KINDERRUBRIEK
Do rubriek van Oom Karei.
Nu moet ik toch weer eens wat vertellen.
't Was Maandagavond en ik zat voor mijn
schrijftafel met een groot stuk papier voor me.
Maar er stond nog niets op en ik zat al te be
denken en te bedenken. Want weet je, wat ik
aan het doen was? Ik was bezig voor jullie
kinderrubriek een verhaal te verzinnen, naar
'hoe ik ook dacht, ik kon maar niets bedenken,
en met den penhouder in mijn mond (dat mag
je nooit doen, hoor!) zat ik maar voor me uit
te staren, dat mijn oogen gingen knipperen
tegen het licht.
Vervelend was dal nu ik steunde mijn
hoofd op mijn handen en zoo stilletjes aan
hielden de oogleden op met knipperen, want ze
vielen dicht. Maar ik merkte niets en dacht, dat
ik nog zoo wakker als ik weet niet wat was.
Opeens hoor ik de kamerdeur opengaan, ik
kijk al, wie er zal binnenkomen, maar zie eerst
niets. Tot ja daar om den hoek kijkt een
leuk klein wit poezenkopje.
,.Dag poesje," zeg ik, „kom je Oom eens op
zoeken?" Maar ik had het haast nog niet ge
zegd. of rutsch springt poes vlak voor
me op tafel, midden op het blad papier. Ik
schrok even, maar 't was zoo'n mooi klein
poesje en 't leek zóó angstig, dat ik het niet
liet merken.
„Wel poesje, wat is er met jou en zie ik
tranen?" En werkelijk aan de heel donkere
spleetoogen hingen een paar heel dikke tranen.
Ik nam een tipje van mijn zakdoek en „stil
maar hoor, huil jij maar niet, je zult het goed
bij me hebben, leg je kopje maar lekker tegen
mijn wang aan Maar poes schudde nee met
haar kop en krabbelde maar figuurtjes m het
papier met haar nagels, 't Was een naar geluid,
dat gekras en daarom keek ik er vanzelf naar.
En wat zag ik, echte letters? Ja, daar stond in
hanepooten va*i letters een hccle brief geschre
ven: „Ik ben zoo treurig, want ik ging eens
kijken in het Dierenhoekje, want ik zoek een
ander baasje, maar het was er zoo stil en zoo
leeg, dat ik cr maar gauw uitgeloopen ben en
nu weet ik niet, waar ik naar toe moet. Ze
willen zeker geen poeljes meer. jou neefjes en
nichtjes." 't Stond cr heel duidelijk, en net wou
ik vragen „waar woon je dan poesje, dan zal
ik het in de kinderrubriek zetten," toen ik.jjp-
eens vreeselijk hard hoorde lachen en poesje
weg was en ik knipperend tegen het licht zoo
gauw niet kon vinden, waar ik was. Maar ik
zat op m'n stoel met het vel papier nog voor
me en alleen er boven „Rubriek van Oom
Karei" en verder was het nog net zoo leeg ris
straks.
Maar voor me stond een kopje thee en ik
werd hartelijk uitgelachen om mijn verbaasde
gezicht en kreeg een standje op den koop toe,
dat ik een dutje zat te doen, in plaats van
voor de kinderrubriek te zorgen
Ik da ht nog eens na over m'n droom en
wist nu meteen wat te vertellen. Maar wat be-
teekende die?
Natuurlijk, dacht ik, dat is zoo klaar als een
klontje, je vond het vervelend, dat geen van
je neefjes en nichtjes meer iets had voor het
Dierenhoekje en nu is in je droom een poesje
je komen zeggen, dat het zoo stil in het Dieren
hoekje was. In het Ruilhandelhoekje is het ge
lukkig niet gaan kijken, dan had ik wel aan
het tranen afdrogen kunnen blijven.
IN DE TRAM.
Het was een gure herfstdag.
Een oude dame met grijs haar zocht een
plaatsje in de tram, maar die was stampvol.
Daarom vroeg zij aan den conducteur, of hij
misschien een plaatsje wist. Deze zei, dat ze
alleen op het balcon kon staan. De dame had
haast en daarom nam zij het aanbod aart.
Er zaten binnen twee vroolijke meisjes, die
ongeveer 13 a 14 jaar oud waren. Mies, die
dik was zei tegen Jo„Zullen wc voor die oude
dame opstaan?"
