AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER"*»
Terug in het leven.
De Amersfoortsche wachtgeld
regeling.
FEUILLETON.
No. 188
22e Jaargang
'ercfag 9 Febr. 1924
De gemeente Amersfoort is de laatste
twaalf jaren nog al toegankelijk geweest
voor het nieuwe. Voor dien werd de ge
meentelijke huishouding in hoofdzaak be-
heerscht door de vraag: Wat kost het Dat
dit tot conservatisme in den slechten zin van
het woord leidde is duidelijk en veelal werd
er dan ook over Amersfoort niet bijster
vleiend gesproken. Enkele raadsleden fnoch-
ten dan al eens hun best doen meer ge
avanceerde gedachten ingang te doen vin
den, hun pogingen hadden meestal weinig
of geen succes.
Geen wonder dan ook dat, het vaardig
worden van den nieuwen geest over ons
stadsbestuur door velen met vreugde werd
begroet en niet onmogelijk is het, dat som
tijds maatregelen werden toegejuicht, die bij
degelijker onderzoek, wellicht minder aan
spraak op algeheele instemming zouden
hebben gevonden. Dit is geen aanklacht
tegen het doorvoeren van nieuwe denk
beelden, maar vindt volledige verklaring als
reactie op het weinig Amersfoort vooruit
brengende van vroegere bestuurders.
Onder den invloed van den oorlog en
meer nog onder de inwerking van na-oor-
logsche denkbeelden is toen de algeheele
ommekeer gekomen.- Zij, die nog met hond
en tand vasthielden aan het oude, doorleef
den tientallen van jaren in enkele dasen en-
juist van dien kant Wam waarschijnlijk het
hardste geschreeuw om aanpassing bij wer
kelijke of gewaande nieuwe toestanden.
De werkelijke democraten behoefden hun
hoofd niet te verliezen. Veel van wat toen
gevraagd en geëischt werd, hadden zij al
zoo lang als noodzakelijk voor een gezonde
economische ontwikkeling gezien, dat zij
a. h. w. gereed stonden den nieuwen toe
stand te beheerschen. Maar de angst-demo
craten drongen aan op veel wat zij nog voor
kort als hoogst verwerpelijk hadden be-
schouwd en juist daardoor zijn menigmaal
beslui:en genomen, die achteraf niet al te
goed houdbaar zijn gebleken.
Wanneer wij zoo de geschiedenis der
laatste jaren van Amersfoort bezien, dan is
er geen sprake van thans, nu weer rustiger
tijden zijn gekomen, ach en wee te gaan
roepen over, onder de door ons genoemde
invloeden, genomen maatregelen. Het is wel
heel gemakkelijk het schandelijk te vinden,
dat soms besluiten zijn genomen, die voor
een gemeente als Amersfoort funest in hun
gevolgen zijn gebleken, maar een eerlijk
oordeel gebiedt rekening te houden met de
omstandigheden, waaronder een en ander is
tot stond gekomen.
Zoo wordt thans veel gepraat over de
Amersfoortsche wachtgeldregeling. Bij de
begrootingsdebatten is deze ter sprake ge
komen en het ontslag aan den directeur ven
onderwijs heeft diridelijk gedemonstreerd,
dat deze regeling inderdaad buitengewoon
royaal is. Het bericht, wij meenen dat het
oorspronkelijk in „De Nederlander" heeft
gestaan, over de enorme sommen, welke
deze titularis, na zijn ontslag nog uitgekeerd
zal krijgen, heeft ziin weg gevonden en de
brave inwoners van' Amersfoort schudden
meewarig het hoofd en vragen heel ernstig,
of het niet diep treurig is, dat zoo met de
belnstingpenningen wordt omgesprongen.
Zij herinneren zich niet meer of zij hoogst
waarschijnlijk ook tot die angst-democraten
behoorden, die aandrongen op spoed met
de noodige hervormingen. Neen, thans in
hun rustige rust weergekeerd, zien ze al
leen de gevolgen van een misschien te
haastig genomen besluit, en hun critiek treft
nu onmeedoogenloos hen, die, in de meest
benarde tijden, geroepen weren, de moei
lijke teak te vervullen het maatschappelijk
gebeuren te houden binnen de bedding van
het bij de wet gewaarborgde recht.
