitend geestelijk, fundamenteel zelfzuchtig. Het was hun doel. hun eigen dwaze, niets beteckenende zielen te redden uit het hellevuur, en verder kwam er niets op aan. Een egoïsme tot in het oneindige. Onze afzondering heeft absoluut niets ge meen met ie van hen." „Sir," zeide Quong Ho, „mag ik. nu wij toch zoo ernstig spreken, zonder indiscreet te zijn, vragen of het ook uw doel niet is uw ziel te redden?" Baltazar stond op en ging het lange ver trek op en neer loopen. Telkens wanneer hij lanes Quong Ho kwam, wierp hij van onder zijn gefronste wenkbrauwen een vlug gen blik op dezen. Eindelijk bleef hij staan en zeide: „Dat is zoo. De geschiedenis van mijn in nerlijk leven is een poging geweest om mijn ziel te reden. Maar er bestaat een bliksems groot verschil tusschen mij cn dc St. Simeon pilaarheiligen. Dat waren een snort ezels, die jaren lang hoven op een zuil zaten en nooit een hand voor iemand uitstaken. Het eenige, waaraan zij dachten, was hun ziel te redden uit de hel. Nou, wat mijn ziel bo treft, het l&at mij koud of zij naar do hel of den hemel gaat. Mijn bedoeling bij het redden van de ziel is orn van nut te zijn voor mijn medemenschen." Quong Ho, die opgestaan was, toen zijn meester opstond, zeide: „Dat alles is zeer duidelijk voor mij. Ook ik ben hier voor hetzelfde doel." „Jij?" riep Baltazar uit. „Wat scheelt jou dan?" „Ik wil de gedachten-associaties van de dochter van Fung Yu. den tuinman, met wortel en al uit mijn geest rooien." Baltazar lachte hartelijk en sloeg den jon gen Chinees op zijn schouders, een nog niet vooreekomen bewijs vdn hartelijke vertrou welijkheid. „Mijn zoon," zeide hij, „dit is een bestraf fine. die ons beiden ik oud, jij jong brengen zal tot de hoogere wijsheid. Inmid dels is het een gelukkige bestraffing, niet waar. We hebben alles wat stervelingen wen- «chen kunnen. Geestelijk hebben we dc hei lige banden van vader cn zoon. Intellectu eel ziin wij gelijken en" hij wees de ge heele kamer rond „hebhon wij de geleerd heid der wereld tot onze beschikking. Mate- riP(q vvat kunnen wii meer wenschen?" Hij keek liefkozond het lange, lage ver trek rond. dat schitterend verlicht was door vier petroleumlampen en een half dozijn kaarsen: zijn blik bleef rusten op al het huiselijk comfort; de Turksche tapijten; de makkelijke stoelen en divans, de kostbare rollen Chincesch schilderwerk tusschen de boekenkasten: de gevulde boekenkasten zelf sommige met oude boeken uit Europa, ande rc jnct de litteratuur van China, gedrukte werken of onbetaalbare manuscripten: d lange tafel, opgestapeld met dc onschat bare resultaten van het menscheliik inte! iect: de warme bronskleurige gordijnen voor ieder der vier ramen; ja, zelfs den hond. die lang uit lag te slapen voor den groofen haard. En de stilte was als de stilte \an het meest afgezonderde en ongestoorde hoeki1"' van het Paradijs. „Welk een uit den hemel neergedaalde zegen is de Vrede toch," zeide Baltazar. Op dat oogenblik werd dc stilte verstoord door een vreemd en onbekend geluid. Bal tazar en Quong Ho schrokken en keken el kaar vragend aan Het leek als het in de verte klappen yan almachtige vleugels Zij hielden hun adem in. Neen, het was als het voortdonderen van een exprestrein. Maor wat moesten exprestrcinen op het moeras doen? Als door een zelfde ingeving bezield «tonden zij op cn gingen naar buiten de dik ke mist in. Nu drong het donderend, ron kend lawaai duidelijk tot hen door. Het was in de lucht rond. boven hen. John B~'tazar bracht zijn hand naar zijn verbijsterd hoofd. Welk eert onbekende nntuurbcroering was dat? Dan had hii plotseling even het besef van een uitlaaiende vlam en een alles over stemmend gekraak, waarna zijn zinnen on dergcdompcid werden