„Ach, malle meid, wij zitten juist zoo leiik
over die kat van Dora te praten. Wie 't eerst
komt, 't eerst maalt."
In Leidschendam stapten een paar school
kinderen en een juffrouw uit. De oude dame
stapte nu naar binnen en vroeg aan Jo, of ze
ook een beetje op wou schuiven. Mies schoof
een eindje op, doch Jo zei „Blijf nou zitten.
Mies, ik wil dat oude mensen niet naast me
hebben." En tegen de dame zef ze, dat aan
den overkant veel meer plaats was.
De oude dame ging gedwee naast een juf
frouw zitten. Maar die zei: „Jullie konden we!
wat beleefder zijn, maar zoo zijn de jonge men-
schen tegenwoordig in de wereld."
Mies en Jo stapten uit in de P. C. Hooft-
straat.
Een paar dagen later werd Jo bij haar
vriendin, die Lucie van Doorn heette, op een
djner gevraagd. Mies leende haar blauwe crêpe
de chine toiletje.
Jo wou er in een rijtuig naar toe, maar dat
vond Jo's moeder veel te duur. Daarom bracht
de meid haar weg.
Toen ze er aan kwamen, deed een bediende
open en liet haar in de wachtkamer. Daar deed
ze haar.hoed af en haar mantel uit en werd
toen naar de salon gebracht. Daar zat een
oude dame in een gemakkelijke stoel bij den
haard.
Lucie stelde haar vriendinnetje aan haar
tante voor en deze zei: „Ik ben blij, dat ik je
vriendinnetje heb ieeren kennen."
De oude dame stak haar de hand toe, maar
Jo die een beetje bang geworden was, durtde
haar geen hand te geven. Want zij herkende
de dame, die verleden keer in de tram zat.
Toen er gegeten zou worden, ging Lucie's
Tante vast naar boven. Nu vertelde Lucie, dat
haar tante pas geleden zóó ziek geweest was.
En dat kwam, doordat ze op de tram gestaan
had en zoo kou gevat had. Eerst was de dokter
bang geweest, dat ze misschien niet lang meer
zou leven, maar het was nu gelukkig wel beter
geworden.
Jo at niet veel en daarom vroeg Lucie, wat
Iiadr mankeerde.
„Niets... antwoordde ze kort. Toen het diner
afgeloopen was, werd er verder een heel plei-
zierige avond gevierd.
Eindelijk werd Jo met een rijtuig van Lucie's
óflders weggebracht.
Den volgenden morgen vroeg Mies aan Jo,
hoe ze het gehad had en Jo vertelde nu de neele
geschiedenis. Ze beloofde dat ze nooit meer zoo
iets zou doen
(Ingez. door Sophie J.)
DE KLEINE DWINGELAND.
Pop is van streek
Ze ziet zoo bleek
Ze heeft geen "trek in spelen.
Ze doet zoo raar
En kijkt zoo naar
Wat zou mijn popje schelen?
Och, heb je pijn
Mijn poppedijn?
Of steekt je eksteroogje?
Maar popje hijgt
En popje zwijgt
En fronst haar wenkbrauwboogje
Och lieve*snoes.
Kom maar bij moes
Wat heb je dan, mijn schatjc?
En popje huilt
En popje pruilt:
Ik wil niet in m'n badje.
TANTE RIEK.
KIPPENGESPREK.
's Morgens vroeg roept onze haan
Kukuleku
Komt van de rekken nu.
Dan komen vlug de kippen
En wippen
Om beurten 't kippentrapje af
En loopen op een kippendraf
Naar vader Haan.
Die roept dan nog eens kukuleku
„Zijn alle kippen er nu?"
Komt, luistert dan en wilt verstaan
Met de eitjes moet het beter gaan
Dan zegt bedeesd een hen: „tok-tok
Ik leg vandaag een ci in 't hok
„En ik^n ik,'tok tok, tok tok"
Zoo roept een and're hen en dra
Zeggon alle hennetjes het na
Tok tok tok tok, tok tok tok tok
Wé leggen vandaag een ei in 't hok
(Ingez door Appelbol).
EEN MEISJE MET HAAR POES.
Ik heb een hèel klein poesje
Een allerliefst klein snoesic.
Het is altijd even blij
En het dartelt in de wei
Wij zijn altijd samen
Ik geef het lieve namen
En ga ik met mijn züsjc uit.