Wij achten die critiek dan ook misplaatst,
al stemmen we er mede in, dat de wacht
geld-regeling zoo spoedig mogelijk moet
herzien worden. Voorop stellende, dat de
ambtenaar in publieken dienst recht heeft
op een behoorlijk wachtgeld bij eventueele
opheffing van zijn betrekking, meenen wij
toch, dat dit wachtgeld niet zoo moet zijn,
dat menigeen er naar verlangen zou op
wachtgeld te worden gesteld. En dat is bij
de Amersfoortsche regeling het geval.
Bovendien, en dat is nog vreemder, wordt
de wachtgelder in niet geringe mate be
voordeeld boven hen, die in aanmerking ko
men voor pensioen. Het adres van den heer
de Rijke, in de laatste raadsvergadering be
handeld, heeft daarop het licht doen vallen.
Maar nog duidelijker wordt het door het vol
gende gevalEen onderwijzer heeft bij het
herhalingsonderwijs een jaar les gegeven.
Hem is onlangs een wachtgeld uitbetaald
in totaal van 1460. Een ander, die 20
jaren bij dat onderwijs is geweest, krijgt
98 pensioen. Dat is geen verhouding en
toont klaar het absurde der wachtgeldrege
ling.
Dat deze dan ook veranderd moet worden
behoeft feitelijk geen betoog. Alleen, waar
om wordt er nog langer gewacht, waarom
is er nog geen voorstel tot wijziging? Leer
geld is er nu toch genoeg betaald en wij
kunnen ons niet voorstellen, dat handhaving
der bestaande regeling nog voorstanders
zal vinden. Maar laat men dan ook niet te
lang wachten, dat kan wel eens niet in het
belang der gemeente zijn. Behoorlijke
wachtgeldregelingen bestaan er wel, zoodat
tijd voor „ernstige studie en degeiijk on
derzoek" niet mag aangewend worden als
middel om een dringende verbetering tegen
te houden.
Brieven uit Ber ijn.
Het tragische einde van een goed
mensch. „Noodkcukcns".'
Verloren spaarpenningen. Een
neger-drama.
Berlijn, einde Januari.
Een van de eerbiedwaardige persoonlijkheden
van Berlijn is enkele dagen geleden een tragi-
schen dood gestorven. Het was Morie von Ol-
fers, de schilderes en dichteres, die den fabel-
achiigen leeftijd van 97 jaar bereikte. Zij be
hoorde als het ware tot do oude inventaris von
onze stad, een lief en goedhartig menschenkind,
dat nog in haar ouderdom overal waar z© ver
scheen, een glans van bekoorlijkheid en- stille
vroolijkhcid verbreidde. Haar jeugd viel in den
Biedermeiertijd, zij groeide op in een huis, dat
onder de door hooge geestelijke belangen ge
leide oud-Berlijnschc wereld gold nis een der
meest bekende sulons uit de eerste helft van de
vorige eeuw. Haar vader was directeur van het
Berlijnsche museum en haar moeder de doch
ter van den voortreffelijken jurist en staatsman
Von Stiigcmann, die nog met Goethe betrekkin
gen onderhield en door den dichter van zijn tijd
vereerd cn bezongen werd.
Deze hooge tradities heeft Marie van Olfers
trouw gehandhoufd cn in ecre gehouden. Ze
was ongetrouwd gebleven, maar geen spoor van
bitterheid of eenzaamheidsgevoel leefde in hnor
hart. In haar bescheiden woning, woor vele her
inneringen non het schoonste tijdperk van de
Berlijnsche kunstgeschiedenis verbonden zijn,
ontving de oude dame. met gulle gastvrijheid de
beste vertegenwoordigers uit de kunstenaars-
en wetenschappelijke wereld. Wat ze schilderde
en dichtte, wes" niet van groote waarde. Sinds
tientallen van jaren schreef ze het liefst aardige,
onschuldige sprookjes in proza en in verzen, die
ze met bloemtakken en kleine engclenfiguren
illustreerde. Maar niemand zou het gewaagd
hebben daarover te lachen; want al deze bladen
en boekjes droegen den weerschijn van haar
liefderlijk hart en haar edele ziel. In vroegere
jaren, toen men in Duitschland nog kon spreken
von geërfde vermogens thans spelen deze
geen rol meer heeft Marie von Olfers on
eindig veel goed gedaan; ontelbaar is het aantal
van ken, .die ze toentertijd ondersteunde, voor
ellende bewaarde. Dat was nu weliswaar na den
oorlog niet meer mogelijk; want ze gerankte
zelf in nood, ook zij werd een offer von dm
verschrikkclijken, nieuwen tijd en haar intiemste
vrienden moesten zorgen, dat ze voor de groot
ste ontberingen bewaard bleef.