m de zwartheid van den dood. HOOFDSTUK VI. Toen hij weer tot bewustzijn kwam. was het slechts om te ontwaken tot een onbegnj- pelijken droomtoestand. Hij had absoluut geen begrip van waar hij was. Een poging om zich te bewegen veroorzaakte hem zoo'n j afschuwelijke pijn in zijn hoofd, dat hij bij na weer in zwijm viol. Ook zijn ledematen schenen geheel onder den invloed der droomverlamming te staan. Ilij lag een tijd je zijn geestvermogens te controleeren tot hij ten slotte tot de besliste, overtuiging kwam, dat hij wakker was. Zijn oogen bleven rus ten op brokken graniet, die, wanneer hii op zijn linkerzijde lag, een lange rij vormden: wanneer hij naar beneden keek. zag hij ruw gras. Langzamerhand beccfto hij, dat hij in de open lucht lag. dat de steenen een deel van zijn muur vormden. Wat hij daar deed kon hu niet zeggen. Ilij voelde zich misse lijk en zwak. Door een uiterrte wilsinspan- ning bewoog hij een been. De beweging deed hem een ongewoon gevoel van stijf heid beseffen en veroorzaakte hem ook weer pijn in zijn hoofci. Weer bleef hii roerloos liggen Ja. het was daglicht. Met was zon licht; een twintig voet verder wierp de muur een schaduw; dan drong een afschuwelijke stank in zijn neusgaten. Hij snoof en be woog ziin hoofd, tot hij het van pijn niet meer uithouden kon. Voorzichtig bracht hii zijn rechterhand naar de pijnlijke plek. Zijn vingers wriemelden in iets als dikke lijnt Toen hij zo voor zijn oogen bracht, zag hii. dat ze bedekt waren met geronnen bloed Hij voelde weer en merkte dan. tot zijn stomme verbazing, dat zijn haar aan een steen kleefde. Het eerste wat gedaan dien de te worden, was zich tc bevrijden. Hij her- innoide zich later, dat hij zeide: „Laten we onze krachten daatoji concentrceren: Voor- loopig komt niets anders erop aan.Hij con centreerde zijn krachten cn eindelijk wist hii. na een cindelooze pijn, die hem hardop deed gillen, ziin haar uit ziin lijmachtige gevangenschap te bevrijden, rolde dan uitge put op ziin rug en keek op naar den blau wen hemel. Een zwak briesje woei over hem. Maar het briesje was vol van denzelfder afschuwelijken stank. Zoodra hij voldoende lichamelijke krach ten verzamelen kon. richtte hij zich. steu nend op zijn handen, in een zittende hou ding op en keek betooverd en stomverbaasd naar een tooneel van ongelooflijko ruïne, Waar vroeger het lankwerpige huis stond, was nu niets meer dan een chaotische mas sa steenen, waaruit zuilen zwarte rook op dwarrelden en opkronkclden. En de wind blies den rook naar hem toe. Naar zichzelf kijkend, zag hij, dat hij er door bevuild was. Hij ging wat voorover zitten, nam. zeker nu van zijn evenwicht, zijn handen van den grond cn bracht ze naar zijn voorhoofd, als zocht hii daar den sleutel van het mysterie. Langzamerhand kwam zijn geheugen teruc. Hii bad 's avonds mot Quong Ho zitten pra len. Zij hadden een vreemd geluid gehoord. Zii waren naar buiten gedaan om te ontdek ken wat het was. Daarna? Wat was er daarna gebeurd? Precies de verschrikking van een zich openende hel en hrt Niet. Ja. hii herinnerde het zich Er had een dikke mist gehangen, toen zii uitgingen. Nu was hef helder, prachtig helder. De zon scheen; maar zij stond laag aan den horizont; dus moest het vroeg in den ochtend zijn. Wat kon er gebeurd zijn? Een onweer? Hot huis door den bliksem getroffen? Hij greep naar ziin slapen. Hii had nooit van een on weer in een dikke mist gehoord. Bovendien donderde het rooit in d'e lange, aanhouden de. rhythmische versnelling van geleidsvo- lumen. Maar wat anders dan donder en bliksem kon een verklaring geven voor de platgebrande boerderij, die voor zijn oogen rookte? (Wordt ve.'volgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 5