Dan gaat zc mee, die kleine guit.
(Ingez door M'eke)
OPLOSSING DER OUDE RAADSELS.
Allemaal klagen ze, dat de raadsels zoo moei
lijk waren. Dat vond ik heelemaal niet. maar
je moet ook bedenken, dat ik er altijd de op
lossing naast heb liggen Dan begrijpt jullie
het wel, hè?
Het eerste raadsel hebben de meesten niet
kunnen vinden, van het tweede werd Rotter
dam of koekkraam gemaakt en de kas werd in
bak veranderd en het derde hadden ze alle
maal goed.
Er waren nu maar een paar goede oplos
singen. zoocj^t het loten heel gemakkelijk was.
Zooals jullie ziet, is er een bij die al eens een
prijs gehad heeft. Je moet toch maar boffen,
hè? Maar het lot heeft het nu eenmaal zoo
beslist.
Ik kan anders merken, hoe jullie je best doet,
want ik krijg, geloof ik. telkens eer meer
brieven. Zoo moet het ook gaan.
I. Alle waar naar zijn geld.
II. Amsterdam met A., Oma, Bison, mosterd.
Amsterdam, sterren, adder, kas en n.
III. Ruilhandclhoek,e met Loenen, hok, kraan,
ui, Henk, Daan, Jan, lak en Ella.
Het boek heeft gewonnen Johanna Leyenhorst
en de pressc-papier Elsje Fontein.
Komen die Maandag even hun prijs aan het
bur. van het Dagblad halen?
NIEUWE RAADSELS.
I. Waarom is paal mannelijk en 'traat vrou
welijk?
(Ingez. door Dora K.)
[I. Mijn geheel bestaat uit vijftien letters en
vindt men in de krant.
8, 7. 6, 1. 2, 5 is een werkwoord, cat een
edele daad uitdrukt.
Een 6, 14, 10, 12 Is in ieder huis
Een 3, 13, 5 heeft ieder mensch.
Een 9, 14. 2 is een slank dier.
II. 4. 14, 9 is een drank.
15 is één van de eerste veertien letters van
het alphabeth.
(Ingez. door Poesje).
III. Met B. ben ik wit, grijs, zwart, blond of
bruin.
Met ff. ben ik altijd zwart.
Met P. ben ik wit, grijs, zwart of bruin.
(Ingez door Henk Sch.)
CORRESPONDENTIE.
Appelbol. Was het eerste raadsel nu wat
te lastig? Ik neem er zoo telkens een uit de
heele bezending en zoo komen ze door elkaar
-de gemakkelijke en de moeilijke Zoo is het
prachtig, nu liet niet uit een boek is. Ik wil er
nu graag van je hebben, vraag haar maar eens.
Koekoek. Zoo heel gemakkelijk waren ze
toch niet. dat zie je. Wat heb je dien regen-
achtigen Zondag gedaan? Jc moet me eens wat
vertellen, zoo'n haast heb je toch niet met den
brief te maken, ik loot toch pas Dinsdagavond.
Lucie. Ik had het gauw voor je opgezocht.
Laatst liep ik in jullie straat en daar rtondwn
een paar meisjes touwtje te springen en opeens
hoorde ik jou naam. Ik dacht dadelijk, dat is
mijn nichtje natuurlijk. Was het zoo? Wat een
muziek, hè? Je wordt er soms benauwd van,
zoo'n gehuil.
K i e k i e K. Ik zal eens goed bedenken, voor-
loopig heb ik nu dezen naam genomen, uit het
Dierenhoekje. Verzin Jij ook zelf maar eens. Dat
gaan we eens mooi samen bedenken, hè? Hoe
weet je dat van Truus, heeft ze het zelf gezegd?
Een schuilnaam is anders om verborgen te blij
ven. Zoo heet ik Oom Karei. Dank je wel voor
het raadsel, ik heb er ook nog altijd een van
vroeger, ik heb al zitten bedenken, hoe ik dat
eens kan gebruiken. Alles krijgt een beurt.
Goudvosje. Dat was de fout van den
zetter, hoor! Ik had het nog niet eens zelf ge
zien. Dit kon ook best. dat is ook een mooie
naam. Jou raadsel komt ook wel eens Ik zal
het gauw in orde maken. Heb je zooveel huis
werk, wat al zoo?