Zoo vertoefde zij onder ons als een levend ge-
denktecken aan lang vervlogen jaren door een
ieder geliefd cn met onderscheiding ontvan
gen totdat ze door een noodlottig ongeval het
leven verloor. Toen ze nJ. kolen in de kleine
kachel, die haar behagelijkc werkkamer ver
warmde, wilde scheppen, viel een stuk vuur op
haar japon, die in brand vloog cn voor hulp
ter plaatse kon zijn, was de oude vrouw 'n ver-
schrikkelijken vuurdood ten offer gevallen. Ge
heel Berlijn heeft Marie von Olfers betreurd.
De bijna honderdjarige was zoo zeer een be
standdeel van het Berlijnsche gezelschapsleven
geworden, dat men haar gemis sterk voelt.
Vooral de verecniging van kunstenaressen, die
Marie von Olfers als eerc-presidcnte vereerde,
lijdt een zwaar verlies. Maar ook wij anderen
voelen, dat met haar een van de beste burge
ressen van het Berlijn uit gelukkige tijden in
het graf gezonken is.
De weldadigheid die Morie von Olfers met
zooveel toewijding beoefende, heeft thans ge
heel andere en vrij wat moeilijker problemen op
te lossen don vroeger. Ik heb in mijn brieven
herhaaldelijk op de pogingen gewezen om den
gruwelijken nood onder den beschaafden mid
denstand, die sinds den oorlog de zwaarste
crisis doormaakt, te verzachten. In alle hoeken
van de stad worden nu dagelijks groote, nieuwe
„keukens" ingericht, waar zij, die tot deze zwaar
bezochte kringen behooren, gespijsd worden.
Enkele dagen geleden is een artsenclub in het
leven geroepen maar de naam is slechts een
bedekte aanduiding van een onderneming, die
de bittere armoede bestrijden wil, die dezen ge-
zienen stand teistert. Het behoort mede tot de
tragedie van Duitschland, dat ontelbore man
nen, wiens beroeD het is anderen te helpen,
hulp noodig hebben. Daarom heeft men dan
ook in West-Berlijn, in het gebouw van de
„Brüderverein", deze club opgericht, waar in
drie groote en twee kleinere zolen in de mid
daguren bijna tweeduizend personen heel goed
koop of gratis een middagmaal bekomen kun
nen.
De organisaties von artsenvereenigingen ver-
deelen in stilte de gratis kaorten, terwijl on
deren, die nog huiverig zijn om te vragen om
ondersteuning, voor vijftig pfennig een ectkoart
koopen kunnen In 'n aangrenzende kamer vin
den de doktoren, die hier binnentreden, ook
geneeskundige tijdschriften uit alle landen, die
een particulier reeds long niet meer betalen
kan.
Tegelijkertijd heeft de „centrale van de Ber
lijnsche huisvrouwen-vereeniging" op verschil
lende plaatsen „noodkdukens" geopend. In het
raadhuis van de met Berlijn vergroeide zuster
stad Schöneberg wordt dezer dogen een keu
ken voor kunstenaars, in het vroegere palcis
van een Hohenzol'ernprins, dat thans leegstaat,
een keuken vooi schrijvers ingericht. Bijna ziin
we zoo ver als in het oude Sporta, waar de
burgers von de gansche stad bij de gemeen
schappelijke maaltijden samenkwamen be
halve dat, andeis als in het oude Sparta het
geval was, daarnaast een kleine kring von men-
schen, die juist in de ongeluksjaren rijkdommen
opgestapeld hebben, een gewetenlooze weelde
ten toon spreidt, die een olgemeene afschuw
heeft opgeweki
Het is ongelooflijk, hoe sterk de midden
stand verarmd is.
Terwijl men vroeger dat, wat men bezat of
wat men door een soli&de en bescheidcne le
venswijze bespaard had ttachtte te bewaren,
zijn thans bezit en sDnnrpenningen verloren,
waardeloos gewonden. Menigeen had staatspa
pieren, die voor dm burgerstand als de veilig
ste belegging goldendeze popieren beteekc-
nen nu niets meer men kan er dc muren mee
behangen. Andere gaven hypotheken op hui
zen of grond en hoe stoat het thans met dit
geld De waarde ervan wordt berekend in den
muntstondoard. waarin het lang voor den oor
log uitgeleend was, d. w. z. in „Reichsmork",
v/at hetzelfde als papieren marken, dus in waar»
de gelijk nul is.