Meizoentje. Vind je het ook zoo'n leuke
naam? Ik houd van die bloemetjes, zoo'n heele,
wei vol, dan zijn ze zoo mooi, zoo heel fijntjes.
Dat is erg leuk, om iets van je in de krant te
zien, hè? Bedenk nog maar eens wat, er is nu
zooveel om versjes over tc verzinnen, als jc
buiten bent, over bloemen, over meizoentjes bij
voorbeeld.
Als je niets weet te schrijven, heb ik ook iuet's
te antwoorden, dat vind ik niets leuk.
Viooltje. Dus jij bent het eerste viooltje,
heelemaal in 't paars. Ik hoop, dat ze lang blijft
bloeien, den heele» zomer door en nog veel lan
ger Had je fusie het gezegd, dat je ook eens
moest schrijven? Die is al zoo gelukkig geweest
een boek te wir ien.
Sneeuwklokje. En hier het derde bloe
metje, dat we allemaal even graag mogen. Jc
ziet zc nu al veel buiten, heb je ze al gezien,
't Geeft je altijd zoo'n prettig gevoel, dat we
dien kwaden winter weer achter den rug heb
ben. Ik heb je versje al over geschreven, dat is
voor den volgenden keer, ik had er nu al een
paar. Ik mag het wel een beetje hier en daar
veranderen, hè?
Germaan. Verlang jij telkens zoo naar den
Zaterdagavond. Jc vindt er dan nu weer wat van
jou in en het raadsel volgt ook gauw, want zoo
een heb ik nog niet gehad Wat een stevige
mijnheer, hè, met de speer in zijn hand en zijn
lange krullen met de vederbos. Staat dit achter
op de brieven?
J o Z. Zoo'n .regenachtige Zondag is voor de
kinderrubriek heel goed, maar ik heb ze toch
liever anders en jullie ook zeker. Prettig als je
hulp krijgt, 't was óok wat moeilijk alleen. Ik
kan me begrijpen, dat het een heel feest was,
zoo lekker gesmuld? Is dat altijd, als iemand
jarig is?
Mickc de Tippelaarster. Zoo blijf ik
je maar noemen, want ik sta telkens weer ver
steld van je wandelingen. Toen je naar Laren
geweest bent. ben je toen eerst met den trein
gegaan? Fijn, hè, van Hilversum over de hei.
Ik ken Tiet daar ook zoo goed. Ja, ik dacht dat
je verder woonde, zie jc wel, dat ik me bij jou
de afstanden zoo Ver denk. Schrijf me maar
vaak, je kunt zoo prettig vertellen.
Elsje F. Die jongen heeft minder geluk met
zijn vlieger als jij met de raadsels Er waren er
niet zoo heel veel. die ze goed hadden Wie is
dat vriendinnetje, is het geen nichtje van pie?
En wat hebt jullie gespeeld, dat had je me nu
ook eens moeten vertellen, dergelijke dingen
vind ik juist zoo leuk te hooren!
Loesje L Jij bent maar op reis, logeer je
dan bij familie of ga je maar voor een dagje?
Ben je wel eens in Arnhem geweest, vind je het
niet een mooie stad?
Op dat slootje heb ik vaak kinderen gezien,
misschien jou dan ook wel eens. Je bedoelt toch
langs den Berkenweg.
Schrijf je me eens van je reis?
Generaal Tompoes. Ik had er nog een
van vorige» keer. zie je wel, zoo krijgen zc
allemaal een beurt. Ik vind die raadsels wel wat
moeilijk. Ze hadden er dezen keer ook al zoo'n
moeite mee met een dergelijke. Maar je moDpen
zijn goed.
'J o p i e N Moei jij ook niet een schuilnaam
verzinnen, b v een die bij mijn hoekje lekker
nijen past. Tompoes en Appelbol? Je raadsel is
heel goed, zulke dingen uit Amersfoort wil ik
graag hebben.
Nikkertje. Ik had het maar gemakkelijk
er door. dus daarom al weet je, 'hoe pfeizierig
ik het vind. Waarom zou je me zoo graag willen
kennen? Pas maar op. misschien zou het erg
tegenvallen, dus ik zal nog maar jnbekend blij
ven. Al heb je niet alle raadsels, dan moet jc
ze toch maar inzenden, 't is toch ook het plci-
zier van het oplossen'
P i e t v a n H. Dus weer een nieuwe, dat vind
ik altijd heel mooi. Je moet maar goed meedoen.
Jammer, dat je in plaats van kas, bak had. hoe
wel je natuurlijk ook gelijk hao Maar dan geldt
natuurlijk, wie mijn oplossing heeft. Waar ben
jij op school, dicht bij huis? ik ben benieuwd,
volgenden keer weer wat van jc te hooren.
Bertie KI Da3i hoor ik opeens, dat ik je
voor een neefje had aangezien. En jij hebt er
zoo den schrik van beet gekreggn, dat je niets
meer van je hebt laten hooren! Schrijt je me
weer eens op je „jongens" postoapier? Ie hebt
toch ook een broertje, niet?
W i m v. G. Je brief kwam vorigen keer net
te laat en omdat jc een nieuwe was. *.vou ik
je nu toch even antwoorden. Ik heb nu nog
niets van je gehoord, geef je liet zoo gauw op?
Perpetuum Mobile. Waarom dacht je,
dat ik. er zoo'n belangstelling voor had, dat moet
je nu eens raden! !k houd het toch nog vol.
Ik heb met belangstelling het verslag gelezen,
het was zeker een mooie avond. Zie je wel. hoe
ik me aanpas, met die poes was ik jong en met
jou weer wat ouder Die geheimzinnigheid is
lastig, ik moet zoo oppassen, moet het nog?
Waar ben ie dien Zondag naar toe geweest9
Je trof het ook niet erg. Zoo'n enkelen keer
heb ik er wel een postzegel voor over, mijn
voorraad dubbelen raakt nu ook uitgeput; ik heb
er al zooveel weggegeven. Volgenden keer ver
wacht ik vast w wat van je te hooren.
Doornroosje. Dus ik krijg nu voor 04
jaar raadsels? Wat een rustig idee voor me. Jij
boft maar, zeg, maar eerlijk is eerlijk.
Perzik. Jammer, je hebt tweemaal het twee
de raadsel opgeschreven en in jc ijver daardoor
het derde vergeten. Volgenden keer beter, hè?
Driehoek. Wat was een dikke brief, dank
je wel voor alles, de teekening komt weei bij
de collectie. Wat een mooie kleuren! Het ver
haal komt er denkelijk volgenden keer in 't was
nu wat Iaat. Ik had toch wel een idee. dat jij
het was, maar precie^ wist ik het niet meer.
Schrijf me eens, hoe je het vond, als je het uit
hebt.
Duifje. Dat was er nog een, die je een tijd
geleden had ingestuurd, zie je wel. dat ik ze niet
vergeet?
Corrie v. d. T Ze zijn anders goed. dus
je hebt toch wel heel erg je best gedaan, er
waren dezen keer weinig, die het spreekwoord
hadden.
Zilvermeeuw. Ze klagen allemaal over
jou raadsel, maar 't mag wel eens wat moeilijk
zijn. Ik vond het zoo jammer, dat ik.ze niet
heb kunnen zien, 't moet erg leuk zijn, hè? Ze
hebben zulke mooie jasjes aan, ik zag een
portret in de krant. Volgenden keer weer iets
van jou. 't Is een heele boel.
Zwartkop. Is he: nu al beter? Wat jam
mer. als je niet bij lkaar in de klas zit. keu ik
dat vriendje van je ook? Ik ben benieuwd te
hooren hoe je rapport is. In dien tijd hoor ik
natuurlijk van allemaal, hoe de rapporten zijn.
J o e k v. M. Mag dat verhaal in de krant
komen? Ik vind" het er heel geschikt voor. Die
opstellen zijn zoo heelemaal van jullie zelf.
Schrijf het volgenden keer inaar even.
Keesje v. M. Heb je nu vrij van school of
is er een andere, die het waarneemt? Waar ben
jij op school? Je zult wel goed Jeeren schrijven,
het is nu al zoo groot en duidelijk.
C o b a W. Je hebt me goed begrepen. Vind je
het zoo ook niet veel leuker?
Zus Cl Ik zou het ook wel .willen, maar
vooreerst moet het nog maar zoo blijven. Je
zoudt ze anders wel vullen. Drie tegelijk en dan
had ik er nog een van vroeger. Bravo!