Evenzoo gaat het hen, die eens hun familie
door een levensverzekering te beve'iigen dach
ten. Zij bctaolden ieder jaar broaf cn ordent?-
liik hun bijdrage en ervaren nu. dat ook dit,
dikwijls met moeite en insponning besnaarde
geld in
paaien
ieren marken berekend wordt en
daarmee volstrekt woordeloos is. Zoo moet
ieder nogmaals van voren of beg'nnen, als hij
niet in zijn ouderdom hulne'.oos wil blijven staan
of bij een vroegen docd vrouw en kinderen
onbemiddeld achterlaten wil Wie daartoe niet
meer de krocht voelt, wie niet nog eenmaal
van voren af beg'nnen kon, is een verloren
mensch, wordt uitgestooten naar dc proletaries
en komt onder de roderen, als medelijdende
honden hem niet rédden.
Dal het handwerk von den Schieber. dol cp
het oogenblik in Duitschland door zoovelen be
oefend wo_dl. ook elders,-en niet alken in Eu
ropa, maar ook in verte were'ddeelen bloeit,
bewees het drama van een Amerikaansch dich
ter, dnt een buitengewoon succes' gehad heeft,
De schrijve: is Eugëno O'Neill, die op hot
oogenblik als de leidende persoonlijkheid van
do Amerikoansche litteratuur beschouwd wordt
on zijn stuk is iets bijzonder merkwoordigs een
negerdroma met den titel„Kuiser Jones." Ook
de held van dit eigenaardige tooneelstuk, dat
op een klein Wcstindisch eiland speelt, is een
berucht Schieber.
De neger Brutus Jones heeft van het z.g.
hooger ontwikkelde blanke ras geleerd, hoe men
dnt klaarspeelt Hij heeft in de Vereenigdo Sta
ten rondgezworven, een ruwe kerel, die bij hot
dobbelspel een kameraad neersloeg, veroor
deeld werd tot de galeien, den opzichter de
schedel verbrijzelde, uit het tuchthuis ontvlucht
te en zich baan brok naar dit verwijderde eiland.
Hier heeft hij zich bij de bosschmcnschcn door
zijn sluwheid een positie veischaft, is zelfs tot
keizer van den stam uitgeroepen. Door tijn ge
zond veistond bcheerscht hii als ccn zwarte Na
poleon het primitieve volk, zorgt dnarnoast
echter voor een flink batig saldo op de bank
Dc eerste acte, waarin dc met vreemde ver-
sierse'en behangen jonge kerel in een drama-
tisch bewogen gesprek met een Engelschcn
handelsagent zijn schoone ziel cn zijn duiste1
lot onthult? is een comediestuk van een grotes
ke schoonheid. Do gedurfde en origineel© schil
dering pakt den toeschouwer onmiddellijk. Maar
dan slaat do stemming om. Jones heeft zich
door zijn despotisme te ver laten voeren. Een
paleisrevolutie heeft plaats, hij wordt onttroond
en moet zoo snel mogelijk zien. dot hij weg
komt. Hij vlucht in het woud met het doel den
volgenden morgen de kust te bereiken, een
stoomboot te vinden, en zich met zijn bonk-
conto uit de vccten te mnken. Maor het oer
woud houdt hem vast. Het b~lemmerl den vluch
teling in zijn bewegingen. Boomen en hakhout
grijnzen hem spookochtig tegen. Uit den tropi-
«chen grond stijgen geesten, die hem kwellen.