Gerard L. Nu ga je het zeker aan vriendjes
leenen. Laatst vroeg een al, hoe het boek heette,
dat jij gewonnen had. Dus of er ook bclang-
stelltng voor is.
Riek H. Hartelijk bedankt hoor. Wat keurig,
ik stond er versteld van, wat zullen ze juichen.
Volgende keer vind je het, ik wilde nu ten
minste nog even bedanken net op het laatste
nippertje.
Met ons allen in een sloot.
i Was diep in den herfst, al eenige jarèn
geledon. wont ik was nog rpanr een jongen
van een jaar of elf. Den gehcelcn dag waa
het onstuimig weer geweest, en de wind had
gebulderd om or bang van to worden. De
naakte takken van de boomon had hij tegen
elkander gezwiept, of ze aan flarden moes
ten. en dc laatste verschrompelde blaadjes
hnd hij ,cr onmeedoogend afgescheurd. Wij
jongens waren na den middagschooltijd niet
mner buiten geweest, want 't was koud. on*
hebbelijk weer, zoodat niemand van ons lust
had de warme, gezellige huiskamer te ver
laten. waar de kachel lokker shorde en de
lamp al vroeg aangestoken werd. Wij hoor
den. hoe de wind door don schoorsteen loei
de. en enkele pannen van het dak waaiden.
Vader hield zich onledig met het lezen
van de courant, moeder was in een mooi
hoek verdiept, mijn beide zusters vervaar
digden oen handwerkje, on mijn jongste
broer en ik vermaakten ons, nadat wij ons
huiswerk hadden afgemaakt, mot het spolen
van eon partij schaak, 't Was dus heel kalm
in onze woonkamer, soms zoo stil, dat wij
do poes, een leclijke driekleurige, maar rfe
lieveling van mooder, kondón hooren snor
ren, terwijl zij welbehaaglijk achter de war
me kachel een dutje dóed
Bijna niemand sprak. Wij voelden ons al
len recht aangenaam gestemd, nu wij met
dit gure weer zoo gezellig hij elkaar zaten
on van wind noch regen eenigen last onder
vonden.
„Brrr, wat een verschrikkelijk weer!"
mompelde vader, toon hij do eerste bladzijde
had doorgelezen en de courant omsloeg.
„Verschrikkelijk'' zei mooder. ,,'t Lijkt nog
wel erger to worden. Hoor het luik in den
schoorsteen eens bulderen."
„Aanstonds vliogt het er uit!" voorspelde
Bram, mijn jongste broer. „Schaak! Een fijn
zetje, hè?"
„O. daar zal ik mij nog wel doorslaan."
was mijn antwoord. „Hoor eens! De pannen
vliegen van het dak!"
Vader keek van zijn courant op, en moe
der maakte zich los van het verhaal, waarin
zij verdiept was. Geen wonder ook. Een ge
weldig gestommel was boven onze hoofden
hoorbaar. Het was duidelijk, dat do storm
zich eon toegong ondor de pannen had ver
znecsterd ze in grooten_getalc van het dak
slingerde.
„Hingkinjjking»" klonk hot plotseling.
Een van de afgewaaide pannen werd door
een ruit van onze kamer geworpen. Wij
hoorden de scherven neervallen Moeder en
mijn zusters werden bleek van schrik, en va
der keek ook ernstig. Maar Bram en ik kwa
men er niet bijzonder van onder den indruk
en vonden het zelfs wel grappig.
„Die is heel geweest!" merkte Bram leuk
op.
„Gelukkig, dat wij binnenluikcn hebben,"
zei ik. „Anders werden wij d$ kamer nog uit
gestormd."
,,'t Is noodweer!" mompelde mijn zuster
Lize „Kan 't kwaad, Vader, dat de pannen
van het dak waaien?"
„Kwaad, och, wat zal ik zeggen. Als de
pannen er af zijn, krijgen wij natuurlijk wa
ter in huis, als het hard gaat regenen. Ove
rigens is het zoo erg niet Maar 't is nood
weer, en de storm neemt nog voortdurend in
hevigheid toe. Gelukkig, dat wij buitenshuis
geen boodschap hebben.'
,,'t Is een orkaan," zuchtte moeder, die zich
in het geheel niet meer op hriar gemak voel
de. „Pio arme zeelui! Wat zullen zij 't kwaad
te verantwoorden bobben."