De geesten van de monncn, die hij vermoord
heeft, spookochtlge herinneringen nnn een slo-
vennuctie, waa* hij eens n!s een stuk vee ver
kocht werd, glijden langs hem heen. Hij, die
zelf bij zijn negers voor een machtig toovenoor
doorging, wordt door verschijningen achter
volgd In den angst die den naievcn mensch
kenmerkt, schiet hij met zijn revolver op d
spoken cn vestigt daardoor de aondocht vnn
zijn vefvolgers, die hem met dof krijgrgetrorn
mei zoeker^ cp zich. To:dnt zij hem omringden,
en neerschieten
,Dni is de handeling Een eroti-che phontosio
*rn een beheksende kracht. De Ameikoon, dit
d* zwarte b:ocders kent, legt de bijzondern
eigenschappen van cit ros in ren cnkdc, sterk
individuele gestalte. Deze Europee^ch-expres-
sionH rche methode neemt hier een absoluut
eigen kn-akter aan. Dc moderne schilderkunst
heeft ons sinds jaren nader gebracht to* deze
stof, hier spreekt echter een dichter, die de ge
heimen der kleurlingen kent, doordat hij met
ze in aanraking is geweest. Hier openbaart zich
dr oermcnsch, gevernist met de potsierlijke cn
nfstcotende kenmerken van een uiterlijke be
schaving Voor deze hoofdfiguur van het drama
d>e buno den gehcelcn avond alleen aan htet
woord is, heeft men een uitstekenden vertolker
gevonden, den jongen tooneelsoe'cr Oskar Ho
molko, die uit Müncben nnor Berlijn gekomen
is cn doozijn -chittercnde uitbeelding van deze
rol onmiddcl'iik op den voorgrond trad. Het is
in werkelijkheid een lange blonde jonge man,
maar het publiek geloofde eerst, dat het een
rrs.'-chte neger wn-, die daar op het tooneel
stond. Met een verheffende natuurlijkheid geeft
Homolka het dom-sluwe lochen cn het dier
lijke in het karakter van den zwarten Schieber,
geeft hij den opgejaagd^, die als een gorilla
door den nacht kruipt, of als de brc-nsfiguur
van een beeldhouwer, die in het maanlicht hoor
donkere huid lont g'anren, weer. Een oermcnsch
die de beschaafde wereld ontvlucht was, be
landt weer in zijn sfeer, wordt door een tien-
vou 'ige schuld van een belochel;:kc hoogte fn-
grich in c'en afgrond geslingerd. En in het sp:e-
clbecld von ccn geschiedenis irit het verre
Weten, uit dc zone ven den equotcc herkennen
we d** afschuwelijke grimas van onze eigen we
reld. Het vo'trcl ken ven het strafgericht nan den
schurk, die door zijn bedriegerijen ren "ijk man
is geworden, zou, al v.as dc gestrafte dan ook
een neger, in Berlijn moeilijk anders dan mot
een levendigen bijval brg-oet worden.
Dr. MAX OSBORN.
Parljsche Brieven.
ccxcv.
Een .„Cabaret littéraire". Alexandre
Mcrccreau en zijn Caméléon. Een cau
serie over Nedcrlandschc A1odcr..cn.
Parijs. 29 Januari 1924.
Verleden jaar heb ik, telkens op gevaar af
m'n „laatsten metro" te missen, een paar
malen den verren tocht ondernomen van mijn
woning in het Noorden van Parys naar een
toen spiksplintcrij/euw cabaret littéraire
in het Zuiden der stad, waar drie of vier avon
den in de week een zonderling gemengd gezel
schap van dichters, bohèmes, snobbelles
madames" en lettervrienden van aller. leeftijd en
van diverse pluimage bijeenkwam en waar
onder trouw enkele burgertjes uit dc buurt een
nieuwsgierig kijkje kwamen nemen. De bezoe
kers zaten daar prettig, gezellig, ongegeneerd
bijeen, in een atmosfeer van jovialiteit en
tabaksrook, op manke stoelen en houten ban
ken om tafeltjes uit even geschaafde planken
saamgespijkerd, dronken slappe koffie of dure
champagne, vanaf den zinken toonbank in een
hoek bediend, cn genoten van causerieën over
allerlei onderwerpen, opgeluisterd door het voor
lezen van verzen, van proza-stukken, het zin
gen van een liedje, of het spelen van 't een
of ander toepasselijk muzieknommer. Dat, om
zoo te zeggen rustieke krocgzaaltje herinnerde
mij aan de oorspronkelijke „cabarets artistiques"
uit den tijd der „Hydropathes" van het
Quartier Latin, aan den „Chat Noir" in z'n
eersten vorm, toen het op den Boulevard
Rochcchouart, nog onbesuisd en jeugdig jolig
toeging, aan „Bruant" toen deze daar de plaats
van Salis cn zijne kameraden, bij hun verhui
zing naar dc Rue de Laval, kwant iniïemen.
„Le Camélcon", zooals het nieuwe cabaret
op den Boulevard Montparnasse heette, leek
wel, zelfs veel, op die verre voorgangers; maar
het droeg een modern, hedcndaagsch cachet...
wat al niet anders kon, want Alexandre Mcr
ccreau was de stichter-animateur-directeur er
van. Deze dichter-philosoof is vóór alles man
van zijn tijd, voor wien de gedachte eeuwig,
universeel is, maar die met de vormen evolu
eert, dc kunst-intellectueel die veel weet, maar
altijd meer verlangt te kennen en belust is op
het niededeelen van zijn kennis aan anderen.
Ik denk dat dit ensemble van kostbare eigen
schappen, getooid met den zin voor het origi-
ncele, het pittoreske. Mercereau er toe bracht
die rustieke kroeg, verscholen tusschen de
hooge huizen der moderne omgeving, uit te
kiezen voor zijn litteraire akademie, en dat hij
tegen het onaanzienlijk lage geveltje een
klauterende kameleon liet schilderen als hel
embleem van de variaties der dingen die er
achter moesten gebeuren. Er moest immers in
die atmosfeer van jovialiteit cn tabaksrook gc-
causeerd, gedeclameerd, gemusiceerd, zeltè ge
discussieerd worden over onderwerpen v."M -'Ier-
lei aard cn allerlei herkomst.
En dit werd er. Het werd er met zooveel
verscheidenheid, zooveel entrain en zooveel suc
ces gbdaan, dat het den „Camclëon" ging zoo
als het vroeger zoowat alle Montmartcrscl c gn
andere cabarets artistiques gegaan is,
het civiliseerde cn het emancipeerde zich. Dit
wil zeggen dat het primitieve, joviale, onge
geneerde karakter ervan werd afgenomen, dat
het „netjes" werd gemaakt zou men in Holland
zeggen.
Natuurlijk kon zoo het kroegzaaltje vat. den
Boulevard Montparnasse niet meer dienen, maar
werd de stichting van Alexandre Mercereau naar
den Boulevard Raspail overgebracht, waar zij
nu den naam „Université du Caméléon" draagt.
Het princiep en het pr gramma zijn hetzelfde
gebleven; er is alle avonden wat te doen:
causerieën over vreemde litteratuur, ovi. poëzie,
over de verschillende streken v. t het Fransche
land, over moderne muziek, over proza of
wetenschap, over het theater of de periodieke
litteratuur, over de humoristen en de chanson
niers, alles zoo gevariëerd mogelijk opgeluis
terd. Wat, vraag ik, kan men meer verlangen
van een instelling, die door den directeur ervan
wordt aangeduid als „een nagenoeg completen
spiegel van de ziel der geheele wereld"? Nu,
dat lijkt mij niet eens pretencieus, al. ik in het
oog houd al wat er voor iedcrcn dag der week,
en dit twee-en-vijftig malen in het jaar, beloofd
wordt.
Zoo dan ook maar de beloften gehouden
worden; en ik dacht, gisteravond, toen ik tijdig
en ondergrondsch heenreisde naar die verafge
legen „universiteit", dat ik op Alexandre Mer
cereau kon rekenen voor het houden zijner be
loften, die op een uitnoodigingskaart te lezen
stonden. Welke verwachtingen waren bij mij al
door die kaart verwekt: Een causerie over „La
T
Niets is voor het oog zoo schoon als de
waarheid der ziel.
Naai het Engelsch van WILLIAM J. LOCKE.
Voot Nederland bewerkt door
W. J. A. BOLDANUS Jr.
16
„Ik geloof," zeide hij in het Chincesch
„in je betuiging van kinderliefde en daarom
r.eent ik je als zoon aan. Na een jaar of
zoo zullen onze lévens materieel gescheiden
worden, maar geestelijk zullen zii denzclf-
den koers volgen."
„Dit is de gelukkigste en mooiste dag van
mijn leven zeide Quong IIo.
„Zonder die superlatieven," zeide Balta-
zar in het Engelsch, .ben ik het met je eens."
Zij praatfen door en ontwikkelden verder
het denkbeeld van het huwelijk tusschen
het materioele cn geestelijke deel. waarbij
zij dikwijls afdwaalden op zijpaden die hen
onder andere ook brachten bij de eremieten
van Thebe.
„Hun levensbeschouwing," zeide Baltazar,
„was uitsluitend geestelijk, fundamenteel
zelfzuchtig. Het was hun doel. hun eigen
dwaze, niets beteckenende zielen te redden
uit het hellevuur, en verder kwam er niets
op aan. Een egoïsme tot in het oneindige.