„Bom-bom-bom-bom!" klonk het weer bo
ven ons hoofd De storm was blijkbaar van
plan ons heele dak tc plunderen.
..Toe zeg. t Is jou beurt!" zei Bram. „Te
slaat nog altoos schaak."
Vader stond op en ging naar dc voordeur,
om oven uit te zien.
„Waag je niet buiten de dour, man," waar
schuwde moeder. t Is veel tc gevaarlijk niet
die vallende pannen. Als je er een op 't
Ijoofd krijgt
„Krijgt u een gaatje in uw hoed," merkte
Bram op
„Of in het hoofd, en dat zou veel erger
rijn." zei moedor met een glimlachje. Bram
was onze grappenmaker; hij kon wel eens
ineer leuk uit zijn hoek schieten.
Vader bleef maar enkele minuten weg, en
toen hij Weer binnenkwam, zei hij ernstig:
,,'t Is verschrikkelijk weer, zonder over
drijving noodweer, 't Heugt me niet, dat ik
ooit zoo'n storm heb bijgewoond, of 't zou
de Pinkstcrstorm moeten zijn. En 't is zoo
donker, dat je geen hand voor oogen kunt
zien. Ik vrees, dat we van vele ongelukken
zullen hooren."
Opnieuw kwam er een hevige windstoot.
Hij deed de ruiten rinkelen, en rukte weer
een groot getal pannen van hot dak.
„Er blijft er geen eentje over. vrees ik,"
zei Bram. „Ons huis zal weldra in 'zijn bloote
hoofd staan. Alweer schaak. Dorus! Jo
moet er ain op den duur, wat ik je zeg!"
„Maar jc hebt me voorloopig nog rilet,"
was mijn antwoord. „Mijn stukken staan
prachtig voor een tegenaanval, als je me
maar eventjes'' tijd gunt."
„Ja, als als!" zei Bram lachend.
„Hoor eens. bom-hom bom bom, daar gaan de
panne» weer. Wat zal de metselaar 't mor
gen druk hebben."
„Is de partij haast-^uit?" vroeg moeder.
„Jelui moet naar bed. 't Is hoog tijd!"
„Nog een paar zetten, moeder. Dorus zit
al mooi in 't gedrang, en hij heeft zich zoo
vastgewerkt, als een vlieg in een spinne-
web. Hoogstens nog tien minuten."
ONS MOPPENHOEKJt
KIbbden.
Moeder: „Hè. kinderen, kibbelen Jullie tóch
niet altijd to o! De een wil ook' nooit eens, wat
de ander wil."
Kinderen: „Jé, moeder, dat willen wé wel, we
willen allebei de grootste appel hebben."
(Ingez. door Germaan).
(Echt gebeurd).
Co liep met een stapel borden in de gang.
Plotseling stootte hij ergens tegen aan cn rink-
rink-rinkcldekink alles viel.
Toen riep Marie uit de keuken: „Is het erg?"
Co kalm: „Oh, erg is het niet, dc stukken
zijn nog heel."
(Ingez. door Generaal Tompoes).
Moeilijke opdracht*:
„Zeg, koetsier! Ik weet niet meer in welke
straat ik woon cn ook niet meer het numniér.
Maar hier is dc sleutel, jc brengt me wel even
thuis, hè?"
(Ingez. door Duifje).
Voeren:
Moeder zat te naaien. „Is het mijn mantel?"
vroeg klein Mientje van drie jaar.
„Ja." zei moeder, „dien moet ik voeren.
„Met een lepeltje?" vroeg Mientje toen.
(Ingez door Zus C.)
Meester: „Jan, waarom is je broertje niet
op school gekonieo?"
Jan: „Die is thuis, die heeft zijn been ge
broken."
Meester. „Hoe is dat gekomen?"
Jan: „WIJ hebben gewed, wie zich het verste
uit het raam kon laten hangen, hij heeft het
toen gewonnen..."
(Ingez. door Zilvermeeuw).
Oude dame op haar eerste autotocht, tot
chauffeur, die zijn hand opsteekt, om te laten
merken, dat hij de straat links wil ingaan: „Zeg
vrind, houd jij je twee handen nou maar allebei
aan het stuur. Ik zal je wel waarschuwen, als
het gaat regenen."
(Ingez. door Driehoek).
Vprgectachtig:
„Wat is dat, Jantje, sta je hier op straat te
spelen? Moet je niet naar school?"