Onze afzondering heeft absoluut niets ge
meen met ie van hen."
„Sir," zeide Quong Ho, „mag ik. nu wij
toch zoo ernstig spreken, zonder indiscreet
te zijn, vragen of het ook uw doel niet is uw
ziel te redden?"
Baltazar stond op en ging het lange ver
trek op en neer loopen. Telkens wanneer
hij lanes Quong Ho kwam, wierp hij van
onder zijn gefronste wenkbrauwen een vlug
gen blik op dezen. Eindelijk bleef hij staan
en zeide:
„Dat is zoo. De geschiedenis van mijn in
nerlijk leven is een poging geweest om mijn
ziel te reden. Maar er bestaat een bliksems
groot verschil tusschen mij cn dc St. Simeon
pilaarheiligen. Dat waren een snort ezels,
die jaren lang hoven op een zuil zaten en
nooit een hand voor iemand uitstaken. Het
eenige, waaraan zij dachten, was hun ziel
te redden uit de hel. Nou, wat mijn ziel bo
treft, het l&at mij koud of zij naar do hel
of den hemel gaat. Mijn bedoeling bij het
redden van de ziel is orn van nut te zijn
voor mijn medemenschen."
Quong Ho, die opgestaan was, toen zijn
meester opstond, zeide:
„Dat alles is zeer duidelijk voor mij. Ook
ik ben hier voor hetzelfde doel."
„Jij?" riep Baltazar uit. „Wat scheelt jou
dan?"
„Ik wil de gedachten-associaties van de
dochter van Fung Yu. den tuinman, met
wortel en al uit mijn geest rooien."
Baltazar lachte hartelijk en sloeg den jon
gen Chinees op zijn schouders, een nog niet
vooreekomen bewijs vdn hartelijke vertrou
welijkheid.
„Mijn zoon," zeide hij, „dit is een bestraf
fine. die ons beiden ik oud, jij jong
brengen zal tot de hoogere wijsheid. Inmid
dels is het een gelukkige bestraffing, niet
waar. We hebben alles wat stervelingen wen-
«chen kunnen. Geestelijk hebben we dc hei
lige banden van vader cn zoon. Intellectu
eel ziin wij gelijken en" hij wees de ge
heele kamer rond „hebhon wij de geleerd
heid der wereld tot onze beschikking. Mate-
riP(q vvat kunnen wii meer wenschen?"
Hij keek liefkozond het lange, lage ver
trek rond. dat schitterend verlicht was door
vier petroleumlampen en een half dozijn
kaarsen: zijn blik bleef rusten op al het
huiselijk comfort; de Turksche tapijten; de
makkelijke stoelen en divans, de kostbare
rollen Chincesch schilderwerk tusschen de
boekenkasten: de gevulde boekenkasten zelf
sommige met oude boeken uit Europa, ande
rc jnct de litteratuur van China, gedrukte
werken of onbetaalbare manuscripten: d
lange tafel, opgestapeld met dc onschat
bare resultaten van het menscheliik inte!
iect: de warme bronskleurige gordijnen voor
ieder der vier ramen; ja, zelfs den hond.
die lang uit lag te slapen voor den groofen
haard. En de stilte was als de stilte \an het
meest afgezonderde en ongestoorde hoeki1"'
van het Paradijs.
„Welk een uit den hemel neergedaalde
zegen is de Vrede toch," zeide Baltazar.
Op dat oogenblik werd dc stilte verstoord
door een vreemd en onbekend geluid. Bal
tazar en Quong Ho schrokken en keken el
kaar vragend aan Het leek als het in de
verte klappen yan almachtige vleugels Zij
hielden hun adem in. Neen, het was als het
voortdonderen van een exprestrein. Maor
wat moesten exprestrcinen op het moeras
doen? Als door een zelfde ingeving bezield
«tonden zij op cn gingen naar buiten de dik
ke mist in. Nu drong het donderend, ron
kend lawaai duidelijk tot hen door. Het was
in de lucht rond. boven hen. John B~'tazar
bracht zijn hand naar zijn verbijsterd hoofd.
Welk eert onbekende nntuurbcroering was
dat? Dan had hii plotseling even het besef
van een uitlaaiende vlam en een alles over
stemmend gekraak, waarna zijn zinnen on
dergcdompcid werden m de zwartheid van
den dood.
HOOFDSTUK VI.
Toen hij weer tot bewustzijn kwam. was
het slechts om te ontwaken tot een onbegnj-
pelijken droomtoestand. Hij had absoluut
geen begrip van waar hij was. Een poging
om zich te bewegen veroorzaakte hem zoo'n
j afschuwelijke pijn in zijn hoofd, dat hij bij
na weer in zwijm viol. Ook zijn ledematen
schenen geheel onder den invloed der
droomverlamming te staan. Ilij lag een tijd
je zijn geestvermogens te controleeren tot hij
ten slotte tot de besliste, overtuiging kwam,
dat hij wakker was. Zijn oogen bleven rus
ten op brokken graniet, die, wanneer hii op
zijn linkerzijde lag, een lange rij vormden:
wanneer hij naar beneden keek. zag hij ruw
gras. Langzamerhand beccfto hij, dat hij in
de open lucht lag. dat de steenen een deel
van zijn muur vormden. Wat hij daar deed
kon hu niet zeggen. Ilij voelde zich misse
lijk en zwak. Door een uiterrte wilsinspan-
ning bewoog hij een been. De beweging
deed hem een ongewoon gevoel van stijf
heid beseffen en veroorzaakte hem ook weer
pijn in zijn hoofci. Weer bleef hii roerloos
liggen Ja. het was daglicht. Met was zon
licht; een twintig voet verder wierp de muur
een schaduw; dan drong een afschuwelijke
stank in zijn neusgaten. Hij snoof en be
woog ziin hoofd, tot hij het van pijn niet
meer uithouden kon. Voorzichtig bracht hii
zijn rechterhand naar de pijnlijke plek. Zijn
vingers wriemelden in iets als dikke lijnt
Toen hij zo voor zijn oogen bracht, zag hii.
dat ze bedekt waren met geronnen bloed
Hij voelde weer en merkte dan. tot zijn
stomme verbazing, dat zijn haar aan een
steen kleefde. Het eerste wat gedaan dien
de te worden, was zich tc bevrijden. Hij her-
innoide zich later, dat hij zeide: „Laten we
onze krachten daatoji concentrceren: Voor-
loopig komt niets anders erop aan.Hij con
centreerde zijn krachten cn eindelijk wist
hii. na een cindelooze pijn, die hem hardop
deed gillen, ziin haar uit ziin lijmachtige
gevangenschap te bevrijden, rolde dan uitge
put op ziin rug en keek op naar den blau
wen hemel. Een zwak briesje woei over hem.
Maar het briesje was vol van denzelfder
afschuwelijken stank.
Zoodra hij voldoende lichamelijke krach
ten verzamelen kon. richtte hij zich. steu
nend op zijn handen, in een zittende hou
ding op en keek betooverd en stomverbaasd
naar een tooneel van ongelooflijko ruïne,
Waar vroeger het lankwerpige huis stond,
was nu niets meer dan een chaotische mas
sa steenen, waaruit zuilen zwarte rook op
dwarrelden en opkronkclden. En de wind
blies den rook naar hem toe. Naar zichzelf
kijkend, zag hij, dat hij er door bevuild was.
Hij ging wat voorover zitten, nam. zeker nu
van zijn evenwicht, zijn handen van den
grond cn bracht ze naar zijn voorhoofd, als
zocht hii daar den sleutel van het mysterie.
Langzamerhand kwam zijn geheugen teruc.
Hii bad 's avonds mot Quong Ho zitten pra
len. Zij hadden een vreemd geluid gehoord.
Zii waren naar buiten gedaan om te ontdek
ken wat het was. Daarna? Wat was er
daarna gebeurd? Precies de verschrikking
van een zich openende hel en hrt Niet.
Ja. hii herinnerde het zich Er had een dikke
mist gehangen, toen zii uitgingen. Nu was
hef helder, prachtig helder. De zon scheen;
maar zij stond laag aan den horizont; dus
moest het vroeg in den ochtend zijn.
Wat kon er gebeurd zijn? Een onweer? Hot
huis door den bliksem getroffen? Hij greep
naar ziin slapen. Hii had nooit van een on
weer in een dikke mist gehoord. Bovendien
donderde het rooit in d'e lange, aanhouden
de. rhythmische versnelling van geleidsvo-
lumen. Maar wat anders dan donder en
bliksem kon een verklaring geven voor de
platgebrande boerderij, die voor zijn oogen
rookte?
(Wordt ve.'volgd).