„O ja, dat is waar ook. Ik had den heclcn
dag al zoo'n gevoel, dat ik iets vergeten had."
(Ingez. door Nikkertje).
Dc storm bleef met toenemende woede
voortlooicn. Hij beukte de muren en schoor-
stconon met een geweldige kracht, en somn
hoorden wij dc gebinten op den zolder zelfs
kraken.
,,'t Huis staat tc schudden!" zei Bram.
.,'t Kreunt ervan. Alweer schaak, man
netje. Nu heb jo toch niet veel meer te com-
mnndeeren, zou ik zeggen."
„Nog één hokje maar," zei ik spijtig. „Wat
jammer, want ik sta zoo mooi. Als ik maar
één gelegenheid kreeg om uit te komen..."
„Ja, maar die krijg jc niet," lachte Bram.
„Je partij staat hopeloos."
,,'k Geef me over," zei ik. „Er is niets
meer nan tc doen."
„Dan nu nfuir bed, jongous. 't Is bijna half
tien, veel te Inot voor jullio leeftijd," sprak
moeder. „Wil jc «nog een boterham?"
Dat wildon wij natuurlijk wel. Hot heugt
me niet, dat Bram ot ik ooit voor een derge
lijk hanbod bedankt hebben, behalve als 't
kenhis geweest was en onze magen daar
van min of meer onder don indruk waren.
Enkele minuten later zeiden we. goeden
nacht en gingen naar onze slaapkamer, die
op don zolder gelegen was. Daar konden we
don stormwind pas goed hooren. Wij luis
terden er naar, hoe hij loeide en gierde, hoe
de takken in den tuin tegen elkander zwiop-
ten en do stammen zich niet dan knerpend
en kreunend onwillig kromden voor zijn
overweldigendo kracht.
Iïè, wat was hot echt lekker weer om naar
bed te gaan, en onder de warme dekens zoo
te liggen luisteren naar het loeien en gieren,
dat ons altijd als een geheimzinnig slaap
lied in de ooron klonk.
Aan vrees dachten wij niet, integen
deel, wij voelden ons volkomen veilig onder
het ouderlijk dak, ook al kraakten zelfs de
gebinten, 't Duurde niet lang, of wij waren
ingeslapen. Soms openden we nog wol eens
droomcrig cn met moeito dc oogen, als er
weer een aantal pannen onder donderend
geraas naar heneden geslingerd werd, maar
eindelijk hoorden wij ook dèt zelfs niet
meer*
Toen wij den volgenden morgen wakker
werden, was dc storm uitgewoed. Maar de
overvloedige bewijzen, dat hij er geweest
was, had hij overal achtergelaten. Bijna geen
huis was cr in ons «dorp, dat geen pannen
of schoorsteenen hod verloren; telegraafpa
len waren op verschillende plaatsen omver
geworpen, en oude boomstammen hadden
het in den geweldigen strijd moeten afleg
gen. Overal zag men werklieden bezig, om do
aangerichte schade te herstellen
(Wordt vervolgd,)
PROEVEN EN KUNSTJES.
Dit is een nieuwe rubriek, zooals jullie ziet.
Er inocst wel weer iets nieuws verzonnen wor
den, want er zijn opeens twee hoekjes ver
dwenen. Ik hoop. dat dit nu wat langer stand
houdt en het zou heelemaal mooi zijn als ze er
allemaal tegelijk in stonden: Ruilhandelhockje,
Dierenboek cn Proeven en Kunstjes .Maar dat
komt nog wel eens. daar zorgt jullie vast wel
voor.
Denkt jullie er om, dat er geen teekeningen
in de krant kunnen, dus dat het proeven en
kunstjes moeten zijn. waar het met woorden al
leen duidelijk gemaakt kan worden!.
Proef:
Neem een flesch met wijdvti hals en leg in
den hals een kurk, die er niet in past, maar
kleiner is. Blaas tegen de' kurk en ze zal. in
plaats van in de flesch te gaan, tegen je mond
aanvliegen.
(Ingéz. door Perpetuum Mobile).
Kunstje:
Leg eens zestien centen op vier rijen van vier,
zoodat je een vierkant krijgt.
Als je er nu vier centen afneemt, kun je dan
toch nog vier rijen van vier centen overhouden?
Hoe doe je dat?
(Ingez. door Margrcetje K. A.)